No. 13740. LEIDSCH DAGBLAD, WOENSDAG 7 DECEMBER. - TWEEDE BLAD. Anno 1901
PERSOVERZICHT.
Kerkelijke berichten.
FEUILLETON.
De Millioimair.
Mr. S. van Houten spreekt in liet
vierde nummer van zijn nieuwe reeks
„Staatkundige Brieven" over het
'wetsontwerp tot wijziging van het hoo-
ger onderwijs. Hij denkt, dat het ge
lezen geschil over het verbinden van wette
lijke rechten aan promotiën en examina
fcij bijzondere hoogescholen wel een belang
rijke plaats in de politek van den dag zal
blijven innemen.
Zonderling," zegt de schrijver. „In de-
zelfde periode, waarin de Staat zich steekt
(in allerlei private aangelegenheden, waar
mede hij niets tc maken heeft, Laat hij zich
door particulieren een deel van zijn onbe
twistbaar domein afhandig maken. Waar
de Staat voorwaarden voor benoembaar-
beid voor staatsambten stelt, kunnen toch,
die door den Staat daartoe gecommitteerd
zijn, mot het onderzoek worden belast. Dat
ia zoo elementair, dat men in een periode
moot leven, waarin em theoloog de juri-
disch-politische begrippen verduistert en
verwart en tegelijk groot-kiezer van Neder
land is, om er over te behoeve® te dispu
teeren.
i Men keere de zaak ce®3 om. Stel eens,
«lat de zoogenaamde vrije universiteit eigen
voorwaarden voor benoembaarheid voor
haar hoogleeraren vaststelt. Zou zij zich
dan niet ook zelve voorbehouden om over
de aanwezigheid dier voorwaarden te be
slissen
De geschiedenis leert, hoe streng de on
afhankelijke kerkgenootschappen er voor
'gewaakt hebben en nog steeds voor waken,
dat de staatsbestuurders zich mengen in de
Voorwaarden van benoembaarheid der gees
telijken en leeraren. Dat daarentegen de
kerkgenootschappen zich zullen kunnen
veroorloven, aan adspirant-ambtenaren
een brevet van benoembaarheid tot staats
betrekkingen uit te reiken, dit wordt ver-
fueuigd. Men jaagt zelfs een hoog staatscol
lege naar huis, omdat het zich verstout,
de ,,souvereiniteit in eigen kring" van den
Staat te handhaven."
Men kan, zegt de heer Van Houten ver-
dor, voorrechten dor Staats-doctoraten op
heffen, maar het verleenen van gelijke
voorrechten niet aan private vercenigingen
toestaan. Do principieele hoofdzaak is,
zijns inziens, dat, waar de Staat eenigee
waarborg van bekwaamheid of opleiding
jvraagt, hij de beslissing over het bestaan
van ctien waarborg niet uit handen mag
ge ven en zich onder geen voorwendsel mag
laten ontfutooien.
De klacht over dubbele examens, terwijl
het hooger onderwijs naar de Gfrondwet
vrij is, heeft naar hot oordeel van den
fcchrijver slochtg zeer geringe beteekenis.
Na deze meening to hebben gemotiveerd,
ge-at mi. Van Houten voort:
„Do tegenwoordige regeeringspartij telt
in haar protestanteoh deel staatslieden en
.«rechtigólcerden van naam. Hoo dozen cr
toe gekomen zijn, dr. Kuyper bij do Hoo-
per-Undcrwijs-wet op dit punt te steunen,
is mij onbegrijpelijk. Hecïft diens sophis-
mo der „rechtsgelijkheid van openbaar en
bijzonder onderwijs" langzamerhand zóó in
hun staatsrechtelijke begrippen ingevreten
ren deze zóó verwcckelijkt, dat de enormi
teit van diens voorstel hen niet meer
treft? Of worden zij zóó totaal beheersoht
,door het partijverband?
