LEIDSCH DAGBLAD, ZATERDAG 6 MEL - TWEEDE BLAD.
Anno 1905.
PERSOVERZICHT.
VVcre'dconferenfie van Christen-siudenlen.
FEUILLETON.
De Baiiiieliiig.
Mr. Aalberse schreef in het „Katho
liek Soc. Weekblad":
„Nu het tegen de verkiezingen
gaat, is er in liberale kringen slechts één
roepdat het Ministerie-Kuyper op het ge
bied van de 6ociale wetgeving niets tot
stand heeft gebracht.
Gevaarlijke tactiek voor liberalen 1
De eerste Arbeidswet van ecnige beteeke-
nis kwam onder het vorige Christelijke Ka
binet, het ontwerp-Ruys van Beerenbrouck.
In de vele jaren, dat we liberale ministe
ries hadden niets!
Na het Kabinet-Mackay kregen we: Vei
ligheidswet, Ongevallenwet, Woning- en Ge
zondheidswet.
Hoe deze drie laatste wetten in de praktijk
voldoen wie er mee bekend is, zal de
techniek er niet van prijzen.
Toen het Ministerie-Kuyper voor ruim
drie jaren aankwam, vond het van de inva
liditeitsverzekering een vluchtige schets, van
de ziekteverzekering zelfs niets. Het aller
eerste begin was er nog niet mn gemaakt.
Onder dit Ministerie kwamen in het
„Staatsblad" de Beroepswet, de
wet op de caisson-arbeiders, waarmee wo al
len anderen landen vóór zijn, do verschil
lende uitvoeringsbeslu.-cn betreffende de On
gevallenwet, Woningwet, Gezondheidswet
Kinderwetten, enz.
Ingediend en ten deele behandeld, zijn
Arbeidswet.
Arbeidscontract.
Ongevallenverzekering voor den landbouw
Ongevallenverzekering voor de zeevissche
rij.
Ziekteverzekering.
Invaliditeits- en Ouderdomsverzekcring.
Weduwen-verzekering.
Landbouwvertegenwoordiging.
Pensionncering van bijzondere onderwij.
zors.
Weduwen- cn weczcnverzekering voor alle
onderwijzers.
Wanneer wij het geluk hebben, dat deze
Regeering nog vier jaren kan aanblijven,
dan zullen in de acht jaren van onze Chris
telijke meerderheid in de Kamers v ij f
maal meer sociale wetten zijn tot
stand gekomen dan er in de vele tientallen
van jaren dat de liberalen de meerderheid
hadden, in het „S t a a tsbl a d" versche
nen.
En vergelijk dit lijstje eens met het bijna
totaal-ontbreken van sociale wetten in
F r a n k r ij k, waar sinds jaren socialisten
en vrijzinnigen het heft in handen hebben!
Toch zijn w ij do conservatieven, de reac
tionairen 1..."
„D e Nederlander1 teekent hierbij
het volgende aan
Geheel billijk is doz© beschouwing niet.
De kinderwet-Van Houten (1874) wordt over
hot hoofd gezien, evenals do wet op de Ka
mer van Arbeid van het Ministerio-Roëll
(1S97) en de kinderwetten van minister Cort
.van dor Linden. Do technische feilen in de
iVeiligheiswet van het Ministerie-Roëll zijn
Ook niet van dien aard dat ze juist aan
het toenmalig Kabinet mogen geweten wor
den. Die wet toch is met instemming en me
dewerking van alle partijen tot stand geko-
(men, omdat men haar in dien vorm des
tijds algemeen het best achtte.
Ook behoort niet vcTgeten te worden, dat
in de „vele tientallen van jaren", dio aan
het Kabinet-Mackay voorafgingen nog aller-
minst de oogen geopend waren, ook niet ter
rechterzijde, voor de noodzakelijkheid van
'die ingrijpende sociale maatregelen, die
later ten gevolge van het verslag der en
quête-commissie en andere ervaringsfacto-
ren gemeenschappelijke desiderata zijn ge-
.worden.
