meer in aanzien in Frankrijk, Duitschland en niet bet minst in Holland, waar ook he den nog de meeste rook de lucht in wordt Eigenaardigheidsbalve laten we hier een lijst volgen van de hoeveelheid tabak, die tegenwoordig dootr do rookere over de be schaafde wereld verdampt" wordt, zoo in pijp, als sigaar, als sigaretto en geconsu meerd als pruim". Bovenaan staat Neder land, waar per hoofd jaarlijks 3400 gram tabak in rook opgaa\ Dan volgen de Ver. Staten van Noord-Amerika met 2110 gram; België met 1552 gram; Duitschiand met 1445 gram; Australië met 1400 gram; Oos tenrijk met 1350 gram; Noorwegen met 1335 gram; Canada met 1050 gram; Zweden met 940 gram, Frankrijk met933 gram; Rusland met 910 gram; Portugal met 850 gx«m; En geland met 680 gram; Itauë met 635 gram; Zwitserland met 610 gram en in Spanje bedraagt dit slechts 550 gTam por hoofd. Onze voorouders waren verzot op hun pijpje, ofschoon ze dit nooit willen weten. Vandaar ook, dat voor toeback-winkeJs ge woonlijk vreemde lookers op de uithang borden stonden geschilderd. Honderden exemplaren kon on ban men nu nog in ons land vinden van „De Rookende Moor." Som tijds werd die Moor met zijn lange pijp tot schilddrager verheven van het stadswapen. „De Rookende Amerikaan" hangt nog te Leeuwarden uit aan een tabakswinkel. Wei nige ja/ren geleden had een kruidenier te Groningen in de Peperstraat „De Drie Mary landers" boven zijn deur. Elders vond men ,,De Drie Slaven", heel deftig hun lange pijp rookende en „De Neger" aan een tabakswinkel te Sneek. Ook ,,De Rookende Pool" maakte een goed figuur aan zulke winkels. Fi>n tabaksverkooper te Amsterdam, die in „Jozua" woonde (het huis had namelijk een steen met die bijbelsche figuur in den gevel), begreep, verhaalt, ons Ter Gouw, dat dit geen geschikt uithangteeken was voor een tabakswinkel. Hij plaatste daar om een „Indiaan" op zijn stoep en bracht heel handig beide personages in zijn op schrift te pas: „Jozua bad den Heer van liarte aan, Dat de Zon en Maan bleof stille staan. Puik van Varinas en goê blaan Haalt men hier in den Indiaan." Naast den Indiaan stonden „De Drie Jonge Italianen." Zoo'n uithangbord vond men in de Vijzelstraat bij het Singel. Daar hing een goed geschilderd bord, waarop drie jongelieden waren afgebeeld, de een met een witten, breed geianden stroohoed op, in een kaneelkleurigen rok met zwa luwstaarten, naar den toenmaligen smaak een ander in het zeegroen, doch alle diie in zomerkleedij, aan den oever der zee staande tusschen tabaksrollen, met een nc- 'ger op den achtergrond en daarondei„De Drie Jonge Italiaanders." Zooals we reeds zeiden, zag men weinig echte „Hollandsche Dampers", daarente gen wel „Gooische Boerinnen"; een be wijs, dat de boeiinnetjes van Gooiland in dertijd als kranige rooksterg bekend 'ston den, een merkwaardigheid, die nu ook al uitgestorven is. Voor een goed rooker bestond ci' boven dien nog een extra-cadeautje. „Gij Toebakdrinkers verheven, Die Toebak drinken tot aan 't end van haar leven, En Toebak believen te halen en te betalen, Die zullen Sondags een Pijp tot rente ha len zong een tabaksverkoopor te Amsterdam, op de Noordermarkt, en toch kwam hier ook al concurrentie, want een ander schreef op ziin uithangbord: „Pitje, patje.poe! Hier verkoopt men Tabak en geeft fcchoone pijpen toe/' Onze tegenwoordige tabaks winkeliers heb ben dit gebruik, gelukkig genoeg, in eere gehouden, maar noode mist men bij cle meesten op de tabakpakjes de verklaring, die 18de-eeuwers daarop drukten: „Puik Varinas, zoet van geurtje, Zoekt je die, zoo komt bij mij, Goed van smaak, van reuk en kleurtje Vindt gij altijd bij ,,de Blij." Daarom bid ik, goede luiden, Ziet mijn Merk en Zegel aan, Dat er van geen andxe kruiden In mijn briefjes wordt gedaan." Die meneer „de Blij" woonde te Leeuwar den. Dat was in den gulden tijd der