i Van katholieken, ook van bekwame ka-
jtholieken, ook van staatedioden onder hen,
is do zaak ten volle begrijpelijk. Zij heb-
ben een geheel andere opvatting van de ver
houding van Staat en Kerk dan de protes
tanten. Bij hen staat, al loop en zij er niet
zr - te koop, principieel de Kerk boven
Vden Staat. Kunnen zij in een van do Kerk
afvalligen staat als Noderlanu, weder een
deel van diens geitLg voor hun Kerk her
overen, dan mogen zij het niet laten en la
ten zij het niet. Dat van hetgeen zij krij
gen ook een bijzondere proteatanteche ver-
eeniging wat profiteert, behoeft die Kork
niot te verontrusten. Wie zijn oog uitslui
tend op de doleerendo „vrije" universiteit
gevestigd houdt en denkt, dab weikelijk na
de overgangstermijnen door haar zonder
hulp van den Staat de kosioaro natuur
kundige on geneeskundige faculteiten zou
den moeten worden in het leven geroepen,
kunnen de nieuwe bevoegdheid als in prae-
tisclie gevolgen onbeduidend beschouwen.
Een universiteit op dogmatischen grond
slag, doch zonder een geëerbiedigd gezag,
dat ovei de overeenstemming van het on
derricht met den dogmatischen grondslag
ce® beslissing geven kan, is toch bestemd
in onderlinge ruziën onder tc gaan.
Maar anders is de zaak, wanneer de Kar
tholicke Kerk er ook van profiteeren kan.
Of zij daartoe reeds een besluit genomen
heeft, doet hier niet ter zake.
Men kan zoo goed als zeker vooruitzien,
dat het volgende zal geschieden. Allereerst
zal die Kerk in ruime mate gaan profitee
ren van de bovocgdhcu», om bekwame ka
tholieken als vrije hoogleoraien aan do uni
versiteiten te verbinden. Uit het oogpunt
van do veelzijdigheid dezer inrichtingen
juich ik dit van harte too, al lacht mij eon
toekomst niet toe, waarin do Katholieke
Kerk nog grooteren invloed uitoefent.
Men overwint) de Katholieke Kerk niet
door haar op godsdienstig-wijsgeerig ge
bied te ignoreeren. Als zij genoeg lioog-
leoraren van goeden naam gevormd heeft,
kan zij te Utrecht een katholieke bijzonde
re universiteit stichten. Zij heeft daarvoor
een waarborgkapitaal van 100,000 en drie
maal drie hooglëeraren noodig. Die voor
waarden zijn gemakkelijk te vervullen. Voor
de drie theologische hoogleeraren kan dit
professoraat in loco een sinecure zijn. Do
wet eischto slechts professoren, geen stu
denten, en men behoeft dus niet eens te
Utrecht ook een priester -seminarium te
artiokten. Het komt dan ook slechte op do
gewone doctoraten in do rechtsgeleerde en
literarische faculteiten aan. De studenten,
dio zooveel noodig tevens van de colleges
der rijkshooglecraren kunnen profiteeren
bijwijze van enkele leasen, leggen dan hun
examens af bij de faculteiten der katho
lieke instelling. Vervolgens dirigeert- men
zooveel mogelijk de katholieke jongelieden
naar Utrecht, wat allicht andere jongelie
den noopt oldera te gaan studeeren. Zoo
verkrijgt Utrecht geleidelijk de reputatie
cener feitelijk katholieke inrichting. Katho
lieken, die bij den Staat vooi een profes
soraat in aanmerking komen, laten zich bij
voorkeur daar tot hooglceraren aanstellen
en de politieke invloed der Kork wordt er
op gericht, dab do Regeering bij de benoe
ming van curatoren en personeel het kerke
lijk streven in de hand werkt. Tegen het
einde der 25 overgangsjaren is dan nog
slechte een kleine wetswijziging noodig om
Utrecht als rijkshoogeschool op te heffen
cn met een subsidie als katholieke hooge-
school te doen herrijzen; waarvoor een toe-
komstigo Kuypex wel te vinden zal zijn.
