ME. 1S860
29 April 1905.
Wo@r een andere.
Derde Blad.
~Rp&. w2l& reeds midden in dsn nacht en
oog altijd brandde de lamp met bet
groene scherm op de schrijftafel en twee
ijverige handen sloegen blad na blad op
van de groote dikke koopmansboeken, twee
ernstige oogen volgden de regels en de
getallen. Bladzijde na bladzijde, boek na
boek werden nagezien. Op den grond, op
alle stoelen in de kamer lagen documenten
en boeken.
Een diepe ademhaling. Zoo, nu even op
houden en rusten en overleggen.
Het jonge meisje met heldere, scherp
ziende oogen leunt in den bureaustoelhet
hoofd met bet volle bruine haar buigt zich
achterover. De wangen lijken vaal on in
de oogen ligt een uitdrukking van iets
ontzettends, iets kweUends: een groote
angst.
Ja, we zijn klaar
En binnen drie dagen moeten de beide
wissels van meer dan 50.000 franken ver
vallen en er is niets om te dekken en geen
uitzicht er geld voor te krijgen of den
tijd te verlengen. Dat beteekende den on
dergang dar wel is waar nog jonge, doch
in de weinige jaren van haar bestaan goed
ontwikkelde en vooruitstrevende firma Mar
tin Heider.
Else Werner bad als heel jong meisje,
toen ze plotseling baar beido ouders had
verloren en op eigen beenen moest staan,
een plaats gekregen op bet bureau van
do toen pas opgerichte firma. Zij bad be
leefd, dat de firma vooruitging on zij kon
'eerlijk zeggen, dat zij daartoe had meege
werkt. Want den arbeid beschouwde zij
als haar levensdoel. Zij wae nu reeds 28
jaar oud geworden, maar zij bad een be
trekking, die haar ten volle bevredigde, en,
wat neg meer waard was, zij was bij dien
arbeid innerlijk krachtig geworden en zij
voelde, hoe dit leven haar staalde.
En nu z.:t zij 'daar reeds den geheelen
naoht en rekende en rekende. Haar sla
pen brandden en klopten, haar handel
waren ijskoud en de kalmte, de koele, za
kelijke kalmte, die haak patroon zoo in
baar bewonderde, scheen haar nu in den
steek te laten.
Plotseling sprong zij op.
,,0 ja, er zou nog één weg tot redding
zijn, al was die ook gewaagd."
Zij had zelf een vermogen, een beetje
meer dan 100,000 frankenals zij dat los
maakte, dan konden de beide wissels wor
den gedekt, daD kreeg men tijd en mis
schien weer crediet, totdat de groote op
dracht voor oen ha/ndelaar voldaan was en
men het geld daarvoor kon ontvangen. Dan
was men voor langen tijd geholpen, voor
altijd misslagen I
Ja, zoo moest, het gaan! En zij zat daar
met gerimpeld voorhoofd en dacht en
peinsde. Ja, den volgenden morgen zou
zij het dadelijk haar patroon voorstellen.
.'Us zij daarbij ook haar vermogen waagde
zij zoo het doen, ze vertrouwde op zijn
en op haar kracht.
Heel rustig was zij na haar besluit ge
worden; zij pakte de boeken bijeen. Maar
nan slaap was voorloopig nog niet te den
ken. Zij blies het licht uit, trok de gor
dijnen op en opende het venster.
De morgenlucht verkoelde haar geJaat, de
dag begon te schemeren.
Tevredenheid en kracht voedde zij in haar
binnenste. Maar was het dat alleen? Had
daar ook niet een andere, fluisterende
stem gesproken en had zij toch eigenlijk
daarnaar niet het meeste geluisterd?
Die stem zeide, dat zij alleen de zaak
redde, haar en zijn werk, maar ook hem
den man, met en naast wien zij nu reeds
jaren werkte, dien zij kende en hoogachtte
als een goed kameraad.
Een goed kameraad alleen? In dezen stil
len naoht kwam er een weemoedig gevoel
in haar op, dat zij hem gaarne meer wilde
zijn dan een goed kameraad, dat zij gaarne
door hem wilde worden beminddat zij...
hem... liefhad 1
En meens verborg zij haar gelaat in de
handen en weende.
Martin Heider had haar aanbod aange
nomen en nu volgden e>r weken van inge
spannen arbeid en daarna eindelijk de dag
dat men ruimer... kon ademhalen, dat de
boide kameraden een for men handdruk wis
selden: de firma had den tegenslag door
staan.
Ach, deze trots op het succes, deze vreug
de, dat dj beminde man gered' was! Met
schitterende oogen -doet zij haar werk. Elke
dag brengt hen nader tot elkaar, dat voelt
ze, en zij denkt niet anders of in één der
eerstvolgende dagen moet de beslissing val
len over hen beiden en hij zal zeggen:
,,Ik heb u lief, beste kameraad."