Maar al blijft men een en ander in hot oog
houden, dan toont toch bovenstaand staatje
doorslaand en overtuigend, hoe verregaand
'onbillijk het is, aan het huidig Ministerie
nalatigheid op sociaal gebied te verwijten.
Inderdaad kan met mr. Aalberse gecon
stateerd worden, dat, wanneer dezen zomer
het Kabinet mocht aanblijven, alle gegevens
er op wijzen, dat het achttal jaren, waarin
wij nu verkeereD, 1901 tot 1909 de
vruchtbaarste zullen worden, die onze par
lementaire geschiedenis in de laatste halve
eeuw gekend heeft.
De ministerieele koks hebben de spijzen
bereid en in overstelpende mate ter tafel ge
bracht. Wanneer nu maar de kiezers de rijk-
voorziene tafel in Juni niet ondersteboven
werpen, dan kan in de nieuwe zitting
onmiddellijk worden begonnen en beloven de
eerstvolgende jaren aan hen die een krach
tige sociale wetgeving eisch des tijds achten,
een ware „smulpartij" te zullen bieden.
Wij lezen in „Do Maasbode" onder
het hoofd: „Ons volk niot muzi
kaal?" het volgende
M. H. van 't Kruis beweert het en
traoht het te bewijzen. „Gelooft ge mij
niet?" vraagt hij. „Woon dan maar het
eensto het beste concert bij, in welke plaats
van Nederland ai3 ge wilt, mits het een
publieke volksuitvooring zij in een park
bijv. en vertel eens eerlijk of go in staat
waart van do uitvoering te genieten en of
het legio getal pratende en lacliendo men-
schen, mitsgaders schreeu .rende cn spelen
de bengels, u het hooren niet onmogelijk
heeft gemaakt!"
En hij wijst daarna op Italië, waar het
volk bij een volksuitvoering doodstil
stond te luisteren, en na afloop 5an elk
tsïuk een daverend handgeklap deed hoo
ren.
Op Duitschland, onze zuidelijke pro
vinciën, België, waar hij meer muzikaal
gevoel bij het volk constateordo dan in
onze noordelijke provinciën: Groningen en
do beide Hollanden.
En hij noemt de slechte en trage op
komst der zangers bij do repetities; de
zeldzame geestdrift der menigte bij con oor-
ten en muziekfeesten; de aanmoediging,
die jonge componisten in het Buiten-
land ten deel valt. En hij zegt verder nog
„ietwat" 6Óhorp:
„Wil men in ons land geld verdienen,
dien dan niet de kunst op ernstige wijze,
maar dien de lichte muze. Café-chantant-
muziek is erg geliefd en wanneer in Gro
ningen de groote Frits van Haarlem in de
Meimaand 12 of 14 voorstellingen mot zijn
troep geeft, kan hij zeker zijn, iederen keer
een uitverkochte zaal te hebben niet al
leen, maar dan gebeurt het zelfs nog, dat
do president van het bestuur der „Harmo
nie" hem een prachtige lauwerkrans
komt aanbieden „als hulde voor zijn groote
verdiensten J"
Die eer is aan den directeur van hot
orkest nog nooit te beurt gevallen!"
Ofschoon wij bovenstaande uiting wel
wat te scherp geaccentueerd vinden, kun
nen wij toch uit onze eigen ervaring hier
aan toevoegen: De parkconoerten in Lei-
do n of Maastricht toonen een onmiddel
lijk verschil. In Leiden blijft do nette bur
gerij veelal op afstandze voelt zioh niet
thuis in de menigte joelende we zei
den haast hossende fabrieksmeiden en
jeugdigo fabrieksarbeiders, waaruit hoofd
zakelijk het muziokl io ven d (111) pu
bliek bestaat.