Lc tour est fait; de illusie van dr.
Schaepman zal zijn verwezenlijkt en zijn
wapenbroedersohap met Kuyper zal een
duurzame vrucht afgeworpen" hebben ter
grootere eere zijner Kerk.
Zoo zal, naar mijn besto weten, de wor
king der 6fcroomleidendo dammetjes zijn,
die dr. Kuypor in de bedding van den
6troom onzer ontwikkeling op het gebied
van onderwijs en wetenschap aanlegt. Wie
ze niet wil, moet er hem niet bij helpen."
,,D e Nederlander" zegt in een slot
artikel, dat als het lagcr-on der wijs.
on two rp wet zal zijn gewoiden, kleine
scholen met tweo onderwijzers zonder twij
fel zullen toenemen.
„Steekt daarin zooveel kwaad?" vraagt
zij. „Naar onze mecning hebben juist die
scholen in sommige opzichten veel vóór bo
ven do grooto, en verschaffen zij boven
dien aan velo onderwijzers eon kans om
hoofden van scholen to worden, iets, dat
oni allerlei icdenen zeer wensohclijk is.
De vrees voor toeneming van kleine scho
len kan ons dus niet weerhouden van aan
vaarding van het rogccringsvoorste], al
erkennen wij, dat allicht door stichten van
vele schooltjes de onderwijskosten wat zul
len rijzen."
Het blad betoogt vervolgens, dat opvoe
ding, onderwijs cn godsdienst, cn in. vel
band daarmeo ook het leerplan, onderling
nauw samenhangen, en daarom noemt zij
het bel&ohclijk, in de hoogste mate onrede
lijk, te willen, dat de bijzondere school
haar leerplan laat vaststellen door buiten
haar kring staande autoriteiten.
Het blad hecht niet bijzonder hoogc
waaide aan do bepaling in de wet op het
lager onderwijs, dat het aan de onderwij
zers verboden is, ambten of bedieningen tc
beik-ecden of to gedoogen, dat te hunnen
huize handel of nering gedreven of cenig
beroep uitgeoefend wordo door de leden
van hun gezin. Maar, zegt het, er is iets
voor te zeggen, dat-, zoo die bepaling noo
dig of nuttig is, de Staat ten opzichte
van beide soorten van ondeiwijzors, open
bare cn bijzondere, er hetzelfde belang bij
heeft.
Yoor het overige is er naar do meening
van „De Nederlander" weinig roden,*do uit-
keoring der bijdrage aan do bijzondere
echolen aan bezwarender voorwaarden te
binden dan op dit oogonblik.
Het blad zou een betere en voordeoliger
regeling van de wachtgelden dan de be
staande wel gewenscht achten, mits tevens
gezorgd worde, dat de prikkel yan den ont
slagen onderwijzer, om elders, in openba
ren of bijzonderen dienst, de kost to ver
dienen niet vorslappc.
Dat voor do regeling der traktementen
de grootte der sciiool in aanineiking zal
komen, keurt heb bLad af.
Vorder stelt het do vraag, of het wol
wenachelijk is, de kwesties: kweekscholen en
vrije oxamens, reods bij dit ontwerp te be
handelen.
„Mon kan erkennen," zegt het blad,
„dab de opleiding door één onderwijzer on
voldoende is, zonder nog toe te geven, dat
ook do normaalscholen en normaallessen,
die thans aan de behoeften voldoen, geheel
dooi duro kweekscholen moeten worden
overvleugeld. Hot onvoldoende van den be-
staanden toestand ia niet aangetoond.
Spoort men aan tot heb bouwen van kweek
scholen, liefst mot leerscholen, dan zal, zoo
de „in-cen-oahakolings-oommissio" andere
voorstellen doet wijziging in den dan bo-
6t-aanden toestand hoogst moeilijk worden.
