LEIDSCH DAGBLAD, ZATERDAG I APRIL. VIERDE BLAD.
Brieven van een Leidenaar.
Tweede Kamer.
FEUILLETON.
Het Geheim van het Apothekershuis.
No. 13888.
Anno 1905.
xci.
Daar is in dea laatstca tijd ïu het
Lcid8ch Dagblad" al zoo hot oen en ander
gezegd over en naar aanleiding van do ook
ii'i dezo gem een to opgerichte „Vereeniging
tot bestrijding der Tuberculose'.
Do redactie heeft het plan kort en kracb-
tig aanbevolen en tot steun opgewekt,
prof. Nolen heeft nog eens het doel en hot
W ut reven der vereeniging uiteengezet en alt
een andere correspondentie is gebleken,
9 dat de jeugdige vereeniging niet in con-
I currentie zal treden met andere, in het
I bijzonder niet met een dames-vereeniging,
E 'die zich voorstelt menschen, die pas uit
een sanatorium vandaan zijn gekomen te
helpen en te steunen.
Juist zal dozo laatste vereeniging die
ivoor de bestrijding der Tuberculose kunnen
helpen en met ha-ar samenwerken.
Zoo zijn langzamerhand de bezwaren uit
'den weg geruimd en wordt de wsg gc-
baand, die dc menschenvrienden brengen
moet naar den secretaris der vereeniging
om zich er als donateur, lid of begunstiger
aan te melden. Toch hoorde ik dezër
dagen nog een bezwaar er tegen opperen,
niet openlijk, want zoo komt men daar
niet vooruit, maar in meer dan een ge
sprek, dat ik over deze nieuwe zaak voer
de, kwam het op don voorgrond.
Dat bezwaar wensch ik nu eens even na
der to bespreken en als het niet boven
j mijn krachten gaat uit den weg te ruimen.
Is- het eigenlijk voor do maatschappij
wel goed, dat men zijn beet doet de indi-
viduen, die door geboorte of door omstan-
idigheden voorbeschikt zijn voor de tering
I of reeds in een eerste stadium aan de
kwaal lijden, nog door. allerlei middelen
I Sn het leven te houden?
Zullen het wel ooit krachtige mannen
I en vrouwen worden, die wezenlijk wat
kunnen prestoeren? En bovendien, zullen
z<; niet een zwak en slap geslacht voor de
I toekomst helpen bevorderen
In do planten- en dierenwereld gaan do
Zwakken ook ten gronde en «dit strekt tot
1 veredeling 'der soort.
In liet b lang voor do toekomst der men-
echen-maatschap pij zou het zijn, volgens
deze redeneering, dat de krachtige, gezon-
■A de individuen alleen bleven bestaan en
jnedewerju..:n tot de instandhouding der
menschen soort.
En menschen, die zoo redeneeren, zijn er
meer dan menigeen oppervlakkig zou den-
ken en dezen voelen eigenlijk met veel
sympathie voor de jonge vereeniging. Al
zullen zo dit niet openlijk zwart op wit
uitspreken, het kan best wezen, dat ze liun
beurs gesloten houden.
En toch, als ik hot wel heb van zelfs hun
standpunt nog ten onrechte.
Bedrieg ik rnij niet, dan is dc vereeni
ging even goed opgericht ter wille van de
gezonden als van de zieken.
Eën teringlijder kan een heel gezin aan
steken en vooral jongeren hebben immers
kans de kiemen der kwaal over te nomen,
die zich dan wellicht in dezen nieuwen bo
dem zullen ontwikkelen en tieren.
Dit nu wil men door in het eerste sta
dium de ziekte to lee ren onderkennen en
door een stelsel van afzondering trachten
te vooi komen. Dus ook en vooral voor
hot gezond houden en het stuk maken der-
soort kan een vereeniging als deze, wezen
lijk goede diensten doen.
