No. 13917.
PERSOVERZICHT.
FEUILLETON.
Het ,,H andelsblad" hield zich bezig
met de vraag: „Is een nieuwe partij-
groepeering reeds mogelijk
Niemand zegt het blad zal ontken
nen, dat een nieuwe partijgroepeering do
moeilijkheden van den toestand aanzien
lijk zou verminderen. Wanneer niet meer
clericaal of anti-clericaal de leus behoeft t©
zijn, wanneer dus ook niet meer by do
samenstelling van een nieuw kabinet in de
eerste plaats behoeft te worden gevraagd
of de eventueele minister tot een der
„christelijke"' partijen behoort of niet, dan
zal zeker een zuiverder politieke toestand
geboren worden. De Tweede Kamer zal in
September hoogstwaarschijnlijk beetaan
uit 48 mannen der christelijke partijen, 45
vrijzinnigen, 7 sociaal-democraten. Een
voste Regeeringsmeerderheid is met deze
partijformatie niet to verkrijgen. Tenzij
het komt tot een nieuwe partijgroepeering,
tot een whig- en tory-verdeeling, om de
oude namén nog eens weer te gebruiken.
Het blad gelooft echter niet, dat die
nieuwe groepeering der partijen zoo maar
dadelijk tot stand zal komen. Zullen
vraagt het de christelijken, onder wie er
zijn, die nu reeds spreken van een herwin
nen van het regeerkasteel over vier jaar,
zich tot een samenwerking laten vindccT
Zullen zij zich in meer of min vooruitstre-
venden willen laten splitsen? Zij hebben
dat zullen zij moeten toegeven in de vier
jaren, dio achter ons liggen, de noodige
voordeelen speciaal voor hun partijen ge
oogst; voor wat zij „vrijmaking van onder
wijs" gelieven te noemen, hebben zij met
succes gewerkt. Zij kunnen tevreden zijn,
zou men zeggen. Of zij nu evenwel zich niet
toch nog verplicht zullen achten, te blijven
arbeiden voor verdere „vrijmaking van het
onderwijs" en andere specifiek clericale be
langen, en dus him krachten niet te ver
snipperen door deel te nemen aan den Ro-
geeringsarbeid met in andere opzichten gc-
lijkdenkenden dat staat aan hen te be
slissen.
Er zijn onderwerpen (werkliedenverzeke
ring bijv., en belastinghervorming, waarbij
ook de verhouding van de gemeenten te
genover het Rijk -ter sprake zou komen),
die aanleiding zouden kunnen geven tot een
nieuwe partijgroepeering.
Na dit vooropgezet te hebben, laat hot
Handelsblad" volgen:
„Een ministerie, in de tegenwoordige
omstandigheden gevormd, zal, dunkt
ons als men let op de samenstelling van
Eerste en Tweede Kamer beide, geen sterk
geprononceerd karakter kunnen hebben.
En dat is, met- het oog op de eischen, die
het openbare leven juist nu stelt, zal het
ziqh geleidelijk kunnen ontwikkelen, nau
welijks te betreuren. Men zou een gowensch
ten leertijd kunnen doormaken, waarin de
hartstochtelijkheid, waardoor het tijdperk
1Ö011905 zich heeft onlerscheiden, werd
vervangen door kalm overleg. Wanneer in
de komende vier jaar grootendeels onder
werpen, behoonende tot de neutrale zone,
worden behandeld in do Volksvertegen
woordiging, bestaat er groote kans, dat ten
aanzien van de vraagstukken van staats
inmenging en vrije ontwikkeling van finan-
eie-icgeling, gemeentepolitiek, legerhorvor-
ming, technisch onderwijs, enz., voor zoo
ver deze aanleiding geven tot andere dan
practische verschillen van meening, do
groepeering der partijen zich beter zal
hebben' gezet, en dan zal wellicht over vier
jaren oen verkiezing op andere leuzen en
daarmee een andere partijgroepeering mo
gelijk zijn.
