No. 13740. LEIDSCH DAGBLAD, WOENSDAG 7 DECEMBER. - TWEEDE BLAD. Anno 1901 PERSOVERZICHT. Kerkelijke berichten. FEUILLETON. De Millioimair. Mr. S. van Houten spreekt in liet vierde nummer van zijn nieuwe reeks „Staatkundige Brieven" over het 'wetsontwerp tot wijziging van het hoo- ger onderwijs. Hij denkt, dat het ge lezen geschil over het verbinden van wette lijke rechten aan promotiën en examina fcij bijzondere hoogescholen wel een belang rijke plaats in de politek van den dag zal blijven innemen. Zonderling," zegt de schrijver. „In de- zelfde periode, waarin de Staat zich steekt (in allerlei private aangelegenheden, waar mede hij niets tc maken heeft, Laat hij zich door particulieren een deel van zijn onbe twistbaar domein afhandig maken. Waar de Staat voorwaarden voor benoembaar- beid voor staatsambten stelt, kunnen toch, die door den Staat daartoe gecommitteerd zijn, mot het onderzoek worden belast. Dat ia zoo elementair, dat men in een periode moot leven, waarin em theoloog de juri- disch-politische begrippen verduistert en verwart en tegelijk groot-kiezer van Neder land is, om er over te behoeve® te dispu teeren. i Men keere de zaak ce®3 om. Stel eens, «lat de zoogenaamde vrije universiteit eigen voorwaarden voor benoembaarheid voor haar hoogleeraren vaststelt. Zou zij zich dan niet ook zelve voorbehouden om over de aanwezigheid dier voorwaarden te be slissen De geschiedenis leert, hoe streng de on afhankelijke kerkgenootschappen er voor 'gewaakt hebben en nog steeds voor waken, dat de staatsbestuurders zich mengen in de Voorwaarden van benoembaarheid der gees telijken en leeraren. Dat daarentegen de kerkgenootschappen zich zullen kunnen veroorloven, aan adspirant-ambtenaren een brevet van benoembaarheid tot staats betrekkingen uit te reiken, dit wordt ver- fueuigd. Men jaagt zelfs een hoog staatscol lege naar huis, omdat het zich verstout, de ,,souvereiniteit in eigen kring" van den Staat te handhaven." Men kan, zegt de heer Van Houten ver- dor, voorrechten dor Staats-doctoraten op heffen, maar het verleenen van gelijke voorrechten niet aan private vercenigingen toestaan. Do principieele hoofdzaak is, zijns inziens, dat, waar de Staat eenigee waarborg van bekwaamheid of opleiding jvraagt, hij de beslissing over het bestaan van ctien waarborg niet uit handen mag ge ven en zich onder geen voorwendsel mag laten ontfutooien. De klacht over dubbele examens, terwijl het hooger onderwijs naar de Gfrondwet vrij is, heeft naar hot oordeel van den fcchrijver slochtg zeer geringe beteekenis. Na deze meening to hebben gemotiveerd, ge-at mi. Van Houten voort: „Do tegenwoordige regeeringspartij telt in haar protestanteoh deel staatslieden en .«rechtigólcerden van naam. Hoo dozen cr toe gekomen zijn, dr. Kuyper bij do Hoo- per-Undcrwijs-wet op dit punt te steunen, is mij onbegrijpelijk. Hecïft diens sophis- mo der „rechtsgelijkheid van openbaar en bijzonder onderwijs" langzamerhand zóó in hun staatsrechtelijke begrippen ingevreten ren deze zóó verwcckelijkt, dat de enormi teit van diens voorstel hen niet meer treft? Of worden zij zóó totaal beheersoht ,door het partijverband? i Van katholieken, ook van bekwame ka- jtholieken, ook van staatedioden onder hen, is do zaak ten volle begrijpelijk. Zij heb- ben een geheel andere opvatting van de ver houding van Staat en Kerk dan de protes tanten. Bij hen staat, al loop en zij er niet zr - te koop, principieel de Kerk boven Vden Staat. Kunnen zij in een van do Kerk afvalligen staat als Noderlanu, weder een deel van diens geitLg voor hun Kerk her overen, dan mogen zij het niet laten en la ten zij het niet. Dat van hetgeen zij krij gen ook een bijzondere