Menschen met zoodanige Spartaanscho
opvattingen als ik daar noemde, kuunen
met een gerust geweten daarom de pas
opgeiic|hüe vereeniging steunen. Doch al
'deed de vereeniging niets anders dan de
zwakke, met do kiemen 'dei tering behepte
individuen te helpen, dan verdiende ze dien
steun nog. Niet alleen, omdat onze tijd
vooral op den voorgrond stelt het zwakke,
het bulpclooze te redden of steun to bie
den, want dat kon nog een ziekelijk stro
ven zijn goed bedoeld, doch in 'don giond
der zaak verkeerd, maar omdat wij uit
gaan van het denkbeeld, dat in een zwak
lichaam nog wel ccn maohtige geest kan
wonen, die een goede cti zegenende kracht
voor 'dc wereld en de mcnschheid kan we
zen. Het trof wel tcevallig, dat ik juist
voor mij had het verslag van een rede,
door onzen stadgenoot prof. Blok dezer
dagen over den koning-stadhouder Willem
III uitgesproken, toen iemand bovcnaan-
geduido stellingten tegojn mij verdedigde.
Deze vorst, wiens nagedachtenis men thans
dooi do oprichting van een standbeeld wil
eeren, omdat hij is geweest de redder van
ons land en do verdediger van het hooge
ideaal van staatkundig evenwicht en ge
wetensvrijheid, zooals de hoogleeraar zeide,
was van zijn jeugd af lijder aan een borst
kwaal, die hem ten giave zou slepen. Ware
het dan beter geweest, dat hij in zijn
jeugd was gestorven?
Niet *do logge lichaamskracht, maar do
ideeën behcerschon de wereld en daar
mede is geoordeeld de theorie, die leert:
laat maar uitsterven wat uit zijn cigon niet
krachtig genoeg is om aan ziektekiemen cn
kwalen weerstand to bieden.
En als wij eens afdalen tot de bijzondere
gevallen, dan springt het nog duidelijker
in het oog, dat ook doze theorie... grauw
is en groen de practijk, die er niet van we
ten wil.
Daar is ecD ouderpaar, arm aan geld cn
goed, maar rijk in het bezit van een lief
meisje of een flinken jongen.
Dat kind wordt bleek, begint verrader
lijk te kuchen, is... tuberculeus.
Zoudt go durven zeggen: laat sterven
dat kind, want zij of hij zal een factor wor
den tot het vormen van een lichamelijk
zwak geslacht?"
Immers, neen I Gij zoudt er gaarne toe
bijdragen om dien jongen lijdenden mensch
te brengen i'n levensomstandigheden,
waardoor behoud nog mogelijk was.
Welnu, datzelfde wil de jonge vereeni
ging tot bestrijding van tuberculose onder
veel meer doen. Bestaat zij cn bloeit zij,
dan behoeven in ieder bijzonder geval men
schenvrienden niet de handen ineen te
slaan; zij zorgt er voor op doelmatige en
dit is dikwijls op de minst kostbare wijze.
Daar wordt een kostwinner of wel een
moeder van een talrijk werkmans-, of
kleinburgergezin door een borstkwaal aan
gegrepen, hoe en waardoor dat weet mis
schien de arts alleen, maar het geval ligt
er toe. En als daar niet tusschenbeiden
wordt gekomen, dan kwijnt die man of
vrouw weg en met den eenen mensch gaat
waarschijnlijk een gansch gezin ten gronde.
Moot hier niet geholpen worden?
Zoo vindt de vereeniging tot bestrijding
der Tuberculose een uitgestrekt arbeids
veld, zoo uitgestrekt, dat aller steun en
aller hulp dringend noodig is.
Daarom moet elk theoretisch bezwaar
zooals ik er een noemde, uit den weg gezet
worden, olko andere overweging wijken,
voor deze overweging; dab alles moet ge
daan worden om de meest verschrikkelijke
kwaal, dio de menschheid nog altijd teis
tert, to bestrijden en als het mogelijk is te
overwinnen, ook in Leiden.
