k 1 KOOPJES. lEflflüD, i Hij nu 16, üieuwe Rijn 16, C. KOOYKER, Finale Uitverkoop. Te iiaaasr3, Te huur aangeboden: CENTBAAL-APOTHEEK, APOTHEKEBSDUK 35. LEIDSCH DAGBLAD, MAANDAG 20 MAART. - TWEEDE BLAD. Anno 1905. Vervolg Advertentiën. i. L. Oreyffiiton, Bij den BoelsHandelaar Prijs kwartaal I.S7 Hooggwoerd 29. L.P.KNA8E. No. 13827 Vereeniging lot bestrijding van tuberculose, gevestigd te Leideu. Zaterdagavond jl. werd in t*n dei: zalen van het Nutsgebouw alhier onder presidium yan rar. N. de Ridder een vergadering ge houden van een aantal ingezetenon van leiden en tot de oprichting van een Ver eeniging tot Bestrijding der Tuberculose te dezor stede besloten. Na opening dei vergadering, waartoe de aanwezigen door een, op initiatief van prof. idr. W. Nolen en dr. J. Bruming gevormde commissie waren uitgenoodigd, heette de voorzitter allen welkom, die door hun op tost ter vergadering blijk gaven van hun sympathie vooi het sehoone dool, waartoe men was bijeengekomen. Hij herinnerde er aan, dat reeds in enkele andere steden van ons land Vereenigingen tot Bestrijding der ■Tuberculose als Volksziekte waren tot stand gekomen en sprak er zijn vreugde over uit, dat thans ook m onze stad een zoodanige [Vereeniging stond te worden opgericht. Hij wees op het grootsclie werk, dat die Ver eenigingen wenschen to volbrengen; het be- teugelcn van de uitbreiding van een dor 'meest voorkomende en tevens meett wreed aardige ziekten, die de menschheid teiste ren. Gaarne verleende hij echter aan prof. •Nolen het wooid om dezen gelegenheid te geven aan de vergadering nog eens nader het doel der op te richten Vereeniging en 'do motieven, dio hem er toe geleid had'den hot initiatief in deze zaak te nemen, uiteen te zetten. Prof. Nolen, daarna het woord nemende, ,wensehte allereerst zijn dank te betuigen aan den heer mr. N. de Ridder, dien hij onmiddellijk bereid had gevonden om aan het welslagen van het voorgenomen plan zijn beste krachten te wijden, en die al da delijk daarvan een welsprekend bewijs gaf door de leiding dezer vergadering op zich •te willen nemen. Met vreugde had het Spr. yervuld, dat alle to Leidon piaktizeorende geneeskundigen, zonder eon enkele uitzonde ring, desgevraagd hun sympathie met do ;pprichting der bedoelde Vereeniging hadden betuigd on hun medewerking hadden toe gezegd. Opnieuw was daarmede, zoo ge tuigde Spreker, duidelijk gebleken, dat de inedici zich gaarne in de voorste rijen fcharen van hen, die golieel belangeloos, hun 'trachten willen besteden aan do bevordering der volksgezondheid. Ook aan de dames, ter (vergadering aanwezig, bracht Spreker een (woord van dank voor de warme sympathie, .waarmede zij zijn plannen hadden begroet jen haar hulp hadden beschikbaar gesteld. Nareenigo medodeelingen cn inlichtingen gegeven te hebben omtrent den weg, dooi' Spr. gevolgd om tot zijn doel te geraken, stolde hij in het li - dat do Vereeniging, waarvan hij de oprichting wens oh te, aller minst een vijandige of minachtende houding tegenover do sanatoria zou willen aanno- jCQen. Uitdrukkelijk wenschte Spreker zijn groote ingenomenheid te betuigen met do (uitkomsten, welke door do sanatorium-be handeling kunnen woiden verkregen. En hij zou zelfs niet gaarne ontkennen, dat ook do Sanatoria in den strijd tegen de tuberculose hls volksziekte een gunstigen invloed uit oefenen. Maar do sanatoria dienen in de 'allereerste en allervoornaamste plaats ter behandeling van tuberculose- ij d e r s, en niet tot het bestrijden van do (Tuberculose ala volksziekte. De sanatoria jScunnon tledhts op zeer ind i recto wijze 'tot die bestrijding medehelpen. Daarentegen &3 hot doel dor