Stofgoud.
Raadgeving.
AUi.Eibx.Eix.
Waarom zij weenden.
De president der Vereenigde Staten
geeft eeD groot feest. Ook Indianen-opper
hoofden bevinden zich onder de gasten.
Aan het schitterend feestmaal zijn de
roodhuiden in stoïcijnsche rust gezetenzij
<loen alsof niets hen imponeeren kan, spre
ken weinig, eten veel.
Een jeugdig Hoofd heeft gezien, dat de
blanke broeders mosterd, die hem geheel
onbekend is, genomen hebben. Maar om
dat de blanken daar zoo'n heel klein beetje
van gebruiken, komt hij tot de gevolgtrek
king, dat het een zeldzame, fijne lekkernij
moet wezen. Hij komt dus tot het besluit,
zich daar ook van te bedienen, neemt een
goede portie en steekt meteen die in den
mond.
De zoon der wildernis neemt nu een
schrikbarend brandend gevoel op de tong
waar, maar zonder een spier van zijn ge
zicht te vertrekken, slikt hij de versnape-
i ring in. Het angstzweet breekt hem uit en
i hij kan het niet verhinderen, dat de tranen
hem over de roode wangen biggelen*
Een oud opperhoofd, dat naast hem zat,
en hem had gadegeslagen, vroeg waarom
1 hij weende.
,,Ik ween," gaf de jonge krijger ten ant-
woord, omdat ik er juist aan denk, dat
I mijn vader verleden jaar in het Huxon-
j meer verdronken is 1" En hij bood hem den
I mosterd aan.
De oude heer antwoordt niets en neemt
I zijnerzijds een portie mosterd op dezelfde
wijze en met dezelfde uitwerking als zijn
buurman.
Edele grijsaard, waarom weent gij
nn?" vraagt met loerenden blik het jeugdig
opperhoofd.
Tk ween daarover," gaf de oude dood
bedaard ten antwoord, ,,dat jij niet verle
den jaar met je vader samen in het Huron-
meer verdronken bentl"
Vogels en kleuren.
Een kalkoen ache haan is eyeD fel tegen
.rood als een stier. Een mnscb wordt door
rood volstrekt niet verstoord; maar als
men voor de kooi van een gevangen musch
een blauwen lap zwaait, wordt het vogeltje
v bijna razend van angst en afschuw.
Mnsschen en vlasvinken óók zullen geen
voeder eten, dat hun op een blauw pa
pier wordt voorgezet, en zij toonen grooten
tegenzin voor ieder, die een blauw kleed
draagt.
Lichtblauw hindert hun bet meest. Op
donkerblauw letten zij bijna niet.
Lijsters en merels hebben een afkeer van
geeL Zaj zullen roode of blauwe gedroogde
grashalmen, als zij die vinden, gebruiken
voor den buitenkant van hun nestenmaar
geel gras zullen zij nooit nemen.
Drukke cor^espondesilies.
Koning Eduard van Engeland, zegt
„rit Bits" ontvangt dagelijks niet min
der dan 3000 couranten en 1000 brieven.
D© Tsaar en keizer Wilhelm ontvangen
ieder tusschen de 600 en 700 brieven per
dag. De koning van Italië ontvangt er
ongeveer» 500 en koningin Wilhelmina heet
er 100 a 150 te krijgen.
Maar al de Vorsten worden in dit op-
zicht in de schaduw gesteld door den
Paus, die eiken dag tusschen 22,000 en
23,000 hrievon ontvangt.
Geen grooter gevaar voor ons uan een
godsdienst van gevoel, geen gods
dienst des gewetens.
E. Snellen.
Aan al wat er groots volbracht wordt
ligt trouw in kleine dingen ten grondslag.
C. Wagner.
Nooit door ncschou ing, wel door han-
'delen leert men zichzelf kenne:u
Goethe.
Wekelijksche Kalender.
Zondag.
Eegoede r -atio is evenals de cy
pres: als hij eenmaal is geknakt, wordt hij
nimmer meer groen.
Haandag.
Traag in den arbeid, naarstig in het
bidden: orgelspel zonder orgeltrapper.
Dinsdag.
't Is vaak treurig te zien, dat het genie
niet onbegrensd is, de dwaasheid echter
wel.
Woensdag.
Te kort komen is meestal 'de wrange
vrucht van te lang doorgaan.
Donderdag.
Wie zijn buisje lapt met leugenB,
Vindt, al lapt hij dag en nacht,
Telkens toch weer nieuwe gaten,
Waar hij die niet had verwacht.
Vrijdag.
Op het groote uurwerk des tajds staat
slechts één woord: N u.
Zaterdag.
De wereld is een wonderboek;
Het maakt zijn lezers wonderkloek;
Maar wie het zonder oordeel leest,
Di© blijft zooals hij is geweest.
RECEPT.
Aardbeziën-beignets.
Neem groote aardbeziën, besmeer ze met
abrikozenmoes en rol ze daarna door fijn
gehakte amandelen of fijne bitterkoekjes;
haal zc nu voorzichtig door frituur-deeg
en bak ze in gesmolten boter bruin, strooi
er suiker en wat vaaielje over.
Men kan de beignets ook van enkel aard
beziën maken.
Tegen de muggenplaag
geeft iemand het volgende middel, dat
hij gedurende zijn vijftienjarig verblijf in
Indië met goed gevolg aanwendde:
Id het slaapvertrek plaatse men reeds
in den vooravond een schoteltje mjt kajar
poetolie; bij het ter-ruste-gaaD neme men
bet weg.
