LEIDSCH DACBLAD. ZATERDAG 28 JANUARI. - VIERDE BLAD. Anno 1905. Tweede Kamer. Gemengd Nieuws. FEUILLETON. No. 13784. Heden is een aanvang gemaakt met het terughalen der beschrijvingsbiljetten voor de Personeele belasting. In het belang eener spoecige aanslagsre geling is het gewenseht, dat de biljetten, behoorlijk ingevuld, op eerste aanvrage aan den ambtenaar afgegeven of wel ten kantore bezorgd worden. Belanghebbenden worden beleefd uit- genoodigd hiertoe mede te werken. De Ontvanger der Directe Belastingen, J. O. BEKKER. Leiden, 23 Januari 1905. Hooger Onderwijs. i. Memorie van Antwoord. In de Memorie van Antwoord op het Voorloopig Verslag der Tweede Kamer be treffende het opnieuw ingediende wetsont werp tot wijziging en aanvulling der wet tot regeling van het hooger onderwijs, zegt de minister van Binnenlandsche Za ken, dat hij over de volle vrijheid" der le den om bij de openbare beraadslaging te gen hot ontwerp aan te voeren, wat zij noodig zullen achten, niet te oordcelen heeft. Dio vrijheid is formeel een onbe perkte. Wordt daarentegen gerekend met het gewoonterecht, dan schijnt, wat hoofd motieven betreft, alleen datgene rechtens aan do orde te zullen zijn, wat of bij do schriftelijke en mondelinge behandeling van de eerste editie van het ontwerp, öf nu schriftelijk ter sprake is gekomen. In hoeverre uitzicht op het verwerpen \ai hot eerste voorstel dooi de Eerste Kamer sommige leden van het indienen van amca- dementen terughield, moet de regeenag te hunner verantwoording laten. In 1900 is bij de toenmalige tweede editie der On gevallenwet, voor hetgeen eender bleef, de ook elders veelal geldende regel ge volgd, cat in een geval als het onderhavige op de ïes ïudicata niet dan met so berheid en bij wijze van exceptie wordt teruggekomen. Intusschen do Kamer, die ten deze souverein handelt, zal zelf te bo oordeelen hebben, of zij, ook met het oog op de toekomst, een afwijkend gewoonterecht vestigen wil. Harerzijds bepaalt de Regce ring zich tot het stellen van de vraag, ot aan de voltooiing van wetgevendeu aroo'd niet te groote hindernis in den weg wordf gelegd, indien aan een wetsontwerp, dat in gelijk luiden den vorm ten vorigen jare, met uitvoerige Memorie van Toelichting ingekomen, een zeer breed Verslag en dito Memorie van Antwoord uitlokte, en daarna van den 17den Februari tot den löden Maart iu openbare behandeling was, op nieuw een openbare discussie wordt ge wijd, als stond men, gelijk dit in bet Voorloopig Verslag wordt uitgedrukt, voor ,,een nieuw ontwerp." Dat in het voorstel, om aan bijzondere universiteiten vergoeding voor het inrich ten van ondcrwijslocalitcit te geven, ,,de kern" zou liggen van een stelsel, dat lei den moest tot bestrijding van 's Rijks schatkist van „de noodige middelen", om het vrije hooger onderwijs tot volledigen bloei te brenger., is een beweren, dat vol gens den minio zijn weerlegging vindt in zijn stellige verklaring, dat men zich voor dat vei der strekkend doel nimmer op deze bijdrage voor localiteit zal kunnen beroepen. Die bijdrage is niet anders ver dedigd dan als compensatie voor het gratis gebruik van academisch© lokalen en hulp middelen door lioogleeraren, die bijzon dere leer stoelen aan een Rijks-universiteit mochten bckleeden. Pnnoipiecle heteejse- nis is door do Regeering aan deze bijdrage niet gehecht. Wijziging te dezen opzichte zou echter in strijd geweest zijn met het ingenomen standpunt, dat de tweede indie ning van een res iudioata het stuk, waai over 't oordeel gaat, laten moet gelijk 't was. Do beschouwingen van ,,één lid" over do al of niet waarschijnlijke oprich ting van een Roomsch-katholieke universi- teit, laat de Regeering voor wat' ze zijn. De Minister ontkent, dat onderwer ping van den Staat aan de