Vereenigingen tot Bestrij ding der Tuberculose bepaaldelijk d i root do veiidere uitbreiding der bedoelde ziekte te beteugelen. Spreker ging vervolgens er toe over 'do gronden uiteen te zetten, waarom naai' Zijn overtuiging de strijd tegen de Tubercu lose met vertrouwen op een goeden uitslag kon worden aanvaard. Reeds in vroeger eeuwen aldus onge- fveer do Sprekci; was door de grootste geneesheeren herhaaldelijk de meening uit gesproken, dat do longtering een besmette lijke ziekte was, een ziekte, door een of (andere fcgnet^tof veroorzaakt, die van de Zieken op do gezonden kon worden overge bracht. Maai: de bewijzen voor die meening ontbraken. Velen bleven daarom aan do be smettelijkheid der gevreesde ziekte twijfelen, en verdedigden de meening dat zij door aller lei oorzaken, als door kouvatten, het inade men van prikkelend© stoffen enz., zou ont staan. Het telkens en telkens weer waajge- nomen feit, dat de tering in bepaalde fo- milies tal van slachtoffers eischt en andere weder geheel verschoont, leidde tal van ge neesheeren on leeken tot de opvatting, dat de ziekte erfelijk zou zijn, of dat de ziekte oorzaak in een aangeboren en geërfde con stitutie zou gelegen zijn. Zoo wisselden in den loop der tijden meeningen cn theorieën, totdat eindelijk, in het jaar 1832, Robert Koch aan de wereld de zekerheid bracht, dat de tuberculose do i! een levende smet-stof, door een mioi'obc, door den thans algemeen bekenden tuberkel-bacil wordt teweegge bracht. Door Koch's gTOote ontdekking weten wij thans zeker, dat de tuberculose, dat dus ook do longtering tot de groep der infectie-ziek ten moet worden gerekend. En door die ont dekking i'3 dan ook de eerste vaste grond slag gelegd voor een i.ationcele bestrijding der ziekte. Koch zelf heeft met scherpen blik onmiddellijk ingezien, van welk 'n vér- dragende bete eken is voor dé bestrijding van de uitbreiding der tuberculose de ontdekking van den tuberkel-bacil beloofde te worden. En toch was die ontdekking van den tuber- kol-baoil slechte een eerste, zdj het dan ook de meest gewichtige stap op den weg, die tot do beteugeling der ziekte leidt. Immers het -s vooral uit de onderzoekingen en erva ringen der laatste jaren duidelijk gebleken, dat, om de uitbreiding eener besmettelijke ziekte met vrucht te kunnen tegengaan, het volstrekt met voldoende is de microbe te kennen, die de ziekte teweegbrengt Men moet ook weten, hoe de ziektekiem zich van het eene individu op het ander overplant, men moet weten, door welke middelen en langs welke wegen do ziektekiem van den eenen mensoh op den anderen wen dt overge- braoht. Wij weten, dat do cholera, door be middeling van het dinkwater, van den cho- lera-lijdei op andere menschen wordt over gebracht. Hetzelfde ls het geval met den typhus-bacil. Do ziektekiem van de mala ria echter plant zich door bemiddeling vaa bepaalde muggen, van den malaria-lijdor op den gezonden mensoh over. De mug, die den lijder aan malaria tteekt, zuigt daarna, met diens bloed, ook de in dat bloed aanwezige ziektekiemen opdeze ondergaan in heb lichaam van do mug een oigcDaardigen ont wikkelingsgang, komen eindelijk in de speekselklieren van do mug terecht om dan, wanneer dat diertje opnieuw een mcnsch steekt, met dien steek in het bloed van den gest keno to worden gebracht.. De past wordt naar wij allen grond hebben aan te nemen, door bomiddeling van natten overgebracht cn wie do pest wil bestrijden zal dus er op uit moeten zdjn de ratten uit te roeien. De hondsdolheid wordt door den beet der dolle honden overgebracht, en wie de hondsdol heid wil te keer gaan, zal het muilbanden der honden aanbevelen. Wil men de tuberculose