LEIDSCH DACBLAD. ZATERDAG 28 JANUARI. - VIERDE BLAD.
Anno 1905.
Tweede Kamer.
Gemengd Nieuws.
FEUILLETON.
No. 13784.
Heden is een aanvang gemaakt met het
terughalen der beschrijvingsbiljetten voor
de Personeele belasting.
In het belang eener spoecige aanslagsre
geling is het gewenseht, dat de biljetten,
behoorlijk ingevuld, op eerste aanvrage
aan den ambtenaar afgegeven of wel ten
kantore bezorgd worden.
Belanghebbenden worden beleefd uit-
genoodigd hiertoe mede te werken.
De Ontvanger der Directe Belastingen,
J. O. BEKKER.
Leiden, 23 Januari 1905.
Hooger Onderwijs.
i.
Memorie van Antwoord.
In de Memorie van Antwoord op het
Voorloopig Verslag der Tweede Kamer be
treffende het opnieuw ingediende wetsont
werp tot wijziging en aanvulling der wet
tot regeling van het hooger onderwijs,
zegt de minister van Binnenlandsche Za
ken, dat hij over de volle vrijheid" der le
den om bij de openbare beraadslaging te
gen hot ontwerp aan te voeren, wat zij
noodig zullen achten, niet te oordcelen
heeft. Dio vrijheid is formeel een onbe
perkte. Wordt daarentegen gerekend met
het gewoonterecht, dan schijnt, wat hoofd
motieven betreft, alleen datgene rechtens
aan do orde te zullen zijn, wat of bij do
schriftelijke en mondelinge behandeling
van de eerste editie van het ontwerp, öf
nu schriftelijk ter sprake is gekomen. In
hoeverre uitzicht op het verwerpen \ai
hot eerste voorstel dooi de Eerste Kamer
sommige leden van het indienen van amca-
dementen terughield, moet de regeenag
te hunner verantwoording laten. In 1900
is bij de toenmalige tweede editie der On
gevallenwet, voor hetgeen eender bleef,
de ook elders veelal geldende regel ge
volgd, cat in een geval als het onderhavige
op de ïes ïudicata niet dan met so
berheid en bij wijze van exceptie wordt
teruggekomen. Intusschen do Kamer, die
ten deze souverein handelt, zal zelf te bo
oordeelen hebben, of zij, ook met het oog op
de toekomst, een afwijkend gewoonterecht
vestigen wil. Harerzijds bepaalt de Regce
ring zich tot het stellen van de vraag, ot
aan de voltooiing van wetgevendeu aroo'd
niet te groote hindernis in den weg wordf
gelegd, indien aan een wetsontwerp, dat
in gelijk luiden den vorm ten vorigen jare,
met uitvoerige Memorie van Toelichting
ingekomen, een zeer breed Verslag en dito
Memorie van Antwoord uitlokte, en daarna
van den 17den Februari tot den löden
Maart iu openbare behandeling was, op
nieuw een openbare discussie wordt ge
wijd, als stond men, gelijk dit in bet
Voorloopig Verslag wordt uitgedrukt,
voor ,,een nieuw ontwerp."
Dat in het voorstel, om aan bijzondere
universiteiten vergoeding voor het inrich
ten van ondcrwijslocalitcit te geven, ,,de
kern" zou liggen van een stelsel, dat lei
den moest tot bestrijding van 's Rijks
schatkist van „de noodige middelen", om
het vrije hooger onderwijs tot volledigen
bloei te brenger., is een beweren, dat vol
gens den minio zijn weerlegging vindt
in zijn stellige verklaring, dat men zich
voor dat vei der strekkend doel nimmer op
deze bijdrage voor localiteit zal kunnen
beroepen. Die bijdrage is niet anders ver
dedigd dan als compensatie voor het gratis
gebruik van academisch© lokalen en hulp
middelen door lioogleeraren, die bijzon
dere leer stoelen aan een Rijks-universiteit
mochten bckleeden. Pnnoipiecle heteejse-
nis is door do Regeering aan deze bijdrage
niet gehecht. Wijziging te dezen opzichte
zou echter in strijd geweest zijn met het
ingenomen standpunt, dat de tweede indie
ning van een res iudioata het stuk,
waai over 't oordeel gaat, laten moet gelijk
't was. Do beschouwingen van ,,één lid"
over do al of niet waarschijnlijke oprich
ting van een Roomsch-katholieke universi-
teit, laat de Regeering voor wat' ze zijn.
