De derde klas.
Reeds derf geheelen dag had zij geroepen
„Lucifers, meneertje? Voor één cent maar,
asjeblieft;" Maar zij liad nog bijna niets
ontvangen.
„Ontvangen," zeg ik, want niemand
kocht iets met zulk een weer, doch eenige
:medelijdende mensohen hadden haar wat in
de hand gestopt. Maar zij had nog niet ge
noeg; als zij daarmee thuiskwam, zou zij
dooi haar vader geslagen worden en toch
weer de straat op moeten gaan.
„Maar was er dan zoo;n groot gebrek
thuis?" zult gij vragen. Wij zullen haar
even daar laten staan en naar haar wo
ning gaan, in een van de armste buurten
van ANa vijf vermolmde trappen op
geklommen te zijn, komen wij eindelijk op
het armoedige zolderkamertje terecht
Eerst moeten onze oogen aan de duisternis,
dde er heerscht, gewennen en dan zien wij in
dep hoek een matras en daarop een broer
tje van Mar; et je, want zoo heet die kleine
bedelares, en daarvoor zit op een ouden
stoel haar moeder met haar kleinste lieve
ling op haar schoot.
„Moeder 1° klinkt het plotseling van de
matras, „moeder, ik heb zoo'n honger en ik
ben zoo koud
„Sst", fluistert zij, „als Marictje thuis
komt, dan krijg jo een boterham
Ach, zij is het niet gewoon, dat haar kin
deren om brood vragen en dat zij het niet
kan geven. Nog voor een jaar waren zij
welgestelde burgers, totdat de man zonder
werk geraakte en hij, oon troost te zoeken,
naar de kroeg ging.
Nu was spoedig het eene stuk meubel na
het andere naar den lommei d gegaan en
eindelijk kwamen zij hier op dit kamertje
terecht.
Maar kon zij dan niet uit werken gaan?
Aoh neen, zij kon toch do kinderen en
vooral haar zieken Jan niet. alleen laten 1
Want aJs vader dronken thuiskwam, sloeg
ihij haar en do kinderen zóó onbarmhartig,
dat hij vast de kinderen dood sloeg, als zij
er niet was om ze te beschermen.
Maar reeds te lang hebben wij de kleine
Mario daar alleen laten staan.
Na nog eenige malen, vruchteloos, haar
eentonigeai roep: „Lucifers, meneertje i"
te hebben doen hooren, besluit zij eindelijk
naar huis te gaan, want vader zat om dezen
tijd altijd in do kroeg en het is nu zoo
houd. Daar komt zij eenige vroegere school
kameraadjes tegen. In het voorbijgaan
tiekken zij even het neusje op en éón hun
ner zegt zoo hard, dat Marietje het hooren
kan: „Wie weet hoo vies heb kind nu isT'
Marietje barst in snikken los, en de tranen
vlooien langs haar wangen.
Dit wordt bemerkt door een ouden heei,
die reeds eenigen tijd het kind van verre
heeft gadegeslagen. Hij treedt nu op haar
toe en vraagt haar waarom zij zoo bed 1 oefd
is. Na eenig aarzelen vertelt zij den vrien
delijken heer haar geschiedenis. Nadat zij
geëindigd heeft, vraagt hij haar adres. Hij
zal even met haai meewandelen. In den
dichtst bij zijnden bakkerswinkel koopt hij
nu eenig brood en wat chocolade voor haar
zieken broer Jan. Voor moeder wordt een
omslagdoek: gekocht en na haar eenig geld
in de hand gestopt te hebben, neemt de heer
afscheid, met de belofte eens bij haai moe
der aan to komen.
Verheugd loopt Marietje naar huis en
toont daar haar schatten. Moeder kan haar
oogen niet gelooven, en zij vraagt Marietje
of zij daar wel eerlijk aan gekomen is. Nu
.vertélt Marietje haar ontmoeting en moe
der is gerust gesteld.
delijk wordt er brandstof gekocht en
brandt ei' weldra een heerlijk vuurtje en
is het brood gesneden en zitten allen om de
tafel. „Hé, nu moest vader er bij zijn P'
oppert Marietje.