Een schelle schaterlach ecnor veile straat-
deerne slaat bij hen meer aan dan do har
monieuze klank, die daar uitkringt op do
lucht in veelheid weggolvcnd uit het me
lodieuze koper, doch in eenheid samen
vloeiend tot een welluidende symfonie.
Met den emstigsteT wil ter wereld is heb
dikwijls onmogelijk een goed gespeeld stuk
te volgen.
Stoeien, ravotten, lawaaimaken, rond
sjouwen, ziedaar hun program. Van hoo-
ger hand heeft men moeten ingrijpen. Met
sterke politie, met strenge bepalingen heeft
do overheid het eindelijk zoo ver gebracht,
dat men bespied door het oog van
de wakende Hermandadzoonen de laat
ste twee of drie jaren gedurende het spe
len der muziek blijft staan op do plaats,
die men inneemt. Maar dikwijls niet, zon
der hevig protest cn verzet, zelfs tegen
de wettige overheid. Als Van der Werf
sproken kon, zou hij het u kunnen ver
tellen.
Maar in Maastricht! Het Vrijthof, het
Uchoone pleintje groot voor een stad
als Maastricht is de verzamelplaats van
al wat deftig is cn... gewoon. Cafó des
Pays-Bas, oafé Neuf, de Sociëteit en...
het Maastrichtecli Bierhuis, om er enkele te
noemen ze zitten alle au complet bui
ten en binnen. Geheel het plein met zijn
lanen is vol rustig wandelenden. Er dar
telt wel eens een speelsche guit voor je
voeten heen een iueine meid snapt wel
eens een beetje te veel maar men kan
rustig genietenmen kan een zang zelfs
met genoegen volgen. Men baadt zioh met
lust in de stroomen van mooi geluid, die
neervloeien van de planken der tent, tus-
Bchon de rijen der menigte. Men voelt het
direct: men is daar in een andere omge-
ving.
Woont daar een serenade bij. Wij heb
ben het gezien, hoe geheel het Onzo-Lieve-
Vrouwoplcin stond bezet dicht aaneen
gesloten met een opgewekte menigte.
Daér gaat de muziek doodsche stilte, vele
nummers lang. Daar gaat de muziek weer
en zo dringt in de kuiten der hoorders en
men omarmt elkaar, groot en klein, oud en
jong, arm en rijk; en het Onzo-Liove-
Vrouweplein worat een balzaal en het
korps, dat de serenade bracht, het begelei
dend orkest. En men danst er uit, or
delijk, vroolijk, lachend en liovend het
muziekgevoel, dat door de leden trillcrt;
do muziek, die daar kwam gevaren uit do
koperen instrumenten van de geoefende
pijpers. Do stramme zestiger en de lenige
twintiger, do hoogc z arte hoed on het
kleine witte dienstmutsjo; de zijden das
en do katoenen fabrieksjurk kuitenflikkerb
er op den toon der welluidende klanken,
on joolt er. zijn roed uit van muzikale
weelde.
Daar heeft het volk gevoel voor mu
ziek.
In een hoofdartikel betoogt „Do (anti-
rev.) Rotterdammer" nogmaals, dat
het afvoeren van de agenda van het ont-
werp-Arboidscontract do schuld is
van de vrijzinnigen in do Tweede Kamer.
„De vrijzinnige heeren praten er in de
Kamer maar op los. Het is nu al begin
van Mei en 6 Juni zijn over het gansche
vaderland de officeelo candidaatstellingen
al reeds geschied.
Het is dus kort dag.
Maar zie nu, wat thans in de Kamer
voorviel.
De voorzitter, dio eenigo maanden gele
den geloofde, dat een behandeling van
het arbeidscontract nog best na do discus
sion over de schoolwet vóór de verkiezin
gen kon plaats vinden, stelde nu voor het
arbeidscontract maar van do agenda af
te voeren, wijl hij niot gerekend had op zul
ke wijdloopige beschouwingen over het
schoolwetsontwcrp.