Kerk" hier hot noodwendige gevolg zou zijn van „het leggen van de beslissing omtrent de be noembaarheid tot staatsambten in handen van personen aangewezen door kerkelijke vereenigingen". Volgens het ontwerp zal bedoelde beslissing blijven in handen van de vier bestaande openbare universiteiten, eu wel ex lege en permanent, terwijl hier naast alleen de mogelijkheid geschapen wordt, om, en dan wel onder bepaalde bedingen en onder toezicht, gedekt door recht van terugneming, aan een bijzondere universiteit voor een of meer bepaal Je doctoraten civiel effect toe te kennen, bij aanwijzing, en zulks zonder dat hieruit voor den Staat ook maar eenige verplich ting hoegenaamd tot benoeming van ccn benoembaar verklaarde kan voortvloeien. Uitvoerig behandelt de Minister do quaestie van het Staatsexamen en hij verklaart er zeer toe te neigen bij de ko mende reorganisatie van het hooger onder- v"; overgang tot dat stelsel aanhangig te maken. In deze wijzigingswet kon dit in stituut echter niet worden opgenomen. Wol daarentegen, meent de Minister, kan de weg worden betreden, door „andere leden" aanbevolen, om, na aanneming van dit wetsontwerp, zoo spoedig mogelijk een zelfstandig wetsontwerp te laten volgen, dat de ver leening van het civiel effect aan wetenschappelijke graden, zoo van openbare als bijzondere universiteiten aan Staats commissies opdroog, cn bij deze zelfde wet de bevoegdhei tot bedoelde aanwijzing van bijzondere universiteiten, inzake den effec- tus civilis, te doen vervallen. Reeds nu echter wil de Minister er op wijzenlo. dat deze staatsexamens alsdan geen dou blure van de universiteits-examens zou den mogen zijn, maar zich tot ce piactische eischen voor den staatsdienst zouden moe ten beperken; 2o. dat in verband hiermede tevens de dusgenaamde stage regeling zou eischen; en 3o. dat bij dit instituut nieü de ongelijkheid zou mogen tcrugkeeren, waardoor de éénc candidaat in het geëxa mineerd worden door zijn eigen leermees ters een aanmerkelijken voorsprong boven zijn medecandidaat verkreeg. Of de aanne ming van een motie van orde ten deze het doel zou kunnen bereiken, schijnt in liet tegenwoordige 6tadium der behandeling twijfelachtig. Beteren waarborg ware wei- li ht te vinden in een overgangsbepaling, die do werking van het civiel-offect der universitaire graden ter nadere regeling verwees naar een wet, waarvan het ont werp binnen een aan te geven tijdperk zou zijn in te dienen. Ook met het denkbeeld van „sommige po litieke tegenstanders" dio oordeelden dat „gelijkstelling van voorbereidende examens, afgelegd bij <le openbare met die afgelegd bij bijzondere universiteiten voor de toela ting tot het staatsexamen" tot meerdere overeenstemming zou kunnen leiden, ver klaart de minister, gaarne zijn instem ming; hoe vollediger do scheiding wordt tuajckcn de beoefening der wetenschap cn do politieke wisselingen, des te zuiverder zal de wetenschap zich naar haar aard kunnen ontwikkelen, cn zich de liefde van alle politieke richtingen gewaarborgd zien. De pensionnee ring der bijzon de re onderwijzers. Memorie van Antwoord. Het antwoord der Regeering is versche nen op de ontwerpen, welke ten doel heb ben om van Rijkswege voorziening te tref fen ten behoeve van de pensionneering van onderwijzers aan bijzondere scholen en van de weduwen cn weezen van openbare en bij zondere onderwijzers. Na te hebben gewezen op de vrij algemee- ne instemming, waarmee de ontwerpen zijn ontvangen, betoogt do Regeering, dat elke poging moet worden teruggewezen om ver band te leggen tusschen deze wetsontwer pen en de meer algemeene verzekering te gen invaliditeit en ouderdom, al zijn ook hieromtrent spoedig voorstellen te wachten, terwijl voorzieningen ten behoeve van an deren dan |iet personeel werkzaam