proteatanteche ver- eeniging wat profiteert, behoeft die Kork niot te verontrusten. Wie zijn oog uitslui tend op de doleerendo „vrije" universiteit gevestigd houdt en denkt, dab weikelijk na de overgangstermijnen door haar zonder hulp van den Staat de kosioaro natuur kundige on geneeskundige faculteiten zou den moeten worden in het leven geroepen, kunnen de nieuwe bevoegdheid als in prae- tisclie gevolgen onbeduidend beschouwen. Een universiteit op dogmatischen grond slag, doch zonder een geëerbiedigd gezag, dat ovei de overeenstemming van het on derricht met den dogmatischen grondslag ce® beslissing geven kan, is toch bestemd in onderlinge ruziën onder tc gaan. Maar anders is de zaak, wanneer de Kar tholicke Kerk er ook van profiteeren kan. Of zij daartoe reeds een besluit genomen heeft, doet hier niet ter zake. Men kan zoo goed als zeker vooruitzien, dat het volgende zal geschieden. Allereerst zal die Kerk in ruime mate gaan profitee ren van de bovocgdhcu», om bekwame ka tholieken als vrije hoogleoraien aan do uni versiteiten te verbinden. Uit het oogpunt van do veelzijdigheid dezer inrichtingen juich ik dit van harte too, al lacht mij eon toekomst niet toe, waarin do Katholieke Kerk nog grooteren invloed uitoefent. Men overwint) de Katholieke Kerk niet door haar op godsdienstig-wijsgeerig ge bied te ignoreeren. Als zij genoeg lioog- leoraren van goeden naam gevormd heeft, kan zij te Utrecht een katholieke bijzonde re universiteit stichten. Zij heeft daarvoor een waarborgkapitaal van 100,000 en drie maal drie hooglëeraren noodig. Die voor waarden zijn gemakkelijk te vervullen. Voor de drie theologische hoogleeraren kan dit professoraat in loco een sinecure zijn. Do wet eischto slechts professoren, geen stu denten, en men behoeft dus niet eens te Utrecht ook een priester -seminarium te artiokten. Het komt dan ook slechte op do gewone doctoraten in do rechtsgeleerde en literarische faculteiten aan. De studenten, dio zooveel noodig tevens van de colleges der rijkshooglecraren kunnen profiteeren bijwijze van enkele leasen, leggen dan hun examens af bij de faculteiten der katho lieke instelling. Vervolgens dirigeert- men zooveel mogelijk de katholieke jongelieden naar Utrecht, wat allicht andere jongelie den noopt oldera te gaan studeeren. Zoo verkrijgt Utrecht geleidelijk de reputatie cener feitelijk katholieke inrichting. Katho lieken, die bij den Staat vooi een profes soraat in aanmerking komen, laten zich bij voorkeur daar tot hooglceraren aanstellen en de politieke invloed der Kork wordt er op gericht, dab do Regeering bij de benoe ming van curatoren en personeel het kerke lijk streven in de hand werkt. Tegen het einde der 25 overgangsjaren is dan nog slechte een kleine wetswijziging noodig om Utrecht als rijkshoogeschool op te heffen cn met een subsidie als katholieke hooge- school te doen herrijzen; waarvoor een toe- komstigo Kuypex wel te vinden zal zijn. Lc tour est fait; de illusie van dr. Schaepman zal zijn verwezenlijkt en zijn wapenbroedersohap met Kuyper zal een duurzame vrucht afgeworpen" hebben ter grootere eere zijner Kerk. Zoo zal, naar mijn besto weten, de wor king der 6fcroomleidendo dammetjes zijn, die dr. Kuypor in de bedding van den 6troom onzer ontwikkeling op het gebied van onderwijs en wetenschap aanlegt. Wie ze niet wil, moet er hem niet bij helpen." ,,D e Nederlander" zegt in een slot artikel, dat als het lagcr-on der wijs. on two rp wet zal zijn gewoiden, kleine scholen met tweo onderwijzers zonder twij fel zullen toenemen. „Steekt daarin zooveel kwaad?" vraagt zij. „Naar onze mecning hebben juist die scholen in sommige opzichten veel vóór bo ven do grooto, en