in haar uitbrei ding tegengaan, don zal men dus moeten nagaan, op welke wijze de ziektekiem der tuberculose, de tuberkel-bacil, van den teringlijder op een gezond mensch kan worden overgeplant. Welnu, wij mogen het op het oogenblik als vaststaande beschouwen, dat het aller belangrijkst voermiddel, dat de tuberkel bacillen van zieken op gezonden overbrengt, de slijm is, die door de lijders aan longtu- berculose wordt op- en uitgehoest. In dat slijm zijn de tuberkel-bacillen niet zelden bij millioenen aanwezig. Het komt er nu nog slechts op aan uit te vorscheD, hoe dat slijm, uit de longen der tuberculose lijders in het lichaam van gezonden ko men kan. Het ligt voor de hand aan te nemen, dat het door den tuberculose-lijder uitge worpen slijm, daar waar het wordt neerge worpen, zal opdrogen en ten slotte tot stof worden vermalen; dat het dan in de lucht zal kunnen komen en door menschen worden ingeademd. Het kan niet ontkend worden, dat op die wijze nu en dan wel eens tuberkel-bacillen van zieken op ge zonden zullen worden overgebracht. Maar het is toch om allerlei redenen hoogst on waarschijnlijk, dat dit dikwijls geschieden zal. Want het slijm, dat de lijder aan long- tuberculose opgeeft en uitspuwt, is taai en zeer kleverig. Het blijft aan de voorwer pen, waarop het terecht komt, vastkleven. En wanneer het opdroogt, dan mag het nu on dan, doordat het met de voeten of op andere wijze verwreven wordt, tot een fijn poeder worden; het is evenwel geble ken, dat zoo'n poeder te zwaar is om lang in de lucht to kunnen blijven zweven. Er is dus zeer weinig gevaar, dat dit poeder zal worden ingeademd. Het is daarenboven bij do overweging van de wijze, waarop de tuberkel-bacillen van het eene individu op heb andere kunnen worden overgebracht, van groot belang te weten, dat de tuber kel-bacil zich buiten het dierlijk lichaam niet vermenigvuldigt, maar veeleer, onder den invloed van het daglicht, sterft. Maar gemakkelijk te begrijpen wordt het, hoe de tuberkel-bacillen van zieken op ge zonden worden overgeplant, wanneer wij ons even herinneren, wat wij allen wel weten, dat bij het luid spreken cn nog meer, bij het hoesten en niezen, door den- gene, die spreekt, hoest of niest, een groot aantal, niet zelden zelfs een nevel van uiterst kleine drupjes uit den mond wordt geslingerd. Heeft nu de spreker, hoester of niezer tuberkel-bacillen in heb slijm van zijn mondholte, wat bij lijders aan longtu- berculose volstrekt niet zeldzaam is dan zal degene, die in de onmiddellijke nabijheid verkeert, groot gevaar loopen de uit den mond geslingerde, met tuberkel-bacillen be zwangerde drupjes in te ademen en aldus besmet to worden. Verschillende onderzoe kingen hebben geleerd, dat die drupjes in den regel niet veel verder dan 1 meter van den spreker, hoester of niezer worden weg geslingerd, en dat alleen de allerkleinste drupjes vrij langen tijd in de lucht kunnen blijven zwerven. Alleen in de onmiddellijke nabijheid van den hoestenden lijder aan longtuberculose is dus groot gevaar voor besmetting. Dat gevaar wordt echter da-de- lijk kleiner, indien de hoester bij hot hoes ten don mond met een doek bedekt. Maar er dient toch ook te worden bedacht, dat de zakdoek, waarmede de drupjes worden opgevangen en waarmede niet zelden slijm van mond, lippen en baard wordt afge veegd, gevaarlijk is. Immers van dien zak doek worden bij het hanteeren fijne vezel tjes en draadjes losgemaakt, waaraan klei ne drupjes of deeltjes slijm kunnen kleven- En die vezeltjes cn draadjes van doeken zijn niet zelden zóó licht, dat zij langen tijd in de lucht kunnen zweven en dan in do monden van gezonde menschen