Verband mot do vermeerdering va®
kweekscholen houdt de invoering van vrijo
examens. Maar ook tegen dezo zijn, met
heb oog op de wijze, waarop het Rijk de
kweekscholen subsidieert en subsidieeren
moet, zeei gewichtige bezwaren aan te voe
ren. Hoewel voorstander in beginsel van
oxamens, uoor do leeraren afgenomen van
hun eigen kwoekelingen, zouden wij do in
voering daarvan toch niet begeeren tot el-
ken prijs. Bij spoedige beslissing is te min
der reden, nu bij do zaak do openbare en
bijzondero kweekscholen cigenlij-k hetzelfde
belang hebben.
Reeds nu kunnen, daar ons voorkomt, de
normaalscholen in de behoeften voorzien;
desnoods kan, indien noodig, voor kweek
scholen en normaallessen of norniaakcln-
len de bijdrage eenigermate worden ver
hoogd. Liet men overigens voorloopïg dezo
zaak zooals zij is, dan zou wolliohb later
een andero, goed doordachte algemeenc re
geling kunnen worden ingevoeld. Op dit
oogonblik zal 't voorstel leiden tot langduri
ge, en, naar wij mccncn, weinig bevredi
gende beraadslagingen. Dit zou ons leed
doen. Hoe eer het ontwerp tot stand komt,
hoo beter l"
„Do Niouwe Courant" bespreekt
heb bezwaar van prof. Fall i u s tege®
wettel ij ko verplichting om zich
tegen ziekte te verzekeren e® acht diens
grief van dwang „zeer reëel."
„Zij geldt, vergissen wij ons niet",
zegt het blad „uitsluitend de® dwang,
die aan don werkman zal worde® opge
legd, cn niet do plichten, op tj leggen aan
do industrie. Daarom spreken ook wij hier
over op dit oogonblik niet, al is er heel wat
va® te zeggen. Want ook in het ontwerp-
Kuyper heeft weder, naar ons bij eerste lo
zing opviel, dat centraliseerende, mechanis
tische stelsel do overhand, dat voor vrije
ontwikkeling van sociale voorzorg, voor
samen werking van betrokkenen oog noch
hart bezit en een regen van nieuwe amb
tenaren over heb land doet neerdalen, voor
het oprichten, het beheeren, het oontrolee-
ren van overal in te stellen openbare e®
op zijn hoogst goedgunstig daarnevens toe
gelaten „erkendo klassen."
Met klimmende verbazing heeft „Het
Centrum" het artikel van prof. D. P.
D. Fabius in „De Rotterdammer"
(waarvan wij een uittreksel gegeven h -
ben) gelezen.
Het betoog van don heer Fabius lijkt
„Het Centrum" al zeer ongelukkig.
Met opzet wordt het woord „dwang' geko
zen, waar eigenlijk slechte sprako behoort
te zijn van vorp lichting. Hetzelfdo
geldt ten aanzien van den „leerdwang".
Zoowel bij de® leerplicht, als bij de ver
zekeringswetten mag slechts sprake zijn van
Staatezorg. En ee® verstandige Regee
ring zal dio zorg uitbreiden op e>lk terrein,
waar zo noodig blijkt. Wanneer men zich
op mr. Fabius' standpunt wilde plaateen,
zou feitelijk do gelieole sociale wetgeving on
mogelijk worden cn men het oude liberale
stelsel van onbeperkte vrijheid en non-in
terventie der Staats-oveiheid in eere moe
ten brengen.
Hot moet duidelijk zijn, dat voor elk
land do wetgeving zich zooveel doenlijk
heeft aan t© passen aan do bestaande toe
standen. Maar van den anderen kant blijft
het een onredelijke eisch, aan die wetge
ving haar „dwingend" karakter te willen
ontzeggen. Er is geen wet, of zij bepaalt
hetgeen men heoft t© doen, of te laten;
geen wet dus, of zij perkt de vrijheid der
r ix» jr,, zij „dwingt." Maar dit „dwin
gen" geschiedt niet om te tirannisoeren, of
noodelooze kwelling aan to doen maar ter
wille van hot algemeen welzijn.
