De geit, de koe der arbeiders.
Karakterstudie uit het haar.
hondenscke modes.
Stofgoud.
dekking zwakker dan men in Europa
eischt en niet dikker dan 1.5 tot 2.1 meter.
Op de grachtranden zijn hindernissen aan
gebracht; netten en prikkeldraad liggen
op den bodem der gracht en op het gla
cis. De kanonnen staan in kazematten of
tusschen dwarswallen. In het geheel moe
ten er in de vesting omstreeks 1000 kanon
nen zijn.
Men vermoedt, dat, evenals bij P ort-
Arthur, ook het voorterrein der vesting
van verdedigingswerken is voorzien. Een
binnenste verdedigingslinie schijnt bij
Wladiwostok te ontbreken. Mijnen zijn tot
een afstand van 7 mijlen in zee gelegd.
Yolgens bovenge noem den schrijver leve
ren de kustforten geen volkomen bedekking
op tegen een beschieting door vijandelijke
schepen.
Het garnizoen van Wladiwostok bestaat
mc de 2de en 7de OosteSiberische divisie
tirailleurs. De gezamenlijke sterkte wordt
op 50,000 mn.n geschat, waarvan op het
oogenblik een deel in Noord-Korea ope
reert
De geit is een d- van sociaal-economi
sche beteekenis voor den arbeider en wel
in het bijzonder voor den handwerksman,
'den fabrieksarbeider en den kleinen bur
ger. Uit statistische gegevens, sedert 1897
door de Pruisische Regeering gepubliceerd
blijkt, dat bijna een vierde van het getal
geiten door de bevolking der steden ge
houden wordt; dat de geiten in de land-
Louwdistricten niet sterk vermeerderden,
maar wel in de streken van de nijverheid.
De eerste Duitsche vereeniging voor gei
tenteelt werd dan ook ornaat het hier
meer een belang van den fabrieksarbeider
dan een landbouwbelang geldt door een
industrieel gesticht. Dat was in 1892.
Thans zijn ever geheel Duitschlanrd tal van
dergelijke vereenigingen verspreid, waar
van de iudustrieele werkers het voor
naamsto element vormen.
In Duitschland valt de vooruitgang van
de geitenteelt samen met den bloei van
het fabriekswezen en ook ten onzent wordt
in landbouwvorslagen erkend, dat vermeer
dering van het getal geiten van grooter
welvaart onder den arbeidersstand getuigt
In Overijsel en Noord-Brabant geschiedde
die vermeerdering hoofdzakelijk in streken,
waar fabrieksarbeiders wonen.
Sedert 1860 vermeerderde het getal gei
ten in ons land van 115,452 tot 179,459 en
worden hoofdzakelijk door arbeiders gehou
den. Deze dieren, den gemiddelden prijs
op 12 gulden stellende, vertegenwoordigen
een waarde van 2,160.000; wat van groo
ter belang nog is, per jaar brengen zij op
aan melk 615,000; de voor de slachtbank
bestemde geiten geven jaarlijks voor
f 150,000 vleeschvoedsel aan de arbeiders
de huiden dezer geslachte dieren zijn een
bedrag van 45,000 waard en de minstens
200,000 j^ige dieren, die jaarlijks geboren
worden, hebben een waarde van ƒ100,000.
In het geheel ontleent dus de Nederlami-
sche werkman per jaar aan zijn geiten een
som van bijna ƒ7,000,000.
Hoofdzaak is echter de melkopbrengst.
Geitenmelk a het eenige dierlijke voedsel,
dat dag in dag u t in vele arbeidersgezin
nen verschijnt. Ze is evengoed, zoo niet
beter dan koemelk; als kindervoedsel in
elk geval beter. Bij de hierboven vermelde
becijfering van de waarde der melkop
brengst, werd gerekend, dat elke geit on
geveer 500 liter melk per jaar geeft. Er
zullen echter wat dieren zijn, die het bij
slechts 250 liter laten.