De Minister ontkent, dat onderwer
ping van den Staat aan de Kerk" hier
hot noodwendige gevolg zou zijn van „het
leggen van de beslissing omtrent de be
noembaarheid tot staatsambten in handen
van personen aangewezen door kerkelijke
vereenigingen". Volgens het ontwerp zal
bedoelde beslissing blijven in handen van
de vier bestaande openbare universiteiten,
eu wel ex lege en permanent, terwijl hier
naast alleen de mogelijkheid geschapen
wordt, om, en dan wel onder bepaalde
bedingen en onder toezicht, gedekt door
recht van terugneming, aan een bijzondere
universiteit voor een of meer bepaal Je
doctoraten civiel effect toe te kennen, bij
aanwijzing, en zulks zonder dat hieruit
voor den Staat ook maar eenige verplich
ting hoegenaamd tot benoeming van ccn
benoembaar verklaarde kan voortvloeien.
Uitvoerig behandelt de Minister do
quaestie van het Staatsexamen en hij
verklaart er zeer toe te neigen bij de ko
mende reorganisatie van het hooger onder-
v"; overgang tot dat stelsel aanhangig te
maken. In deze wijzigingswet kon dit in
stituut echter niet worden opgenomen.
Wol daarentegen, meent de Minister, kan
de weg worden betreden, door „andere
leden" aanbevolen, om, na aanneming van
dit wetsontwerp, zoo spoedig mogelijk een
zelfstandig wetsontwerp te laten volgen,
dat de ver leening van het civiel effect aan
wetenschappelijke graden, zoo van openbare
als bijzondere universiteiten aan Staats
commissies opdroog, cn bij deze zelfde wet
de bevoegdhei tot bedoelde aanwijzing van
bijzondere universiteiten, inzake den effec-
tus civilis, te doen vervallen. Reeds nu
echter wil de Minister er op wijzenlo.
dat deze staatsexamens alsdan geen dou
blure van de universiteits-examens zou
den mogen zijn, maar zich tot ce piactische
eischen voor den staatsdienst zouden moe
ten beperken; 2o. dat in verband hiermede
tevens de dusgenaamde stage regeling
zou eischen; en 3o. dat bij dit instituut
nieü de ongelijkheid zou mogen tcrugkeeren,
waardoor de éénc candidaat in het geëxa
mineerd worden door zijn eigen leermees
ters een aanmerkelijken voorsprong boven
zijn medecandidaat verkreeg. Of de aanne
ming van een motie van orde ten deze het
doel zou kunnen bereiken, schijnt in liet
tegenwoordige 6tadium der behandeling
twijfelachtig. Beteren waarborg ware wei-
li ht te vinden in een overgangsbepaling,
die do werking van het civiel-offect der
universitaire graden ter nadere regeling
verwees naar een wet, waarvan het ont
werp binnen een aan te geven tijdperk zou
zijn in te dienen.
Ook met het denkbeeld van „sommige po
litieke tegenstanders" dio oordeelden dat
„gelijkstelling van voorbereidende examens,
afgelegd bij <le openbare met die afgelegd
bij bijzondere universiteiten voor de toela
ting tot het staatsexamen" tot meerdere
overeenstemming zou kunnen leiden, ver
klaart de minister, gaarne zijn instem
ming; hoe vollediger do scheiding wordt
tuajckcn de beoefening der wetenschap cn
do politieke wisselingen, des te zuiverder
zal de wetenschap zich naar haar aard
kunnen ontwikkelen, cn zich de liefde van
alle politieke richtingen gewaarborgd zien.