bij en in het belang van het lager onderwijs, bui ten bet aangenomen kader zouden vallen. De Regeering heeft andermaal nagegaan of voldaan kan worden aan het verlangen om de onderwijzers, werkzaam aan met- gesubsidieerde scholen, in de wet op ts ne men en is daarbij tot de conclusie gekomen, dat over de administratieve bezwaren is heen te stappen en de Staat zich, ter wille van het goede doel, het offer zal moeten getroosten, dat hierdoor gevergd wordt. De regeling, gelijk zij thans gewijzigd wordt voorgedragen, omvat dientengevolge de onderwijzers aan alle scholen, waar bo na fide lager onderwijs wordt gegeven. Een onderscheiding tusschen scholen, welke al dan niet als winstgevend bedrijf worden go- houden, is derhalve niet gemaakt. Daaren tegen zijn niet in de regeling opgenomen de instituteurs, die aan het hoofd van voor hun eigen rekening beheerde scholen staan. Hiermede toch zou men dit hoofdbeginsel van onze bestaande pensioensregeling aan tasten, dat uitsluitend zij, die in dienstbe trekking zijn, binnen haar kring getrokken worden Wettelijke bepalingen betref fende loterijen. Meauorio van Antwoord. De Regeering verdedigt ziak op het verwijt, dat dit ontwerp niet allo speel zucht beteugelt, zelfs niet elke uiting van de loterij-speelzucht. Maai dat behoeft toch niet van een op zichzelf nuttigen maatregel terug te houden. Bovendien heeft de Minister van Justitie blijk gege ven van den wensch om door een novelle van het Strafwetboek nog andoro wijzen van spelen en wedden strafbaar te stollen. Indien de voorgenomen regeling ten ge volge zal hebben tempering van den spccl- lust, zal men zich daaiin slechts kunnen verheugen. Deze waarschijnlijke uitwerking werd in de Memorie van Toelichting eerst in de derde plaats genoemd; voorop werd gesteld de bescherming van het individu, niet gelijk in het Voorloopig Verslag woidt beweerd in het algemeen tegen dc gevolgen van deelneming in loterijen, waarmede het terrein van liet verzekerings wezen zou worden betreden, maar tegen baatzuchtige, dikwijls met bedrog en mis leiding gepaard gaande exploitatie van zijn specllust. Er zijn inderdaad buitenlandscko wetge vingen, dio het spelen in andere dan door den «Staat geëxploiteerde of toegelaten lo terijen met strai cn zelfs met vrij zware straf bedreigen. Volgens sommigen zouden dergelijke strafbepalingen ook de eigen Staatsloterij tegen de mededinging van vreemde loterij-onderneming'en moeten be schermen. Maar omdat do een of andere vreemde wetgeving zij liet ook zonder bijoogmerk den speler tegen zijn eigen hartstocht in bescherming neemt, behoeft dat voorbeeld toch niet liicr te lande ge volgd te worden. Dat in sommige landen in ccn of ander opzicht ten deze scherpere bepalingen be staan, is juist; edoch, daaruit volgt vol strekt nog niet, dat nu ook hior te lande zoodanige bepalingen dc voorkeur zouden verdienen boven de thans voorgestelde. Een overzicht van eenige dei voornaam ste vreemde wetgevingen betreffende lote rijen cn premieleeningen is opgenomen in een Bijlage tot de Memorie. Hot in het Voorloopig Verslag bedoelde adres van het bestuur der vcrceniging Ai- menzorg te Arnhem is waarschijnlijk dat, onder dagteekening van 13 Januari 190-1, dus na het aanhangig maken van het wetsontwerp, aan de Tweede Kamer inge diend. Er schijnt twijfel te bestaan of het <aar- bij aanbevolen verbod aan drukkers of uit gevers van couranten, om advertentiën be treffende niet toegelaten loterijen te plaat sen, wel door art. 2 wordt gegeven. Men meent, dat dergelijke advertentiën niet zijn een wijze van openstelling van de deelne ming, maar een kennisgeving van openstel ling, terwijl men uit de Memorie van Toe lichting meent te moeten lezen, dat deze alleen het oog heeft op den loterijhouder, die