Dit laatst© is dc rechtsgrond der
staatsbemoeiing en va® haar verplichtend
karakter, dat do heer Fabius nu weer met
heb woord „dwang" in diskifediet poogt
to brengen. Want Duitschland moge een
„baken in zee" heeten, om tegen „uitbrei
ding van staatse®rateele" te waarschuwen,
do gruwelijke misbruiken en misstanden in
hot sociale leven leveren sinds lang de be
wijzen, tob welke toestanden do maatschap
pij vervalt, wanneer het „laat-maar-waaicn-
stelsel" don vrijen teugel viert.
Dab dit allee, onder de tegenwoordige
omstandigheden, nog moet in herinnering
worden gebracht aan een ma® als den heer
mr. Fabius, zou bijna tot ontmoediging
stemmen.
Zijn opmorkingen lijken ons, in haar
algemeenheid, een bedenkelijke uiting van
„Prinzipionrciberei."
De lieer G. van der Linden en de opera.
De door cenige leden van het koorperso-
necl dor pas ovorlcden Noord-Nedorland-
sche Opera to Amsterdam godano moder.ee-
ling als zou de heer C. van der Linden
reeds bezig zijn een nieuwe opera op to
richten, blijkt niet juist to zijn geweest.
Do heer Van der Linden, wicn het „Hbl"
gisteren over do zaak cenigo inlichtingen
ging vragen, deel co mode dat iiij volstrekt
niet voornemens is do leiding op zich to no
men van eenige opera, dio niet op goeden
grondslag wordt opgericht. Meer dan ooit,
vooral 6edert hij in Amerika heeft gezien
hoc men dergelijke zaken moet aanpakken,
wil men niet telkons voor een débaclo ko
men tc staan, is oe heer Van der Linden
van meening dat een opera alleen dan kans
van slagen heeft als men met een flink ka
pitaal begin non kan.
Dat wil volstrekt niet zeggen dat de heer
Van der Linden niet voor do lolling cenor
Ncdorlancscho opera voelen zou.
„Integendeel", zcido hij tot hot „Hbl.",
„heb zit in 't blooe, cn ik ben reeds van ver
schillende zijden aangezocht or mijn schou
ders weder onder te zotten, maar ik dank
er hartelijk voor met iets onzekers t© begin
nen, Ik ben nog steeds vast overtuigd dat
een Ncdcrlandsch© opera heel bost gaan
kan, mits do menschen, die het doen kun
nen, helpen,
„En dat is mijns inziens zéér wel moge
lijk. Wanneer er te Amsterdam slechts 25 ge
fortuneerde menschen to vinden zijn, die
zioh, zooals men cat in bet buitonLand over
al ziet, voor /1000 per seizoen een loge koo-
pon, zijn wij cr. Ditn hebben wij een goeden
grondslag ou is er iets gocés tot stand te
brengen. Wanneer zulk con fonds dan door
een flinko fiuancieclo commissie wordt be
heerd, weet men waarop tc rekenen is. Kou
men zoo iets gedaan krijgen dan ben ik
dadelijk bereid, niets zal mij dan liever
zijn, maar nnn gewaagde ondernemingen
geef ik mijn werkkracht niet meer. Bij
aldien dc zaak op soliden grondslag wordt
opgezet heb ik do zekerheid dat dege
lijke Hollandsche kr: -hton die nu ia het
buitenland zijn, dadelijk bereid zijn om we
der hier to komen".
Het „Hbl." kan hieraan nog toevoegen
dat de heer Van dor Linden thans bezig is
de muziek to componecrcn bij co® Engel-
schen opera-tekst, die eerlang te SL-Louia
zal worden opgevoerd.
Geuieculcrand van Zegwaard.
Tegenwoordig zijn alle leden.
