No. 13932. LSIDSOH DAGBLAD, WO IJSDAG 26 JUL!. - TWISOE BLAD. PERSOVERZICHT. In een artikel: „De Standaard" fiver den wetgevenden arbeicP' itogt de „Nieuwe Rott erdamsoho <0 o u r a n t Zou men hot kunnen gelooven „D e Standaard" neemt de partij op voor Öe Tweede Kamer, tegenover de voorstel ling van het „Weekblad van heb R e c h V als zou het grootendeels aan dé Kamer gelegen hebben, dat de werkzaam heid van den minister van justitie ïoo weinig vrucht gedragen heeft. Wat deze Minister ook indiende, zoo .Was de voorstelling van het ,,Wee kbl ad'' do Kamer liet het liggen. Er kwam ont werp op ontwerp bij de Kamer in, maar rij deed alsof het er niet was. En in dit verband sprak het „Weekblad" van „een spelletje." Hierop nu vat het antirevolutionnaire hoofdorgaan vuur. Het was, zegt heb „al lesbehalve een spelletje." „Integendeel, de Kamer heeft deze vier jaren harder en langer gewerkt dan ooit." En dan volgt een korte uiteenzetting van Jietgeen er veranderen moet, wil voortaan !Öe wetgevende arbeid rijker in resultaten zijn. Beterschap kan namelijk komen, wan- beer men de parlementaire periode met 'één of twee jaar verlengt; bij te lang gerekte discussie een termijn stelt voor do eindstemming (als in het Engolscho parle- jnent)de schriftelijke behandeling der voordrachten inkort en aan de departe menten speciale ambtenaren aanstelt voor den legislatieven arbeid. Doch dit daarge laten. Wat ons in deze asterisk van „De Standaard" treft, ie, dat er bij dit allee met geen woord, met geen toespeling zelfs, sprake is van de aantijging, vroeger .vernomen, als zou er in de Kamer ob structie gevoerd zijn. Het W eek blad van het Recht" had het meer bepaald over de werkzaam heid van den minister van justitie; „Do Standaard" haalt er ook do werkzaam heid van den minister van binnenlandsche zaken bij Wat voor den een geldt, geldt ook voor den ander; wat den arbeid van laatstgenoemden Minister betreft, rijst mede ernstige twijfel, ,,of eenigszins snelle en geregelde afdoening van zaken onder het tegenwoordig regime wel moge lijk is." Waro de beschuldiging van obstructie, vroeger van die zijde vernomen en telkens opnieuw herhaald, vol to houden, er zou nü zeker niet van gezwegen zijn. Het orgaan van dr. Kuyper zou niet on voorwaardelijk do Kamer verdedigd hebben tegen de klacht, als zou zij in ijver, om de zaken af te doen, tekort gekomen zijn hot zou niet getuigd hebben, dat de Kamer deze vier jaar harder en langer gewerkt Denouc^e rn i&en^meiThêè^öbg op die ob structie. Een Kamer, die door obstructie de afdoening van zaken ophoudt, belet, dat er veel tot stand komt, roemt men im mers niet om haar harde en lange werken. Beweerd was zelfs, dat de linkerzijde door obstructie to voeren bij de Onderwijs wetten het tot stond komen van het ar beidscontract verhinderd had; terwijl de waarheid is, dat do „Christelijke" meerder heid het voorstel der liberalen, om dit {onderwerp te laten vóórgaan, afwees, in zenuwaohtigen angst, dat men niet klaar zou komen met de partij wetten betreffende het onderwijs. Had er in ernst sprake kunnen zijn van obstructie, de beschuldi ging zou ook nu, nu er van onvoldoende resultaten van den wetgevenden arbeid sprake was, meer speciaal nog wel voor zoover het den arbeid geldt, door den mi nister van justitie voorbereid, op don voorgrond zijn getreden. Zoo ooit, dan ware zij nu op haar plaats geweest. Maar „De Standaard" kikt niet van obstructie. Is dat niet opmerkelijk?" Hoe ook het aanstaande Kabinet moge .uitvallen, meent de „Nieuwe Rotter dam s c h e O ou r an t" een van