verschaffen zij boven dien aan velo onderwijzers eon kans om hoofden van scholen to worden, iets, dat oni allerlei icdenen zeer wensohclijk is. De vrees voor toeneming van kleine scho len kan ons dus niet weerhouden van aan vaarding van het rogccringsvoorste], al erkennen wij, dat allicht door stichten van vele schooltjes de onderwijskosten wat zul len rijzen." Het blad betoogt vervolgens, dat opvoe ding, onderwijs cn godsdienst, cn in. vel band daarmeo ook het leerplan, onderling nauw samenhangen, en daarom noemt zij het bel&ohclijk, in de hoogste mate onrede lijk, te willen, dat de bijzondere school haar leerplan laat vaststellen door buiten haar kring staande autoriteiten. Het blad hecht niet bijzonder hoogc waaide aan do bepaling in de wet op het lager onderwijs, dat het aan de onderwij zers verboden is, ambten of bedieningen tc beik-ecden of to gedoogen, dat te hunnen huize handel of nering gedreven of cenig beroep uitgeoefend wordo door de leden van hun gezin. Maar, zegt het, er is iets voor te zeggen, dat-, zoo die bepaling noo dig of nuttig is, de Staat ten opzichte van beide soorten van ondeiwijzors, open bare cn bijzondere, er hetzelfde belang bij heeft. Yoor het overige is er naar do meening van „De Nederlander" weinig roden,*do uit- keoring der bijdrage aan do bijzondere echolen aan bezwarender voorwaarden te binden dan op dit oogonblik. Het blad zou een betere en voordeoliger regeling van de wachtgelden dan de be staande wel gewenscht achten, mits tevens gezorgd worde, dat de prikkel yan den ont slagen onderwijzer, om elders, in openba ren of bijzonderen dienst, de kost to ver dienen niet vorslappc. Dat voor do regeling der traktementen de grootte der sciiool in aanineiking zal komen, keurt heb bLad af. Vorder stelt het do vraag, of het wol wenachelijk is, de kwesties: kweekscholen en vrije oxamens, reods bij dit ontwerp te be handelen. „Mon kan erkennen," zegt het blad, „dab de opleiding door één onderwijzer on voldoende is, zonder nog toe te geven, dat ook do normaalscholen en normaallessen, die thans aan de behoeften voldoen, geheel dooi duro kweekscholen moeten worden overvleugeld. Hot onvoldoende van den be- staanden toestand ia niet aangetoond. Spoort men aan tot heb bouwen van kweek scholen, liefst mot leerscholen, dan zal, zoo de „in-cen-oahakolings-oommissio" andere voorstellen doet wijziging in den dan bo- 6t-aanden toestand hoogst moeilijk worden. Verband mot do vermeerdering va® kweekscholen houdt de invoering van vrijo examens. Maar ook tegen dezo zijn, met heb oog op de wijze, waarop het Rijk de kweekscholen subsidieert en subsidieeren moet, zeei gewichtige bezwaren aan te voe ren. Hoewel voorstander in beginsel van oxamens, uoor do leeraren afgenomen van hun eigen kwoekelingen, zouden wij do in voering daarvan toch niet begeeren tot el- ken prijs. Bij spoedige beslissing is te min der reden, nu bij do zaak do openbare en bijzondero kweekscholen cigenlij-k hetzelfde belang hebben. Reeds nu kunnen, daar ons voorkomt, de normaalscholen in de behoeften voorzien; desnoods kan, indien noodig, voor kweek scholen en normaallessen of norniaakcln- len de bijdrage eenigermate worden ver hoogd. Liet men overigens voorloopïg dezo zaak zooals zij is, dan zou wolliohb later een andero, goed doordachte algemeenc re geling kunnen worden ingevoeld. Op dit oogonblik zal 't voorstel leiden tot langduri ge, en, naar wij mccncn, weinig bevredi gende beraadslagingen. Dit zou ons leed doen. Hoe eer het ontwerp tot stand komt, hoo beter l" „Do Niouwe Courant" bespreekt heb bezwaar van prof. Fall i u s tege® wettel ij ko verplichting om zich tegen ziekte te verzekeren e® acht diens grief