Maar het is mogelijk de melkopbrengst
op te voeren tot 600, 700, ja zelfs tot 1000
liter. Een goede teeltkeus en een zorgvul
dige behandeling zijn daartoe noodig. De
geit werd verwaarloosd, eenwen lang. Ze
wordt in Nederland verwaarloosd tot op
den huidigen 'dag. Kind van de bergen,
vol beweging en temperament, zindelijk als
weinig andere, wordt zij vastgebonden en
opgesloten in een nauw, donker, dompig
en vaak onzindelijk hok. Van teeltkeuze
geen sprake. Het. mag verwondering baren,
dat de geit, bij een dergelijke verwaarloo-
zing, haar goede eigenschappen niet verlo
ren heeft. :~og altijd echter is zij voor den
kleinen man het molkdier bij uitnemend
heid, dat voor den keukenafval, wat hooi
en wat krachtvoeder, dubbel en dwars de
moeite en zorgen loont, welke aan haar be
steed worden.
In Duitschland, waar men de geiten teelt
wat meer ter harte nam, door strenge teelt
keus, of door kruising met Zwitsersche
bokken, zijn geiten met een melkopbrengst
van 800 liter per jaar geen zeldzaamheid
meer; wel een bewijs, dat de geit, ons
meest geharde huisdier, vrij van bijna alle
ziekten, als melkdier tal van latente eigen
schappen bezit, die slechts op verstandige
teeltkeus en een wat betere verzorging
wachten, om binnenkort tot volkomen ont
wikkeling te geraken.
Met de ondervinding in Diritsohland op
gedaan, kunnen wij hier te lande ons voor
deel doen.
Slagen wij er in de melkopbrengst onzer
geiten met 100 liter per dier en per jaar
te verhoogen dan bezorgen wij den Ne-
d?rland6chen arbeider een voordeel van
ƒ1,323,000; een meerdere opbrengst van
300 liter zou dit bedrag tot bijna vier mil-
lioen gulden doen stijgen. Niet in geld,
maar in den vorm van een kostelijk, ge
zond voedsel, dat krachtig kan bijdragen
tot verhooging van het weerstandsvermo
gen onzer werklieden en dat van hun gezin.
Het haar speelt een belangrijke rol in het
bijgeloof. Men beoordeelt naar het haar
dikwijls het karakter, niet zonder reden.
Hoe langer en fijner het haar is, hoe zijde
achtiger, des te gevoeliger is fcet karak
ter, dat dikwijls verlegenheid en zwakheid
wordt. Een dergelijk persoon is gemakke
lijk te leiden- en te influenceeren, vooral
wanneer het haar blond is. Men verwijt
den blonden gebrek aan temperament,
dat door veel natuurlijke goedheid des
harten ruim gecompenseerd wordt. De
blonden met fijn haar zijn dikwijls zeer
practisch en verstandig met een tintje
slimheid en van tijd tot tijd wat koppig
heid.
Zwart haar duidt op geest. Dik, kort,
stijl haar wijst soms aan een lichtzinnig,
ondernemend karakter, zonder idealen.
Groeit bet haar laag op het voorhoofd, dan
is de persoon zeer temperamentvol, maar
ook grillig, spilziek en onbestendig.
Kort kroeshaar is een opbruisende,
leugenachtige of laten we liever zeggen
een fantastische natuur, maar die eerder
open is tot slechte, dan tot goede invloe
den. Sterk ontwikkelde, weerbarstige nek
haren verraden een gelukkig, vroolijb ge
stel.
Donker haar is een teeken van kracht en
energie, van hartstocht, soms van zelf
zucht en heerschzucht.
Wio vroeg grijs is en spoedig een witte
kuif heeft, is eveneens gevoelig voor in
vloeden.
Blonde vrouwen oefenen lichter een groo-
te bekoring uit dan donkere, en daar zij
dikwijls fijn en geslepen zijn, heeft men
steeds alle feeën en godinnen blond voor
gesteld. Als liefdesproef, zegt een oud bij
geloof, moet men een haar van de twee
gelieven in een knoop leggen. Houdt cte
knoop stevig, dan zal de liefde hecht en
langdurig zijn. Het haar, dat glad blijft,
duidt den persoon aan, die het eerst on
trouw wordt.