de eer ste aangelegenheden, waarmede de Dieuwe Anno 1905. ministers, zoodra zij eenigszins thuis be ginnen to geraken op ljun stoeien, zich zul len hebben bezig te houden, is zeker wel, zich eens degelijk rekenschap te geven van hun ambtelijke verhouding, zooals die in het reglement van orde voor den ministerraad naar buiten aan don dag treedt. Gelijk men weet is daarin bij do laatste herziening van hot reglement, aanstonds nadat het Kabinet-Kuyper op het Binnenhof was aangeland ter hand ge nomen. een niet onbeduidende verandering gebracht. Over de juiste redenen van die wijziging is nooit licht opgegaan. Minister Kuyper, daarover ondervraagd, heeft hot antwoord van zich afgeschoven, en het voor gesteld alsof het hier eigenlijk een zeer huishoudelijke aangelegenheid gold, waarin behalve do ministers zeiven en dé Kroon, niemand anders, zelfs de Kamers niet, zich htd te mengen. Die voorstelling is blijkbaar niet vol te houden. In de betrekking van de ministers tot de Kroon, in die van de ministers on- deiling, komt een niet onbelangrijk deel van ons staatsrecht aan den dag. Dat is publiek domein, waarover, desgewenscht, dc volksvertegenwoordiging haar critiek moot kunnen laten golden. Trouwens, in den loop van het vierjarig tijdvak,^ dat ach ter ons ligt-, is wel duidelijk gebleken, dat ten slotte minister Kuyper zelf er niet an ders ov©r dacht." De „Nieuwe Rott. Courant" ver klaart dan verder, dat, naar het haar voor komt, „het krachtige aanbeveling verdient, ter bevordering van oen gezonde historische ontwikkeling van ons staatsrecht, hoo eer hoe beter den vasten voorzitter van den mi nisterraad weder voor den president bij toerbeurt in te wisselen. Er zijn nu twee proeven met een vasten voorzitter gèno- men en zij lokken tot verdere navolging niet uit." En verder: „Nu voorzien wij één opmerkihg. De prak tijk, zult gij zeggen, onder het vorig regle ment, bracht veelal mee, dat, wanneer do tija van voor te zitten in den Raad was aangebroken voor do ministers^ die niet „de eerstbenoemde" waren, zij afzagen van hun beurt; m dat geval was 's Raads voorzitter bij stemming aan te wijzen, en dan viel de keuze geregeld op denzelfden persoon die daardoor feitelijk de permanente voorzit ter bleef. Komen, zijt gij geneigd t: vragen, aan de oude en de onder minister Kuyper ingetreden toestand eigenlijk niet op het zelfde neer? Maar aanstonds ziet gij uw dwaling in. Er ia groot verschil. De vaste voorzitter neemt zijn zetel in suo jure; om dat het reglement zijn bevoorrechte positie ei-kent, verlangt. Daarentegen, gaat het re glement van een praesidiaat bij toerbeurt uit, dan staan alle ministers volmaakt ge lijkgerechtigd naast elkander. Wordt van dj toerbeurt, af- zijn plaats allééD als primus inter pares, uit vrije verkiezing van zijn gelijken, die daar mee toonen in ziju leiding het meest ver trouwen te hebben, maar die ook, wanneer het hun goeddunkt, aan zijn voorzitterschap een einde kunnen maken. En zoudt gij nu niet denken, dat deze wetenschap zal wer ken alB een stille kracht, waardoor zelfs een heerschzuchtig man moet worden inge toomd Men voerc ons ook niet te gomoet, dat in het afgeloopen viorjarig tijdvak van derge lijke overheersching niet gebleken is. Noch gij noch wij weten daar het juist© van. Wat binnen do muren van de zaal van het Plein, waar do ministerraad bijeenkomt, is afgespeeld, is geen publiok domein. Slechts wie wel eens achter de schermen vermocht te luisteren, hoorde soms typische dingen van presidiale inmenging." Ten slotte zegt het blad: „De voorname oorzaak van