N2. 13784
Derde Blad.
28 Januari 1905.
VAN - HET
Verloofd op het ijs.
De kleine gravin Edelgard, Garda ge
naamd, werd door iedereen verafgood;
door haar ouders in de eerste plaats. Der
halve groeide zij tot een eigenzinnig schep
seltje op, dat geen anderen wil kende dan
den haren. Dat evenwel niet alleen zij zel
ve, maar ook de heele overige menschheid
voor haar wil moest buigen, dat was nu en
dan niet zoo natuurlijk, als zij meende.
Werden aan haar wenschen soms hin
derpalen in den weg gelegd, dan was zij
niet slecht gehumeurd, o neen, dat
kende zij niet maar stelde zij alle po
gingen in het werk, gebruikte al haar ver
stand en geduld om ten slotte toch te ze
gevieren.
Overigens gelukte het haar ook altijd
Eenvoudig, omdat zij zoo onv.eevst.ian-
Uaar was. Om haar zoo verrukkelijk te zien
lachen, hadden haar vereerders draken
verslagen, zoiden zij
Dc zonderlingo draken uit Garda's omge
ving waren evenwel oudachtige dames:
strenge, hoffelijke, ongenaakbare tantes,
waarmede niemand gaarne te doen had.
Een van die tantes was zeer gierig. Nar
tuurlijk was zij de rijkste. Garda haatte
die tante.
Deze tante, Christine von Polhalden,
wilde niet altijd zooals Gaixia wilde. Daar
door werd de kleine kroeskop juist ge
prikkeld haar wil ook bij deze door te drij
ven. Bijvoorbeeld met betrekking tot de
oude vrouw Wegnern 1 Dat was nu toch
eenmaal haar beschermelingeVrouw Weg
nern was afkomstig van Polhalden, hot fa-
miliegoed der tante. Sedert vele jaren
zat zij op den hoek van de Park- en de
Bismarckstraat en verkocht daar fruit.
Wat bleef haar ook anders over, daar zij
maar een arme weduwe was en haar man,
die koetsier bij tante Christine was ge
weest, haar ook geen weduwenpensioen had
nagelaten
Gravin Garda kocht alle dagen zelve
fruit bij de oude vrouw en liet zich dan
vertellen, hoe het met haar ging.
Nu, slecht ging het haar natuurlijk. Al
tijd slecht. In den rug had zij het en in de
voetende oogen waren zoo zwak en de
ooren ook. Met de tong scheen het even
wel nog heel redelijk te gaan.
Dat die oude tante nu ook zoo hard
vochtig was! Vrouw Wegnern verlangde
niet anders dan naar Polhalden terug te
keeren, om daar in een heel eenvoudig
kamertje haar ouden dag door te brengen.
,,Ik wil alleen maar een beetje ondersteu
ning en wat daartoe zoo al behoort: wat
hout en wat turf. een brood elke week en
het eten uit de keuken van het dienstbo-
denpersoneel en dan een kleinigheid met
Kerstmis. Och, men heeft immers zoo wei
nig noodig
Ja, Garda vond ook, dat was toch alios
bij elkaar genomen al heel weinig 1
Tante Christine evenwel bromde: Vrouw
Wegnern is een lui menscb; zij is nog lang
geen zestig jaar en er is dus geen reden
haar nu al rentenier te laten spelen.
„Och, tanteliefhad Garda met haar
verrukkelijk V.-oivjo gezegd, „als u de oude
vrouw nieta g-vnvo. wilt, zal ik wel anderen
tot milddadigheid bewegen. Ik ben nu een
maal besloten haar heur goedheid voor mij
te vergoeden. Zij was altijd zoo royaal als
ik appelen bij haar kocht."
Tance Christine „stapte" met het hoofd,
zooals Garda haar eigenzinnig knikken
noemde, en dacht: dat zou nu toch al heel
mooi wezen, als andere menschen mildda
dig tegenover zulke onbescheiden vrouwen
wilden wezen. Zij lachte zelfs van pleizier.
Maar eenige dagen later lachte zij niet
meer. Zij vernam toen namelijk het vol
gende
Gravin Garda had aan al haar beken
den en dat waren er zoo'n tweehonderd
bekend gemaakt, dat zij Vrijdag van
twaalf tot vier uren fruit zou verkoopen
zij, de gravin, op den hoek van de Park
en Bismarckstraat. En waarlijk, daar
stond zij in de koude winterlucht appelen
af te wegen: drie mark het pond.
Zij had een groven rok aan, een grooten
wollen doek om de schouders geslagen, om
het hoofd een vuurrooden gebreiden hoofd
doek, die haar stond als om to kussen, en
aan de handen witte wollen handschoenen
Daar kwamen zij, al de garde-officieren,
de diplomaten, de juristen, de kunstenaars;
kortom, allen, die zij anders in de balzaal
zag. En ieder kocht van haar een pond
appelen en vaak ook een paar kilo af en
betaalde nog meer dan gevraagd werd.
