N£. 13941
Derde Blad.
Be man met den iiandsGhoen.
Over do met bloed gedrenkte velden van
Talavera daalde de avondschemering neer.
Ia den laatsten schijn van den scheidenden
dag 7-ng men van dj 1 ogte, waarop generaal
Senardi met zijn staf stelling gekozen had,
een schaar Spaansch-Engelsche troepen
zich haastig terugtrekken. Mismoedig keek
do generaal den wegt: okkenden vijand na,
dien hij wegens de afmatting zijner troe
pen en het gebrek aan voldoende cavalerie
niet naar wensch vervolgen kon. Terwijl hij
eenigen officieren zijn bevelen uitdeelde,
hoorde men op een afstand schoten. Een
op verkenning gezonden adjudant keerde
na korten tijd terug met het bericht, dat
een officier van het Zevenvorsten-regiment
met zijn mannen in een aan den voet van
het gebergte gelegen molen nog eenige daar
verscholen Spanjaarden had ontdekt en
met dezen slaags was geraakt.
Het regiment werd aldus genoemd, omdat
het uit do troepen van zeven kleinere Eajn-
bonds-vors ten was gevormd.
Kort daarop zag do generaal een nog
jongen officier van genoemd regiment aan
het hoofd van een halve compagnie uit de
richting van den molen naderen. Hij voer
de een gevangene mee, die, naar zijn klee
ding to oordeelen, bij het onregelmatige
korps, do zoogenaamde guerilla's, behoorde.
„Wat moet ge met dien kerel hier doen?'
zei do generaal tot den jongen officier.
,,Weet u niet, dat men de guerilla's op
staanden voet doodschiet, daar ze niet tot
een geregeld leger behooren V'
„Jawel, Excellentie. Voor "dezen man
moesten we echter een uitzondering maken.
Hij weerde zich als een radeloozo en zou,
daar hij zich in een verdekte stelling be
vond, nog een halfduizend van mijn man
nen gedood hebben. Om dat te voorkomen,
heb ik hem, als hij zich overgaf, lijfsbe
houd beloofd."
„Très-bien. Om u nu in de gelegenheid
te stellen uw woord te houden, zonder dat
wij van onzen stelregel afwijken, zal i k
hem laten doodschieten."
„Dat kan u geen ernst zijn, Excellentie.
De man heeft mijn woord en dat moet on
der alle omstandigheden gehouden worden."
„Dan hadt ge het niet moeten geven;
ia ieder geval héb ik hier te bevelen," ant
woordde de generaal kort. Toen gaf hij
een zijner officieren bevel, do executi,© te
laten voltrekken.
Do nauwelijks den jongelingsschoenen ont
wassen officier was bij de woorden van den
generaal bleek geworden; hij trad, terwijl
de uitdrukking van een vast besluit in zijn
oogen lichtte, tot voor den generaal.
„D© man heeft mijn woord, generaal,"
zei hij op bescheiden, doch vasten toon,
„en ik ben gewoon dit onder alle omstan
digheden te houden; desnoods zal ik mijn
leven daarvoor geven. Ik verzoek u dus
nogmaals: Laat den man vrij."
„Hu is het genoeg!" riep do generaal
ongeduldig uit, „ik blijf bij mijn eens ge
geven bevel 1" Hij gaf den daarmee belas
ten officier een *nk, don gevangene weg
to laten voeren.
Maar eer het bevel nog uitgevoerd kou
worden, wendde zich de jonge officier tot
zijn manschappen en commandeerde:
„Formeert carré
In het volgende oogenblik stonden de
Duitsch© grenadiers met gevelde bajonet
ten schouder aan schouder, als een muur,
ia de aangegeven orde, terwijl hun officier
met zijn gevangene zich in hun midden
plaatste.
„Millo tonnerres, is dio jongeg nek ge
worden 1" riep d© generaal, en op het ge-
1; van de off i< ~ren, die hun jongen moe
digen kameraad verloren achtten, toekende
zich een uitdrukking van hevigen schrik.
Een in de nabijheid toevende Fransche
stafofficier reed nu op den generaal tce:
„We zullen den gevangene niet loskrij
gen, Excellentie," zei hij, „voor die man
nen daar hun laatste patronen verschoten
hebben, want de jonge officier, wiens be
velen zij blindelings volgen, is „de man
met den handschoen".
„Deze melkbaard, ongelooflijkzei de
grijsaard, terwijl hij den jongen luitenant
met duidelijke minachting bekeek. „En gij
meent werkelijk, dat hij in staat ware,
door te zetten?"
,,TT kunt daarvan r ertuigd zijn, gene
raal; hij schrikt voor niets terug."