den val van het Kabinet-Kuyper is natuurlijk in de re- geeringsbeginselen te zoeken^ die het verte genwoordigde. Doch, vergissen wij^ ons niet, dan is het feit, dat bij do verkiezin gen de hardste slagen juist neervielen op hen, die minister Kuyper het naast staan, mede te verklaren uit de omstandigheid, dat ons volk aan het persoonlijk bewind, dat over ons land gevoerd scheen te worden een eind wild© gemaakt zien. Wij gaan prat op onze vrijheid, en zijn wars van elke, zij het nog slechte dreigende, overheersching. Daarom vertrouwen wij onze belangen lie ver toe aan acht dan ahn één. -Ligt het, zouden wij willen vragen, dan niet op don weg van het aanstaande Kabinet, door een duidelijke daad te toonen, dat wij in dit opzicht weer in den ouden toestand zijn hersteld In het „Tijdschrift dor Maat eobappij van Nijverheid" schrijft de Redactie: Hoe het nieuwe Kabinet ook moge wor den samengesteld, het zal alleen dan negee- ren mogelijk wezen als het allo „partij- wette n", alle uitersten mijdt. Hot behoort to zoeken naar de oplossing van dio vraagstukken, waarover ten minste drievierde der natie gelijkgezind denken. En zulke zijn er in genoegzaam aantal om vier jaren te vullen. Op het gebied, waarbinnen onze Maat schappij zich beweegt, noemen wij o. m. 1. Afhandeling van het onderwerp: Ar beidscontract. 2. Verbetering van do techniek der be staande Tariefwet. 3. Verbetering van bet middelbaar tech nisch onderwijs. 4. Regeling van de practisohe vakoplei ding. 6. Verheffing en versterking van den in- dustrieelen middenstand. Reorganisatie van do Kamers van Koophandel. 7. Verbetering onzer consulaire vertegen woordiging. 6. Onderzoek naar de werking der sociale wetten en zoo noodig verbetering daarvan. 9. Ziekteverzekeringswet. 10. Verbetering der verkeersmiddelen en afschaffing van tellen. 11. Invoering van eenheid van tijd. De meetste dezer onderwerpen zijn reeds zeer voldoende voorbereid; zij worden door alle partijen begeerd; voor de aanneming zal gemakkelijk een groote meerderhoid in beide Kamers worden gevonden. En onze wolvaart eou er zeer belangrijk door worden gebaat. „Do Nederlander" schrijft: Mag men de „Nederlandsohe Stemme n" gelooven, dan is alweer de r e o h t e r z ij d o de oorzaak van de be staande verwarring op politiek gebied; is zij heb, die H. M. de Koningin in ongele genheid brengt; ziet zij, voor wat aan do partijen, waaruit zij is saamgostcld, tot winst kan strekken, 's lands belang voor bij verheelt zij haar leedvermaak niet over do moeilijkheden, waarin de liberalen door hun overwinning zijn geraakt; overweegt zij slechte, tï: <>i j toolï van daan Alles gaat immers den gewonen weg. Aan mr. Goeman Borgesius, den leider der op positie, sohijnt de Kabinets-opdracht te zijn gedaan. Is dat niet in overeenstemming met den actueelen toestand? Of had men om, dezen „leider" te spa ren, een lid der verslagen rechterzijde moeten opdragen het Kabinet saam te stellen, dat dan als „Prügeljungen" voor allo partijen, rockte en links, had kunnen dienst doen? Dat ware toch wel veel van 'de vaderlandsliefde dier rechterzijde ge vergd Indien mr. G. Borgesius met de opdracht belast is, welke reden heeft dan genoemd blad de „reohterzijdo" hard te vallen? Hij, de felle bestrijder der „clerioalen", zal toch wel niet steun gaan zoeken bij hen, die hij zoo pas nog bestreden heeft als belagers dor openbare school, sohenders van de Grondwet, beroovers van de schatkist ten bate van partijgenooten envan de R.