De pensionnee ring der bijzon
de re onderwijzers.
Memorie van Antwoord.
Het antwoord der Regeering is versche
nen op de ontwerpen, welke ten doel heb
ben om van Rijkswege voorziening te tref
fen ten behoeve van de pensionneering van
onderwijzers aan bijzondere scholen en van
de weduwen cn weezen van openbare en bij
zondere onderwijzers.
Na te hebben gewezen op de vrij algemee-
ne instemming, waarmee de ontwerpen zijn
ontvangen, betoogt do Regeering, dat elke
poging moet worden teruggewezen om ver
band te leggen tusschen deze wetsontwer
pen en de meer algemeene verzekering te
gen invaliditeit en ouderdom, al zijn ook
hieromtrent spoedig voorstellen te wachten,
terwijl voorzieningen ten behoeve van an
deren dan |iet personeel werkzaam bij en
in het belang van het lager onderwijs, bui
ten bet aangenomen kader zouden vallen.
De Regeering heeft andermaal nagegaan
of voldaan kan worden aan het verlangen
om de onderwijzers, werkzaam aan met-
gesubsidieerde scholen, in de wet op ts ne
men en is daarbij tot de conclusie gekomen,
dat over de administratieve bezwaren is
heen te stappen en de Staat zich, ter wille
van het goede doel, het offer zal moeten
getroosten, dat hierdoor gevergd wordt.
De regeling, gelijk zij thans gewijzigd
wordt voorgedragen, omvat dientengevolge
de onderwijzers aan alle scholen, waar bo
na fide lager onderwijs wordt gegeven. Een
onderscheiding tusschen scholen, welke al
dan niet als winstgevend bedrijf worden go-
houden, is derhalve niet gemaakt. Daaren
tegen zijn niet in de regeling opgenomen
de instituteurs, die aan het hoofd van voor
hun eigen rekening beheerde scholen staan.
Hiermede toch zou men dit hoofdbeginsel
van onze bestaande pensioensregeling aan
tasten, dat uitsluitend zij, die in dienstbe
trekking zijn, binnen haar kring getrokken
worden
Wettelijke bepalingen betref
fende loterijen.
Meauorio van Antwoord.
De Regeering verdedigt ziak op het
verwijt, dat dit ontwerp niet allo speel
zucht beteugelt, zelfs niet elke uiting
van de loterij-speelzucht. Maai dat behoeft
toch niet van een op zichzelf nuttigen
maatregel terug te houden. Bovendien
heeft de Minister van Justitie blijk gege
ven van den wensch om door een
novelle van het Strafwetboek nog andoro
wijzen van spelen en wedden strafbaar te
stollen.
Indien de voorgenomen regeling ten ge
volge zal hebben tempering van den spccl-
lust, zal men zich daaiin slechts kunnen
verheugen. Deze waarschijnlijke uitwerking
werd in de Memorie van Toelichting eerst
in de derde plaats genoemd; voorop werd
gesteld de bescherming van het individu,
niet gelijk in het Voorloopig Verslag
woidt beweerd in het algemeen tegen
dc gevolgen van deelneming in loterijen,
waarmede het terrein van liet verzekerings
wezen zou worden betreden, maar tegen
baatzuchtige, dikwijls met bedrog en mis
leiding gepaard gaande exploitatie van
zijn specllust.
Er zijn inderdaad buitenlandscko wetge
vingen, dio het spelen in andere dan door
den «Staat geëxploiteerde of toegelaten lo
terijen met strai cn zelfs met vrij zware
straf bedreigen. Volgens sommigen zouden
dergelijke strafbepalingen ook de eigen
Staatsloterij tegen de mededinging van
vreemde loterij-onderneming'en moeten be
schermen. Maar omdat do een of andere
vreemde wetgeving zij liet ook zonder
bijoogmerk den speler tegen zijn eigen
hartstocht in bescherming neemt, behoeft
dat voorbeeld toch niet liicr te lande ge
volgd te worden.