Reeds zio ik in mijn gedachten die bui
tenplaats Buitonrust", ingericht tot een
frisch en stil rustoord voor deze arme lij
ders en ik kan er dan vrede mee hebben,
dat de gemeente het niet heeft gekocht
voor een Volkspark met uitspanniiigs-
plaats, omdat het nu nog een veel mooier
bestemming heeft gekregen.
En al zijn we misschien daarvan nog
verre af, op kleiner schaal is ook zoo veel
te doen.
Zoo zou het mij al zeer gewensohb voor
komen, dat er reeds nu een circulaire van
de vereeniging uitging aan de Leidsche
ingezetenen, om te wijzen op de hooge
waarde van frissche lucht voor de gezond
heid van den mensch. Het zal den prakti-
zeerenden artsen onder het bestuur bekend
zijn, hoe er in de meeste gezinnen onder
de arbeidende klasse vooral, maar ook wel
in den burgerstand met dezen eersten en
eenvoudigen eisch gespot wordt. Indien
van zoo gezaghebbende zijde er eens een
krachtige waarschuwing uitging, zou deze,
geloof ik, niet zonder gunstigen invloed
blijven en menig raam, dat nu dag cn
nacht des zomers zoowel als des winters
gesloten blijft, wel eens ontsloten kunnen
worden. Een kleine maatregel, maar var:
onschatbare waarde.
Zou de vereeniging haar aandacht ook
niet eens kunnen en willen wijden aan die
plaatsen, waar een groot deel van hun
jong leven onze jongens en meisjes opge
borgen zijn, aan onze bewaar- en volks
scholen
Uit de orvaring, die ik daarvan heb,
worden deze gebouwen eigenlijk maar een-
of tweemaal in het jaar behoorlijk van
stof immers de vruchtbare kweek- ea
bewaarplaats voor tuberkelbacillen, om
het eens quasi-wetenschappelijk te zeggen
gezuiverd.
Ik maak daarvan den menschen, d;e
voor een schijntje het schoonhouden der
schoollokalen op zich nemen, geen ver
wijt; ik verklaar alleen, dat naar mijn
meening, in onze scholen de reiniging in
derdaad te wenschen overlaat. Als ik hot
alleen zeg, zal het niet veel baten, maar
als het bestuur der vereeniging het onder
zoekt en tot dezelfde conclusie komt, zal
er wol verandering in komen.
Zoo heb ik groote dingen en kleine din
gen genoemd, die liggen op den weg der
pasopgerichte vereeniging cn dio ze onge
twijfeld zal aangrijpen, als de sympathie
der Leidsche burgerij zich op krachtige
wijze omzet in fi'nancieelen steun. Laat dat
zoo wezen I
Vervolg der zitting van Vrijdagmiddag.
O n d e rw ij s no v e 11 e.
Nu do heer Treub van de Regeering
niet heeft mogen vernemen, waar wij heen
gaan, heeft hij dit trachten op to maken
uit de bronnen, welke de overzijde daartoe
biedt. En nu is hem gebleken, dat- het geen
hersenschimmige vrees is, dat de overzijde,
wanneer eij er de macht too heeft, de moder
ne of satanische ideeën tegen te houden.
Do heer Lohman veroordeelde hedenoch
tend de openbare onderwijzers wegens hun
krasse uitdrukkingen in couranten, maar
wat te denken van krasse uitdrukkingen,
als door den heer Lohman gebruikt als
„pest", „satanische idee" en dergelijke.
De heer Lohman zeide hedenochtend als
een openbaar onderwijzer van zoo iets be
schuldigd wordt (van het gebruiken van
krasse uitdrukkingen) dan heet hij dit lie
gen en als de kinderen dan als getuigen
worden geroepen, dan komen mannen als
Ketelaar daartegen op. De heer Lohman
moest als eerlijk politiek man zoo iets niet
zeggen als hij niet bewijzen kan.