Natuurlijk is een voorzitter zooveel
doenlijk in zijn spreken hoogst officeel. Hij
karakteriseerde do discussiën dus alleen
maar als „wijdloopig", terwijl hij in het
midden liet, waardoor die lange duur der
debatten werd veroorzaakt.
Doch daar schoot mr. Borgesius uit zijn
slof.
Hij betreurde het, ja werkelijk, hij be
treurde het, dat het arbeidscontract van
de agenda moest vervallen, cn protesteer
de tegen de voorstelling, alsof dit het ge
volg zou zijn van onnoodige, langdurige
debatten over de schoolwet.
Ja, hij ging verder, en betoogde, dat de
linkerzijde niet langer had gedebatteerd
dan met het belang der zaak overeenkwam.
En wilde men daarvoor het bewijs? Dan
was dit bewijs hierin gelegen, dat minis
ter Kuypcr zelf twee uren noodig had go-
had, om de amendementen te bespreken.
Ziet ge wel, riep mr. Borgesius triomfan
telijk uit, dat er dus ernstige argumenten
zijn te berdo gebracht I
Zoon houding van dezen liberalen
woordvoerder vervulde ons een oogenblik
met geduchte ontstemming.
Antwoordt dr. Kuyper kort, doordat hij
al do bijgesleepte wijsheid der vrijzinnige
heeren kortweg laat rusten, dan treft hem
het verwijt, dat hy niet eens fatsoenlijk
op do argumenten zijner tegenstanders ant
woord geeft.
En indien de Minister wél de argumen
ten behandelt, en ze stuk voor Ituk weer
legt, dan zegt men: Hij heoft er twee uur
aan besteed, derhalve waren onze argu
menten dus wol bijzonder belangrijk.
Dr. Kuyper zelf mengde zich even in
deze schermutseling tusschen den heer
Borgesius en den voorzitter, om den heer
Borgesius aan het verstand to brengen,
dat hij in ieder geval met een dubbel
krijtje schreef, want dat de Minister niet
twee, maar slechts één uur had noo
dig gehad voor zijn antwoord en dat hij
zelf toch stellig in deze debatten geen mis
bruik had gemaakt van den nationalen
tijd.
De voorzitter, die, nu ja, officieel wilde
blijven, zeide nogmaals, dat hij tot nie
mand eenig verwijt had willen richten,
maar dat hij alleen had gewezen op den
onverwacht langen duur der algemccne be
raadslagingen.
Het zij zoo. Het voorstel werd daarop
aangenomen.
Wat echter ons volk het meeet zal ge
voelen is, dat het arbeidscontract nu van
d© baan is.
Door de schuld der vrijzinnigen, ook al
verkondigen ze straks honderdmaal, dat er
door „de Christelijke regeering" zoo wei
nig is tot stand gebracht."
Do Roomsch-Katholiek, die in de „Nieu
we Rotterdamscho Oournnt"
schreef over „do katholieken ou de
coalitie" heeft aan do redacties vair
„D e T ij d", „H et Centru m" en „Do
Noord brabanter" stukken ingezon
den, waarin o.m. gezegd wordt, dat men te
doen heeft met een bona fide katholiek cn
niet meteen mystificatie; dat do Roomsch-
Katholiek om goede redenen zyn stukken
niet onderteekent met zijn naam, maar die
nu heoft bekend gemaakt aan do redacties
der bladen.
De „N ie uwe Rott. Courant"
zegt nu o.a.
De Roomscho bladen hebben zich deerlijk
in de vingers gesneden.
Aan de hun zeer onwelkome ingezonden
stukken van verschillende Roomsch-Katho-
lieken in ons blad hebben zij getracht allo
betcckenis te ontnemen, door te spreken van
een „mystificatie", van „als katholieken
vermomde liberalen", enz. en dit vol te hou
den niettegenstaande onze pertinente te
genspraak. Daar komt nu een van dio „zon
derlinge" Katholieken, zooals zo ook al door
de Roomsche persorganen genoemd zijn,
zich aan die bladen bekend maken als geloo
vig Katholiek cn hun zijn naam incdedeclen.