„Goed, hij mag dan den Spanjaard be
houden, die jonge duivel. Breng u do
zaak in orde, ik wil er niets meer mee te
doen hebben. Au revoir." Hij gaf zijn
paard de sporen en reed met zijn gevolg
weg.
Onder de officieren van het Zevenvorsten-
regiment werd te gelijk met het bericht,
dat luitenant von Wiedberg zoo heette
do jonge officier een Spaanschen ban
diet als gast herbergde, het voorval met
den Fransehen generaal bekend; en daar
deze bij de Duitschers niet erg bemind was,
lacht© men hartelijk om de les, die hem
gegeven was.
Maar niemand van ben, die den jongen
von Wiedberg meer van nabij kende, ver
wenderde zich er over, daar men al lang
van hem gewoon was, dat hij r.teeds zóó
handelde, als zijn ridderlijk gevoel hem
dit voorschreef. Men was om die reden ge
woon hem schertsend met den eeretitol van
„de laatste ridder" te bestempelen. De bij
naam van „man met den handschoen," dien
zijn Fransche kameraden hem gegeven had
den, bad een eigenaar.ligen oorsprong.
Hoewel von Wiedberg als een beminnelijk,
bescheiden en vreedzaam kameraad alge
meen bekend en geacht was, verstond hij
toch in de zaken, welke met zijn ietwat
strenge begrippen van eer niet overeen
kwamen, geen oherts, en het was bekend,
dat, als ooit een zijner kameraden deze te
na kwam, von Wiedberg hem zonder meer
zijn handschoen toewierp.
Gedurende verscheidene dagen nam de
Spaansche gast. wiens manieren den man
van opvoeding verrieden, aan do officiers
tafel plaats, tot hij op zekeren ochtend
plotseling uit heit leger verdwenen was. In
zijn slaapplaats vond men het venster open
ea op do tafel een papier, waarop hij zijn
giootmoedigen redder en beschermer voor'
zijn hulp oprecht danlcto en verzocht zijn
vlucht to willen verontschuldigen, daar het
vaderland zijn verdere diensten noodig
had. Do brief, welke mot de betuiging van
onuitsprekelijke dankbaarheid sloot, droeg
als onderteekening:
„Francesco, hertog van Olivarez."
Luitenant von Wiedberg zoowel als zijn
regimentscommandant-, dien hij het voorval
aanstonds meldde, waren niet weinig ver
wonderd, toen ze uitdozen naam, dien ze nu
voor het eerst hoorden, een der machtigste
eu dapperste Spaansche partijleiders leer
den kennen. Daar do zaak nu eenmaal toch
niet anders was en de overste, die zijn lui
tenant had toegestaan, den gevangene als
zijn gast to behandelen, zich evengoed
schuldig gevoelde als de luitenant, die ver
zuimd had zijn gast op diens eerewoord te
verplichten niet te zullen vluchten, ried
hij don luitenant aan den naam van den
gevangene geheim te houden, daar de zaak
anders licht onaangename gevolgen kon
hebben.
Tot geluk van de beide officieren werd
het voorval, waaraan men wegens onbe
kendheid met den rang van een ontvluchte
niet veel waardo hechtte, spoedig vergeten.
Verscheidene maanden later werd een
voor do Franschen ongelukkige slag gele
verd tusschen dezen en door Engeland ge
holpen Spanjaarden. Ook de hertog van
Olivarez nam aan het hoofd zijner gueril
la's aan den slag deel. Na den slag nam
de Hertog zijn intrek in een klooster,
welks gangen en zalen mot gewonde Span
jaarden en Franschen gevuld waren. Toen
hij door een zaal liep, herkende hij in een
voor dood daar neerliggenden vijand zijn
jongen vriend en redder, den luitenant von
Wiedberg. De Hertog riep aanstonds de
monniken er bij en gaf bun den zwaargewon
de ter verpleging, terwijl hij hun opdroeg
de grootste zorg voor hem te dragen. Aan
zijn tijdige hulp en de goede verzorging
der monniken was het te danken, dat de;
zwaar gewonde weer genas. Hij verliet de
monniken, aan wie hij zijn leven to danken
had, en was een van de weinigen van het
regiment-, die hun haardsteden terug zagen.
Hij stierf als overste te Arolsen in 1859.
De jLondensche Politie.
I
In zake volksopvoeding in Londen is het
korps politiemannen géén to negeeren fac
tor. De gemoedelijke, de kalme wijze,
waarop de „policeman" to werk gaat; het
gezonde ontzag, dat hij weet in te boeze
men, waartoe zeker zijn kranige lichaams
bouw meewerkt, hot komt alles ten beste
aan de Metropolxsbevolking.
Het spreekt vanzelf, dat maar niet do
eerste de beste daartoe wordt gekozen, en
dat kan te méér geschieden, omdat in nor
male omstandigheden van den Londenschen
politieagent niet te groote werktijd wordt