Nog een aantal citaten van Pesch en
Oathrein worden door Spr. aangehaald, om
aan te toonen dat de R.-K. kerk de ouders
verplichten kan hun kinderen te zenden
naar de school, door de kerk aangewezen.
Dat bij de Christeliik-Historischen geen
sprake is van vrijheid van onderwijs, heb
ben wij gisteren van den heer Schokking
gehoord. Verder hebben wij ook gehoord
dat de openbare school zooveel mogelijk
overtollig moet worden gemaakt. Hoe is dat
nu te rijmen met het door de Regeering
verdedigde stelsel van rechtsgelijkheid
Fruin schreef destijds, dat de concurrentie
der kerk niet anders was dan het middel
cm tot het monopolie te komen. Welnu,
tot diezelfde conclusie kan men nu ook ko
men. Bij de staaltjes van dwang, welke
de heer Ketelaar mededeelde, voegt Spr.
nog het uitwerpen van een lid der Gere
formeerde gemeente te Wilnis, die een paar
maal een ander predikant was gaan hoo-
ren.
De Voorzitter verzoekt Spr. bij het
onderworp te blijven. Deze quaestie heeft
niets met het ontwerp-schoolwet te maken.
De heer Troub l.edoolde alleen aan te
toonen, dat als men voor zulk een licht
„vergrijp" een broeder in den Heere uit
werpt, wat dan den ouders wel niet te
wachten staat, als zij zich verstouten hun
kinderen, naar de openbare school te zen
den.
De heer De Vries: Wat was nu hier de
dwang?
De heer Treub: Dat dc man nog niet
eens vrij was een paar malen een ander
predikant te gaan hooien.
Vervolgende zegt Spr., dat in 1889 niet
betoogd is, dat or r eoh tegel ij khei'd zou zijD
tussehen de bijzondere en openbare school,
maar dat er reclitsgelijkhoid voor de
ouders zou zijn, die vrede hadden met 'de
openbare cn met de bijzondere school. Men
heeft toen gewild gelijkheid en de eerbie
diging van levensbeschouwing, maar
geenszins gelijkheid in financiën. De vrij
zinnigen willen 'Je conscientieviijheid van
het bijzonder onderwijs eerbiedigen, maar
van hot oogenblik af, dat de Staat geld
geeft, kan hij principieel rekenschap vor
deren van de wijze, waarop het geld be
steed wordt. Twee wegen zijn voor het pa
rallel istische stelsel mogelijk, en wel lo.
dat 'do Staat do handen aftrekt van het
onderwijs cn alles aan bijzondere krachten
overlaat, of:
2o. dat de Staat heel hot onderwijs
brengt bij den Staat.
Dat laatste stelsel zou Spr. nog vei kie
zen, want daarmede zon het drijven naar
de bijzondere 6ohool ophouden. Van 'Je
vrijzinnigen mag en kan men echter niet
eis'chen, dat zij zouden meewerken om aan
de bijzondere school de middelen te geven
om dc openbare school te doen veidwijnen.
Alsnu komt Spr. tot 'de grondwettige
quaestie. Hij herinnert er aan, dat in
1889 minister Maokay zeide, dat nu ver
kregen was, wat redelijkerwijze binnen de
grenzen der Grondwet kon geëischt wor
den. Sedert is men echter al heel wat ver
der gegaan en nu wil men zelfs zoover ko
men, dat men zegt: er mag niet meer aan
het openbare onderwijs gegeven worden
of hetzelfde moet ook liet bijzonder onder
wijs gegeven worden. Dat acht Spr. abso
luut in strijd met letter en geest der
Grondwet. Hij begrijpt niet hoe een man
als dc heer Lohman zoo iets verdedigen
kon. Met groot genoegen heeft Spr. intus-
schen gehoord, dat de heer Lohman do
grenzen de* Grondwet wil uitzetten naar
gelang van 'dc tijdsomstandigheden. Te zij
ner tijd zal hij hem daaraan herinneren.