En toen kwam er een heel sohoone voor
jaarsmorgen. En Martin Heider zag er uit
alsof hij de zon en de lente meebracht, toen
hij het kantoor binnentrad. Ook over baar
gezicht gleed een glimlach als van een
zonnestraal, toen zij hem zag.
„Juffrouw Werner," zij hoorde ontroe
ring in zijn 6tem. „Juffrouw Werner, gij
zijt de eerste, die het verneemt, gij, mijn
goede, trouwe kameraad, ik ben verloofd
9edert gisteren. Hoe heb ik geleefd in de
laatste weken, dab ik mijn geld en mijn
zaak kon verliezen en nu heb ik beide nog,
en dat heb ik u te danken... En hier
juffrouw Werner, hier, dat heb ik voor u..."
,,Ik... ik... wensoh u geluk... dat... komt
zoo verrassend... maar ik wensch u van
harte geluk... en... en..."
Hij is zoo gelukkig, zoo blijde, hij ziet
niet hoe zij lijdt, hoe alles aan haar beeft,
hoe zij luide zou willen uitroepen, dat er
iets is, hetwelk haag do keel dichtsnoert
Hij drukt haar de beide handen en snelt
weer weg.
Haar blik valt op het document, dat
hij voor haar heeft neergelegd. Zij is be
noemd tot procuratiehoudster der firma,
wegens de vele moeite, die zij gehad heeft.
Wegens de moeite... O, hoe pijnlijk is
dat, hoe wreed...
Zij lacht hardop, schol en boog.
Daarna drukt zij de handen op haar
hart.
,,Gïj hebt immens uw werk" zegt zij bot
richzelve. „Gij waart altijd een dapper
meisje, bet is nu de gelegenheid om te too-
nen, dat ge sterk en fier zijt..."
En zij beeft kracht en fierheid getoond;
zij heeft hfwvr leed overwonnen.
Moeders en Kinderen.
Het was doodstil vóór-in in bet groote
huis. Het scheen wel alsof hot alleen maar
bewoond werd door de dienstboden. Een ka
mermeisje met een stoffer in de hand liep
vlug heen en weer. Uit de achterste vertrek
ken echter hoorde men hot gerinkel v»n
borden en heftige stemmen, dan weer een
doffe bromstem, gevolgd door een schate
renden meisjeslach.
Plotseling vliegt een kleine teedere gestal
te met witte kleertjes en zachte schoentj 53
over den corridor, 't Is de kleine Lotte van
den kapitein. Zo drukt zich als een schuw
vogeltje tegen de deur aan en tracht de
kruk te grijpen. Toen haar dit niet gelukte,
klopte zij met haar "ingertje aan de deur
en schopte er met haar voetje begem aan.
,,Ik wil naar moesje."
„Lotte, je weet toch wel, dat maatje om
negen uren al weggegaan is",vermaant het
kamermeisje, „met oom Egan, die haalt
mama immers zoo dikwijls met zijn auto
af."
Het kind wil haar, zooals kinderen eigen
is, niet begrijpen, maar klopt en schopt
steeds door: „Naar moesje wil ik."
,,Ga maar naar juf, Lotte
„Daar hou ik niet van; die is altijd zoo
naar.Die moet weggaanIk wil naar
moesje toe."
Het altijd vroolijke meisje kreeg medelij
den met het kind. ,,Kom, lieveling, wees
zoet, dan mag je mij helpen stoffen-"
Juichend vliegt het weer naar binnen en
tracht de groote, zware stoelen in de eetka
mer te stoffen. Eensklaps vraagt ze: „Waar
om gaat maatje alle dagen uit, Rosa? Doen
alle ma's dat? Maatje moet met mij naar
de diergaarde gaan, dan zal ik haar de zwa
nen laten zien. Rosa, ik mag den zwanen
zoo graag brood brengen."
„Vraag het dan maar eens heel lief, Lotte".
„Dat heb ik al gedaan, maar moesje zegt,
dat juf mee moet gaan. Ga jij naar do keu
ken, dan w'l ik mee."
Daar waren ze zeer vroolijk. Frits danste
met de keukenmeid rondom do tafel. Flap,
eenige borden in duizend' scherven, waarop
een hard gelach volgde. Frits, je dansrt
ook net als een olifant."
Plof, weer vela glasscherven. Neer, niet
in de keuken, daar zijn ze zoo druk. Het
voornaamste is toch ook bet raam. Nauwe
lijks had Lotte het gordijn opengetrokken,
of aan de overzij verschijnt een kopje voor
h?t glas, dat gewacht scheen to hebben op
een teeken. Toen volgde een gewuif van