Het bloeden der planten. Hei bierdrinkende lüncben ters en één uit de oudo burgemeesters, die in het volgende jaar der burgemeester en president moet zijn, benevens 21 mannen, waaruit dan de hoofdschout, (of de 4 pas gekozen burgemeesters) den volgenden dag zal kiezen 7 schepenen, mede voor het aanstaande jaar. Tevens vermaant hij hun, bij deze verkiezing te handelen volgens hun eed, eer en plicht en overeenkomstig de privilegie»! en instellingen dezer stad. De secretaris leest nu het formulier van den eed voor en de keurmannen, die nooit te voren een zwarte boon getrokken had den, leggen daarop, volgens dit formulier, plechtig hun eed af in handen van den hoofdschout. Zij, die voorheen reeds ééns of meermalen een zwarte boon getrokken hebben en bijgevolg reeds te voren dezen eed hebben afgelegd, beloven alleen „onder handtasting aan den heer hoogschout", dat zij zich ook bij deze verkiezing overeenkom stig hun vroeger gedanen eed zullen gedra gen. Thans gaat de hoofdschout heen, de deur wordt opnieuw zorgvuldig gesloten en de keurmannen plaatsen zich aan de groene tafel, overeenkomstig de volgorde, waarin de zwarte boonen getrokken zijn. De trek ker van de eerste zwarte bcon plaatst zich als president aan het hooger eind der ta fel, de secretaris zet zich tegenover hem aan het andere einde, en van de overige acht nemen vier ter linker-, vier ter rech- ter-zijde plaats. Nu leest de secretaris een lang, lijk gebed voor, daarop houdt de president nog eens een korte speech en vraagt ver volgens aan den keurman, die de tweede zwarte boon getrokken heeft, wien hij uit de heeren burgemeesters, die in het voor gaande jaar geregeerd hebben, voorstelt om dit volgende jaar de waardigheid van president-burgemeester te bekleeden. Doch deze antwoordt hierop, volgens het vaste gebruik „Wien gelieft de heer president daartoe voor te stellen"?" En de heer pre l.nt zegt: „Ik stel voor den heer N. N. tot presi- dent-burgemeester voor het volgende jaar." De trekker van de tweede- boon, indien 1 hem deze persoon behaagt, geeft alsnu ten antwoord ,,Ik denzelfden 1" In het tegenovergestelde geval heeft hij echter vrijheid, om ook een der andere af tredende burgemeesters voor te stellen. Ook de overige keurmannen, op dezelfde wijze naar hun meening gevraagd, hebben eveneens dat recht, en hij, die op deze wij ze de meeste stemmen krijgt, wordt geacht verkozen te zijn tot president-burgemees ter, hetgeen terstond door den secretaris opgeteekend wordt. Op dezelfde wijze gaat het met de keuze ivan de overige burgemeesters; evenwel met dit onderscheid, dat bij het verkiezen 1 van den derden burgemeester de trekker van de derde boon en voor den vierden burgemeester de keurman, die de vierde zwarte boon trok, het eerst gevraagd wordt. Nadat de vier heeren burgemeestert al- i daar verkozen zijn, schrijft de secretaris een brief, den uit-slag behelzende, welk schrijven door een der buiten wachtende boden ten stadhuizc aan de vier heeren oud-burgemeesteren gebracht wordt, die aldaar bijeen zijn om den uit-slag van de [nieuwe verkiezing af te wachten. Onmid dellijk worden nu de nieuw-gekozenen ont- boden, gefeliciteerd en beëedigd, terwijl intusschen de keurmannen rustig voortgaan met het nomineeren van 21 personen tot schepenen voor het aanstaande jaar. Is de nominatie gereed, dan staan a keurman- 1 nen op, verlaten de consistorie twee ,aan twee, gevolgd door secretaris, stadsbo 'de en hellebaardiers, en begeven zich in optocht naar het Raadhuis, waar zij de nieuwe burgemeesters bij elkaar vinden. De president der keurmannen houdt nu tot de nieuwe burgemeesters een fraaie oratie (of draagt