Doch vader is in de kroeg en zal daar
wol den ganschen av i'd blijven; daar zijn
zij ook al aan gewoon 1
Aldus vierdo men op dit kamertje nu
^ixich óók feest I
Nu zult gij allicht vragen hoe het verder
met dit gezin afliep 1 Ja. dit ligt eigenlijk
niet in mijn bedoeling,- daar dit een ver
haal is, alléén over den St.-Nicolaasavond
in die woning, maar ik zal toch nog even
dooi vertellen.
De vader van Marietje kreeg eenige da
gen na dit feest groote ruzie met zijn
krocgvrienden, welke uitliep op een vecht
partij, waarbij hij bijna doodalijk gewond
word.
Doch zijn vrouw paste hem zóó gfoed op
en de oude heej' zorgde zóó goed. voor ge
neesmiddelen, dat hij eindelijk herstelde,
niet alleen van zijn ziekte, doch ook van
zijn drankzucht.
Marietje behoeft nu niet meer te bedelen
want vader heeft door toedoen van hun
weldoener een betrekking gekregen en wel
dra leefden zij weer even gelukkig als vroe
ger.
De derde klas deT EngeLscho spooi wegen
vierde in de vorige maand haar diamanten
jubileum.
In November 1844 trad de wet in wer
king, die bepaalde, dat „iedere spoorweg
maatschappij dagelijks op haar geheele lijn
en tussohen alle stations een trein moet
laten rijden, met een snelheid van twaalf
Engelsche mijlen per uur, die do passa
giers voor een prije van een penny per
Engelsche mijl vervoert en wel in wagens,
welke van zitplaatsen vooizien zijn en be
schutten tegen ongunstige weeo-sgestcld-
heid."
Tot 1844 had men. in plaats van derde
klas-wagens open beestenwagens, die achter
de goederenwagens hingen. In deze beesten
wagens konden do reizigers ,die goedkoop
wilden reizen, een onderkomen zoeken; zij
waren blootgesteld aan weer en wind, aan
don rook en het roet der locomotief, en het
zitten weid hun opzettelijk onmogelijk ge
maakt.
Het was hun verboden een handkoffer
mee te nemen, die als zitplaats zou kun
nen worden gebruikt. Wie gedurende de
reis wilde zitten, moest maar tweede klasse
nemen. In plaats van de open beestenwa
gens voerden later wel een paar spoorweg
maatschappijen overdekte wagons in, maar
daarin waren geen ramen en natuurlijk
evenmin zitplaatsen. Van verlichting bij
nacht was natuurlijk geen sprake. De kos
ten voor de reis in zulke bij de goederen
treinen aangehaakte wagens bedroegen l£
penny per Engelsche mijl, dus de helft
meei dan de wettige prijs der derde klas,
die in 1844 werd ingevoerd.
Deze wet, die grooten deels te danken was
aan de bemoeiingen van Gladstone, werd
in den beginne door de spoorwegmaat
schappijen met grooten tegenzin opgevolgd.
Alleen do ééne voorgeschreven trein met den
de: klas-wagen ging dagelijks heen en
weer en men nam alle mogelijke middelen
te baat, om het publiek te beletten van de
zen trein gebiuik te maken. De „neger-
trein", zooals hij genoemd werd, moest
steeds uitwijken voor personentreinen eer
ste en tweede klasse en zelfs voor snelle
re goederentreinen en dergelijke dingen
meer.
Eeist langzamerhand kwamen de Engel
sche spoorwegmaatschappijen tot het in
zicht. dat het passagiers ver keer derde klas
se goed betaald werd. De „Midland"-
spoorweg haakte in 1872 aan al haar trei
nen wagens derde klas aan. In October
1874 stond dezelfde spoorwegmaatschappij
op het punt haar neit in verbinding te
brengen met een spoorweg door Schotland.
Er moest nu nieuw waggonmateriaal wor
den aangeschaft en deze quaostie werd ern
stig overwogen, daar het passagiersverkeer
niet genoegzaam toenam cn de treinen te
veel dood materiaal achter zich aansleep
ten. Het bleek, dat een waggon eerste klas
450 pd. st. kostte en sWM 530 pd. st. pei'
jaar opbracht; een waggon tweede klasse
kostte 350 pd. st. en bracht jaarlijks slechts
430 pd. st. op. Een waggon derde klasso
daarentegen kostte slechts 270 pd. st. en
bracht niet minder dan 890 pd. st. per
jaar.