Nu komt Spr. tot de pacificatie en hij
betoogt, dat als daarvan niets is terecht
gekomen, dit de schuld is der anti-revolu
tionairen. Het is een volkomen onjuiste
voorstelling, alsof do overzijde wil blijven
binnen d© grenzen 'der pacificatie. Het te
gendeel is waar. De schoolstrijd op poli
tiek terrein is hervat.
Met artikelen uit „De Standaard" van
1895 toont Spr. aan, dat van anti-revolu
tionaire zijde de schoolstrijd op politiek
gebied niet is losgelaten, en het gaat niet
aaD thans op 'de libeialcn den schijn te
laden of zij dien weder hebben doen ont
branden en daardoor in dit vicijarig tijd
perk sociale wetten hebben tegengehouden.
Ten slotte de gemeentefinanciën. Na de
uitnemende rede van den heer Röell op
dit punt zal Spr. kort zijn. Do berekening,
welke de heer Lohman hedenochtend maak
te, zal Bartjos zaliger hem niet verbete
ren. Dc heeT Lohman ging Nan de rede
neering uit, dat al het geld, dat de ge
meenten meer zouden ontvangen voor on
derwijs, zou gebruikt worden let vermin
deling van gemeentebelasting. Hoe weet
hij dat? De Memorie van Antwoord zegt
precies het omgekeerde. Daar staat: wij
geven geen geld meer aan de gemeenten,
want zij zouden het geld toch maar voor
do openbare scholen gebruiken en het
viaagstuk der gemeentefinanciën zou dus
niet worden opgelost.
Resumeerondo zegt Spr., dat ons hier
een wetsontwerp wordt overgelegd, dat
beoogt de bijzondere school te bevoorrech
ten en ons 'de opcnbaie te ontfutselen, dat
strijdt tegen de Grondwet, dat indruischt
tegen do pacificatie van 1889 en het arge-
loozo volk misleidt. Onnoodig te zeggen,
dat hij aan zulk ccn ontwerp zijn stem
niet geven kan.
Dinsdagmorgen te 11 viren voortzetting.
Vereeniging lol bevordering der eiden.
Yior cn zeventigste vergadering ge} aden
in het Nutsgebou—
Ktttwyk aan don Ryn. Do principalen
voor de groene veiling, gisteravond ver
gaderd in het hotel „De Roskam", beslo
ten die veiling to houden in de laatste
week van April. Ruim 400 nummers zul
len alsdan worden geveild.
Katwijk. Bedroeg heb aantal kiezers
ten vorigen jare voor de Tweede Kamer
der Staten-Generaal 1113, thans is dit vol
gens de vooTloopig vastgestelde kiezerslijst
geklommen tot 1250.
Aan deze vergadering ging vooraf een
kunstbesohouwing van het plaatwerk „In
nen Decoration", welwillend afgestaan
door den heer D. v. Lith. Dc voorzitter',
de lieer G. v. Dn. opende deze vergade
ring.
Aan de orde was wederom de bespreking
van tal van viagcn, die waren ingekomen,
en die werden ingeleid door do „Dobat-
commissie". Enkele dozer dragon waren
van ouden datum, hetgeen dc heer Meyn
deed verzoeken, de vragen die urgent zijn,
wat spoediger af te doen. Hieitoe zal van-'
zelf het bestuur gaarne medewerken.
De eerste vraag: „welk verschil er is tiL&-
schen Engclsch-aarden en z.g.n. gresbui-
zen?" weid aan de hand van een brochure
van den heer Laurillard te Deventer, door
den heer Planjer ingeleid, waaruit bleek,
dat de Hollandsohe buizen minstens even
goed zijn als de grèsbuizen. Iedere buis is
goed, die bepaald tot giès gebakken is. Do
heoren Wernink en De Ridder geven hier
in ook hun meening to kennen.