dit, zoo hij minder goed bespraakt is, den secretaris op), de nomi natie der schepenen wordt ingeleverd en allen gaan heen. Den volgenden dag, Paaschavond, wer den nu uit het een-en-twintigtal do 7 Bche- penen voor het aanstaande jaar gekozen, die nog denzelfden dag op het Raadhuis bijeen kwamen, waar hun de eed werd af genomen. Zóó kwam in vroeger eeuwen telken jare d? nieuwe regeering der stad Hoorn tot stand. DE BAKVISCH. Wat is eigenlijk een bakvisch? Ik bedoel geen gebakken visch, el .ar een jong meisje, dat men dikwijls met dien naam hoort be stempelen. Eigenlijk geloof ik, dat het woord afkomstig is uit bet Duitsck en zich eerst langzamerhand in onze taal burger recht heeft verworven. Het is in ieder geval korter en daarom krachtiger dan ons „tusschen servet en tafellaken", of ,,tu8schen mal en dwaas" on dergelijko lange omschr.; ingen. De afleiding kwam mij tot dusverre nogal eenvoudig voor. Voor baktong, bakschol, bakbott in het al gemeen voor visch om te bakken, neemt men gewoonlijk de exemplaren van het ge slacht, die to klein zijn om te koken. (Al leen paling maakt hierop een uitzonde ring; voor bak paling neemt niemand de dunste). Dus visschen, die te klein zijn om voor de bewerking No. 1 te gebruiken, meisjes, die geen kinderen meer zijn, en nog niet lichamelijk en veel minder ver standelijk volwassen zijn, noemt men ,,bak- visch." Doch nu kwam de „Weltspiegel", apro pos van modes voor aankomende meisjes, met een eenigszins andere afleiding aan, die zeker niet onaardig gevonden is. Emma Reichau, de schrijfster van het modebc.icht, bogint met vast to stellen, dat hoi zonderlinge wezen, „bakvisch" ge naamd, een meisje is, op den leeftijd tus- schcn 14 en 17 jaar. (Hier rekenen wij ge woonlijk den tijd nog wat langer). De meest juisto afleidi. v i het woord ~indt zij oio van het Engelscho woord „bacs. sh". in ngeland he. -cht, volgens Emma Rei chau, het gebruik, om de gevangen visoh, eer zij in den handel kooit, door een oom missie te laten onderzoeken, of zij wel de voroieohto groott© liee. i. Gi'oikt, en dus volwassen is. Do vij3ohen, die nog to klein bevonden worden, gaan terug (back) in zeo, om verder te groeien. De kleine vis schen mogen dus r.cg niet uit hun element de wereld i Y, evenmin als de kleine, toe komstige dametjes, die nog niet rijp zijn voor het leven met zijn wèl en wee. Aar dig gevonden, nietwaar? Wel zijn de joJja meisjes het niet altijd er mee eens, dat zij nog vallen onder de haar hatelijke benaming van „bakvisch". JTleven der volwassenen lokt zoo verlei delijk; of b-ver de rechten, die het vol wassen-zijn meebrengt, in de eerste plaats het uitgaan, het deelnemen aan uitspan ningen voor groote menschon. Gelukkig het meisje, dat niet al te vroeg onder die veelbcnijden wordt opgenomen; dat zoo recht mag genieten van haar jeugd en haar „ontoerekenbaarheid" als ,,bak- ■\isch." Later, wanneer met de rechten ook de plichten der volwassenen haar deel wor den, zal zij er dankbaar voor zijn, dat zij in onbezorgdheid kracht heeft kunnen op doen om die plichten behoorlijk to vervul len. Als men in het voorjaar den wijnstok snoeit, begint hij, gelijk men pleegt to zeggen, bloeden, d.w.z., er komt sap uit het doorgesneden gedeelte. Ook andere planten bloeden bij het snoeien, doch me—.: in sic ïs geringe m* cn soms nau- ■v Jijks merkba Het sterkst vindt men h. 