Aan het Postzegelloketje.
RECEPT.
Stofgoud.
Iemand, die aan een poetzegelloketje
kan staan en de menschen bedienen zonder
vrees en blaam, moet noodzakelijkerwijze
in liet bezit zijn van een hoogst zachtaar
dig humeur. Ten deele door de ongeduldige
vragen van sommigen en deels door het
onredelijk gemopper van anderen, en het
vervelende herhalen van vragen, door de
zonderlingen gedaan en de aandacht, die
geêischt wordt voor do gewone menschen,
niet te noemen de boosmakende opmerkin
gen, van tijd tot tijd door do onvriende-
lijken, is de toestand achter liet loketje
er één, die zelfbedwang en een massa goed
gezindheid noodig maakt.
Juist tegen elf uren gisterochtend waren
er dertien mannen en één vrouw voor het
postzegelloketje van het Postkantoor.
De meesto mannen hadden, brieven voor
zaken op do post to do::i. De vrouw had
iets in een blauw lucifersdoosje gebonden-
Zij was het eerst aan de beurt en stak haar,
hoofd in het loketje en steunde beide elle
bogen op do plank.
„Is er een plaats in deze streek, die zoo
iets als Cleveland heet?" begon ze.
,,0 jal"
„Gaan daar mails naar toe?
„Ja."
„Nu, een juffrouw, die naast me woont,
vroeg mij om dit doosje op de post te
doen. Ik geloof, dat het goed geadresseerd
is. Zij zei, dat het voor één cent moet
gaan."
„Neen, 'twee cents," zeido de klerk, na
dat hij hot doosje gewogen had. „Wanneer
er in geschreven is, dan twaalf cents."
„Lieve Hemel, wat vraag je veel
Toen begonnen de dertien mannen op te
dringen en praa-lton over die oude luei-
fer&doos, die twee dozijn brieven voor za
ten ophield. Maar de vrouw had veel tijd.
„Dan kost het twee cent, hè?"
„Als er van binnen geen schrijfwerk in
is," merkte de klerk op.
„Nu, dat zou best kunnen wezen. Ik
weet, dat ze wel eens graag schrijft. Zij
stuurt wat bloemenzaad naar haar zuster
en ik denk, dat ze wel verteld zal hebben
hoo ze te planten."
„Twee postzegels van drie cent!" riep
er één uit de menigte, terwijl hij probeerde
naar het loketje te komen.
„Vooruit een beetje 1" riep een ander.
„Er moest maar een apart loketje voor
vrouwen wezen," bromde een derde.
„Dan dus twaalf cents?" vroeg ze kalm,
terwijl ze naar haar beurs zocht.
„Ja."
„Nu, dan zal ik het maar betalen, zou
'ik zoo denken."
Uit een zak nam ze tweo centen, uit
haar taschje nam ze een twee en een halven
cents-stuk en uit haar beurs vischto zij
een stuivertje op en pas na een jacht van
tachtig seconden had ze de twaalf centen
bij elkaar. Toen gebruikte zo vier minuten
om de postzegels op het doosje te plakken,
te vragen, waar ze het bestellen moest, zioh
nog afvragende of er wel schrijfwerk in
zou zijn.
Maar de vrouw wikt en de man beschikt.
Twintig duizend dollars, aan zaken
waard, waren opgehouden door een vrouw,
die twaalf centen uitgaf en een vloedgolf
nam haar opeens weg van het ruitje In
zestig seconden waren do mannen bediend
en weggegaan en de vrouw ging weer naar
het ruiljo terug en liet het doosje zien en
zeide:
„De postzegels zijn er scheef opgelikt
dat zal er toch wel niet op aankomen, hè?"
Nior-omolet.
Benoodigdhedeneen kalfsnier, 40 gr. bo
ter, 3 eieren, een weinig zout, peper, fijn
gehakte peterselie, een uitje.
Bereiding: De nier blancheeren, fijnhak-
,ken en gaar smoren in boter. De eieren
jkloppen met het zout, vermengen met de
fijngehakte peterselie en selderij, het zeer
fijngehakte uitje, de peper en de nier. De
omelet op de gewone wijze aan een kant
langzaam bruin bakken en dichtvouwen of
oprollen.
Wekelijksche Kalender.
Zondag.
Hoe treuriger lot,
Hoe nader bij God.;
Maandag.
Het verstand loopt en de verbeelding
kuiert.
Dinsdag.
Er is niets schooners op de wereld dan
menschen gelukkig te maken.
Woensdag.
Wie den .luwelijkskrms uit andere han
den dan die der liefde aanneemt, onteert
hem.
9
Donderdag.
Al te veel middelen kunnen een goede
zaak bederven.
9
9
Vrijdag.
Verhitter uw leven rfiet met te denken
wat het had kunnen zijn, zoodat ge vergeet
wat het kan zijn.
o
Zaterdag.
Mijn handen zijn mijn tanden weerdl
Aas* kussen.
„Kom -deern, schud jjj dit bed eens wat;
't Wordt mij te moeilijk werk,
Maar jij bent jong en sterk.
Maar, lieve, hemel I Wat is dat7...