De tweede vraag, waar vooral de reuk
organen bij te pas komen, was, of het Lier-
nur-stelsel te Leiden goed werkt, of het
niet to duur is en waarom het niet meer
uitgebreid wordt? Do hoeren Planjer en
De Ridder, ongetwijfeld beiden specialiteit
op het gebied van rioolstelsels, kwamen
over deze zaak in het vuur. De conclusie
was, dat het Liernur-stelsel wel tamelijk
goed werkt, niet te duur is, doah dat voor
Leiden het spoclsysteem wenschelijker is.
Een lid wensehto te weten wat dextrine
is en wat de prijs is. Nu, deze vraag werd
eenvoudig opgelost door den heer A. Maass,
die meedeelde, dat dextrine is een soort
zctmcelgom. bij de spoorwegen in gebruik
als plakmiddel. De kosten zijn bij 20,00?- K.G.
15 a 17 cents per K.G.
Ook werd gevraagd hoe dc groene aanslag
van kalkzandsteen is te verwij deren. Do
raad werd gegeven eerst goed schoonmaken
met water en vervolgens met een verdunde
sublimaatoplossing.
Dc vijfde vraag: of er niets gedaan ken.
worden door de vereeniging om het vermin
ken van typisch oude geveltjes tegen te
gaan behoorde, naar m n meende, thuis bij
onzen g each ten gemeente-archivaris.
Vervolgens worden door den heer O. M.
van Sillevoldt verschillende door hem ver,
glaasdc voorwerpen geëxposeerd, waarbij
hij de noodige technische verklaringen gaf,
ten minste voor zoover hij zijn fabrieks
geheimen wilde loslaten.
Ten slotte gaf do secretaris, in zijn quali-
teit van stukadoor, op een nieuwe vraag
of eerst in het ruw zetten van plafonds
voord eel en biedt boven z. g. n. achter
elkaar afwerken het naar zijn meening af
doende antwoord, dat het eerste beslist aan
te bevelen is, zoo vat betreft koeten als
duurzaamheid. Deze vraag werd dus wel
heet van den naald beantwoord.
Daarna sloot de voorzitter de vergadering,
F. A. W.
I>c aftiaiting cu drooglegging der
Zuiderzee.
Het dage lij ksch bestuurder „Zuiderzec-
vcreeniging" heeft in den Boekhandel cn
drukkerij voorheen E. J. Brill te Leiden la
ton verschijnen„Dc afsluiting en droog
legging der Zuiderzee in de beide Kamers
der Staten-Generaal."
Daarin wordt een overzicht gegeven van
liet belangrijkste wat van Maart 1902 tot
Februari 1905 in de beide Kamers over do
Zuiderzeecaak is verhandeld. Het bestuur
was van oordeel, dat verschillende bewerin
gen en opmerkingen tijdens en naar aanlei
ding van het verhandelde dringend een
weerlegging van de zijde der Zuiderzee-ver-v
eeniging oischten. Daarom heeft het zijn se
cretaris mr. G. Vissering de opdracht ge
geven aan 't overzicht van deze begrootings-
debatten een naschrift toe te voegen met een
afzonderlijke nota over het visschcrijbezwaar
waarin verschillend? belangrijke punten nog
kortelijk worden behandeld.
I
8)
Dc ramen van Martha's kamer, die ge
lijkvloers lag, zagen op don tuin uit, en
toen zij heb venster opende, bleven haar
oogen met een uitdrukking van groote ver
rassing op de takken van een Meidoorn
rusten, die vlak bij baar kamer stond en
'die vandaag een zeer ongewonen last droeg.
Een bijzonder elegante ridicule van rose
zijde, waarop klaverblaadjes van vieren
geborduurd waren, hing daar onder een
scherm van waterdicht papier, dat over de
takken uitgespreid was.
„Otto I Otto zeide Martha met bevende
lippen en de tranen over een geluk, waar
van zij meende voorgoed afstand gedaan
te hebben, kwamen haar in dc oogen.