Of deze thans reeds zal worden voorbe
reid, zal wel grootendeels afhangen van de
taak, die het eerlang optredend nieuwe mi
nisterie zich stelt, en van de houding, welke
de partijen, die thans in do minderheid
zijn gebracht, zullen aannemen.
„D e.Ncd erlander1' bevatte een in
gezonden stuk van ds. B. J. Kromsigt
waaraan wij ..et volgende ontleenen:
Zullen de christelijke part ij on
thans, ziende den uitslag der stemming,
waarvoor geen menschen, maar God zelf
LEIDSCH
hen heeft geplaatst, willen volgen ©en p o-
litiek van verzoening, waarvoor
thans ook vele stemmen opgaan aan <le lin
kerzijde?
Mij dunkt, <le pers heeft hier een gewich
tige roep:- g- Er is toch wel iemand te vin
den, die een dergelijke politiek van ver
zoening zou willen leiden. Nog bezit feite
lijk de rechterzijde de meerderheid, n.I. 48
stemmen, waartegenover de liberalen staan
van allorlei schakoering met 45 stemmen.
Men heeft dus m. i. dit ééne te doen in de
pers; de liberalen te houden aan hun
woord, dat zij niet ééns geestes zijn met
de socialisten en met hen niet tot één par
tij willen gerekend worden. En laat men
dan van onze zijde maar eens ruiterlijk er
kennen, dat men zich in het vuur van het
debat niet altijd genoegzaam voor overdrij
ving hoeft gewacht. En laat men het nog
maar eens onderstrepen, hetgeen gelukkig
reeds gezegd is, doch nu de daad bij het
woord voegende, dat de antithese van
„Christen en paganist" op een wijze is ont
wikkeld en toegepast geworden, die niet
in de bedoeling lag van hem, die haar in
anderen vorm en in ander verband het
eerst besprak.
Als men dus ziet op de nog beslaande
christelijke meerderheid, in verband ook
met den niet-radicaal socialistischen, maar
veeleer overwegend-christelijken geest van
ons volk als volk, dan zou men m. i. mo
gen verwachten een kabinet, saamgestcM
uit de christelijke partijen en diegenen van
de liberalen partijen, die nog niet met do
christelijke tradities van ons volk hebben
gebroken.
Hier en daar is het denkbeeld geopperd
om onkelo van de demissionaire
ministers in het nieuwe Kabinet op te
nemen.
„D e Standaard" ziet daarin een
t'eeken, dat de oppositie een onverantwoor
delijk spel heeft gedreven en nu voor de ge
bakken peren zit.
„Onze mannen" mogen zich echter niet
leenen tot hetgeen van hen gevergd wordt.
Nu zelfs mannen als Röell en Van Kar-
nebeek op het schild der socialisten in do
Kamer zijn gedragen, is er natuurlijk geen
flauwe hoop zelfs, dat zij zich onder een
verflauwde Christelijke banier zouden
scharen. Neen, onze mannen zouden zich
moeten scharen onder een verwaterdo libo
rale banier.
Onzerzijds zou men moeten medewerken,
om alle beginselvastheid weer uit onze po
litiek te bannen, en do water- en melk-po
litiek uit t. dagen van Heemskerk senior
zou nogmaals haar intocht doen.
Zoo liep het vroeger, toen wij kerkelijke
mannen als graaf Van Zuylen, mr. Van der
Brugghcn, en later een graaf Van Lynden
van Sandenburg in soortgelijke kabinetten
zagen optreden; en met te zeggen is het,
wat inspanning het heeft gekost, om do
noodlottige gevolgen van die politieke fout
weer to boven te komen.
Eerst door het kabinet-Maekay, dat do
fusie-idóe buiten sloot, en nu weer door dit
kabinet, dat op gelijke coalitie als dat van
1888 steunde, zijn onze beginselen weer in
eere gaan komen, heeft men weer geloofd
aan onzen ernst, en is er weer serieuze
'kracht van ons uitgegaan.