-K. Kerkl Wij vragen nu niet of, uitgenoodigd door dien Kabinetaformeerder, één lid dier partij aan die uitnoodiging gevolg zou kunnen geven, maar of de heer Goeman Borgesius zelf tot het uitnoodigen van zulk een lid zou kunnen besluiten. Indien niet; indien zulk een lid niet 13 uitgenoodigd; indien men erkennen 21 der Woningwet had niet plaots Even moot, dat ruik een lid door mr. Borgesius min vond art 22 toepassing, noch oplief- ook niet sou kunnen worden uitgenoodigd, fing der onbowocnbaarverklarinTingevol met welk ïecht valt men dan „de reek- ge art. 25, terzijde" aan? Onwillekeurig komt La Fontaines fabel van den wolf en het lain ons in de gedach te. Leedvermaak is or, ook bij de rechter zijde, niet. Leedwezen, nu de verwarring, die voor speld, de stilstand in 's lands wetgeving, waartegen gewaarschuwd is, openbaar wor- don, wèl. Maar de schuld daarvoor rust op hen, die voorspelling en waarschuwing in den wind hebben geslagen 1 In een asterisk: „Gevaarlijk spol" zegt nD© Standaard": Met do Invaliditeits- en Ouder- doma verzekering heeft do opposi tie bij do stembus een gevaarlijk spel ge speeld, dat haar slecht bekomen zal. Wat dit Kabinet voorstelde, was een be spotting der arbeiders. Ouderdomspensioen pas op 70-jarigen leeftijd was bare onzin. Vijf en zestig jaren was de uiterste ter mijn, dio kon worden geduld. Het zij zoo. Maar hieruit volgt dan ook, dat het nu optredend Kabinet met een ontwerp moet komen, dat voor het minst de v ij f e n ze s- t i g j aar als termijn aanvaardt. Doch wat blijkt nu uit de i as verschonen berekening van Prof. Kluyver? Dit, dat do contante waard© voor de jaren 65 tot 70 ongeveer een 250 millioen zal be dragen. En daar volgons het ueegedceldo op blz. 10 der nota de 6,000,000, dio nu zijn voor- gesteld? na aftrek van 500,000 voor admi nistratie, een contante waarde van 168,846,000 vertegenwoordigen, zoo volgt hieruit, dat voor een meordcro contante waarde van 250 millioen, noodig zou zijn niet 6 miliocn, maar ruim 14 millioen. Vergissen we ons, of hebben da heeren, die van geen Tarief verhooging weten wil len, zich door hun onvoorzichtige oppositie tegen het ingediende ontwerp, de oplossing der financieel© kwestie niet bijna onmoge lijk gemaakt? Nog erger maakten het natuurlijk de Ohristen-democraten in hun program. Deze heeren schreven er maar op los, zonder ook maar eenigo berekening to heb ben gemaakt. Bedenkt mon echter, dat hun program op dit punt met een Staatsbijdrage van 30 millioen nog niet gedekt zou zijn, dan voelt men toch, dat het niet dan onverschoonlijke volksmisleiding is, als men met zulke ge gevens bij do stembus het volk naar zich toe poogt te trekken. nuis vesting te Ajeiueu. ge Onteigoning. Onteigening volgens art. 77 der onleige. 11 inga wet had niet plaats. Uitbreiding van bebouwde kom men Een verbod als bedoeld bij art. 27 der Woningwet, dat gebouwen worden gebouwd of herbouwd op grond, welke ingevolge een voorafgaand Raadsbesluit in do naasto toe komst voor den aanleg van con straat, eou gr ach b of een plein bestemd is, werd door don gemeenteraad niet uitgevaardigd. Met do voorbereiding van de vaststel ling van het plan van uitbreiding der ge meente werd kiaohtig voortgegaan. In 't voorjaar kwam een ontwerp gereed, dat na t aanbrengen van eenigo wijzigin gen ook dc goedkeuring der Gezondheids- oommissie mocht verwerven. In de beslo- v.erSa^ering van rï°n Semeenteraad van 5 Mei 1904 verklaarde daarop de Raad zich in beginsel met hot plan te kunnen vereeni gen. Daarna kon worde r begonnen met het bowerken der bescheiden, die ingevolge het bepaalde bij art. 14 van hot Kon. Besluit van 28 Juli 1902 het