Na goedkeuring van de notule® dor vori
ge vorgadering wordt medodeoling gedaan
van eenige ingekomen stukken, als:
a. besluit va® don Commissaris dor Ko
ningin, waarbij tot zetters voor 's Rijks di
rect© belastingen zijn herbenoemd do hoe
ren 0. J. Voldhuijzen en P. M. Lammens;
b. brief van Ged. Staten, houdende be
richt, dat bij Kou. besluit is goedgokourd,
dat de bezoldiging van den ambtenaar van
den Burgerlijke® Stand dcccr gemeente is
bepaald op 60 por jaar. Door don gemeen
teraad was voorgesteld dozo t© bepalen op
60.
Deze stukken woidon voor kennisgeving
aangenomen.
Ingekomen is een adres van den heer F.
Thomas, daarbij verzoekendo hom wegens
zijn vertrek naar Keulen, voor tweo maan
den afschrijving van zijn aanslag in don
Hoofdei ijken Omslag te willen verleonon.
Daar hij 20 November doz© gemeonto heoft
verlaten, wordt besloten hem voor éóu
maand ontheffing to verleenen.
Vervolgens wordt vastgesteld het supple
toir kohier van den Hoofdclijken Omslag
over dit jaar.
Daarna een' nieuwe verordening op do
heffing van het vergunningsrecht in dezo
gemeente, welke, naar aanleiding va® do
nieuw© Drankwet, mocet worden vastge
steld, welke verordening echter geen ver
andering brengt in het t© heffen bedrag.
Tevens wordteen niouwe vorordoning op do
invordering vastgesteld.
Ton slotte wordt door don Raad vastge
steld een verordening, waarbij bepaald
wordt, dat door B. on Ws. geen vergun
ning tot verkoop van sterken drank in
het kl'oin raag worden vorlcend voor perooe-
len, staand© ter weerszijde van den Zog-
waardsolion weg, den Hoorn en den Sohin-
kelwcg.
Nadat nog besloten ia tegen Nieuwjaar,
zooals gewoonlijk, weder langs 'do huizen
der ingezetenen een collecte te houden, ten
einde daaruit do jaarlijkscho broodbedee-
ling to doen, wordt 'de vergadering geslo
ten.
Arlscnijbcreidkuiisl.
In zijn Mom. van Antwoord op liet Voor-
loopig Verslag botreflondo bet wetsontwerp
tot nadere wijziging van dc wot van 1 Juni
1865, regelende do uitoefening der artsenij-
boreidkunst, verklaarde do minister va®
binnenlands oho zaken zioh te vcrcenigon
met do mecning, dat or gcc® genoegzame
grond bestaat- voor uitstel der behandeling
van dit wetsontwerp.
Hetgeen in 'den aanhef tegon het beginsel
van het ontwerp in hot midden wordt ge
bracht, houdt geen rekening met do gron
den in do Mom. van Toelichting voor do
noodzakelijkheid der wijziging aangevoerd.
Wat aangaat do geheimhouding van don
aard dor ziekte zij in 't oog to houden, dat
juist het groot aantel der verzekerden per
soonlijke bekendheid en persoonlijke belang
stelling in don aaru der ziekte in den regel
zal uitsluiten.
Vennootschappen zijn mode onder maat*
schappijen bogrepen.
Leiden: Botlileliemskork. Donderdag
avond 8 uron: Bybellozing.
19)
VII.
„Dank je wel, hoor!"
Zoo sprak Jack Boaroroft, een paar dar
ges later, toen hij beschaamd een pas ge-
teekendo ohèque van 500 pond in zijn zak
stak.
„Ik zou er natuurlijk nooit aan gedacht
hebben, je lastig to vallen, als ik niet wist,
dat het je niet hindert. En het ia niet voor
langen tijd; te® minste, dat hoop ik niet,
verbeterde hij met ee® oprechtheid, waar
voor zijn jeugd het eonig exouus was. De
oude vrouw is nogal redelijk op het punt
van geld, gewoonlijk; maar zij kan niet
all es begrijpen. Zeg. Gibson, wat moet
het gezellig zijn, als je zoo je naam kan zet
ten onder een papiertje, zonder dat je be
hoeft te tobben over het cijfer, dat er boven
staat."