de advertentie plaatst. Do Rcgeoring is van oordeel, dat door zulk een kennis geving de deelneming wordt opengesteld, al zijn daarnevens ook andere middelen van openstelling denkbaai en in elk geval worden door dergelijke kennisgeving loten te koop aangeboden, wat art. 2 ook met name verbiedt. En waar de Memorie van Toelichting spreekt van het plaatsen van advertentiën, heeft zij het oog niet min der op den voor den inhoud der coulant verantwoordelijken persoon dan op hem, voor wiens rekening de advertentio wordt geplaatst. Bij den gerezen twijfel cn om dat de artt- 418 en 419 Wetboek van Straf recht zeker niet altijd den drukker of uit gever zullen achterhalen, schijnt intusschen een uitdrukkelijke bepaling, waaronder deze vallen, gewensoht. De toevoeging van de woorden „of openlijk te bevorderen" aan het slot van de nos. 2 van artt. 2 en 6 heft thans allo onzekerheid op, of ook do hier bedoelde personen strafbaar zijn. In verschillende Landen is het inderdaad aan de posterijen verboden, drukwerken betreffende niet toegelaten loterijen te vervoeren en te bezorgen. Maar volgt nu hieruit, dat dit ontwerp hot vervoer per post van loten, enz. van verboden loterijen moet weren? "Voor zoovor het vervoer per post aan gaat, behoort het onderwerp niet hior maar in de Postwet thuis. Het raakt toch do bovoegdheid der postadministratie, onder zekere voorwaarden het vervoer van post stukken te weigeren. Zóó wordt trouwens ook, blijkens het, bij Koninklijke boodschap van 30 «September jl. aangeboden ontwerp tot wijziging der Postwet, de zaak begre pen door den Minister van Waterstaat, Handel en Nijverheid. En wat het verbod van invoer aangaat-, dat zou door de ambtenaren der invoer rechten on accijnzen gehandhaafd moeten worden en dus thuis behooren ter plaat se, waar do functiën dier ambtenaren be paald worden. Bovendien aangenomen de wcnschclijkhcid on piactische uitvoer baarheid van zulk verbod cr dient niet minder tegen den invoer van bijv. onzede lijke drukwerken dan tegen dien van loten gewaakt te worden. En nu ware hot toch zeker een verkeoidc methode van wetge ving voor ieder afzonderlijk soort van druk werken in afzonderlijko wetten afzonderlij ke verbodsbepalingen op to stellen. Do Memorie gaat vergezeld van een ge wijzigd ontwerp van wet. Naohtelijk tooncoltjc. Een aardig straattooneeltjo viel gisternacht te 's-Gravenhagc voor. Een eenigszins aangeschoten bleekors- baas uit Loosduinen had bij een stalhouder daar ter tede een rijtuig genomen om er wat meo door Den Haag te toeren. Na van 10 tot 11 uren te hebben rondgereden en ergens te hebben vaangclegd", had de man genoeg van do Residentie cn sa* c*on Looi sier to kennen, dat hij nu naar huis wou. „Heel goed", zei do koetsier, „als jo corst betaalt." „Neen", was het antwoord, ,,j*e zult me nu eerst naar Loosduincn rijden cn dan zal ik zien wat ik doe." Begrijpelijkerwijs had onze koetsier daar niet vcc, zin in, weshalve hij naar zijn baas reed om dezen over het geval te raadplegen. Deze yas het volkomen eens met zijn knecht en sommeerde het „vracht je" op te rukken. Onzo vriend, die eerst de koets al was uitgewaggeld en bij dio ge legenheid met zijn hoofd vrij onzacht te gen do straatetcenen waa aangekomen, sprong echter weer in do vigilante en ver klaarde pacifick tegen do kussens geleund, te zullen wachten tot hij in Loosduincn was. Dat was zijn recht, vorklaardc hij. En als dc baas dit niet goed vond, dan zou hij in het rijtuig blijven, onverschillig waarheen dit ging, desnoods in den stal van den huurkoetsier. De baas, die onzen klant echter liever niet in den stal zag, gaf den koetsier den raad naar 't politieburoel te rijden cn den onwilligen betaler daar cr to laten uitzet ten. En zoo ging liet in gestrektcn galop naar