uitbreidingsplan moe ten vergezellen. In December kwam ook deze arbeid ge reed. II. Onbewoonbaar ver klaring, ontruiming, dluiting, afbraak. Ing«.volgo art. 18 lsto lid der woningwot werden 8 woningen, dio ter bewoning onge schikt waren en niet door het aanbrengen van verbeteringen in bewoonbaren staat konden gebracht worden, door den gemeen teraad onbewoonbaar verklaard. Nadat evenwel door den eigenaar van een drietal woningen voorziening was ge vraagd bij Gedep. Staten, werd hot besluit van den Raad ten aanzien van twee dier woningen, do porceelon Brugmanspoort Nommers 3 en 4 vernietigd. Het perceel Brugmanspoort No. 1, waaromtrent ae be slissing van den Raad was gehandhaafd, werd daarop afgebroken en aan de porcce- len 3 en 4 werden dc door Gcdep. Staten noodig geachte verbeteringen aangebracht. Onbewoonbaarverklaring wegens het niet aanbrengen van noodig bevonden ver beteringen binnen den daarvoor gestelden termijn behoefde niet plaats te hebben. Art. 18, 2de lid, bleef dus buiten toepassing, het geen eveneens het geval was met de bepa lingen van het 4de lid sub a, b en c. Ontruiming en sluiting van onbewoon baar verklaarde woningen ingevolge art Geldol ij ko steun van gemeente- wogc. ^Geldelijke steun van gemeentewege, bet- tij aan porsonen, tot wio een aanschrijving tot verbetering was gerioht, hetzij aan vor- eenigingen, vennootschappen of stichtingen als bedoeld bij art. 30 dor Woningwet, word niet verleend. Aanvragen daartoe kwamen ook niet in. Ook do artikelen 31 ou 32 bleven buiten toepassing. O vorige verriohbingdn tot vorbotoring dar v ol ksb u ia v o s- ti ng. Art 46 der Woningwot blcof buiten toe passing. Art. 40 weixl behoorlijk nagoleeld. Ver gunningen tot bewoning van loodson, koe ten, tenten on andere soortgelijke Inrich tingen werden door B en W». niet ver leend Do Verceniging tot bevordering van den bouw van werkmanswoningen werd bij Kon besluit van 20 Juli 1SXM toegelaten als „ver ceniging, uitsluitend in bet belang van ver- betoring dor volkshuisvesting werkzaam Sedert dien werd door baar krachtig do hand geslagen aan een plan tot onteigening ton narno dor vorprmïrrir.™. iL StaatMbogrooting voor 1906. Mod schrij.'t uit 's-Gravenhagc aan „Do Tol." Do hooiden van velschillende departe menten van algemeen bestuur hebben de eindbedragen der begrooting van hun de partementen, voor 1906, aan den minister van financiën opgegeven, tot het ontwerpen van den z.g. miilioenonspeech. Algemeen wordt in regeoringskringen verwacht, dat do nieuwe regccring do ont worpen begrootingen niet zal overnemen, doch dat credietwetton voor een half jaar zullen worden opgemaakt, waarbij de bo- grootingen van 1905 als maatstaf zullon dienen. In dc eerste maanden van hot vol- gond jaar zouden dan do werkelijke begroo- tingon voor 1906 aan do Staton-Goneraal worden voorgelegd. HAARLEMMERMEER. Gohuwd: G. C. P. Marine on K. S. Lansor. 13 o vallen: L. W. van Dunron gob. Wakkor 2 F. S. L. Doosw(jk geb. Fordolage D. A. Nodervold geb. Spnan D. JHoogendoorn geb. Damman D. J. Goosson geb. Van Liampt E. van Üragt geb. Mark wat D. M. Kara geb. Viskopor Z. N. Vrolijk gob. Van lol Z. A. J. van der Po\jl geb. Bakker Z. O verled on: H. C. C. Verboeve 19 d. M. A. Comb.e 9 j. - Q. J. Tu o" 7 w. - A. 1. Tromp 2 j. M. Bart, wed. Godairoij,.84 M. \V. Schonhago 3 w. J. Terlouw gob. Kruis 61 j. FEUILLETON. L^'ijjii Moeder. in De assessor was geheel onbemiddeld; hij had zijn opvoeding en het bereiken van zijn tegenwoordige positie alleen to danken aan de opofferingen der Lamperts; zoo waren 'deze vijf duizend