kunnen geraken. Mot de kennis van dat alles gewapend is het ons nu geen duister geheim meer, hoe zieken gezonden besmetten kunnen en hoe in een huisgezin, waarin eenmaal een te ringlijder is, er dikwijls meerdere komen, en het eene familielid vóór, het ander aan longtering sterft. Met die kennis ge wapend zijn ons nu ook do middelen niet meer verborgen om de tuberculouse besmet ting tegen te gaan en de voortwoekering der ziekte te bestrijden. Nu wij weten, dat zonder tuberkel-bacil ook geen tuberculose mogelijk is, en ons bovendien de meest be- langrijko wegen bekend zijn, waarlangs de tuberkel-bacil in het menschelijk lichaam dringt en dat besmet, nu kunnen wij ook met moed en vertrouwen den strijd tegen den geduchten vijand aanbinden. Maar tot mijn groot leedwezen aldus vervolgde spreker moet ik u bekennen, dat niet alle medici over deze zaken denken als ik. Nog zeer velen houden vast aan oude, maar daarom juist ook des te dieper ingeworteld© begrippen, die Ben er van afhouden met moed den strijd tegen de tu berculose te aanvaarden. Zij zien slechts gevaar voor een emstigo besmetting bij die menschen, die, zoo drukken zij zich uit, dispositie" voor tuberculose hebben. Zeggen wij: geen tuberculose zonder tu berkel-bacil, z ij antwoordengeen tuber culose zonder dispositie. En konden zij nu maar zeggen door welke factoren die dis positie wordt tot stand gebracht, clan zou den wij er ten minste aan kunnen denken die factoren te bestrijden. Maar die dispo sitie is een ,,ik en weet niet wat", een ge- j heimzinnig iets, dat zich aan ons oog ont trekt. Alleen hiermede mogen on moeten I wij tevreden zijn, dat de verkondigers van j de dispositie-leer ons verzekeren, dat, als wij slechts er voor zorgen krachtig en vol maakt gezond te zijn, wij dan ook geen gevaar voor besmetting met tuberculose- kiemen hebben te duchten. Het is vooral de zoogenaamde erfelijke dispositie", die, naar het oordeel van tal van medici, do belangrijkste rol bij het tot stand komen der tuberculose zou spelen. En aan die „erfelijke dispositie" schrijven zij het toe, dat zoo vaak in één familie de tuberculose talrijko slachtoffers maakt. Bij menschen met „erfelijke dispositie" voor tuberculose zouden er dan in het lichaam bijzondere omstandigheden bestaan, waar door de tuberkel-bacil bij hen gemakkelijk zich vermenigvuldigen en zijn verwoestingen aanrichten zou. Het is m ij n vaste overtuiging, dat de „erfelijke dispositie", in dien zin opgovat, bij do voortwoekering der tuberculose, aJs volksziekte geen rol van bctee- kenis speelt. Het zou mij te ver voe ren te dezer plaatse op die gehcele dispositie-leer hier dieper m te gaan. Kort geleden heb ik in eon medisch tijdschrift mijn meeningen daaromtrent nader uiteen gezet. Thans wil ik u slechts nog even ver lof vragon u een enkel woord mede tc dco len uit een hoogst belangrijke studie, die aan het einde van Januari j.L is versche nen van de hand van dr. Boeg, een studie die over de „erfelijke dispositie" voor longtuberculoso handelt. Boeg heeft na melijk een uitgebreide studio ondernomen over de uitbreiding dor tuberculose op de Faroe-eilanden. Dio eilanden worden be woond door een bevolking, dio vrijwel af gezonderd van de wereld cn onder hoogst eenvoudige sociale omstandigheden leeft. Uit den aard der zaak levert een dergelijke bevolking een zeer gunstige gelegenheid om de uitbreiding eener besmettelijke ziek te na te gaan. Bij onze hoogst samenge stelde maatschappelijke verhoudingen, en vooral bij onze snelle en uitgebreide midde len van vervoer, bij ons heen-en-weer trekkon, is het nauwelijks mogelijk na to gaan, waar of door wien iemand mot cle smetstof