van dwang „zeer reëel." „Zij geldt, vergissen wij ons niet", zegt het blad „uitsluitend de® dwang, die aan don werkman zal worde® opge legd, cn niet do plichten, op tj leggen aan do industrie. Daarom spreken ook wij hier over op dit oogonblik niet, al is er heel wat va® te zeggen. Want ook in het ontwerp- Kuyper heeft weder, naar ons bij eerste lo zing opviel, dat centraliseerende, mechanis tische stelsel do overhand, dat voor vrije ontwikkeling van sociale voorzorg, voor samen werking van betrokkenen oog noch hart bezit en een regen van nieuwe amb tenaren over heb land doet neerdalen, voor het oprichten, het beheeren, het oontrolee- ren van overal in te stellen openbare e® op zijn hoogst goedgunstig daarnevens toe gelaten „erkendo klassen." Met klimmende verbazing heeft „Het Centrum" het artikel van prof. D. P. D. Fabius in „De Rotterdammer" (waarvan wij een uittreksel gegeven h - ben) gelezen. Het betoog van don heer Fabius lijkt „Het Centrum" al zeer ongelukkig. Met opzet wordt het woord „dwang' geko zen, waar eigenlijk slechte sprako behoort te zijn van vorp lichting. Hetzelfdo geldt ten aanzien van den „leerdwang". Zoowel bij de® leerplicht, als bij de ver zekeringswetten mag slechts sprake zijn van Staatezorg. En ee® verstandige Regee ring zal dio zorg uitbreiden op e>lk terrein, waar zo noodig blijkt. Wanneer men zich op mr. Fabius' standpunt wilde plaateen, zou feitelijk do gelieole sociale wetgeving on mogelijk worden cn men het oude liberale stelsel van onbeperkte vrijheid en non-in terventie der Staats-oveiheid in eere moe ten brengen. Hot moet duidelijk zijn, dat voor elk land do wetgeving zich zooveel doenlijk heeft aan t© passen aan do bestaande toe standen. Maar van den anderen kant blijft het een onredelijke eisch, aan die wetge ving haar „dwingend" karakter te willen ontzeggen. Er is geen wet, of zij bepaalt hetgeen men heoft t© doen, of te laten; geen wet dus, of zij perkt de vrijheid der r ix» jr,, zij „dwingt." Maar dit „dwin gen" geschiedt niet om te tirannisoeren, of noodelooze kwelling aan to doen maar ter wille van hot algemeen welzijn. Dit laatst© is dc rechtsgrond der staatsbemoeiing en va® haar verplichtend karakter, dat do heer Fabius nu weer met heb woord „dwang" in diskifediet poogt to brengen. Want Duitschland moge een „baken in zee" heeten, om tegen „uitbrei ding van staatse®rateele" te waarschuwen, do gruwelijke misbruiken en misstanden in hot sociale leven leveren sinds lang de be wijzen, tob welke toestanden do maatschap pij vervalt, wanneer het „laat-maar-waaicn- stelsel" don vrijen teugel viert. Dab dit allee, onder de tegenwoordige omstandigheden, nog moet in herinnering worden gebracht aan een ma® als den heer mr. Fabius, zou bijna tot ontmoediging stemmen. Zijn opmorkingen lijken ons, in haar algemeenheid, een bedenkelijke uiting van „Prinzipionrciberei." De lieer G. van der Linden en de opera. De door cenige leden van het koorperso- necl dor pas ovorlcden Noord-Nedorland- sche Opera to Amsterdam godano moder.ee- ling als zou de heer C. van der Linden reeds bezig zijn een nieuwe opera op to richten, blijkt niet juist to zijn geweest. Do heer Van der Linden, wicn het „Hbl" gisteren over do zaak cenigo inlichtingen ging vragen, deel co mode dat iiij volstrekt niet voornemens is do leiding op zich to no men van eenige opera, dio niet op goeden grondslag wordt opgericht. Meer dan ooit, vooral 6edert hij in Amerika heeft gezien hoc men dergelijke zaken moet aanpakken, wil men niet telkons voor een débaclo ko men tc staan, is oe heer Van der Linden van meening dat een opera alleen dan kans van slagen heeft als men met een flink ka pitaal begin non kan. Dat