En nu acht men ons van links dwaas ge
noeg, om weer te vervallen in dezelfde
fout, waarvan de naweeën ons van '57 tot
,'58 machteloos gemaakt hebben.
Natuurlijk speculeercn onze tegenstan
ders daarop.
Zij etten de val op.
Dan waren zo voorgoed meester in het
land. Althans voor twintig jaren.
Doch dit durven we wel voor vast zeggen:
van de antirevolutionaire partij zal nie
mand in die val gevangen worden.
En ook de andere partijen der coalitie
zullen er zich wel niet toe laten vinden.
Do heer D. P. D. Fabius zet in
Rotterdammer" uiteen, dat aan
blijven van hot tegenwoordig
minister ie zeer goed mogelijk is.
Daarbij zou gelet moeten worden op de
verhoudingen, op de samenstelling van do
Kamer; men zou moeten bedenken wat
Z\T£3DAC 8 JUU.
vooreerst zou aan 'de orde komen, en ook
met de Eerste Kamer rekenen.
„Misschien ware echter te duchten, dat
de vrijzinnigheid, die, om weer op het
kussen te komen, de verdeoldheid onder
het volk op zoo roekolooze wijze heeft aan
geblazen, met die agitatie zou voort
gaan, en niet schromen ook verder zoo
groote belangen des lands aan zuiver par
tijbelang ten offer tc brengen.
Daartegenover staat evenwel, dat ook het
uit-den-weg-gaan voor zoodanige beweging
niet zonder gevaar isdit allicht tot nieu
we agitatie zou verlokken, als men zich
weder belemmerd vond in het verkrijgen
van wat men zocht; daardoor juist terro
risme tegenover de Eerste Kamer kon wor
den gekweekt, en eindelijk, dat het vooze
van de beweging togen een Kabinet, het
welk zoo gematigd optrad, dat zelfs wat nu
als ergerlijke partijwet uitgekreten is, of
ook van vrijzinnigen kant verdedigd is,
ik denk aan mr. Limburg^ gunstig oordeel
over de Hooger-Ondcrwijs-wet, óf geheel
valt in de lijn van wat door tal van vrij
zinnigen is bepleit, gelijk met de lager-
ond er wijs-novelle de agitatio zelve wel
licht even snel zou doen verloopcn, als
de ingenomenheid met het Kabinet in
1903 thans bij velen in wilden hartstocht
tegen het Kabinet is omgeslagen.
Ten slotte kan ik dan ook slechts één
omstandigheid ontdekken, waarom ik het
heengaan van het Kabinet moet billijken.
Een Ministerie moet ©enerzijds den moed
hebben volerlei storm to trotseeren. Maar
tevens, zal het wezenlijken invloed hebben,
in zekeren zin ton allen tijde met de' por
tefeuilles onder den arm staan; steeds be
reid heen te gaan, zoodra het landsbelang
dit vordert.
En nu is eenmaal, door do oppervlakkige
leer van het parlementarisme, de opvatting
volgens welke een Ministerie in do Tweede
Kamer de meerderheid voor de staatkun
dige grondbeginselen, onafhankelijk van
het Regeeringsprogramma, hebben moet,
zoo diep doorgedrongen, en algemeen ver
breid, dat, als dit Kabinet aanving met
zich naar beter beginsel to gedragen, het
zou kunnen schijnen, als had mr; Treub
cfie van „gezagswellust" s Simpte, toch
cenige waarheid gezegd, als kostte het aan
het Ministerie uit persoonlijke ambitie
moeite zijn plaats te verlaten.
En daardoor zou het Kabinet juist wor
den verzwakt.