,,'t Is een genoegen, dat soms verveelt",
zei Harold, op een onvriendelijke®, meer
vermoeiden toon. Die vermoeidheid was
over hem gekomen op den a/vond van zijn
j onverwacht bezoek in Vernor Street en had
hem niet meer verlaten.
Jacks chronische geeuw werd aouut.
,3oe bedoel je dat?"
„Och, zie je, als men maar eenigo ze
kerheid ba®, dat die stukjes papiear iemand
goed deden of te® minste, dat ze in de rech
te zakken te land kwamen..."
„Nu, daar kan je in dit geval op aan",
grijnsde Jack. „Verbeeld jo, dat Lie het
in de® verkeerden zak zou brengen 1 Maar
je wilt mij tooh geen „goeden raad" geven,
zooals ze dat noemen?"
Dien ernst van Harold vond hij min of
meer dreigend.
„Volstrekt niet. Integendeel, ik wensoh-
te, dat er iemand was, die mij een goeden
raad gaf."
„Tooh niet over gcld-uitgeven?"
„Nee®, alleen over het voldoening heb
ben van je gold-uitgeven. Jack, zeg, kan jij
je wel voorstellen, dat do gedachte aan al
dat geld soms een kwelling wordt?"
„Nee®, dat ka® ik nietl" antwoordde
Jack met ongeveinsde oprechtheid.
„En als ik je vertelde, dat ik soms ver
langd heb, met iemand anders te ruilen?"
Jacks grijnslach bereikt© do uiteiste grens.
„Tooh zeker niemand in Engeland; want
geen mensch heeft meer stukken van de
koninklijke munt dan jij."
De beweging, die Harold maakte, herin
nerde levendig aan die van een weekdier,
dat in zijn schelp kruipt.
Toen Jack dat deel va® heb gesprek over
vertelde aan een viiend, vond deze, dat
iemand, die letterlijk van geld was gemaakt
en die ergens anders aan dacht da® er het
meeste plezier van te hebben, inderdaad een
ezel was.
De persoon in kwestie begreep ook, dat
hij zich belachelijk bad gemaakt met sym
pathie te verwachten bij Jack Bearcioft.
Meor hoop had hij op Algy, die hij over
een uur wachtte, om hem to spreken over
een opvolger van Hopkins. Want deze was
onherroepelijk veroordeeld. Een onderzoek
had aan het licht gebracht, van waar het
vierspan kwam, het geld voor uitstapjes
naar do zeekust of reisjes naar Parijs. Hij
wist nu ook, dat een vrij groot deel van
het goi.l, dat hij meende te offeren op het
altaar der kunst, verdwaaldo in handen
van theater ster ren.
En telkens weer gevooldo Harold dien
bijna physieken afkeer, welke over hom
was gekomen in do feestzaal van het Te
huis, on daarbij kwam de plaag van pu
bliciteit; want do bladen van allerlei
kleur baalden natuurlijk hun hart op aan
dit goval.
Harold verlangde zeer naar Algy; deze
zou niet alleen raad geven maar ook be
grijpen.
-Algy grinnikte ook niot, als Jack gedaan
had, en hij was niet verlege® over de keuzo
van ee® nieuwe® directeur. Algy was nooit
met iets verlegen, en als adviseur maakte
zijn zelfvertrouwen hem bijna volmaakt.
Doch als vertrouweling haperde er iets
aan.
„Ik weet heel good", zei Harold, tastend
overgaande va® do directeurskwestie tot
die van zijn teleurstelling on ontmoedi
ging, dat do meesten mijner kennissen
een idee hebben, of ik boven op een hoop
geld zit, terwijl ik 6oms een gevoel heb, of
heb gold boven op mij ligt en mij plat
drukt."