Verschrikk'lijk, zie eens, welk een gatl
1 En in dat nieuwe kussen!
Goddank het is maar in den naad,
Kom, neem eens spoedig naald en draad I
Ik zal eens ondertusschen..."
E.i Moeder Geerte slofte heen.
Juist toen zij door de deur verdween,
Sprong buurman Kasper, vol van min,
Het open venster in
En Klaartje, die bem graag mocht lijen,
Vergat haar taak en... zat fe vrijen.
En, (of het zoo bij 't vrijen hoort?)
Ze spraken bei geen enkel woord,
Maar... kusten dat bet klapto.
„Slof, slof", klonk 't eensklaps luid en snel,
Een laatste kus nog... een „Vaarwel 1"
Toen hij door 't raam ontsnapte.
Outhutst greep ijlings onze Klaar
Nog juist bijtijds het kussen.
„Wel, sapperloot, wat hoorde ik daar?"
Sprak moeder Geerte. „Wel, dat 's raar.
Mij dacht ik hoorde kussen.
En toch, alléén, maar... ondertusschen
Heb jij niets vreemds vernomen, Klaar?'
Iets vreemds?... Neen, 'k werd niets
[vreemds gewaar...
Ik was maar druk aan 't kussen.''
Hoe kunnen sommige menschen toch met
het leven spelen, zonder te bedenken, dat
verloren tijd verloren eeuwigheid' isl
Mas Muller.
Een stil leven en een ledig leven zijn twee
verschillende zaken.
Franklin.
Iedere ondeugd is de ontaarde dochter
van een brave moeder.
Cremer.
AL^ER&EX.
,,Nu klagen ze nog wel zoo over de auto's,
maar wilt u wel gelooven, dat zij eer goed
dan kwaad doen aan de openbare gezond
heid?"
„Hoe dan?"
„Het aantal doove menschen vermindert
verbazend."
„Die lezing van u over zuinigheid, mijn
heer, was heel mooi."
„Ja, dat heb ik ook al gedacht. Ik maak
te dat n.l. op uit den inhoud der collecte
zakjes."
In een district van Mississippi leeft een
rechter, die niet alleen van uiterst snel en
kort, doch ook van krachtig recht houdt.
Difc bleek, toen hij een klacht van een
vrouw had' te behandelen, die door haar
man mishandeld was.
„Spreekt je vrouw de waarheid?" vroeg
de rechter. De driftige echtgenoot had wel
zin om te ontkennen, maar hij keek een9
naar de reeks r;tuigen, die gereedstonden,
en bokende.
„Dat is voldoende," zeide do rechter;
„de justitie is voldoende ingelicht."
Na deze gewichtige woorden t© hebben
uitgesproken, stond de edelachtbare op,
sloot de deur der zittingzaal, trok zijn to
ga uit en diende daarop in eigen persoon
den slechten echtgenoot een ongenadig pak
slaag t e, onder het gejuich der aanwezige
toeschouwers. Daarop omhulde hij zich we
der met zijn ambtsgewaad en sprak den
beklaagde vrij, daar het onrechtvaardig
zcu zijn twee straffen op te leggen voor
hetzelfde misdrijf!
Min gelukkige beeldspraak!
Een man, die een melkwinkel geopend
had, stuurde circulaires rond om zichzelf
aan te bevelen. Hij deelde daarin aan zijn
aanstaande klanten mee, dat hij zich voor-
sbeldo hun melk te geven „van bet zuiver
ste water".
En hij verbaasde zich, dat de menschen
niet bij bem kwamen l
Vreemdeling: „Wat kost een uur
rijden
Koetsier: „Twee gulden, mijnheer."
V reemd cling: „Laat mij je tarief
ee'hs zien."
Koetsier: „Een gulden kost bet!
Stap maar in kalo jakhals!"
Hm! Mijnheer Idie zijn bediende
op straat ontmoet): „Wat doe jij nu nog
zoo laat op straat? Wat je nu nog op straat
vindt, is weinig bijzonders."
Knecht: „Mevrouw heeft mij uitgezon
den, om u te zoeken."
Een verkeerd geneesmiddel.
„Zeg eens, buurvrouw, je zei laatst, dat
cognac zoo good voor koliek was; maar ik
zeg je, dat het larie is. Vóór dat ik cognac
in huis had, had mijn man eens of twee
keer per dag koliek, maar tegenwoordig
bijna k leren dag!
Cliënt (zenuwachtig): „Mijnheer de
advocaat ik heb oplichterij gepleegd tot
een bedrag van een ton. Kunt u mij er
door halen?"
Advocaat, (kalm)„Als er nog ge
noeg over is om mij te betalen, dan wel
Geestdrift. Onderofficier:
„Kerels, wanneer er eens oorlog komt,
moet jelui zulke heldendaden verrichten,
dat do geschiedschrijvers allen de schrijf
kramp krijgen."
„Enfant terrible." >,Het
Fransch is toch zoo'n mooio taal. Waarom
leer je haar toch niet vlijtiger, Elisabeth?".
„Ik heb er een hekel aan, juffrouw;
want zoo dikwijls pa en ma Fransch met
elkander spreken, komt er den volgenden'
dag een deurwaarder."-