wil volstrekt niet zeggen dat de heer Van der Linden niet voor do lolling cenor Ncdorlancscho opera voelen zou. „Integendeel", zcido hij tot hot „Hbl.", „heb zit in 't blooe, cn ik ben reeds van ver schillende zijden aangezocht or mijn schou ders weder onder te zotten, maar ik dank er hartelijk voor met iets onzekers t© begin nen, Ik ben nog steeds vast overtuigd dat een Ncdcrlandsch© opera heel bost gaan kan, mits do menschen, die het doen kun nen, helpen, „En dat is mijns inziens zéér wel moge lijk. Wanneer er te Amsterdam slechts 25 ge fortuneerde menschen to vinden zijn, die zioh, zooals men cat in bet buitonLand over al ziet, voor /1000 per seizoen een loge koo- pon, zijn wij cr. Ditn hebben wij een goeden grondslag ou is er iets gocés tot stand te brengen. Wanneer zulk con fonds dan door een flinko fiuancieclo commissie wordt be heerd, weet men waarop tc rekenen is. Kou men zoo iets gedaan krijgen dan ben ik dadelijk bereid, niets zal mij dan liever zijn, maar nnn gewaagde ondernemingen geef ik mijn werkkracht niet meer. Bij aldien dc zaak op soliden grondslag wordt opgezet heb ik do zekerheid dat dege lijke Hollandsche kr: -hton die nu ia het buitenland zijn, dadelijk bereid zijn om we der hier to komen". Het „Hbl." kan hieraan nog toevoegen dat de heer Van dor Linden thans bezig is de muziek to componecrcn bij co® Engel- schen opera-tekst, die eerlang te SL-Louia zal worden opgevoerd. Geuieculcrand van Zegwaard. Tegenwoordig zijn alle leden. Na goedkeuring van de notule® dor vori ge vorgadering wordt medodeoling gedaan van eenige ingekomen stukken, als: a. besluit va® don Commissaris dor Ko ningin, waarbij tot zetters voor 's Rijks di rect© belastingen zijn herbenoemd do hoe ren 0. J. Voldhuijzen en P. M. Lammens; b. brief van Ged. Staten, houdende be richt, dat bij Kou. besluit is goedgokourd, dat de bezoldiging van den ambtenaar van den Burgerlijke® Stand dcccr gemeente is bepaald op 60 por jaar. Door don gemeen teraad was voorgesteld dozo t© bepalen op 60. Deze stukken woidon voor kennisgeving aangenomen. Ingekomen is een adres van den heer F. Thomas, daarbij verzoekendo hom wegens zijn vertrek naar Keulen, voor tweo maan den afschrijving van zijn aanslag in don Hoofdei ijken Omslag te willen verleonon. Daar hij 20 November doz© gemeonto heoft verlaten, wordt besloten hem voor éóu maand ontheffing to verleenen. Vervolgens wordt vastgesteld het supple toir kohier van den Hoofdclijken Omslag over dit jaar. Daarna een' nieuwe verordening op do heffing van het vergunningsrecht in dezo gemeente, welke, naar aanleiding va® do nieuw© Drankwet, mocet worden vastge steld, welke verordening echter geen ver andering brengt in het t© heffen bedrag. Tevens wordteen niouwe vorordoning op do invordering vastgesteld. Ton slotte wordt door don Raad vastge steld een verordening, waarbij bepaald wordt, dat door B. on Ws. geen vergun ning tot verkoop van sterken drank in het kl'oin raag worden vorlcend voor perooe- len, staand© ter weerszijde van den Zog- waardsolion weg, den Hoorn en den Sohin- kelwcg. Nadat nog besloten ia tegen Nieuwjaar, zooals gewoonlijk, weder langs 'do huizen der ingezetenen een collecte te houden, ten einde daaruit do jaarlijkscho broodbedee- ling to doen, wordt 'de vergadering geslo ten. Arlscnijbcreidkuiisl. In zijn Mom. van Antwoord op liet Voor- loopig Verslag botreflondo bet wetsontwerp tot nadere wijziging van dc wot van 1 Juni 1865, regelende do uitoefening der artsenij- boreidkunst, verklaarde do minister va® binnenlands oho zaken zioh te vcrcenigon met do mecning, dat or gcc® genoegzame grond bestaat- voor uitstel der behandeling van dit wetsontwerp. Hetgeen in 'den aanhef tegon het beginsel van het ontwerp in hot midden wordt ge bracht, houdt geen rekening met do gron den in do Mom. van Toelichting voor do noodzakelijkheid der wijziging aangevoerd. Wat aangaat do geheimhouding van don aard dor ziekte zij in 't oog to houden, dat juist het groot aantel der verzekerden per soonlijke bekendheid en persoonlijke belang stelling in don aaru der ziekte in den regel zal uitsluiten. Vennootschappen zijn mode onder maat* schappijen bogrepen. Leiden: Botlileliemskork. Donderdag avond 8 uron: Bybellozing. 