De spoorwegmaatschappij vereende dus
aan den derde-klas-passagier haai' divi
denden.
De Midland-spoorwegmaatscliappij maak
te den lsten Januari 1875 bekend, dat de
tweede klas op haar lijnen was afgeschaft.
Deze nieuwigheid werd sterk aangevallen,
maar het is op den Midland-spoorweg zoo
gebleven. De waggons derdo klas hebben
boklecde zitplaatsen en zijn even gemak
kelijk ingericht als voorheen de tweedeklas
was.
De meeste andere Engelsche spoorweg
maatschappijen hebben de waggons tweede
klas behouden. Van de meei dan duizend
millioen passagiers, die in het verioopen
jaar gebruik maakten van de spoorwegen
van Engeland en Wales, reisden 28 millioen
eerste, 67 millioen tweede en 944 millioen
derde klas.
Een arbeidscontract uit
de oude doos.
Uit een oud Grieksoh handschrift vau
183 na Ohrut-ua is een arbeidscontract
opgedolven tusschen een ingezetene van
de stad Oxyrhynohos en den eigenaar van
een weverij aldaar, dat zeer eigenaardig
is.
„Ischyrion, zoon van Heradion en
van Oxyrhyndhoa, en Heracles, zoon van
Sare-piop, ook genaamd Leon, zoon van
Heraolides, zijn moeoer zijnde wever
in voormelde stad, zijn overeengekomen:
Ischyrion, eenerzijdss, dat hij als leerling
geplaatst heeft bij HeraclesThonus,
zijn pupil, om onderwezen te worden in
de kunst van het weven, voor den tijd van
v ij f jaren, ingaande den lsten der vol
gende maand Phaoph. Hij zal zich gedu
rende dien tijd eiken dag van onsopgang
tot zonsondergang ter beschikking stellen
van den wever, om, op denzelfden voet
als de andere leerlingen, 'alle bevelen op
te volgen, die deze zijn leermeester hem
zal geven; zullende Ischyrion gehouden
zijn, voor zijü voeding te zorgen.
Gedurende de eerste twee jaar en zeven
maanden van het 3de jaar zal Heracles
den jongen geen loon betale maar in de
daaropvolgende 5 maanden van het 3de
jaar zal Heradcs hem maandelijks een
loon geven van 12 drachmen (d. i. ruim
5 gld.evenzoo in het 4de jaar 16 drach
men per maand en in het 5de jaar 24 dracbs.
men per maand. Bovendien zal Heracles
aan den leerling op zijn thans bereikte 24-
ste jaar een tuniaa (d. i. een wit wollen
onderkleed, dat op het bloote lijf gedra
gen wend) verstrekken ter wairae van J6
drachmen; op zijn 25ste jaar een tweede
tunica ter waarde van 20 dr.evenzoo op
zijn 26ste jaar een tunica van 24; op zijn
27ste jaar een van 28 en eindelijk op zijn
28ste jaar een van 32 dr- waarde. De jon
gen zal 20 vrije dagen iü een jaar hebben
(nl. op do feestdagen) zonder dat hem
deswege op zijn loon, zooara hij dit geniet,
mag worden gekort. Mocht hij echter door
ziekte, uit luiheid of ongehoorzaamheid
dat getal overschrijden, dan moet Ischy
rion den jongen een overeenkomstig getal
dagen beschikbaar stellen en zal deze zon
der loon op de hierbovon vermelde wijze'
al zijn verplichtingen nakor ?n, terwijl
Ischyrion voor diens voeding zal zorgen,
daar dit in het contract is bepaald.
Heracles zijnerzijds stemt met al deze
bepalingen in en verklaart zich bereid,
den leerling in de gemelde kunst te onder
richten in alles, wat hij zelf weet, gedu
rende don tijd van vijf jaren, cn het maan-
dolijksch loon uit te kecren als hiervoren
omschreven, beginnende met de Cste maand
van het 3do jaar.
Partijen zijn niet bevoegd, van één dezer
bepalingen af te wijkenzijnde voor het
geval van afwijking de boete bepaald op
100 drachmen ten bafe van de andere par
tij en op een gelijk bedrag ten voordeele
van de schatkist.
Deze overeenkomst is rechtsgeldig.
Het 24ste jaar van keizer Marcus Aure-
lius Commodus Antonius Augustus Arme-