Zal er een einde komen aan het leven
naar de platte theorie, dat elk Ministerie
weg moet gaan, ook zonder botsing met
de Sta ten-Generaal, zoodra is aan tc ne
men, dat het in staatkundige grondover-
tuiging niet langer een meerderheid in
de Tweede Kamer vindt, al vloeit daaruit
in het minst niet voort, dat onder wie
daartegenover staan voldoende eenheid voor
een Regeeringsprogramma is, dan dient
de aandrang om die theorie te verlaten
uit te gaan van degenen, die feitelijk do
macht hebben baar toe te passen.
Dit vrijzinnigen kring, en wel uit zoo-
danigen kring, die voor de vrijzinnige po
litiek van invloed is, had de stem moe
ten komen, dat cr op het oogenblik voor
wisseling van het Kabinet geen voldoende
reden is.
Nu zulks echter niet ia geschied, cn bij
het overheorsohen van het partijbelang niet
was te wachten, kan van dit Kabinet moei
lijk gevergd worden, dat het het odium,
hot nadeel, op zich zou laden, dat van hot
toepassen van gezonder gedragslijn waar
schijnlijk-liet gevolg zou zijn."
In een artikel aan de kabinotscri-
sis gewijd, zegt „De Tij d" o ir.
„Liberalen on socialisten hebben bij do
j'ongste herstemmingen schouder aan schou
der gevochten; to zamen hebben zij over de
rechterzijde de zege behaald; aan hen dus
de voldoening te zamen de vruchten van de
overwinning te plukken, aan hen ook de
taak te zamen een Regecring te vormen,
gelijk zij zich die wenschenl
De rechterzijde kan daarbij toezien, kau
zich er toe bepalen, haar wapenen gereed to
maken voor den strijd, dien zij welhaast
als oppositie zal te voeren hebben.
Blijkt de volslagen onmacht der overwin-
- TWHDE BLAD.
naars van 26 Juni, de rechterzijde zal recht
matige reden tot spotten en juichen heb
ben.
Zou deze inderdaad de gezindheid mogen
zijn, waarmede wij in deze ernstige dagen
do toekomst te gemoet gaan? Ja, indien wij
het voorbeeld onzer tegenpartij wilden vol
gen; ja, indien wij, evenals zij, de politiek
wilden boschouwen als in haar hoogste
doel en wezen een strijd van partijen, waar
bij de nederlaag van een gehatcn tegenstan
der als hoogste triomf wordt beschouwd,
ja, indien niet sterker dan het grievende
van elke achterstelling en miskenning, lui
der dan de smart van elko wonde van den
strijd, in ons sprak, in ons heersclito cén
hoog ideaal... het Vaderland, hetwelk bbjft
bij alle worsteling der partijen, en dat on
ze liefde en onze diensten blijft vorderen
altijd cn onder alle omstandigheden.
Dat dit in een «.ogenblik van smart en te
leurstelling voor een korto poos wordt ver
geten of ter zijde gesteld; dat er dan ge
zegd wordt: „Ons gaat, wat verder geDou-
ren zal, niet aande tegenpartij moge zien,
dat zij zonder ons do belangen van deu
Staat in veiligheid stelle" is menschelijk,
tot zekere hoogte natuurlijk.
Het mag echter geen blijvc .do stemming
wezen.
Allerminst verlangen wij, dat één of meer
der onzen deel zal uitmaken van het Kabi
net, hetwelk over eenige dagen of wekou
door do Kroon tot het Staatsbestuur en de
behartiging der belangen van het vaderland
zal geroepen worden; allerminst kan or
sprake van wezen, zelfs, dat onzo partij,
geheel of gedeeltelijk, onderdeel worde van
een nieuw te vormen Regeeringspartij, hoo
ook samengesteld.