Met groote ingenomenheid hebben wij de
daad van den Roomsch-Katholiek begroet,
om zich aan de redacties dor uiie Roomscho
bladen bekend te maken en op dio wijze
mede te werken fofc verijdeling van do tao-
tiek dier bladen, om de inzenders der stuk
ken over „de Katholieken en de coalitie"
bij hun geloofsgenooten verdacht to maken.
Wij hopen van harte, dat dit goede voor
beeld navolging moge vinden bij do andere
inzenders. Dringend noodigen wij hen uit,
eveneons hun namen aan do redacties van
Katholieke bladen onder geheimhouding op
te geven en ,indicn zij daartoe overgaan,
er ons medcdceling van te doen.
Onder het hoofd: „De afscheiding
dor Ohriston-domocratcn" wijdde
„De (anti-rov.) Rotterdammor" een
hoofdartikel aan de afscheiding van do
Christen-Democratische partij van het an-
tirevolutionnairo partijverband, dat eer van
tevredenheid dan van het tegenovergestelde
getuigt.
Heb blad schrijft o. a,
„Een groot voorrecht is, dat wo nu be
trekkelijk binnen onze eigen gelederen wat
rust krijgen.
Voortdurend „ruzie" in oigen huis is een
onhebbelijk en ondraaglijk iets.
Nu staan de Christen-democraten buiten
ons huis.
Zeker, we krijgen nu eerst wat critick
op onze Christelijke meetrdorheid cn ons
ministerie, critiek, dio wellicht togen do
stembus terdege afbreuk doet aan 'do ge
hoopte overwinning.
Maar hoe dit ook zijn moge, later luwt
het wel weer.
Dan zakt het weer wat.
Na dodagon van 1894 hebben wo van
Christelijk-hi8torischo cn vrij-antlrevoluti-
onnairo zijde ook volop critiek gehad, ea
wie nu nog eens wat oude „Nodorlan*
d e r 8" uit dien tijd naleest, vraagt zich
af: In welko dagen leven we nu toch weert
Maar och, zoo gaat het in de natuur om
ons heen ook. Hot regent, on waait, en
onweert, cn stormt wel eens geducht-, maar
or komt ook weer zonneschijn, on dan kan
men zich dio guro dagen haast niet voor
stellen."
En iets verder:
„En laten we hot nu maar ronduit zeg
gen, wo maken ons over do gevolgen van
do scheiding tusschen anti-revolutionairen
en christen-democraten al oven weinig be
zorgd, als gebleken is, dat het wegvaren
der vrij-antirevolutionnairo bootjes van
groote beteokenis is goweest.
Ook deze scheiding van 1905 liascort
zioh evenmin als de scheiding van 1S9-1 zeer
sterk op beginselen."
Over do tookomst der nieuwo partij geeft
„De Rotterdammer" do volgende
mccning:
„Het is mogelijk, dat de toekomst der
Friesch-Christelijk-historischen, wijl zo,
hoewel hun wcnschcn practisoh onuitvoer
baar zijn, een principieel uitgangspunt heb
ben, vcol beter is dan do wasdom der
vrij-antircvolutionnairen en Christolijk-his-
torischcn nu tien jaren is gebleken.
Maar zooals het gegaan is met de vrij-
antircvolutionnaircn cn Christelijk-histori-
schcn zoo zal het ook gaan, en dan nog
in veel kleiner aJmetingcn, met de Chris
ten-domo craten.
Onzo partij b-vi.idt zich nu wel „in coa
litie," maar zo is to zelfstandig, tc beginsel
vast, to christelijk-democratiach in don
goeden zin, dan dat een voortdurend af
brekende, niet zoozeer zaakrijke, maar
veelal porsoonlijke critiek voerende, nieu
we Christon-democratischo partij goedo
vooruitzichten in Nederland zou kunnen'
hchbon.