Dat in sommige landen in ccn of ander
opzicht ten deze scherpere bepalingen be
staan, is juist; edoch, daaruit volgt vol
strekt nog niet, dat nu ook hior te lande
zoodanige bepalingen dc voorkeur zouden
verdienen boven de thans voorgestelde.
Een overzicht van eenige dei voornaam
ste vreemde wetgevingen betreffende lote
rijen cn premieleeningen is opgenomen in
een Bijlage tot de Memorie.
Hot in het Voorloopig Verslag bedoelde
adres van het bestuur der vcrceniging Ai-
menzorg te Arnhem is waarschijnlijk dat,
onder dagteekening van 13 Januari 190-1,
dus na het aanhangig maken van het
wetsontwerp, aan de Tweede Kamer inge
diend.
Er schijnt twijfel te bestaan of het <aar-
bij aanbevolen verbod aan drukkers of uit
gevers van couranten, om advertentiën be
treffende niet toegelaten loterijen te plaat
sen, wel door art. 2 wordt gegeven. Men
meent, dat dergelijke advertentiën niet zijn
een wijze van openstelling van de deelne
ming, maar een kennisgeving van openstel
ling, terwijl men uit de Memorie van Toe
lichting meent te moeten lezen, dat deze
alleen het oog heeft op den loterijhouder,
die de advertentie plaatst. Do Rcgeoring
is van oordeel, dat door zulk een kennis
geving de deelneming wordt opengesteld,
al zijn daarnevens ook andere middelen
van openstelling denkbaai en in elk geval
worden door dergelijke kennisgeving loten
te koop aangeboden, wat art. 2 ook met
name verbiedt. En waar de Memorie van
Toelichting spreekt van het plaatsen van
advertentiën, heeft zij het oog niet min
der op den voor den inhoud der coulant
verantwoordelijken persoon dan op hem,
voor wiens rekening de advertentio wordt
geplaatst. Bij den gerezen twijfel cn om
dat de artt- 418 en 419 Wetboek van Straf
recht zeker niet altijd den drukker of uit
gever zullen achterhalen, schijnt intusschen
een uitdrukkelijke bepaling, waaronder
deze vallen, gewensoht. De toevoeging van
de woorden „of openlijk te bevorderen"
aan het slot van de nos. 2 van artt. 2 en
6 heft thans allo onzekerheid op, of ook
do hier bedoelde personen strafbaar zijn.
In verschillende Landen is het inderdaad
aan de posterijen verboden, drukwerken
betreffende niet toegelaten loterijen te
vervoeren en te bezorgen. Maar volgt nu
hieruit, dat dit ontwerp hot vervoer per
post van loten, enz. van verboden loterijen
moet weren?
"Voor zoovor het vervoer per post aan
gaat, behoort het onderwerp niet hior maar
in de Postwet thuis. Het raakt toch do
bovoegdheid der postadministratie, onder
zekere voorwaarden het vervoer van post
stukken te weigeren. Zóó wordt trouwens
ook, blijkens het, bij Koninklijke boodschap
van 30 «September jl. aangeboden ontwerp
tot wijziging der Postwet, de zaak begre
pen door den Minister van Waterstaat,
Handel en Nijverheid.
En wat het verbod van invoer aangaat-,
dat zou door de ambtenaren der invoer
rechten on accijnzen gehandhaafd moeten
worden en dus thuis behooren ter plaat
se, waar do functiën dier ambtenaren be
paald worden. Bovendien aangenomen
de wcnschclijkhcid on piactische uitvoer
baarheid van zulk verbod cr dient niet
minder tegen den invoer van bijv. onzede
lijke drukwerken dan tegen dien van loten
gewaakt te worden. En nu ware hot toch
zeker een verkeoidc methode van wetge
ving voor ieder afzonderlijk soort van druk
werken in afzonderlijko wetten afzonderlij
ke verbodsbepalingen op to stellen.