mark inderdaad, voor hem een schat. Maar nog altijd weigerde hij toe te grijpen; hij dacht er aan, dat hij twee stiefbroeders had, die op de nalaten schap van zijn vader toch dezelfde aanspra ken hadden, en zeide dralend: „Do geheele som kan ik onmogelijk nemen; mijn vadei heeft uit zijn eerste huwelijk twee zonen, met wie ik toch deel en moet." „Dat is een dwaling, mijnheer d© asses sor. De heer Lamport heeft mij reeds ver teld, dat de beide broeders Dechner zoo heeten zij immers? eveneens hier wonen. Hoe kunnen evenwel zoons uit een eerste huwelijk op dat geld aanspraak hebben, dat jde tweede vrouw voor haar eigen kind beeft opgespaard?" „In dit geld is toch ook de opbrengst yan den verkoop van het eigendom mijns yaders." „Zeker. Maar dat bedrag is nog geen 600 markhet paard van uw vader heb ik bij voorbeeld voor slechts 20 dollars moeten afgeven. Als u meent het van uw vader afkomstige met uw beide stiefbroeders te moeten deelen, dan zal ik ieder hunner nog heden 200 mark brengen." „Welke ik u verzoek dadelijk van deze 'som af te nemen." „Dat is niet noodig, mijnheer de asses sor; ik zal doze betaling uit eigen midde len doen." „Hoe kunt u zulk een offer doen?" „Ik ben de jarenlange compagnon van uw vader geweest; ik heb als zoodanig ook iets bespaard, om op mijn ouden dag niet te verhongeren, en ik beschouw het als een vriendschapsdienst j*egen3 «en overledene, dat ik ook zijn zonen uit het eerste huwe lijk gedenk." De assessor werd door de grootmoedig heid en belangeloosheid van een man uit oogenschijnlijk minderen stand zeer getrof fen; daar geen menschenziel weten kon van de nalatenschap zijner ouders,zoo had de vreemdeling, als hij er lust in gehad had, de geheele som zonder eenig gevaar voor ontdekking voor zich kunnen houden. Dat hij dit niet deed, dat hij veeleer een zoo verre en kostbare reis gemaakt had, om aan de hem onbekende erfgenamen re kening en verantwoording te doen, dat deed hem als een man van zeldzame trouw én degelijkheid voorkomen. Zoo stond dan William Tell op, reikte den gast de hand en zeide op Warmen, hartelijken toon: „Mijnheer Just, u hebt mij een zeer droeve tijding overgebracht; mij tevens verrast door uw eerlijkheid. Ik dank u van ganscher harte, er zijn nog edele menschcn op de wereld, u zijt van dit uur af een trouw vriend voor mij-" Over Justs gladgeschoren, door de zon gebruind gelaat gleed een blijde trek; hij wilde des assessors hand aan zijn lippen drukken, maar deze stond dat niet toe, daar hij de armen wijd opende en 'den klei neren man, die thans opgestaan was, aan zijn borst drukte. „Laat ons vrienden blijven," zeide hij diep geroerd, „en oIb eerste teeken van uw vriendschap vervul dan mijn wensch en steek de 400 mark, welke volgens uw be rekening den gebroeders Dechner toeko men, weder op en breng hun die. Dan Dog een verzoek," zeide Teil, nadat de ander een paar banknoten van de op de tafel lig gende som afgenomen en in zijn porte feuille geborgen had, „zeg tot niemand, dat de beide Dechners mijn stiefbroeders zijn. Eén van hen, Adolf, is instrumentma ker, en voor zoover ik weet, een beschaafd en braaf man; maar u zult begrijpen, dat mij do bloedverwantschap met een am bachtsman niet juist tot aanbeveling in mijn loopbaan als staatsambtenaar zou dienen..." „Waarom niet?" vroeg Just bescheiden. Teil glimlachte. „Dat begrijpt u waarlijk niet. U hebt vijf en twintig jaar in het vrije Amerika gewoond en alle vooroordeelen als stof van uw schoenen geschud." „Geloof niet", zoo ging Teil voort, „dat ik mijnerzijds niet de hoogste achting