Doch evenmin moge er sprake zijn of ïu
de toekom-t ooit komen van een oppositie
quano même, van bestrijding of belemmo-
ring van Rogeeringshandehngen of Regco-
ringsontwerpen, alleen omdat zij komen van
een Rcgcering, die als Regcoring der tegen
partij in de plaats trad der tegenwoordige
evenmin sprake van leedvermaak, wanneer
wij de moeilijkheden aanschouwen, waariu
de onverantwoordelijke houding der libera
le partijen de Kroon en de natie gebracht
hebbon. deaden wij in deze nut stichten of
uitkomst verschaffen, het zou uit rancune
over hetgeen achter ons ligt, niet nagelaten
mogen worden.
Als overwonnen partij, vooral niet min
der dan als zegevierendo en bovendrijven-cie,
blijvc voor ieder van ons de leuze: Het
Vaderland getrouwe blijf ik tot in den
dood."
„Hot Centrum" is ook voor loyale
oppositie.
„Door niet deel to nemen aan do Regce--
ring, onttrekt do rechterzijde zich aller
minst aan dc behartiging van 'a lands be
lang. Van haar toch mag verwacht, dat zij
niet het voorbeeld der oppositie van de af-
geloopen vierjarige periode zal volgen,
maar dat zij zal voeren loyale oppositie,
gelijk zij onder vorige liberale regeeringen
ook steeds placht te doen. Maar meer dan
loyale oppositie mag men van de rechter
zijde niet vragen; mederegcercn behoeft zij
niet en kan zij in do gegeven omstandighe
den ook niet. r plicht tot regcering rust
op do linkerzijde en op haar allceD. Zij
heeft zulks zelf gewild."
„Land dn Vork'' hoeft gevraagd of
hot nu toch aan ernstige liberalen, die de
moeilijkheden van den toestand beBoffen,
niet geraden zou zijn „de boemanspolitiek,
dio enkel de zweep Van Troelstra
als wapen en schild heeft, to laten varen".
„Do Nieuwe Courant" merkt daar
bij het volgende op:
„Het beeld is... stout, maar do gedachte,
welke het wil verduidelijken, is niet juist.
Laat do weigering om met de sociaal-demo
craten mee een Regeeringsmeerderheid te
vormen, voor een deel gevolg zijn van socia-
listenvrees (liever: inzicht in het gevaar
eenor socialistische of door socialisten bo-
invloede politiek) voor ccn zeker even groot
deel spruit zij toch voort uit het besef van
da practische onmogelijkheid, van het vol
slagen gemis van weerstandsvermogen eener
zoo heterogene bijeenvoeging. De aard en
Anno 1905.
hel beginsel der sociaal-democratische partij
sluit uit, dat zij een eeuigszius duurzame
coalitie met welke andere partij ook aan
gaat. Onze „parlementaire" socialisten zijn
niet parlementair in dien zin, dat zij zich
schikken naar de parlementaire practijk en
haar consequenties ten opzichte van de
verhoudingen der partijen, maar slechts in
dezen zin, dat zij deelneming aan het par
lementaire werk het besto middel achten ter
bereiking van het sociaal-democratiseho
doel.
Wie dit niet aanstonds inziet, leze de han
delingen van het Amstcrdamscho Congres
van verleden jaar nog maar eens na, het
welk op hoe gematigde cn bemiddelende
wijze ook feitelijk zeer beslist dc Mille-
rand cn zelfs do Jaurès-politiek heeft
veroordeeld.
Daarom zijn, afgescheiden nog van anti
pathie of beginselvcrschil, de sociaal-domo-
ciaten een groep, die van een parlemen
taire meerderheid geen deel kunnen uitma
ken. Binnen een half jaar zou het spaak
loopen bij deze of gene stemming waar een
socialistisch beginsel mee gemoeid was, en
bij wolk onderwerp is dat niet het geval 1
Zelfbehoud zou dus de „vrijzinnige «onli-
tie", die „Land on Yolk" zich denkt,
noodzaken vóór alles zulke stemmingen to
voorkomen en dit zou niet anders mogelijk
wezen dan door overal cn altijd waar bot
sing dreigde, den socinal-democrateu ter
willo to zijn.