Dezo opmerking zou Jack hebben doen
grinnikenAlgy bepaalde zich tot een
glimlachje.
„Allemaal schuim 1" besliste hij, zonder
eenige aarzeling, met een handgebaar, öafe
allo aardscho rijkdommen naar den achter
grond scheen te bannen. „Wie zou er zoo
zwak van geest zijn, zich te laten verdruk
ken door dat gele slijk 1"
„Slijk, maar eLijk, dat do werela schijnt
te regceren. En ik kan do gedacht© niet
kwijtraken, dat heb mij in bewaring U ge
geven om er iets mee to doen, niet voor mij
zelf alleen. En toch loopt alles, wat ik pro
beer op een fiasco uit."
„In bewaring, zeker, dat zeg je goed. En
dat van de wcrold-regeeren heb je ook bij
hot rechte eind. Ach, wat zou er geoogst
kunnon worden, als het maar goed werd
besteed I Wat zouden wij, philanthropen,
veel kunnen doen, 6©holen ttichten en zoo,
als er maar niet zoo angstvallig behoefde
geroken® te worden."
Hij was opgestaan en stapte de kamer op
en neer, rodoneerend over do tchoone din
gen, die er gedaan konden worden.
Harold luisterde met ongeveinsde be
wondering zelfs mot een weinig jaloezie.
Heerlijk, zoo zeker van zij® zaak t© zijn I
En dio ijver 1 Wie zou gedacht hebben,
dat die kloeke, stevige jongeman zoo vol
hoogere aspiraties was!
„Op mijn woord, Algy", bekendo Harold
met een laohje dat niet geheel vrij van bit
terheid was, „ik geloof, dat jij beter voor
millionnair geschikt zou zijn dan ik."
Met een tweede aouverei® handgebaar
daalde Algy weer uit de hoogte neer op
den beganen grond.
,,'t Kan bost zijn. Maar liet is nu een
maal ander*1 beschikt".
„Algy", z©i Harold, weet jo wel, dat ik
soms jaloersch op je ben?"
„Gekheid!" lachte Algy.
Harold voelde ee: klaps dat hij niets
meer to zeggen had aan zijn vriend. Ver
ontschuldigend tprak hij
„Ik moot weg; ik heb om twaalf uren
een afspraak. Ik ze je natuurlijk weer,
zoodra de zaken in Vcrncr Street geregeld
zijn."
„Begrepen," zei Algy met de goedige
uitdrukking, die „ernstige" menschen aan
nemen, als er sprake is van verklaarbare
imenLchclijkc zwakheden). Juffrouw Hale
natuurlijk
Harold lachte, doch niet ongedwongen.
„Neen, naar haar ga ik nu niet. Mijn
doel ia een schildersatelier. Ik heb jo nog
niet verteld, dat ik 4 osecr voor mijn por
tret of ten minste van plan ben, dat to
doen."
„En dat moet komen t© hangen in haar
boudoir, natuurlijk?" vroeg Algy op den-
zelfden goedaardig spottonden toon.
„Zeker zal ik heb portret aan juffrouw
Halo p Sylvia geven, als het goed
uitvalt natuurlijk."
„Dc artitt is een .n je protégés?"
„Ja, dat is t© zeggen: dc dochter van een
van hen."
Algy schuddo het hoofd in half vaderlij
ke, half komieko verbazing.
„Do dochter? Eu wat zegt juffrouw Halo
daarvan?"
„O, het moet een verrassing voor baar
blijven, en eigenlijk is hot een p.oort liefda
digheidswerk. 't Zijn arme zielen; cc va-
der is het wrak van een mcntch van een
genie misschien on dc dochter vecht dap
per voor haar leven."
„En hoo oud is dio dappere strijdster?"
vroeg Algy met nadruk.
„Ik weet het niet: om cn bij dc twintig,
denk ik/'
(Wordt vervolod.)