In dat opzicht zcudcwo wel eens gaar-
no een oogenblik willen leven in 1915.
Misschien zijn dan do heer Staalman otf
zijn partijgenootea dubbel tevroden, wan
neer in Den Helder de Christen-democraat
bij eerste stemming wordt geeteund cn do
overigo Christen-democraten over het gan-
schc land beloven do anti-rovolutionnairo
partij to steunen."
Gisteren word to Zeist de international©
conferentie van do Weroldfcderatio van
Christen-studenten gehouden.
Do algemoeno secretaris mr. John Motü
bracht over hot 10-jarig tijdperk dat do
Federatie bestaat, verslag uit. Hij wees er i
op, hoe onjuist is to beweren, dat het
Christendom terrein verliest onder do ont
wikkelden. Do Federatie met haar meer
dan 100,000 leden bewijst het tegendeel. Uit
zijn verslag Bleek voorts, dat er reeds twaalf
nationale vrouwelijko christen-studenten-
vereenigingTi bestaan cn dat meer dan 200
secretarissen in de verschillende landen
zich aan hot doel dor Fedcrntio wijden.
Als hoofdpunt op het program voor dc too
komst is geplaatst het organisccren van
nationale vercenigingen in die landen, waar
zo nog niet zijn, vooral in Rusland cn Zuid-
Amcrika. Do crisis in het Oosten noopt do
Federatie zooveel mogelijk sfeun to bicdea
aan do nationale bewegingon in China en
Japan, opdat het geschikte oogenblik nicb
ongebruikt blijve. Zoo zal de eerstvolgende
conferentie der Federatie dan ook gehouden
worden in Japan.
Het verslag eindigde met er op to wijzen,
dat het machugsto wapen der Federatie heb
gebed is en dat bij het ingaan van het
tweedo tienjarig tijdper- zal worden ver
trouwd op Hem, die dezelfde is, gisteren
en heden tot in alle eeuwigheid.
Na de pauze sprak een der Duitscho af
gevaardigden, dc heer Mann over het on
derwerp: „Dio Stcllung der Dchmut, die
Stellung der Kraft", waarna mr. Tissing-
ton Tatlow uit Engeland behandelde het
onderwerp: „Hoe den invloed der Federatie
te vergrooten onder die christen-studenten^
die nog niet aan dc beweging deelnemen."
SO) -
„O, ik begr"p het, mijn genadigo Vorst
in", fluisterde hij medegeslecpt door een
gevoel, dat hem onwillekeurig aangreep.
„Ik weet, dat ik niet dc eenigo bon, die de
booze luimen van een ellendeling verdragen
moest; ik weet, dab wat ik geleden heb, niet
te vergelijken is met hetgeen een edele vrou
wenziel in do naaste omgeving van dezen ti
ran sedert jaren reeds duldde, des te smar
telijker duldde, omdat zij zich daar
niet aan onttrekken kon, zooals de
geringste dienstknecht het wel doen kan,
door hongerlijden te verkiezen boven de be
handeling van zulk een man."
Het viel niet te ontkennen, dat deze onver
wachte taal haar vreesclijk schokte. Zij
wenkte hem biddend te zwijgen cn zonk moe
op een stoel aan de tafel nedor.
„Waartoe dat?" dwong zij zich met vaste
stem te antwoorden, terwijl zij zich afwend
de. „Het verheugt mij te vernemen, dat gij
ten rninsto weder in draaglijker omstandig
heden komt en dat gij het onrecht-, dat u in
mijn huis is overkomen, niet aan mij wijtl"
IJ, Vorstin u zou ik het wijten? Denkt gij
dan, dat ik ooit de onzinnige gedachte ge
koesterd heb, dat u den Vorst tot zijn ellen-
go onrechtvaardigheid jegens mij aanleiding
zoudt gegeven hebben?"