19) VII. „Dank je wel, hoor!" Zoo sprak Jack Boaroroft, een paar dar ges later, toen hij beschaamd een pas ge- teekendo ohèque van 500 pond in zijn zak stak. „Ik zou er natuurlijk nooit aan gedacht hebben, je lastig to vallen, als ik niet wist, dat het je niet hindert. En het ia niet voor langen tijd; te® minste, dat hoop ik niet, verbeterde hij met ee® oprechtheid, waar voor zijn jeugd het eonig exouus was. De oude vrouw is nogal redelijk op het punt van geld, gewoonlijk; maar zij kan niet all es begrijpen. Zeg. Gibson, wat moet het gezellig zijn, als je zoo je naam kan zet ten onder een papiertje, zonder dat je be hoeft te tobben over het cijfer, dat er boven staat." ,,'t Is een genoegen, dat soms verveelt", zei Harold, op een onvriendelijke®, meer vermoeiden toon. Die vermoeidheid was over hem gekomen op den a/vond van zijn j onverwacht bezoek in Vernor Street en had hem niet meer verlaten. Jacks chronische geeuw werd aouut. ,3oe bedoel je dat?" „Och, zie je, als men maar eenigo ze kerheid ba®, dat die stukjes papiear iemand goed deden of te® minste, dat ze in de rech te zakken te land kwamen..." „Nu, daar kan je in dit geval op aan", grijnsde Jack. „Verbeeld jo, dat Lie het in de® verkeerden zak zou brengen 1 Maar je wilt mij tooh geen „goeden raad" geven, zooals ze dat noemen?" Dien ernst van Harold vond hij min of meer dreigend. „Volstrekt niet. Integendeel, ik wensoh- te, dat er iemand was, die mij een goeden raad gaf." „Tooh niet over gcld-uitgeven?" „Nee®, alleen over het voldoening heb ben van je gold-uitgeven. Jack, zeg, kan jij je wel voorstellen, dat do gedachte aan al dat geld soms een kwelling wordt?" „Nee®, dat ka® ik nietl" antwoordde Jack met ongeveinsde oprechtheid. „En als ik je vertelde, dat ik soms ver langd heb, met iemand anders te ruilen?" Jacks grijnslach bereikt© do uiteiste grens. „Tooh zeker niemand in Engeland; want geen mensch heeft meer stukken van de koninklijke munt dan jij." De beweging, die Harold maakte, herin nerde levendig aan die van een weekdier, dat in zijn schelp kruipt. Toen Jack dat deel va® heb gesprek over vertelde aan een viiend, vond deze, dat iemand, die letterlijk van geld was gemaakt en die ergens anders aan dacht da® er het meeste plezier van te hebben, inderdaad een ezel was. De persoon in kwestie begreep ook, dat hij zich belachelijk bad gemaakt met sym pathie te verwachten bij Jack Bearcioft. Meor hoop had hij op Algy, die hij over een uur wachtte, om hem to spreken over een opvolger van Hopkins. Want deze was onherroepelijk veroordeeld. Een onderzoek had aan het licht gebracht, van waar het vierspan kwam, het geld voor uitstapjes naar do zeekust of reisjes naar Parijs. Hij wist nu ook, dat een vrij groot deel van het goi.l, dat hij meende te offeren op het altaar der kunst, verdwaaldo in handen van theater ster ren. En telkens weer gevooldo Harold dien bijna physieken afkeer, welke over hom was gekomen in do feestzaal van het Te huis, on daarbij kwam de plaag van pu bliciteit; want do bladen van allerlei kleur baalden natuurlijk hun hart op aan dit goval. Harold verlangde zeer naar Algy; deze zou