Do Memorie gaat vergezeld van een ge
wijzigd ontwerp van wet.
Naohtelijk tooncoltjc. Een
aardig straattooneeltjo viel gisternacht te
's-Gravenhagc voor.
Een eenigszins aangeschoten bleekors-
baas uit Loosduinen had bij een stalhouder
daar ter tede een rijtuig genomen om er
wat meo door Den Haag te toeren. Na van
10 tot 11 uren te hebben rondgereden en
ergens te hebben vaangclegd", had de man
genoeg van do Residentie cn sa* c*on Looi
sier to kennen, dat hij nu naar huis wou.
„Heel goed", zei do koetsier, „als jo corst
betaalt." „Neen", was het antwoord, ,,j*e
zult me nu eerst naar Loosduincn rijden
cn dan zal ik zien wat ik doe."
Begrijpelijkerwijs had onze koetsier
daar niet vcc, zin in, weshalve hij naar
zijn baas reed om dezen over het geval te
raadplegen. Deze yas het volkomen eens
met zijn knecht en sommeerde het „vracht
je" op te rukken. Onzo vriend, die eerst
de koets al was uitgewaggeld en bij dio ge
legenheid met zijn hoofd vrij onzacht te
gen do straatetcenen waa aangekomen,
sprong echter weer in do vigilante en ver
klaarde pacifick tegen do kussens geleund,
te zullen wachten tot hij in Loosduincn
was. Dat was zijn recht, vorklaardc hij. En
als dc baas dit niet goed vond, dan zou
hij in het rijtuig blijven, onverschillig
waarheen dit ging, desnoods in den stal
van den huurkoetsier.
De baas, die onzen klant echter liever
niet in den stal zag, gaf den koetsier den
raad naar 't politieburoel te rijden cn den
onwilligen betaler daar cr to laten uitzet
ten.
En zoo ging liet in gestrektcn galop
naar de Groenmarkt. Stilgehouden. Do
koetsier naar binïien. Een agent houdt do
wacht. Do man in do kosts vraagt naïef
verwonderd: „Voor welk hotel houden we
hier stil?" steekt het hoofd uit het raam
en roept tot den dienaar der Heiligo Her
mandad: „portier, een sigaar?" Deze ver
waardigt zich niets te antwoorden.
Daar verschijnt een tweetal rustbewaar
ders. Zij oponcu het rijtuig cn bevelen on
zen vriend met hen ruco tc komen. Dom
blijft zitten. De agenten grijpen hem aan.
„Met welk recht verstout go u, do hand
aan mij to slaan declameert do bleokers-
baas en klemt zich vast aan het portier.
Een ruk, een vloek, en klctterond brockt
een ruit cn staat de man op straat, om*
weldra in het bureel to verdwijnen.
Wat daar achter de schermen gebeurde,
bleef voor do buitenstaande menigte lan
gen tijd ccn geheim, totdat de koetsier,
van vreugde stralend, het gebouw verliet.
Hij had zonder deurwaarder of andoro
moeilijkheden het geld losgekregen: 4.50
voor liet ritje en 50 cents voor de gebroken
ruit.
En de bleckcrsbaas kreeg gratis nnclit-
logies om zijn roes uit to 6lapen.
(„N. C.")
B. o n W van Delft bobben gis
teren verpacht: twee staanplaatsen voor
stoomcarousiels op do a.s. kermis. Do bei
de hoogste inschrijvingen waren resp. van
A. Bcnner, Roermond, 1475, en L. G. Tc-*
we, Roermond, f 1325. In hot vorigo jaar
brachten deze beide plaatsen to zamen op
f 5700.
Naar het ,,Hbld." vorneomt, zal
het bakende Hótel Paliir-Royal to Amster
dam den lstcn April c.k. gesloten worden
tot 1 November. Dit staat in verband mot
een algehcelo verbouwing, waardoor do
hoek van Voorburgwal cn Paloisstraat con
mooi aanzien zal verkrijgen.