Gevaarlijk vooruitzicht, maar vruchteloos
pogen ten slotte toch ook, daar .-3 u kalm
he*- beentje zouden helpen lichten, zoodra
een of ander verondersteld proletarisch of
„arbeiders-belang" tusschcnbride kwam".
„Dc Tijd" plaatst onder het hoofd:
„Tweeërlei socialistisch oor-
cfeel over socialisten" het volgen
de:
De heer Panuokoek, een dor sociaal de
mocratische leidera te Leiden, is er over
verontwaardigd, dat de sociulisten zich bij
do horstemmingen niet gehouden hebben
aan het besluit, op het laatste congres go-
nomen, van a 11 eo n steun te verleoiion
aan de candidateu, die zich voor de urgen
tie van het algemeen kiesrecht verklaarden,
In een lang ingezonden stuk, voorkomend
in „Het Volk' vin 1 Juli, schrijft hij
om.
„Van hetgeen nu in onze partij geschied
is, is allereerst liet Partijbestuur schuld,
dat over onzo houding in districten, waar
kiesrecht-tegenstanders mot elkaar ra her
stemming komen, geheel cn al zweeg, cn
aan de afdeelingeu overliet, zelf uit te zoe
ken, wat zij tc doen haddon. Grooter nog is
do Bchuld van de Redactie van „Hot
Volk", die door een listige uitlegkuust
Het Congresbesluit in zijn tegendeel omge
keerd heeft, en daardoor 'do afdeelingen
op dezen wog voortgestuwd heeft. Zij ver
dedigb een gedragslijn, die practisch onge
veer op hetzelfde ucerkorat aJs wat Tak [hij
stelde op hot Congres voor den socialisten
vrijheid te laten, ten einde dc Kamer op
het doode punt te brongen] wilde, met een
boroop op het Congres-besluit, dat daar
scherp tegenover stond. Evenals verleden
jaar heeft men het Congres laten besluiten,
cn org principieel doen, om er later lijn
recht tegen in te handelen. Door liaar
voorbeeld van ongehoorzaamheid aan hot
Congresbosluit to erger nog, nu zij den
schijn aanneemt, het juist te volgen is
•do redactie verantwoordelijk voor den geo3t
van desorganisatie en van politiek bederf,
dio wij nu in onzo partij zien
Het ergste hooft zij bot ochtcr gemaald,
toen zij in „Hot Volk" van Donderdag
avond (22 Juni) in duidelijke termen op
merkte, dat wij onze stemmen behoord'ii te
gebruiken als sjaggermid'del, om onze in
herstemming komende partijgenooten er in
te helpen. Het hoogste doel onzer politiek
dus een paar Kamerzetels mcerl
En vorder:
Wij hebben vroeger de vrijzinnig-demo
craten op de kaak gesteld, die, toen het
oogenblik van pal-staan kwam, om oogen-
blikkelijk gewin bot algemeen kicsreobt in
den steek lieten. Wij hebben daartoe geen
recht gehadwij zijn evenmin vast gebleken
Wij hehben het honderdmaal in do verkie-
Een Tfronwesilist.
23)
Rodolphe nam zich voor van deze vrien
delijke vergunning gebruik te maken, en
hij geloofde ook, dat, naast het genoegen
Marie-Louise voor het laatst te zien, zijn
bezoek in het bijzijn en met goedkeuring
'barer ciders, het beste middel was om de
jonge weduwe, die hij zich als ontroostbaar
voorstelde, te behoeden voor alle laster
praatjes in de buurt.
Toen hij haar ging bezoeken, deed hij
«it midden op 'den dag cn ging er heen
3angs den straatweg. De familie Verchères
bij elkaar op de Dague.
Do jonge vrouw kwijnend en bleek, se-
cert het drama bij den vijver, zat in een
gemakkelijken stoel, tegen den muur van
latwerk, waar de late herfstzon nog
scheen. Zij had een tafeltje vóór zich;
Marie-Louisc cn dc haren waren geheel in
het zwart.