Ja, Otto had haar nog lief I Zou hij haar
anders dozo verrassing bereid hebben? Van
daag was hot haar verjaardag. Hij had
daaiaan gedocht. Hij was hierheen geko
men, alleen om haar een verrassing te be
reiden en om haar te bewijzen, dat een
treurig noodlot, niet echter gestorven lief
de, hem van haar verwijderd hield.
Dat dit zoo eigenaardig aangeboden ge
schenk van Otto was, wist Martha zeker.
In dien gelukkigen tijd, waarin haar vader
Zelf het zoo graag gezien had, dat zij elkaar
hof hadden, hadden zij eens voor do grap
samen afgesproken, dat ieder geschenk, dat
Otto haar ooit zou geven, een klaverblaadje
Van vieren dragen moest, en zoo had Otto
gedaan. Een aardige kleine kalender, die
nu nog op Martha's schrijftafel lag, even
als nog meer andere kleine geschenken,
droegen alle het afgesproken teeken.
Overgelukkig haalt Martha de ridicule
met bevende hand naar binnen. Zij is bij
zender opgewonden. Zij is er bijna zeker
van, dat het taschje een gewichtigen inhoud
heeft, dat het een brief bevat.
Eindelijk dus zal zij vernemen, wat er
tussehen Otto en haar vader gebeurd is en
dan.dan zal misschien alles uog goed
worden I
Dat denkt zij, maar vóór zij er toe komt
om do ridicule te openen, hoort zij iemanl
naderbij komen; iemand wiens voetstap zij
niet kent, want zoo langzaam cn zwaar
lcopt niemand in huis.
Martha is zeer verwonderd en een on
aangenaam gevoel bekruipt haar. Waarom
laat men dan een vreemde naar haar toe
gaan? Gelukkig, dat zij aangekleed is I
De ridicule bergt zij snel in een kast
wog en zij gaat dan naar de deur, die zij
ongeduldig open doet, want zij wil weten,
wie daar zoo langzaam naderbij komt.
En nu zij bet weet, uit zij een kreet van
schrik, want Babette staat voor haar, be
vend, ontdaan, met tranen in dc oogen.
„Wat is er gebeurd? vraagt het jonge
meisje angstig en grijpt de hand van de
keukenmeid, die zwaar op een leuningstoel
rust.
„Schrik niet, juffrouwbegint de
oude en dan slikt zij een paar maal on kan
niet verder spreken. Nu begrijpt Martha
dadelijk, dat cr een ongeluk gebeurd is.
„Wat is or met met mijn vader?" sta
melt zij; want alleen aan hem denkt zij nu.
Daar omvat Babette haar plotseling en
drukt haar aan haar oud, trouw hart.
„Hij is dood, zegt zij daarbij zacht cn
strijkt Martha ovei het blonde haar; maar
nog is zij niet klaar inct haar ongeluksbood
schap. Het ergste moet nog gezegd worden.
„Hij 13 vrijwillig gestorven," vervolgt
Babotte nog zarhter, maar niettegenstaande
dat verschrikkelijk duidelijk. Eon diepe
zucht ontsnapt aan Martha's bleeke lippen,
daarop zinkt zij bewusteloos neer.
II.
Nadat Frits zijn toilet gemaakt had, ging
hij, zijn muzikale oefening voortzettend,
naar het laboratorium, dat hij iederen
morgen moest schoonmaken. Om dit te be
reiken, moest hij eelst door een groote
voorkamer gaan, «die verscheiden kasten en
een werktafel bevatte, waarop Fr lts gewoon
was de verschillende theesoorten in to pak
ken. Juist gisteravond was hem door mijn
heer Velius dergelijk werk opgedragen en
hij had er lichtgroene zakjes voor gebruikt,
waarop een takje lindebloesem was afge
beeld, want het was Imdebloesembheo ge
weest, die hij voor den verkoop moest ver-
deelen en in zakjes pakken. Dit was iets
nieuws, 'dat Velius pas kort geleden had
ingevoerd, om de velschillende theesoorten
in zakjes te pakken, die aan den buitenkant
een monster van den inhoud vertoonden.