Zij hief voor een oogenblik het hoofd
omhoog om het dadelijk des te dieper op
de borst te laten vallen, terwijl haar hand
achteloos met het zoutvat speeldo dat op
tafel stond te midden van de overblijfselen
van een ontbijt. Haar zwijgen, haar zonder
linge houding vervulden Koloff met een on
uitsprekelijke verbazing. Zou hij daaruit
moeten begrijpen, dat zij tooh niet zonder
schuld aan do hem overkomen slechte be
handeling was?
„Eén ding begrijp ik maar niet en Uwe
Doorluchtigheid zou mij tob nieuwen dank
verplichten, wanneer zij mij daaromtrent
opheldering wilde geven, namelijk, waarom
Zijne Excellentie mij met zijn haat vervolg
de...?"
„En daarvan hebt gij geen vermoeden,"
fluisterde zij haastig, zonder op te kijken.
„Hij heeft u niets gezegd?"
„In het minst niet. Do verandering in
de gezindheid van den vorst jegens mij is
mij een raadsel."
Zij stootte een dof geluid uit cn knikte.
„Dan moet gij het wel houden voor de on
begrijpelijke luim van een wispelturig man,
wiens handelingen van heden in tegenspraak
zijn met diens handelingen van gisteren."
„Dus ook u mijn Vorstin, weet niet, wat
uw gemaal daartoe bewogen kan hebben?"
„Hoe zou ik...?"
„Ik hoopte, dat Vorst Leo Nioolajewitsch
ten minste tegenover zijn gemalin eenigo
heldering zou gegeven hebben. Het is toch
geen allodaagschc kleinigheid, iemand, die
zich op trouwen, stipten ambtsijver beroe
men kan, zonder oorzaak in de ellende te
stooten. En ik geloof to mogen aannemen,
dat het de genadige vrouw geïnteresseerd
zou hebben van haar gemaal daaromtrent
een verklaring te krijgen. Vergeef mij, Door
luchtigheid, dat ik zoo aanmatigend dacht 1"
Nu- keek zij hem weder aan.
„Nu wordt gij ook bitter tegenover mij
cn zooovcn verzekerdet gij mij, dat gij geen
wrok tegen mij kocsterdeb! Ik kan mij voor
u niet verontschuldigen, omdat ik u niet
zeggen mag, hoe eigenlijk de verhouding is,
tusschen mij cn Leo Nioolajewitsch. Slechte
één ding wil ik u zeggen. Wanneev gij maar
zooveel geraden hebt, om mij tc beklagen^
dan hebt gij u niet vergist; ik ben inder
daad het diepste medelijden waard cn wat u
ook aan verdriet moge overkomen zijn, het ft
is niets in vergelijking met dat, wat ik zal
moeten lijden tot 'b einde van mijn leven."
Daarmede wenkte zij hem tot afscheid.
Zij wilde deze zonderlinge samenspraak
gaarne doen eindigen. Doch Koloff was
door den eenvoud harer woorden te zeer
getroffen, dan dat hij zich niet zou gedron
gen gevoeld hebben, zijn innige deelneming
nogmaals uit te spreken.
Welk een afgrond van smart en lijden
openbaarde zich uit dien droeven toon 1
Hoe groot moest het lijden van deze vrouw
in werkelijkheid niet zijn, dat zij zich zelfs
niet weerhouden kon het te openbaren aan
een man, wien zij in gewone omstandighe
den misschien geen blik zou waardig heb
ben gekeurd
Doch de schelle klank van de stations
klok boletto hem verder to spreken. Het
was het teeken voor dc passagiers naar
Moskou, om hun plaatsen in te nemen.
Toen zag hij de Vorstin van schrik ineen
krimpen. Hij geloofde, dat het gillende
geluid haar evenals hem had verschrikt. ±ri
het volgende oogenblik echter zou hij de
ware oorzaak raden. Zijn Exoellentio Vorst
Leo Nicolajewitsch Murawin kwam naar
Hen toe.