Het groote ongeluk als gevolg van den
brief van Delphine Verchèrcs, de vreesclij-
ko angsten, die zij, ten gevolge van dien
dwazen brief, had uitgestaan, hadden op
haar gelaat en in haar bewegingen hun
sporen achtergelaten.
De oude tuinman ging luidruchtig den
heor De Crósne aandienen.
Maric-Louise, die plotseling een erge
kleur kreeg, teen zij Rodolphe zag, sta
melde vei ontroering eenige woorden van
dank.
Met toestemming van haar ouders kuste
Rodolphe de mooie, gelukkig-geredde
vrouw op het voorhoofd. Toen gingen allen
in don tuin wandelen. Er waren nog alleen
wat Bengaalsohe rozen en eenige chrysan-
thon.
Maric-Louiro plukte daarvan onder het
wandelen een bouquetje, dat zij den heer
De Crósne bij het weggaai aanbood.
Om aan dit bezoek bet aanzien van een
verloving tb geven, ofschoon dit zoo
niet was gebeurde hot, dat, op het
oogenblik van scheiden, de Verchères alle
drio RoJolpho o'mheledcn.
Toen de poort achter hem gesloten was,
greetto Rodolphe zijn korstendigen gast
heer cn gastvrouwen nog, door met zijn zak
doek te wuiven. Hij was ontroerd. Do
schoonheid van Mario-Louise was in zijn
geheugen geprent gebleven. Had Rodolphe
niet Marie-Louiso onschuldig in zijn ar
men gehouden, toen hij dacht, dat zij ster
ven ging? Hij had zooveel zelfbeheersching
gehad, dat Lij hasj niet eens met een kus
had aangeraakt. Hij had eerbied voor
haar getoond.
De heer De Crósne was vervuld van deze
govoolens en gedachten, toen hij Jacques
bij een bocht van den weg ontmoette.
Jacques stond roerloos en zijn gelaat, an
ders zoo zacht en vriendelijk, was bleek
en verwrongen.
Toon Rodolpko hem gonadord wa<s,
raakte hij even zijn hoed aan.
Mijnheer Da Crósne", zei hij met horten
de stem, „u is mijn gast, want u logeert
bij mijn ouders."
„Ja zeker, Jacques", zei deze, verbaasd
over die woorden en dien grievenden toon.
„Zoolang u onder mijn ouderlijk dak
vertoeft, is het niet mogelijk, dat wij ducl-
leerenl Maar later..."
„AVaardm zouden wij duelleoren? Ben
je mijn vriend niet meer?"
„Neen, dut kan ik niet meer zijn. Hoe
zou dat mogelijk wezen? Ik heb gehoord,
ik heb gezien, ik heb begrepen. Alles is
uit tussohen ons..."
„Wel, allo duivels 1 Wat heeft u begre
pen, mijnheer? Spreok ten minste niet in
raadsels..."
„Mijnheer," antwoordde Jacques, „er
zijn hier overal molenaars en kolenbran
ders, -die oververtellen wat zij hoo ren...
Spreek dus zacht, als 't u blieft 1 IJ weet
wie u dat bouquetje gaf-' Dan weet u ook
het overige. Dio geschiedenis te verhalen
zou mij al te zwaar vallen."
„Wie zal mij dio dan verhalen Dat
bouquetjo? Maar, mijnheer De Valigny, u
is gek geworden...?"
„Geen bolecdigingen meerWat
gebeurd i", vraagt om bloed. U zult het
mijne hebben of ik het uwe. Ik zal alleen
nog zóó lang wachten, totdat u het huis
v^n mijn oudere heeft verlaten. Ik laat den
tijd aan u over. 17 zult intusschen uw ge
tuigen kiezen do mijne zullen te uwen
dienste staan."