In Idc drukkcity ddr firma J,
L. O. Kotting cn Zn. aan do Lijnbaano-
gracht to Amsterdam is gisternacht inge
broken. De brandkasb werd geforceerd,
maar specie was daarin niet aanwezig. Do
levensverzekeringspolissen van hob porso-
neel werden meegenomen. Vorder stal mon
een bedrag aan gold 100 in f 120 uit
de e.g. kleino kas. Een zoo goed als- nieuwo
fiets liet men staan.
Grit-bor naoht fis to Zaandam
ingebroken in hot kantoor van de stoom
bootonderneming Alkmaar-Paokct. Eon
som van vijftion gulden wordt vermist,
bonevens oen portofeuillo, voor don inbi%?
kor echter van woimg waarde.
Donderdagmiddag is do rom-
mcr Carl Kmerins uit Trustrop, bij hot
rangecron van ccn tioin op het emplace
ment to Winterswijk, tusschen do buffers
geraakt cn doodgedrukt.
Hot Vlaardingsoho logger-
schip „Elisabeth Maria", dat verkocht zijn-'
do inmiddels hordoopt in „Ida" naar Brako
moest worden overgebracht, is vermoedelijk
lil ÜOU olunu ren O Jarhmm j-1- «...ulian
hot eiland Vlieland en zijn bestemmings
plaats Brake mot man cn muis vergaan,
waarbij met don gezagvoerder L. Spanjera'-
borg, wonende to Embden, do uit 5 poreoi ^n
bestaande bemanning, allen wonende te
Vlaardingen, den dood in do golven oer
Noordzee zullen hebben gevonden.
Do vermisten zijn: Leendert Vorstratcn^
pl. m. 28 jaar, lang ongoveer 1.60 M. "Ti^
droeg aan een dor vingers een goudt
trouwring, gemerkt C. M. F. B.; Cornell;
Kouwcnoord, 44 jaar, lang pl.m. 1.50 M-,
had een klein littoeken boven het linkeroog;
Cornelia Zijlstra, 50 jaar, lang pl.m. 1.75 Mw,
op dc rechterhand getatoueerd een anker,
waarboven een kroon; Cornclis van Dorp'
41 jaar, lang pLm. 1.65 M., op do linker
hand getatoueerd een anker en Teunia van
Minnen, 47 jaar, lang pl.m. 1.65 M., wie'
ondergoed voor hot mecrendeol is g
merkt met een T.
Do Commissaris van Politie te Vlaar
dingen verzoekt heeren Burgomeestera on
Commissarissen van Politio in do kust- qu
havenplaatsen, hem, tot vaststelling dor
identiteit van dc vermisten bij het aanspoe
len of visschcn van lijken, onmiddellijk to-
fcgrafisch bericht to doen geworden, waar
van de kosten zullen wordon vergoed.
DE STOMME.
16)
„Het is tijd voor mij een vrouw te nemen"
sprak hij telkens opnieuw tot zichzelv._n,
„en nu hier een meisje is, dat het er op
aanlegt mij te vangen, wil ik haar het ge
noegen doen het hoofd in den strik te ste
ken, zoodat zij slechts behoeft toe to ha
len. Ik kan op mijn leeftijd slechts volgens
verstand en smaax kiezen, en hier beant
woordt alles aan mijn smaak, cn mijn ver
stand heeft niet het minste aan te mer
ken."
Te midden van dit behaaglijk, vroolijko
spel, deze vogelvangerskunstjes van den
kant van de schoone Nadine, cn dit goed
hartige verstoppertje-spelen van Salvator,
die het oogenblik, dat het net moet dicht
slaan, met blijmoedigheid en goede luim
verbeidde, verscheen een zeer verwijderde
neef der beide meisjes, Amador von «Soko
lowsky, te Schenkowa, op het tooneel.