Een menigte van die zakjes lag nog op
de werktafel.
Toen Frits, dio reeds den bezem in de
hand had, dit bemerkte, floot hij even
zachtjes. Dat was zoo zijn gewoonte, wan
neer hij zich over het eon of ander oi-g
verwonderde. Nu verbaasde hij er zich
over, dat, hoewel hij vergeetachtig was ge
weest en het papier' niet in de kast gelegd
had; hij niet d or zijn patroon teruggeroe
pen was, om zijn vergrijp goed te maken.
Velius was namelijk, en hierin moest men
hem prijzen, zeer op orde en zindelijkheid
gestold, vooral in zijn laboratorium, en
zoo had hij eens voor altijd bevolen, dat
nooit iets mocht blijven rondslingeren,
maar 'dat alles dadelijk na gebruik in daar
voor bestemde, goed sluitende kasten moest
geborgen woi^en. Ju;st in den laatsten tijd
had hij er bijzonder op gelet, dat zijn orders
nauwkeurig werden opgevolgd, en nog gis
teren had Frits z'.j. een berisping over zijn
gebrek aan netheid op den hals gehaald.
En toch was hij weer in zijn oude fout
teruggevallen; gelukkig, dat zijn meester
het niet gezien had, nu kon hij het papier
spoedig opbergen.
Er was echter nog iets anders, dat niet
in ordo was. De deur, die van de voorka- j
mcr in het laboratonum voerde, stond half
open, wat ook niet gebjuren mocht. Frits
liep er heen om haar te sluiten, maar hij
voerde zijn voornemen niet uit. Hij* bleef
voor de open deur staanmet wijd open
gesperde oogen keek hij naar zijn meester,
die hem nooit meer een ruw woord zou
toevoegen, 'dio stijf en onbeweeglijk diep in
zijn stoel leunde, en wiens bleek, vertrok
ken gezioht dat van een emede was.
Gedurende enkele seconden bleef het jon
ge mensch op Velius staren; daarop vloog
hij weg en vertelde aan Babette, wat er ge
beurd was.
Die twee gingen toen met elkaar naar het
laboratorium, waarop de oude vrouw den
moeilijken gang naar haar geliefde meeste
res begon. Nadat Martha weer het bewust
zijn teruggekregen had, beval zij, toen de
eerste hevige uitbaisting van verdriet voor
bij was, dat men om Meisburg cn om de
politie moest zenden; daarna eerst ging zij
naar haar vader.
„Wees verstandig, raak hem niet aan,
de politie moet hem zoo vinden, zoo&is wij
hem gevonden hebben," vermaande Babette.
het jonge meisje, toen zij zag, dat dit zich,
door droefheid overmand, op het lijk wilde
werpen.
Dus viel Martha vooi den stoel van den
geliefden doode op 'de knieën cn weende
bitterlijk.
Er viel niet aan te twijfelen, dat Veliuë
zich vrijwillig van het leven beroofd had;
een fleschje met een doodshoofd er op lag
vlak voor zijn voeten.
Na- een kwartiertje verschoen Meisburg.
Hij kwam met een rijtuig.
„Mijn arme, arme Martha!" riep hij be.
droefd uit, en nok voordat hij den dood<
aangezien had, sloot hij zijn verloofde in d^
armen.
Hij was niet minder verschrikt dan zij;
uit zijn gezicht was alle kleur verdwenen
toen hij zich eindelijk naar het lijk toe»
wendde; hij trilde merkbaar, toen zij, zon;
der iets aan den doode of aan zijn omge^
ving te veranderen, zich de treurige zeker)
heid verschafte, dat uit Velius reeds lang
alle leven geweken was.
Hij bleef niet lang bij heb lijk, doch keek^
uitvorschend de kamer rond cn ging tocir
in de apotheek waar hij maar* h6el kort
bleef en toen weer terug kwam. Hij streek
zich met de hand over het gezicht cn kaal-'
de diep adem.
(Wordt (t. volgd.)