„Zeer goed, mijnheer, als u het zoo ver
langt", zei Rodolpeh bedroefd, maar waar
dig. „Spreek slechts één woord en ik ga
van bier om u eerst op de plek van het
tweegevecht weer te zien: u is op schande
lijke wijze 1 edrogen 1"
„Op schandelijke wijze bedrogen I" sprak
Jacques hem na. „Ja, dat is waar 1"
Zoo keerde hij Rodolphes eigen woorden,
dio deze tot zijn verdediging sprak, als
een wapen tegen hem.
Vervolgens raakte hij nog eens zijn hoed
even aan ca de twee jongelieden gingen
elk een andoren kant op.
XVI.
Van af do hoogte van Franohesse, dicht
bij de Dague gelegen, had Jacques gezien,
dat Rodolphe bij 'de Verchères een visite
ging maken en in dit feit meendo hij de
bevestiging te zien van de praatjes, die in
de buurt werden rondgestrooid: do lief
desgeschiedenis van Marie-Louise en Ro
dolphe.
Hij liad gezien hoe de eigenaars van de
Dague hun gast tot aan het hek haddon
uitgeleide gedaan, en hoe zij daar, met
ondubbelzinnige bowijzen van sympathie,
van elkander afscheid hadden genomen.
Rodolphe begreep nu eerst, door deze
hevige uitbarsting van drift, dat Jacques
Marie-Louise liefhad, en dat dit reeds van
vroeger dagtcekende.
Kort daarna vond do heer De Valigny
op de schrijftafel in zijn kamer het volgen
de briefje:
„Zeer waarde Heer,
Ik ben gedwongen Avrcuil onverwachts
te verlaten, zonder zelfs aan dc voeten
van mevrouw dc barones mijn buide cn
mijn vcrschuldigden dank te kunnen neer
leggen. Ik hoop later tegenover haar on u
deze schijnbare onbeleefdheid te kunnen
goedmaken. Ik moet vóór alios trachten
een wolk to doen overdrijven, die zich,
door droevig misverstand, boven mijn
hoofd heeft samengepakt, en dat geheel
buiten mijn schuld.
Uw zeer onderdanige dienaar,
Rodolphe."
Mevrouw De Valigny echter vond op
een tafeltje in haar salon de rozen en
chrysanthon, die Rodolphe van zijn laat
ste wandeling had meegebracht, maar zon
der verklaring er bij van waar die kwa
men.
Toen do heer De Valigny het afscheids
briefje van Rodolphe las, wa3 deze reeds
ver weg van het. kasteel Arouil. Hij was
terstond vertrokken; terwijl bij zijn kof
fer op een gohuurd karretje liet wegbren
gen, had hij zijn fooien aan de dienstbo
den gegeven cn was toen naar Lurcy ge
wandeld.
De beer Dc Valigny ontbood zijn zoon bij
zich, doch deze was nog niet thuisgekomen.
De vader liep gejaagd heen cd -weer, zon
der zijn oogen te kunnen afhouden van liet
raadselachtig briefje van Rodolphe.
Mevrouw De Valigny zag den baron in
den tuin en ging er heen om hem te vra
gen of hij iets wist van dien bouquet. Wo-
derkeerig gaf de baron haar zijn briefje.
Beiden waren stil en verslagen, toen Ja
cques zich bij hen voegde.
Hij zag zijn ouders op een bank in den
tuin zitten. Zijn ontsteld gelaat scheen aan
tc duiden, dat hij ook rr xis van hot ver;
dwijnen van den heer D Crósne wist, cn
dat hij er de reden van vermoedde.
„De heer De Crósne is vertrokken. ITeeft
hij u goeden dag gezegd 1"
„Wij hebben hem zelfs niet gezien," ant
woordde de baron, „maar ik heb dit brief
je op mijn kamer gevonden... hij veront
schuldigt zich ovor zijn overhaast vertrek,
maar wil or eerst later 'de verklaring van
geven...
(Wordt vervolgd.)