niet alleen raad geven maar ook be grijpen. -Algy grinnikte ook niot, als Jack gedaan had, en hij was niet verlege® over de keuzo van ee® nieuwe® directeur. Algy was nooit met iets verlegen, en als adviseur maakte zijn zelfvertrouwen hem bijna volmaakt. Doch als vertrouweling haperde er iets aan. „Ik weet heel good", zei Harold, tastend overgaande va® do directeurskwestie tot die van zijn teleurstelling on ontmoedi ging, dat do meesten mijner kennissen een idee hebben, of ik boven op een hoop geld zit, terwijl ik 6oms een gevoel heb, of heb gold boven op mij ligt en mij plat drukt." Dezo opmerking zou Jack hebben doen grinnikenAlgy bepaalde zich tot een glimlachje. „Allemaal schuim 1" besliste hij, zonder eenige aarzeling, met een handgebaar, öafe allo aardscho rijkdommen naar den achter grond scheen te bannen. „Wie zou er zoo zwak van geest zijn, zich te laten verdruk ken door dat gele slijk 1" „Slijk, maar eLijk, dat do werela schijnt te regceren. En ik kan do gedacht© niet kwijtraken, dat heb mij in bewaring U ge geven om er iets mee to doen, niet voor mij zelf alleen. En toch loopt alles, wat ik pro beer op een fiasco uit." „In bewaring, zeker, dat zeg je goed. En dat van de wcrold-regeeren heb je ook bij hot rechte eind. Ach, wat zou er geoogst kunnon worden, als het maar goed werd besteed I Wat zouden wij, philanthropen, veel kunnen doen, 6©holen ttichten en zoo, als er maar niet zoo angstvallig behoefde geroken® te worden." Hij was opgestaan en stapte de kamer op en neer, rodoneerend over do tchoone din gen, die er gedaan konden worden. Harold luisterde met ongeveinsde be wondering zelfs mot een weinig jaloezie. Heerlijk, zoo zeker van zij® zaak t© zijn I En dio ijver 1 Wie zou gedacht hebben, dat die kloeke, stevige jongeman zoo vol hoogere aspiraties was! „Op mijn woord, Algy", bekendo Harold met een laohje dat niet geheel vrij van bit terheid was, „ik geloof, dat jij beter voor millionnair geschikt zou zijn dan ik." Met een tweede aouverei® handgebaar daalde Algy weer uit de hoogte neer op den beganen grond. ,,'t Kan bost zijn. Maar liet is nu een maal ander*1 beschikt". „Algy", z©i Harold, weet jo wel, dat ik soms jaloersch op je ben?" „Gekheid!" lachte Algy. Harold voelde ee: klaps dat hij niets meer to zeggen had aan zijn vriend. Ver ontschuldigend tprak hij „Ik moot weg; ik heb om twaalf uren een afspraak. Ik ze je natuurlijk weer, zoodra de zaken in Vcrncr Street geregeld zijn." „Begrepen," zei Algy met de goedige uitdrukking, die „ernstige" menschen aan nemen, als er sprake is van verklaarbare imenLchclijkc zwakheden). Juffrouw Hale natuurlijk Harold lachte, doch niet ongedwongen. „Neen, naar haar ga ik nu niet. Mijn doel ia een schildersatelier. Ik heb jo nog niet verteld, dat ik 4 osecr voor mijn por tret of ten minste van plan ben, dat to doen." „En dat moet komen t© hangen in haar boudoir, natuurlijk?" vroeg Algy op den- zelfden goedaardig spottonden toon. „Zeker zal ik heb portret aan juffrouw Halo p Sylvia geven, als het goed uitvalt natuurlijk." „Dc artitt is een .n je protégés?" „Ja, dat is t© zeggen: dc dochter van een van hen." Algy schuddo het hoofd in half vaderlij ke, half komieko verbazing. „Do dochter? Eu wat zegt juffrouw Halo daarvan?" „O, het moet een verrassing voor baar blijven, en eigenlijk is hot een p.oort liefda digheidswerk. 't Zijn arme zielen; cc va- der is het wrak van een mcntch van een genie misschien on dc dochter vecht dap per voor haar leven." „En hoo oud is dio dappere strijdster?" vroeg Algy met nadruk. „Ik weet het niet: om cn bij dc twintig, denk ik/' (Wordt vervolod.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1904 | | pagina 5