De zegsman beweert, dat de lieve dier
tjes zich met den looppas verwijderen.
Zyn er zoo?
Hot EngeLche weekblad „Punch" deelt,
bijwijze van persiflage, het volgende frag
ment mede „uit het dagboek eener moder
ne vrouw:"
In het park ontmoette ik zoo'n
aardig kind, dat ik niet kon nalaten, het
eens flink te kussen. Toen ik het kinder
meisje vroeg, wie do ouders waren, vernam
ik, zonderling genoeg dat het mijn
eigen dochtertje was ik vroeg of ik neg
meer kindereu had, en hoorde, dat ik er
nog twee bezat, even lief a1" dit. Vreese-
lijk aardig te denken, dat men zulke snoe
zige kleintjes heeft! Ik ga stellig eens
naar do kinderkamer die zulleD wij toch
wel hebben om de anderen ook eens
te zien. Ik zal w»t speelgoed meenemen.
Ik geloof, dat kinderen daar nogal van
houden. Maar ik weet nog niet wat ze zoo
al hebben. Misschien is het veiliger, wat
ohocolaadjes mee te nemen.
Apropos, die onaangename man dien
ik een paar dagen geleden in de hal ont-
moette, blijkt mijn echtgenoot te zijn. Ik
was hem heelemaal vergeten. Gisteravond
werd hij mij in den schouwburg gewezen.
Vanmiddag de kinderen bezocht. Een
heel avontuur geweest. Eerst een heele poos
rondgedwaald. Geen gedachte, dat mijn
huis zoo groot was. Eindelijk kwam ik te
recht in de keuken en vond daar een heel
vriendelijk meisje, dat aanbood mij de
kinderkamer to wijzen. D© kinderen waxen
eerst een beetje schuw, maar weldra waren
wij goede maatjes. Zij wilden weten, waar
ik woonde en hoe ik heette. Eén van hen
scheen zich nog te herinneren, dat zij mij
een heelen tijd' geleden wel eens in huis
ontmoet had; zeker, toen; kinderen nog
in de mode waren. Ik kon niet lang blij
ven, want in de kinderkamer schijnt men
niet gewend aan sigaretten, en ik moest
naar de Club. Als ik het wat minder druk
heb, kom ik zeker eens terug. Alleraar
digste kinderen 1"
Onze breedsprakige voorouders.
Als voorbeeld van de breedsprakigheid
onzer vaderen diene de volgende adverten
tie uit ecu „Leydse Courant" van 10 Oct.
1798:
De dood, welke nauwelijks zes weeken
geleeden, een allerdeugdzaamste Vrouw uit
mijne liefdearmen wegrukte, is wederom
ter Woning, alwaar ik nog met heete traa-
nen dit voor mij allersmertelijkst verlies
betreure, ingedrongen; en heeft heden na
middag ten drie uuren, de levensdraad
van mijn eenig kind, Paschasius Diederich
Ixx>nard, nadat hij den ouderdom van nog
maar twee jaaren en omtrent zeven maan
den hadde mogen bereiken, en agttien da
gen met eene gevaarlijke Ziekte gewor-
stelcl had, afgesnedenen hem zodanig aan
mij ontweldigd. Het vertrouwen, dat
oen Almachtig en Genadig Opperwezen
mijn Zoontje met zijne Moeder, daar door,
uit dezen rampvollen Waereld, tot zijne
eeuwige Heerlijkheid heeft overgenomen,
strekt mij ten troost bij deze dubbele en
hertgrievende slagen; daar nochtans Con-
doleantie-Brieven mijne droefheid zouden
Vernieuwen, verzoek ik aan Naastbestaan-
den en Vrienden, waar aan deze door den
thans gebruikelijken weg, ter kennis weivï
gebragt, mij daarvaD wel to illen Ver-
echoonen.
Emmerick, den 2den October 1798. (Volgt
onderteekening).
Jansen was geen al te schitterend ruiter.
Op zekeren dag vroeg hem een would-be
grappenmaker
„Weet jij wat er met Bileam gebeurd is?"
,,'t Zelfde als mij op het oogenblik: een
ezel sprak tegen hem."
Majma liep met haar dochtertje bood
schappen te doen. In de straat was een
deel er van met stroo belegd om het ge
luid te dempen.
„Waar dient dat voor, ma?"
„De dame, die in dat huis woont, heeft
een kindje gekregen."
Het kind bleef even nadenken, toen
vroeg bet:
„Zij hadden dat kindje erg goed inge
pakt, vindt u niet, ma?"
Onderwijzer: „Hoe weten wij, dat
de Sahara vroeger een meer is geweest?"
Leerling: „Doordat de zwartjes er nog
altijd met zwembroekjes rondloopen I"
Imperialisme met den paple
pel. Op een schoolexamen te Witley
(graafschap Surrey) werd aan de leerlin
gen opgegeven, een opstel te maken over
de grootheid van het Britsche rijk.
Een der examinandi antwoordde letter
lijk: „Engeland is sinds langen tijd meester
over alle zeeën van de wereld. Het bezit nog
niet alle landén, maar zal die alle één
voor één verkrijgen" l
Zeer dikke heer in de volle tram:
„Ze duwen me, ze stootea me, ze trap
pen me."
Het publiek: „Ja, beste meneer, maar u
is ook overal."