'ceden bij planten een vochtig-heet klimaat. Onze landgenoot H. Molis.h heeft te Buitenzorg, op Java,vit een 10 c.M. dik ken conocephalus-stam, dien hij had aan geboord, in elf uur bijna 5 liter sap ge trokken, terwijl onze berk bij ongeveer ge lijke stomdik'.j in 24 uur hoogstens 6 liter sap oplevert. Om het bloedon van afgesneden planten te verklaren, moet uien wel aannemen, dat do wortel op een of andere wijze het opge zogen sap voortdrukt; daarom noemt men de kracht, die het bloeden bewerkstelligt, •den worteldruk. De grootte van don wor- tcldruk laat zich meten, r?s men op den afgesneden stomp, luchtdicht aansluitend, een buis bevestigt, die eerst een eindje om hoog gaat, dan naar achteren ombuigt, daarna opnieuw een bocht maakt en nu met langen arm omhooggaat. In dezen langen arm wordt kwikzilver gegoten, tot de zuil van dit metaal 75 c.M. hoog is, alzoo bet gewicht van een atmosfeer heeft. Als de langste arm luchtdicht afgesloten is, laat de wor teldruk zich juist meten, want het appa raat is dan een manometer. Zekere heer Figdor, die tegelijkertijd te Buitenzorg onderzoekingen over den wor teldruk van tropische planten instelde, vond deze druk bij een plan# inderdaad dubbel zoo sterk als de stoomdruk in de locomobiel van een stoomdorschmachihe, namelijk 8 atmosferen. Een zoo groot arbeidsvermogen ie na tuurlijk niet mogelijk zonder aanwending van veel kracht, en zonder dat 'deze arbeid aa.n het leven der plant knaagt. Daarom houden do planters dezen arbeid terstond in, als het hun mogelijk is hun doel, de bladeren met water to verzorgen, op ande re wijze te bereiken. In onze breedten, waar de lucht zelden meer dan 60 a 70 pCt. waterdamp bevat, verliezen de blade ren voortdurend waterdamp, en de ledige cellen werken nu zuigend op de naastlig gende cellen, die hun water naar boven af geven, maar dan tevens naar onderen ook een zuigende werking verrichten. Dit plant zich met grooto sne! eid, tot in de worte len toe, voort, en zoolang onzo planten ga ve bladeren hebben, komen zij met deze soort sapbeweging klaar. Alleen in cle len te, als de bladeren zich nog in do knopora- hulsels bevinden, of nog heel klein zijn, gebruiken zij den worteldruk als sapbewe- gende kracht. Anders echter is het ij die gewassen, die voortdurend in een geheel of bijna geheel met waterdamp verzadigde lucht leven, zooals dat geschiedt in moerassen en in d* 1 fo zone voor zoover die tevens regen rijk is. Bij dezen wordt do worteldruk soms zoo sterk, dat 't water uit bijzond ere organen aan de randen der Waderen, de hydatho- den, perst München is de bierstad bij uitnemend heid. Daar krijgen do kleine kinderen als het ware al bier uit do zuigflesch te drin ken. Ie München drinkt iedereen bier en dar liefst ook nog veel bier, heel veel bier. München is dus een beroemde stad, went het heeft iets, dat andere stcdeD niet hebben, niet zoo algemeen hebben ten minste, nl. duizenden inwoners, die lijden aan hartvervetting, en die door de straten trippelen met een buikje, waarin wel een heel 20-liters-vaatje geborgen zou kunneD worden München is dus beroemd, al is het dar ook een treurige beroemdheid, die het be zit, maal* de bewoners zijn bezig hun be roemdheid te verspelen. Want, al drinken ze nog een respectabel potteken, 't i- toch lang niet meer wat het vroeger was; de hoeveelheid bier, die door een Münchcner keel van tegenwoordig glijdt, is heel wat kleiner dan die, welke de kelen der 20 jaar geleden levende Münchenaren konden ver zwelgen. In 1904 hebben cïe gezamenlijke Münche- naars (cn dat zijn er, met zuigelingen en alles meegerekend, een 530,000), maar eventjes 100,000 H. L. bier minder gedron ken dan in 1903, niettegenstaande toen het aantal inwoners ongeveer 0000 kleiner was. Toch is het bier verbruik per hoofd nog 31c liter per jaar. tegen 339 in 1903, en driukeu de Münchenaars alleen nog veel

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1905 | | pagina 11