voor het eerlijk ambacht hebik benijd zelfs in yele dingen mijn stiefbroeder Adolf want hij is een tevreden, stil en gelukkig mensch, die altijd geluk heeft; maar zooals nu eenmaal de zaken bij ons staan, is voor een assessor en adjunct in het ministerie, dio spoedig hoopt bevorderd' te worden, de na- doro omgang met een ambachtsman niet precies aanbevelenswaardig; dio zou mij te do oogen der maatschappij vernederen en verdacht maken; ik kan werkelijk daarop niet ingaan en moet, hoezeer het mij spijt, rekening houden met het vooroordeel der wereld." ,Door mij zult u nooit schade ondervin den, mijnheer 'de assessor, dat beloof ik u bij de nagedachtenis aan mevrouw uw moe dor, die wij beiden toch wel liefgehad heb ben.' „Ik dank u, bc te mijnheer Just en ver heug mij dat u mij niet verkeerd begrijpt. Nog erger ligt'voor mij zaak met den andoren Dechner, genaamd Peter. Die man wilde volstrekt niet leoicn; althans niet dat, wat hij leem moest. Hij bazelde er altijd van, dat hij een groot bouwmeester worden en de wereld met zijn schep pingen verbazen zou; den weg echter, die geheel alleen tot dit doel kon voeren, wilde hij niet gaan. Vooral do studie der oude talen was liem zóó tegen de borst, dat mijn heer Lainpert hem van de derde klasse van het gymnasium wegnam en hem bij een metselaar in de leer (leed. Aanvankelijk ging dat heel goed, practisch werk scheen hem te bevallen; bij bezocht een vakschool, werd toen gezel en werkt sedert een jaar als een ervaren en bruikbaar marmerslij- per. Heb zou hem naar allen schijn goed kunnen gelukken, ten minste een degelijk on misschien welgesteld baas te worden, ala hij zioh niet met hart en ziel bij de sociaal democratische beweging had aangesloten. Hij is een der roodsten onder de rooden, en ik wil en mag cr nooit aan herinnerd worden, dat het bloed mijns vaders ook in zijn aderen vloeit. Begrijpt u, dat het be- kend-worden van ecnige betrekking tob de zen bef aamden man mij onvermijdelijk rui neeren zou." Friedrich Just knikte: „Ik begrijp, ja, ja, hoewel ik niet inzie, waarom dat zoo zijn moet ,want hoe kan meü voor de hou ding van een broeder verantwoordelijk ge steld worden? Moet men dan zijns broeders hoedér zijn?" „In ieder opzicht ben ik reeds verant woordelijk voor do handelwijze van mijn stiefbroeder, want men zou uit zijn hou ding toch een conclusie over de kinderka mer kunnen maken, welke ook mij betrof. „U hebt, hclaa3, geen enkele kinderka- mor leeren kennenin bet huis van vreem de lieden zijt u opgegroeid." „Dat zou mij niet verontschuldigen, maar misschien slechts hen mede belasten, die mij de echte kinderkamer hebben onthou den." Friodrieh Just échriktc: „Maakt u uw arme moedor er een verwijt van, dat zij de heldhaftigheid bezat zich van haar eigen kind te scheiden, om het te onttrekken aan de gevaren der verwildering op haar einde, loozo en avontuurlijke reizen?" ,,0 neen, mijnheer Just, ik zegen de na gedachtenis mijner moeder, die meer aan mij gedaan heeft dan duizend andere in dcnzelfden toestand zouden gedaan hebben. Maar als men van mijn nadere familiebe trekkingen vernam, zou men het obscure daarvan ook bespreken en zich meer ea meer van mij terugtrekken. Het is beter, 1 geloof mij, als mijn beide stiefbroeders in het geheel niet voor mi.i bestaan en als mijn afkomst en verwantschap geenszins besproken worden: ik zal den Dcohners ze ker niets in n v/eg leggen, ik hoop even wel, dat zij ook van mij altijd op ccn afstand zullen blijven." Wordt tervofffd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1905 | | pagina 5