de Groenmarkt. Stilgehouden. Do koetsier naar binïien. Een agent houdt do wacht. Do man in do kosts vraagt naïef verwonderd: „Voor welk hotel houden we hier stil?" steekt het hoofd uit het raam en roept tot den dienaar der Heiligo Her mandad: „portier, een sigaar?" Deze ver waardigt zich niets te antwoorden. Daar verschijnt een tweetal rustbewaar ders. Zij oponcu het rijtuig cn bevelen on zen vriend met hen ruco tc komen. Dom blijft zitten. De agenten grijpen hem aan. „Met welk recht verstout go u, do hand aan mij to slaan declameert do bleokers- baas en klemt zich vast aan het portier. Een ruk, een vloek, en klctterond brockt een ruit cn staat de man op straat, om* weldra in het bureel to verdwijnen. Wat daar achter de schermen gebeurde, bleef voor do buitenstaande menigte lan gen tijd ccn geheim, totdat de koetsier, van vreugde stralend, het gebouw verliet. Hij had zonder deurwaarder of andoro moeilijkheden het geld losgekregen: 4.50 voor liet ritje en 50 cents voor de gebroken ruit. En de bleckcrsbaas kreeg gratis nnclit- logies om zijn roes uit to 6lapen. („N. C.") B. o n W van Delft bobben gis teren verpacht: twee staanplaatsen voor stoomcarousiels op do a.s. kermis. Do bei de hoogste inschrijvingen waren resp. van A. Bcnner, Roermond, 1475, en L. G. Tc-* we, Roermond, f 1325. In hot vorigo jaar brachten deze beide plaatsen to zamen op f 5700. Naar het ,,Hbld." vorneomt, zal het bakende Hótel Paliir-Royal to Amster dam den lstcn April c.k. gesloten worden tot 1 November. Dit staat in verband mot een algehcelo verbouwing, waardoor do hoek van Voorburgwal cn Paloisstraat con mooi aanzien zal verkrijgen. In Idc drukkcity ddr firma J, L. O. Kotting cn Zn. aan do Lijnbaano- gracht to Amsterdam is gisternacht inge broken. De brandkasb werd geforceerd, maar specie was daarin niet aanwezig. Do levensverzekeringspolissen van hob porso- neel werden meegenomen. Vorder stal mon een bedrag aan gold 100 in f 120 uit de e.g. kleino kas. Een zoo goed als- nieuwo fiets liet men staan. Grit-bor naoht fis to Zaandam ingebroken in hot kantoor van de stoom bootonderneming Alkmaar-Paokct. Eon som van vijftion gulden wordt vermist, bonevens oen portofeuillo, voor don inbi%? kor echter van woimg waarde. Donderdagmiddag is do rom- mcr Carl Kmerins uit Trustrop, bij hot rangecron van ccn tioin op het emplace ment to Winterswijk, tusschen do buffers geraakt cn doodgedrukt. Hot Vlaardingsoho logger- schip „Elisabeth Maria", dat verkocht zijn-' do inmiddels hordoopt in „Ida" naar Brako moest worden overgebracht, is vermoedelijk lil ÜOU olunu ren O Jarhmm j-1- «...ulian hot eiland Vlieland en zijn bestemmings plaats Brake mot man cn muis vergaan, waarbij met don gezagvoerder L. Spanjera'- borg, wonende to Embden, do uit 5 poreoi ^n bestaande bemanning, allen wonende te Vlaardingen, den dood in do golven oer Noordzee zullen hebben gevonden. Do vermisten zijn: Leendert Vorstratcn^ pl. m. 28 jaar, lang ongoveer 1.60 M. "Ti^ droeg aan een dor vingers een goudt trouwring, gemerkt C. M. F. B.; Cornell; Kouwcnoord, 44 jaar, lang pl.m. 1.50 M-, had een klein littoeken boven het linkeroog; Cornelia Zijlstra, 50 jaar, lang pl.m. 1.75 Mw, op dc rechterhand getatoueerd een anker, waarboven een kroon; Cornclis van Dorp' 41 jaar, lang pLm. 1.65 M., op do linker hand getatoueerd een anker en Teunia van Minnen, 47 jaar, lang pl.m. 1.65 M., wie' ondergoed voor hot mecrendeol is g merkt met een T. Do Commissaris van Politie te Vlaar dingen verzoekt heeren Burgomeestera on Commissarissen van Politio in do kust- qu havenplaatsen, hem, tot vaststelling dor identiteit van dc vermisten bij het aanspoe len of visschcn van lijken, onmiddellijk to- fcgrafisch bericht to doen geworden, waar van de kosten zullen wordon vergoed. DE STOMME. 