van een infectie-ziekte is in aan raking gekomen. Maar vrij gemakkelijk moot dat na te gaan zijn bij een bevolking als die op do Faroe-eilandon. Boeg heeft zich nu de moeite gegeven om over een tijd perk van 20 achtereenvolgende jaren, van alle de in dio jaren op de Faroe-eilanden voorgekomen gevallen van longtuberculose do omstandigheden, die op erfelijke dispo sitie betrekking konden hebben nauwkeurig na to gaan. In het bedoelde tijdperk, van 1879 tot 1898, kwamen er in het geheel 354 gevallen voor. Bij de afsluiting van het onderzoek waren er nog 49 van de 354 in levoü. De uitkomst van Boegs onderzoek was, dat, in 77 pCt. van do gevallen, de wijze, waarop de besmetting was tot stand geko men, met zekerheid was aan te wijzen, ter wijl dat in do overige 23 pCt. door allerlei oompliccerende omstandigheden, waaronder de lijders hadden geleefd, niet mogelijk was Boeg vond nu verder, dat de tubercu lose zich vooral als „huis-epidemie" voor deed en dat daarbij dan niet alleen de leden der familie, maar ook de toevallig bij hen inwonende dienstboden of vreemdelingen door de ziekte werden aangetast. Ik kan aan do verzoeking geen weerstand bieden om u enkele van Boegs beschrijvingen mede te deelen. Laat ik echter vooraf u nog eens uitdrukkelijk zeggen, dat toevalligheden bij Boegs onderzoek zijn buitengesloten, daar de 354 teringlijders, omtrent welke Boeg zijn inlichtingen verkreeg, niet willekeurig uitgezocht zijn, maar, om zoo te zeggen, al de gevallen zijn, die in de 20-jarige perio de op de Faroe-eilanden voorgekomen zijn. Ik deel u thans enkele van Boegs beschrij vingen mede. 1. In Sandevaag op Vargö stierf in Juli 1893 een 58-jango vrouw aan longtering. In Jan. 1594 stierf uit hetzelfde huisgezin een zoon van 28 jaren. Twee zusters ver pleegden hem gedurende zijn ziekte. Zij waren bij zijn dood nog gezond, maar zijn beiden resp. 33 cn 20 jaar oud, in 1898 aan longtering gestorven. Een broeder, die ook nog gezond was toen de eerste broeder stierf, kreeg eveneens longtuberculose. Heb meisje van den 28-jarigcn jongen man, dio toen nog gezond, hem gedurende zijn ziekte dagelijks had bezocht en hom de laatste veertien dagen van zijn leven nacht en dag verpleegd had, stierf reeds in 1696 op 35- jarigen leeftijd aan longtering. Dit meisjo deelde gedurende haar ziekte, een joai lang, kamer en bed met haai' gezonde, krachtige zuster, die kort na haar dood ziek werd en in 1897 op 26-jarigen leeftijd aan longte ring stierf. Vroeger was in de familie geen tubeiculoso voorgekomen. 2. In Deble op Bordö hielp in do jaren 1893 en 1S94 een klom meisje van den mor- gon tot den avond in het huis van een aan tering lijdende buurvrouw. Deze Jaatsto stierf in 1894. Reeds een maand te voren was het kleine meisje ziek geworden; zij stierf in Februari aan longtering. Zij en haai familieleden waren te voren steeds gezond geweest en in haar geslacht was te voren nooit tuberculose voorgekomen. Van de zusters van het meisje zijn in de volgen de jaren er drie aan longteling overleden. Slechts één zuster, dio bij de grootouders in een naburige plaats vei blijf hield en nog houdt, bleef gezond oven als bet laatstgebo- ren kind der ouders, dat in hot huis gebo ren was, nadat de longtering ei reeds had uitgewoed. 