Hij was tot nu toe onder dienst geweest,
had ten gevolge van schulden den krijgs
mansstand vaarwel gezegd, droeg nog zijn
luitenants-uniform en wierp de meest
gewaagde huzarentermen in het rond, maar
hij was in zijn hart een doodgoed:, eerlijke
en ridderlijke jongen en beeldschoon, het
geen hem bij de dames op zijn minst geno
men geon schade deed. Sokolowsky was
blond, had blauwe oogen en droeg een
ronden baard. Zijn neus was groot, maar
mannelijk. Een weinig boven de middelbare
lengte, was liy meer krachtig dan fraai ge
bouwd. Over het geheel maakte hij den in
druk van groote wilskracht vooral op vrou
wen, wanneer hij aan zijn knevel draaide
en de wenkbrauwen bijeentrok, terwijl uij
toch eigenlijk een zeer zwak rnensch was,
die steeds door zijn stemmingen en toeval
lige indrukken of invloeden heen en weer
gedreven werd. Volgens zijn eigen meeniüg
was hij steeds een offer der omstandigheden
of van kwaadwillige kuiperijen; een mennek
die geen geluk had. Maar hij deed volstrekt
niets om zijn noodlot te bezweren dan uit
het venster kijken en zijn pijp rooken.
Deze ongelukkige neef viel heel onver
wacht in den kring van Schenkowa, als
een vlinder, die door een storm het raam
wordt binnengedreven, werd in het eerste
uur op Lolla verliefd, in het tweede op Na
dine en begon deze in het derde uv.r vurig
en sentimenteel het hof te maken.
Nadino speelde met hem als met een mei
kever, wien men een draad aan den p iot
gebonden heeft. Salvator zag hem met vol
komen onverschilligheid, mevrouw Dunin
en Lolla met stijgende onrust, Dodazki mee
een woede, die voor een uitbarsting deed
vreezen. Zou deze huzaar zijn zoo kunstig
opgebouwd werk verwoesten Neen, dat
mocht hij niet toelaten, nooit, want deze
in schulden stekende jongeman was toch im
mers geen partij voor Nadine cn kon slechts
Salvator afschrikken, die thans in aller
oogen een ernstig huwelijkscandidaat was,
alleen maar een weinig te langzaam, te be
scheiden.
Barba daarentegen bechouwde dezen rust
verstoorder met een soort boosaardige vol
doening. Zij volgde Salvator, zoo vaak zij
maar kon, ongemerkt naar Schenkowa, cn
xy was ook soms op de plaatsen, waar hij
op zijn landgoed bezig was. Dan sloop zij
om hof en tuin als een roofdier, dat de hon
ger in de nabijheid der mensehelijkc wo
ningen drijft, en bespiedde veel dingen, die
Wolkoff verborgen bleven. Zij zag, dat Na
dine met Sokolowsky speelde, maar dat dit
spel haar vermaakte, terwijl Salvator baar
weinig meer dan onverschillig was.
Wanneer zij in een boscbje lag en binnen
het bek Nadine hoorde lachen of Sokolows
ky's knap gezicht zag blozen en zijn oog
appels grootei zag worden, dan was zij op
haar gemak, maar thuis was zij dan weer
vol onrust en ongeduld. Het scheen haar,
dat er nog een tweede wezen in haar woon
de, hetwelk zich tegen het geduld, de ge
latenheid en verstening, waaraan zij zich
gewijd had, verzette. Dit wezen wilde spre
ken, waarschuwen, beschuldigen, en daar
zij het tot zwijgen veroordeelde, was het op
het punt van pijn in luid geween uit te
barsten. Zij deed onmenschelijko inspanning
om zich lucht te maken. Zij was vreeselijk
begraven en geketend daar in een ondcr-
aardschen kerker; haar lichaam was een
lovende gevangenis, waar haar gedachten,
haar gevoelens in boeien lagen.
Er kwamen oogenblikken, dat zij die
boeien wilde verbreken; andere, dat zij den
dood afsmeekte. Dan vroeg zij zich weer
vermoeid en droevig af: „En als je spre
ken mocht, wat zou je hem dan zeggen?
Wat? Ja, wat en waarom?"