„Stel u gerust, Olga, het geldt niet ons 1
Dc trein naar SL-Petersburg zal, ellendig
genoeg 1 eeret over een uur..." De Vorefc
sprak niet verder. Zijn blik viel in dit
oogenblik op Koloff, die, nadat hij voor de
Vorstin gebogen had, met 'n vreemd, koel
gezicht hem voorbij ging.
„Wat is dat?" siste hij tusschen de tan
den en voor een oogenblik scheen het als
of hij met opgeheven arm den jongen man
wilde tegenhouden.
Dadelijk daarop gedroeg hij zich evenwel
weer als een man van de wereld. Hij
won'ddo zich van den trolsch daarheen
gaande af cn keek nu Olga aan. Do grijze
oogen van den Vorst moesten wel cc.n door
dringenden blik hebben, want zij sloeg do
zwaarmoedige, donkere oogen, achter den
sluier verborgen, neder en haar geheele ge
stalte kromp ineen, alsof een zware vuist
haar nedordrukte. Stemme blikken slechts
waren het, dio dit voorname echtpaar wis
selde, maar als Koloff dit korte tooneel
had kunnen beschouwen, dan zou hij met
buitengewone verrassing hebben geraden,
wat Olga straks bedoeld had, wat zij niet
had kunnen zeggen en waarom zo het niet
kon. Dan zou hij eindelijk hebben geweten
waarom Vorst Murawin hem met pak en
zak op straat had gezet. Ook vroeger, bij
'do eerste ontdekking, die do Vorst in het
gemoed van zijn gemalin had gedaan, was
geeri woord tusschen hen gewisseld. Do
naam Koloff was sedert dien tijd nooit
over zijn lippen gekomen en toch' sFond hij
voortdurend tusschen hen als. een spook,
welks tegenwoordigheid do een voor den
ander ontkennen wilde. Zij wisten nauw
keurig, wat zij wederzijds dachten; een ver
schijnsel, dat in een huwelijk niet altijd
door do harmonie der zielen, maar soms
ook door het volkomen tegendeel daarvan
kan worden aangekweekt.
Hoe Olga zich verraden had, dat wist zij.
zelve niet; mischien had Leo Nicolaj©-'
witsch het groote geheim van haar hart
reeds ontdekt op een tijd, toen het voor
haarzelvo nog een geheim was; cn toen zij
het ontdekte, was zij te ontroerd en te ver
wonderd geweest, om voldoende over zich-
zelvc te waken, on de noodigo voorzichtig
heid in acht te nemen. Toen Koloff niet
meer do gczelschapsappartemcnten van het
vorstelijk huis betreden mocht, toen do
Vorst tot de plotselinge reis naar Italië[
besloot on zij van do dienstboden vernam,
dat de secretaris als een dief was wegga»
jaagd ,toen was het haar duidelijk gewor
den. Want toen zij haar gemaal met volle
vrijmoedigheid was te gemoct getreden, om
hot onverdiende harde lob van den oug<y
lukkigo te voorkomen, toen was zij voor do,
eerste maal door dien vernietigenden blil^
uit de vlammende oogen afgeschrikt gewor
den. Haar tong was als verlamd; zij kon
geen woord uitbrengen; zij voelde, dat elk|
woord, in het belang van den ongelukkig*
gesproken, slechts hot tegondeol zou uitwee*
ken van hetgeen zij wenschte te bereiken^
Vorst Leo Nicolajewitsch was in zocverrd
zeker van zijn gemalin, dat zij aan dezcit
Koloff haar belachelijke neiging nooit zoo
hebben verraden. Maar kon de kerel zelfj
niet op zekeren dag de oogen op haar ves
tigen? En do jarenlange verbitteringf>
waarmede Murawin had moeten aanzien^
dat do tccdcrc cn edeldenkcndc vrouw hen^
haatte en verachtte, ontaardde nu in eetf,
hevigen wrok tegen hem, die onbewust eerf
hart behcerschte, dat voor hem, den gei*
maal, gesloten was.
(Wordi vervolgd.)