16) „Het is tijd voor mij een vrouw te nemen" sprak hij telkens opnieuw tot zichzelv._n, „en nu hier een meisje is, dat het er op aanlegt mij te vangen, wil ik haar het ge noegen doen het hoofd in den strik te ste ken, zoodat zij slechts behoeft toe to ha len. Ik kan op mijn leeftijd slechts volgens verstand en smaax kiezen, en hier beant woordt alles aan mijn smaak, cn mijn ver stand heeft niet het minste aan te mer ken." Te midden van dit behaaglijk, vroolijko spel, deze vogelvangerskunstjes van den kant van de schoone Nadine, cn dit goed hartige verstoppertje-spelen van Salvator, die het oogenblik, dat het net moet dicht slaan, met blijmoedigheid en goede luim verbeidde, verscheen een zeer verwijderde neef der beide meisjes, Amador von «Soko lowsky, te Schenkowa, op het tooneel. Hij was tot nu toe onder dienst geweest, had ten gevolge van schulden den krijgs mansstand vaarwel gezegd, droeg nog zijn luitenants-uniform en wierp de meest gewaagde huzarentermen in het rond, maar hij was in zijn hart een doodgoed:, eerlijke en ridderlijke jongen en beeldschoon, het geen hem bij de dames op zijn minst geno men geon schade deed. Sokolowsky was blond, had blauwe oogen en droeg een ronden baard. Zijn neus was groot, maar mannelijk. Een weinig boven de middelbare lengte, was liy meer krachtig dan fraai ge bouwd. Over het geheel maakte hij den in druk van groote wilskracht vooral op vrou wen, wanneer hij aan zijn knevel draaide en de wenkbrauwen bijeentrok, terwijl uij toch eigenlijk een zeer zwak rnensch was, die steeds door zijn stemmingen en toeval lige indrukken of invloeden heen en weer gedreven werd. Volgens zijn eigen meeniüg was hij steeds een offer der omstandigheden of van kwaadwillige kuiperijen; een mennek die geen geluk had. Maar hij deed volstrekt niets om zijn noodlot te bezweren dan uit het venster kijken en zijn pijp rooken. Deze ongelukkige neef viel heel onver wacht in den kring van Schenkowa, als een vlinder, die door een storm het raam wordt binnengedreven, werd in het eerste uur op Lolla verliefd, in het tweede op Na dine en begon deze in het derde uv.r vurig en sentimenteel het hof te maken. Nadino speelde met hem als met een mei kever, wien men een draad aan den p iot gebonden heeft. Salvator zag hem met vol komen onverschilligheid, mevrouw Dunin en Lolla met stijgende onrust, Dodazki mee een woede, die voor een uitbarsting deed vreezen. Zou deze huzaar zijn zoo kunstig opgebouwd werk verwoesten Neen, dat mocht hij niet toelaten, nooit, want deze in schulden stekende jongeman was toch im mers geen partij voor Nadine cn kon slechts Salvator afschrikken, die thans in aller oogen een ernstig huwelijkscandidaat was, alleen maar een weinig te langzaam, te be scheiden. Barba daarentegen bechouwde dezen rust verstoorder met een soort boosaardige vol doening. Zij volgde Salvator, zoo vaak zij maar kon, ongemerkt naar Schenkowa, cn xy was ook soms op de plaatsen, waar hij op zijn landgoed bezig was. Dan sloop zij om hof en tuin als een roofdier, dat de hon ger in de nabijheid der mensehelijkc wo ningen drijft, en bespiedde veel dingen, die Wolkoff verborgen bleven. Zij zag, dat Na dine met Sokolowsky speelde, maar dat dit spel haar vermaakte, terwijl Salvator baar weinig meer dan onverschillig was. Wanneer zij in een boscbje lag en binnen het bek Nadine hoorde lachen of Sokolows ky's knap gezicht zag blozen en zijn oog appels grootei zag worden, dan was zij op haar gemak, maar thuis was zij dan weer vol onrust en ongeduld. Het scheen haar, dat er nog een tweede wezen in haar woon de, hetwelk zich tegen het geduld, de ge latenheid en verstening, waaraan zij zich gewijd had, verzette. Dit wezen wilde spre ken, waarschuwen, beschuldigen, en daar zij het tot