De Lo idensohe dames beginnen langza
merhand aan 'de Parijsche echoonen de re
putatie van grootste élégance en smaak
volste toiletten te betwisten. Zoo ziet men
bij de gala-voorstellingen der Londensche
opera thans dikwijls zeer bijzonder© en
ook origineeie kostumes zoodat men in de
ze levende rao'lefiguren de modernste vor
men niet minder nauwkeurig kan bestu-
deeren dan ia Parijsche modesalone of mo
detijdschriften. In den haartooi kan meen
een toenemsnden eenvoud opmerken; vie
vele, rijk versier kammen zijn onmodern
geworden, en ook de overige opzichtige
en bonte haartooi wordt in Engeland niet
meer gedragendat is n opmerkelijke en
gezonde emancipatie der Parijsche mode,
die den zin voor schitterenden haartooi
nog niet heeft overwonnen. Een enkele
roos in het haar, een kleine touffo van
tule, een parel, dat is de eenige opschik
die op het zacht golvende en eenvoudig
gekamde haar rust Het vroeger zeer ge
wilde, over het voorhoofd gekamde pony-
baar wordt nn zeer weinig gedragen. Db
schrijver van dit stnkj e zag in't parket een
jong meisje, met mooiIon haar, dat een
allerliefste witte japon droeg. D© japon
was van orêpe-de-chine, dat om de corsage
in vie sierlijkste plooien gekroesd was. De
plooien losten zich even onder de taille
op in de volle golven van den wijden rok,
welks ruimten door een onderkleed vaa
geplisseerde witte chiffon opgenomen wer
den. Ook do mouwen vielen in plooien, die
aan den onderarm in weeke tule sluiers
uitliepen en over de corsage slingerde zich
een fraaie guirlande van witzijden rim
pels, afgewisseld door kleine rozestruikjea.
Een ander mooi kostuum bestond uit
zwarte tule over een onderkleed van mat
rose chiffon. De tule was met zwarte ru
ches bezet, wairin hier ©n daar zilveren
lichtjes flonkerden. Een echouderdraperie
van rose tule door een zwarte kant tegea
de corsage afgesloten, voltooide den pikan
ten indruk van deze drieste en bekoorlijke
klenrenharmonie, waarin uit het donkere
zwart het zachte rood warm te voorschijn
trad en de zilveren schittering een leven
dig wisselenden glans in hot AAirtijn'
riep.
Nog een ander ohiffonkleed van bleek
rood© kleur viel in duizend plooien van den
schouder tot op den rokzoom neer; al deze
óver elkaar neerstroomende golfjes waren
met rose tule gegarneerd en deze menge
ling van roode plooien en ruches hield
een zwarte sjaal bij elkaar. Ofschoon de
corsages van deze avondtoiletten zeer nauw
sluiten, worden tooh de vaste en eenvou
dige lijnen der toiletten .door de rijke gol
vingen van chiffon en tule nitgewischt eo
met name oe drapeeringen om de schou
ders bewerken, dat de figuur, als in wol
ken van lichte stof gehuld, in een Bluier
opgelost schijnt en iets etherisch, gracieus
krijgt. Do sjaal uit de jeugd van koningin
Victoria is weer zeer modern. Zij wordt
in zeer afwisselende, gracieuze vormen om
de schouders gedragen, zoodat de uitein
den lang neerhangen. -r_n draagt ze in
bonte, Oosterse..o zijde, in star ©n rustig
zwart, in helder wit, met zware glinsteren
de zilveren en gouden versieringen. Het
mooist zijn echter de sjaals van fijne,
lichte tule, die in sierlijke bogen de ge
stalte omsluiten. Ook kan men bijzonder
mooie op era-man tela zien. Zoo droeg een
slanke dame een langen mantel, waarvan
het bovenste deel in bolerovorm van vaal
blauw mousseline-fluweel de taille nauw
omsloot. Daaraan zat een ongeveer 18 duim
breed stuk van zwaar goudborduursel vast,
dat in uitgetakte kant uitliep; het werd
afgesloten door een breeden volant, 'die
bijna tot de voeten reikte en in afgeronde
bogen tiitiic-hij bestend uit vaal-blatrw
laken met een garneeriDg van satijn. De
zeer breede mouwen bestonden uit kost
baar borduurwerk over lichtblauwe chif
fon.
De vrouw moge het zwakkere vat zijn,
zij valt niet zoo spoedig in duigen als de
man.
Mul tatuli.
't Is de strijd die ons behaagt, en niet
de overwinning.
P aseal
Daar kan geen waarheid zijn tegen de
waarheid in.
G. Wildeboer.