3. In Tveraa op Suderö kwamen om streeks het jaar 1880 twee jonge cohtgo- nooten, een bakkei cn zijn vrouw. De vrouw wan reeds ziek, toen zij op do Faröer aan kwam en stierf in 1886 aan longtering op 21-jarigen leeftijd; nadat zij kort to voren haar 9 maanden oud kind aan tuberculcuzo hersenvliesontsteking had verloren. Een man, die dagelijks bij de echtelieden at en veel met hen omging, stierf in 1880 aan longtering. Hij was uit een gezond geslacht on to voicn gezond. Een meisje, *dat in heb huis der bakkers-vrouw, in de laatste le vensjaren van deze, diende en haar ver pleegde, te voren gezond en uit een gezond geslacht, begon ongeveer ten tijde van den 'dood der bakkersvrouw te sukkelen. In den winter van 1886 op 1887 bleef zij daarom thuis in haar geboorteplaats Vaag. Bij dag is zij bij haar ouders, maar 's nachts 6laapt zij bij een zustor in heb vlek Mörköre. In dienzelfden winter werd de vader ziek, hij stierf aan tering. Do moeder, 63 jaren, toen nog gezond, lijdt in 1898 aan tering. Een tot 'dusverre gezondo broeder, die toevallig in den winter van 1886 op 1887 thuis was, stierf in 1891 aan longtering op 28-jarigen leeftijd. Dö zuster in het vlek Mörkorc, ook tot 86/87 gezond, stierf in hetzelfde jaar als do broeder, op 41-jarigen leeftijd aan long tering. Haar dochter, 23 jaren oud, ging aan tering lijdon. Een zuster, die den in hot ouderlijk huis overleden broeder ver pleegde, werd door den Kreisarzt wegens een twijfelachtige long-tuberculose behan deld. Ook een behuwdzuster kreeg longte ring. En in 1900 werden eindelijk ook nog in heb sputum van een kleinkind, dat tob het huisgezin behoorde tuberkelbacillen go- vonden. Ik zal het bij deze voorbeelden laten Zo zijn m.i. leerzaam genoeg. Alleen wil ik con sta toeren, dat uit Boegs, in allerloi op zichten hoogst belangrijko studie blijkt, dat, althans op de Faroe-eilanden, do „er- fel ij k o dispositie" bij de verbreiding der tuberculose geen, do besmetting daarentegen een alles-over wegen de rol speelt. Het is mijn vaste overtuiging, die ge grond is op ernstige studie en eigen waar-, neming, dat, wanneer wij trachten het go vaar voor besmetting met tuberkel-bacil len to vormindcren met do ons daartoe ten' dienste staande middelen^ wij er dan ook in zullen slagen de uitbreiding dor tuberculose tegen to gaan. En met vast vertrouwen roep ik U dan ook een „deserpereert niet" toe. Na deze redo van prof. Nolen, nam de Voorzitter het woord om, na den dank der vergadering aan den spreker te hebben ge bracht, het voorstel to doeu de Vereeniging op te richten. Dat voorstel werd met ap- Gedurende deze maand bieden wij verschiiiende PETROLEUMLAMPEN en GASGRNAMENTEN bene den inkoopsprijs aan en geven op deze en andere Artikelen een extra korting. 2777 17 Aalmarkt 25. Uitzending van Diners van af 80 Couis, ƒ1. hooger. Beleefd aanbevelend, Wed. A. RACKES, jPapengraelit 4. 796 7 die oud Goud, Silver, Diamant, Bloedkoraal, Antiek of wat ook van waarde wil verkoopen, kan niet beter terecht dan by N. HUNTEEMAN, OudeRfinNo. 52,bydeLeidscheSpaarb. de inteekenincr open op de zeis no GRACIEUSE. U n w 00000-0. S> éa J-* Het eerste nummer wan het nieuwe kwartaal verschijnt spoedig en bevat de Nouveautés van het a. s. Zomer-Seizoen. Y De Administratie van het „Leidseh I Dagblad" belast zieh met het plaatsen van Advertentiën ln alle Bladen. Opheffing der Zaak. Zonder zichtzendlng en Contant. 20 pCt. Korting. 1076 10 in het midden der stad: EEK BOVENHUIS, bevattende 3 Kamers, Keuken, Zolder en Zol derkamertje en verdere geriefeiyk- heden. Huurprya f17 li 'ajaars, waaronder begrepen het Duinwater- gebruik. 2774 12 Scbrifteiyke aanvrage onder let ter M aan BINNENDIJK'S Adver tentie-Bureau, Botermarkt 11. twee not gemeubileerde Ka mers met vrooiyk en riant ultzloht on van alle gemakken voorzien, ook gelegenheid om koffie te drinken on tot plaatsing van netto Com mensalen, tegen blliyken prys. Wed. SEEGTENIIORST- Oude Vest 33a. 00STMEIJEB. 2478 11

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1905 | | pagina 5