Dan streed zij verder en bedwong zich en
bad en verlangde naar een woord, naar een
geluid van smart. Zij benijdde den waak
hond, die luid mocht huilen, wanneer men
hem een schop gaf.
Eens kwam zij, bij haar ronddolen in de
nabijheid yan Schenkowa, bij een vijver cn
viel aan zijn oever onder de wilgeboomen
neer cn terwijl zij gedachtenlooa voor zich
uitstaande, zag zij toevallig onverwacht
haar beeld in het water.
In het eerst schrok zij op, daarna keek
zij er nog eens naar, en door het zwaarmoe
dig glimlachende licht schommelende ge
laat aangetrokken, sprak zij bij zichzelvc:
„Ik ben schoon, ja, dat ben ik, even schoon
als zij."
Toon sprong zij op en hief het hoofd om
hoog, een demonische vreugde deed haar
polsen kloppen, en toen zij vervolgens door
het hooge gras voortschreed, had zij het wel
luid willen uitzingen, zingen en jubelen
als een leeuwerik.
Toen Salvator den volgendon namiddag
het huis verliet, om naar Nadine te rijden,,
vond Barba den moed vóór hem in de deur
te gaan staan, met gevouwen banden en clen
roerenden blik eener eerlijke, trouwe, be
angstigde zieL
„Wat wil je?" vroeg Salvator een weinig
verlegen. „Ben je nog altijd bang, dat mij
ginds een ongeluk zal overkomen? Je kunt
gerust zijn; ik zal geen dwaasheid begaan."
Toen hij dien avond terugkeerde cn Aga-
tlion hem de laarzen uittrok, begon deze
eerst te zuchten, daarna te kuchen cn ein
delijk met de oogen te knippen.
„Weet gij, genadige heer", zei hij eindelijk,
terwijl hij Salvator een veertje van dc
mouw blies, „mij gaat het natuurlijk niets
aan, maar gij zijt op weg in een strik te
raken, en zoo al voort."
„Ben jo gek?" viol Wolkoff uit.
„Ik ben bij mijn volle verstand", ging
Agatlion voort, „maar goddank niet stom,
zooals dio arme ziel, die Uw ook goed met
u meent, maar het niet kan uitspreken wat
ons beiden op bet hart drukt."
„Je matigt je rechten aan
„Wilt go soms ook nog een stommen be
diende hebben, edele heer?"
„Zwijg van dio dingen l"
„Zwijgen zou ik, omdat gij, jonge heer,
een slecht geweten hebt?" Agatlion beschouw
de zich een poos in zijn eigen groote spie
gelende laarzen. „Voor mijn part, ik zal u
niet meer lastig vallen, maar medelijden
zal ik met u hebben, dat kunt ge mo niet
verbieden; ja, medelijden."
De volgende maal reed Salvator het slot
van graaf Mir voorbij, welks bezitter in
Parijs vertoefde. Hij hield zijn paard aan,
riep den tuinman cn liet zich een prachti-
gen ruiker maken, dien hij Nadine bracht.
Do beide meisjes zaten juist, Nadine met
een roman van Barbcy d'Aurévilly, Lolla
met een borduurwerkje, in den tuin, in een
soort van verwilderd priel, waar het op do
heetste zomerdagen koel on friscb was.
Nadine bracht do bloemen aan haar klei
nen adelaarsneus, bekeek ze vervolgens en
bloosde. Lolla bemerkte het, keek ook nauw
keurig naar den ruiker en begon luid te
lachen.
„Wat hebben de dames eigenlijkV' vroeg
Wolkoff verlegen; „heb ik 6oms iets gedaan,
dat niet past?"
Lolla stond op, raapte haar werk bijeen
eu riep: „Wij hebben eenvoudig do taai
van uw bouquet begrepen cn
„Amuseert u dat zoozeerV'
„Ja. Zij lachte weder. „Maar geneer ij
niet; ik ga."
„Wat moet dat toch beteekenen?"
(Wordi vervolgd.)