En oin vier uren waren de tweehonderd
pond appelen verkocht, maar daar kwa
men nog meer kennissen, die ook nog hun
weldadigheid wilden toonen. Aan dezen
verkocht Garda haar hoofddoek voor twin
tig mark en haar handschoenen tegen den*
zelfden prijs. En ook de omslagdoek werd
verhandeld.
Toen trok vrouw Wegnern haar aan de
mouw: „Maar, mijn beste gravinnetje, den
rok houdt u ten minste toch aan?"
Garda zette zich op een ledige kist er.
barstte in niet te bedaren lachen uit.
„Wat is er toch?" vroeg baron UdU-3,
die van twaalf uren af niet van de ver
koopplaats was geweken. „Ik zou gaarne
meelachen."
Maar Garda wreef zich de oogen uit on
schudde het bruingclokto hoofd. Zij telde
haar geld. Zij had achthonderd mark ont
vangen.
„Vrouw Wegnern!" riep zij, „nu ben je
rijk! Nu kun je je een plaatsje koopen
in het St.-George-gasthuis en behoef jo
van je leven niet meer te werken."
Dat kwam de oude in haar eer; zij wilde
wel werken, maar niet voor een schraal
stukje broodalleen wat meer vrijwillig 1
"Wanneer zij er pleizier in had
Tante Christine von Polhalden kreeg bij
na een aanval van beroerte, toen zij van
Garda's streek hoorde. Zij snelde naar haar
ouders en schreeuwde:
„Garda is gek gewordenDat meisje bla
meert met geweld de eer van de familie.
„Kom, kom, Christine 1" suste Garda's
vader.
„Ik weet, wat ik zegl Zulke buitenspo-
righeden voeren altijd naar het verderf
Wat heeft dat meisje al niet uitgevoerd 1 t
Eenmaal is zij twee mijlen ver moederziel
alleen door het woud gereden, toen er
juist geen rijknecht ter begeleiding aan-
wezig was..."
„En omdat de oude herder, die een been
had gebroken, niet langer zonder dokter
blijven kon," viel de graaf haar in de re
de. „Alle impulsieve stieken voor onze Gar-
da zijn altijd slechts een uitvloeisel van
haar goed hart. Buitensporigheden kunt
u dat toch niet noemen."
„Zonder twijfel ben ik van een andere
meening I En zóóveel kan ik u wel zeggen,
een man, die zich kan laten zien, krijgt
zij niet!"
Deze laatste woorden had tante met
sohelle stem uitgeschreeuwd en nu vloog zij
op de haar eigen manier met veel gedruisch
de kamer uit.
De ouders zagen elkander glimlachend
aan.
Juist dienzelfden namiddag had baron
Udits een aanzoek gedaan.
En deze, een knap man en bovendien
een der voornaamste magnaten, behoorde
tot hen, „die zich kunnen laten zien."
Gravin Garda had haar oude bescher
melinge dus gelukkig in het gasthuis een
plaatsje bezorgd en haar opgedragen een
paar dozijn kousen te breien.
Dat kon in de warme keuken van het.
gasthuis gebeuren, achter het heldere ven
ster, waarvoor primula's bloeiden. Nu kon
het gravinnetje nieuwe daden uitvoeren.
Zij was zeer verstandig, maar haar
ouders waren toch nog slimmer.
Ofschoon zij van harte wenechten, dat
baron von Udits hun schoonzoon worden1
zou, moeeten zij toch niet al te bereidwil--
lig zijn. Garda, die den knappen Leo Frie-
drich reeds lang toegenegen was, hield het,
er voor, dat het ook bier gold haar wil
door te zetten, als zij hem wilde hebben.
Men deelde haar liet schriftelijke aanzoek.'
van den baron mede, terwijl men tevens
opmerkte, dat Leo nog zeer jong en ook
lichtzinnig was en misschien niet doorloo
pend gezond, en over het geheel moest men1
met de verloving niet zoo vlug zijn.
Nu voer Garda uit, als een klein dui
veltje: „En mij wordt in bet geheel niets,
gevraagd? Wanneer ik u nu zeg, dat ik
j uist Leo Udite heibben wil en anders
niemand?"
„Maar, lieve kind, dat heeft toch geen
baast? Jo hebt toch nog allen tijd, je bent
pas negentien".
„Negentien is al vreeselijk oud! Uzelf,
mama, was met zeventien al getrouwd, zoo-,
als u mij verteld hebt, en tante Christine;
was natuurlijk eveneens met achttien al
aan den man gebracht, ofschoon ik bij Ju
piter niet begrijp, hoe op baar ooit een'
man verliefd kon raken."
„C'arda, je moest niet zoo burgerlijk
spreken."
>,Ocb wat, u beeft eeuwig wat op