zwijgen veroordeelde, was het op het punt van pijn in luid geween uit te barsten. Zij deed onmenschelijko inspanning om zich lucht te maken. Zij was vreeselijk begraven en geketend daar in een ondcr- aardschen kerker; haar lichaam was een lovende gevangenis, waar haar gedachten, haar gevoelens in boeien lagen. Er kwamen oogenblikken, dat zij die boeien wilde verbreken; andere, dat zij den dood afsmeekte. Dan vroeg zij zich weer vermoeid en droevig af: „En als je spre ken mocht, wat zou je hem dan zeggen? Wat? Ja, wat en waarom?" Dan streed zij verder en bedwong zich en bad en verlangde naar een woord, naar een geluid van smart. Zij benijdde den waak hond, die luid mocht huilen, wanneer men hem een schop gaf. Eens kwam zij, bij haar ronddolen in de nabijheid yan Schenkowa, bij een vijver cn viel aan zijn oever onder de wilgeboomen neer cn terwijl zij gedachtenlooa voor zich uitstaande, zag zij toevallig onverwacht haar beeld in het water. In het eerst schrok zij op, daarna keek zij er nog eens naar, en door het zwaarmoe dig glimlachende licht schommelende ge laat aangetrokken, sprak zij bij zichzelvc: „Ik ben schoon, ja, dat ben ik, even schoon als zij." Toon sprong zij op en hief het hoofd om hoog, een demonische vreugde deed haar polsen kloppen, en toen zij vervolgens door het hooge gras voortschreed, had zij het wel luid willen uitzingen, zingen en jubelen als een leeuwerik. Toen Salvator den volgendon namiddag het huis verliet, om naar Nadine te rijden,, vond Barba den moed vóór hem in de deur te gaan staan, met gevouwen banden en clen roerenden blik eener eerlijke, trouwe, be angstigde zieL „Wat wil je?" vroeg Salvator een weinig verlegen. „Ben je nog altijd bang, dat mij ginds een ongeluk zal overkomen? Je kunt gerust zijn; ik zal geen dwaasheid begaan." Toen hij dien avond terugkeerde cn Aga- tlion hem de laarzen uittrok, begon deze eerst te zuchten, daarna te kuchen cn ein delijk met de oogen te knippen. „Weet gij, genadige heer", zei hij eindelijk, terwijl hij Salvator een veertje van dc mouw blies, „mij gaat het natuurlijk niets aan, maar gij zijt op weg in een strik te raken, en zoo al voort." „Ben jo gek?" viol Wolkoff uit. „Ik ben bij mijn volle verstand", ging Agatlion voort, „maar goddank niet stom, zooals dio arme ziel, die Uw ook goed met u meent, maar het niet kan uitspreken wat ons beiden op bet hart drukt." „Je matigt je rechten aan „Wilt go soms ook nog een stommen be diende hebben, edele heer?" „Zwijg van dio dingen l" „Zwijgen zou ik, omdat gij, jonge heer, een slecht geweten hebt?" Agatlion beschouw de zich een poos in zijn eigen groote spie gelende laarzen. „Voor mijn part, ik zal u niet meer lastig vallen, maar medelijden zal ik met u hebben, dat kunt ge mo niet verbieden; ja, medelijden." De volgende maal reed Salvator het slot van graaf Mir voorbij, welks bezitter in Parijs vertoefde. Hij hield zijn paard aan, riep den tuinman cn liet zich een prachti- gen ruiker maken, dien hij Nadine bracht. Do beide meisjes zaten juist, Nadine met een roman van Barbcy d'Aurévilly, Lolla met een borduurwerkje, in den tuin, in een soort van verwilderd priel, waar het op do heetste zomerdagen koel on friscb was. Nadine bracht do bloemen aan haar klei nen adelaarsneus, bekeek ze vervolgens en bloosde. Lolla bemerkte het, keek ook nauw keurig naar den ruiker en begon luid te lachen. „Wat hebben de dames eigenlijkV' vroeg Wolkoff verlegen; „heb ik 6oms iets gedaan, dat niet past?" Lolla stond op, raapte haar werk bijeen eu riep: „Wij hebben eenvoudig do taai van uw bouquet begrepen cn „Amuseert u dat zoozeerV' „Ja. Zij lachte weder. „Maar geneer ij niet; ik ga." „Wat moet dat toch beteekenen?" (Wordi vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1905 | | pagina 15