Pijpen- brandere, een beroep, dat thans niet meer bestaat, en dat bestond in het aan de vuur proef onderwerpen detr Gouwen aars. Hot pijprookesn, weleer een bijzonderheid dor Hollanders, is tegenwoordig naar Bel gië en Duitsahland verplaatst, waar reen ieder „Jefke" en „Michel" met een „neus- brandar" of „lange Duiteche" op straat ziet loopen. En toch mogen wij er trotsch op zijn in musea do schoonste pijpen-ver- zameling te bezitten. Men werpe deohts een blik in het Rijksmuseum (o. a de verzame ling NowaZembla) te Amsterdam. Een der merkwaardigste pijpen onzer voorouders was de z.g. bruiloftspijp. Deze werd bij hu welijken als het schoonste geschenk be schouwd en geon wonder 1 Zé had zes kop pen en kon daardoor den rooker in de ge legenheid stellen een mengsel van de heer lijkste tabak-soorten tegelijk te genieten. We zouden baast durven beweren, dat de Hollanders het idee hierdoor aan de hand hebben gedaan om sigaren te rooken, op gevaar af door deskundigen er te worden op gewezen, dat de sigaar (cigarro) een uitvinding is der Spanjaarden. Over Chrysanten. Een chrysant is een forsche bloem. Daar om laat zij zich moeilijk binden; veel fraaier staat zij alleen of met enkele van haar zusters samen, dan in groot gezel schap. Haar kracht zit in haar isolement. Chrysanten komen op haar voordeeligst uit in flinke vazen; meer dan vijf moeten er niet bij elkaar staan. Vooral moeten ze niet te groot, niet te bossig zijn. Trouwens, in de laatste jaren behoeft men daarvoor ook niet meer te waarschuwen, want die reusachtige bloe men ziet men gelukkig niet meer. Dit was vóór enkele jaren een rage. De chrysant kon niet te groot zijn. Alle ande re bloemen van een plant werden opgeof ferd, als er maar één kon behouden blij ven, die de grootte had van een kinder hoofd. Grooter wansmaak was niet te den ken. Die groote bloemen geleken wel raag bollen; soms hingen de bloemblaadjes zoo lodderig naar omlaag, alsof het een hand vol zuurkool' was, zóó uit het vat gegrepen. Die manie van onevenredige ontwikke ling is ten einde en dat is maar gelukkig, want het publiek kreeg allengs* genoeg van die dwaasheden, en als men er niet &poedig mee geëindigd was, ware de cultuur mis schien geheel verloopen. Maar nu is dat weer anders geworden. Wat nu in de bloemenwinkels wordt aan geboden., is in huis te gebruiken. De Londensohe lekkerbekken eten op het oogesublik, als geliefkoosd gerecht, salade van chrysanten I En weldra zal do chrysan- tensalade op geen enkele tafel, uxq aan spraak wensoht te maken op het epitheton ,,in orde", kunnen ontbreken. Bij het bord van de vtouw des huizes, zoo lezen wij in een Engelsch dagblad, „staat een groote ruiker, bijna geheel van chry santen. Op een teeken brengt een knecht een Chinceechen schotel, blauw en wit. De gastvrouw 6toat op en ontbladert eenige chrysanten, waarbij zij een paar roze- en violeblaadjes doet. Zij mengt dit alles dooreen en schenkt er olie, azijn en de ove rige ingrediënten bij. De witte chrysanten zijn de bette voor salade; bij voorkeur neemt men de Duehes se de Sutherland. Van twee bloemen van dien naam kan een salade gemaakt worden voor zes personen. Deze salade L heerlijk van smaak en doet denken aan asperges." De sprekende prentbriefkaart Het nieuwste op het gebied der prent briefkaarten zijn, volgens het ,,N. Wien.' Tbl.", gramophoonplAten, waarop da af zender door de gramophoonst-ift alles kan graveeren; wat nden ontvanger zeggen wil. Te dien einde werden eigenaardige opnamtsapparaten gemaakt, welke in elk groot lokaal worden opgesteld, waar zij dan automatisch moeten werken. Men legt de kleine plaat in de gleuf, betaalt 'deD vastgestelden prijs en spreekt er nu dapper; op los, totdat de schijf met de opgenomen; woorden uit den toestel rolt. Deze is bereids op de eene zijde voorzien van gom, welke men nog slechte heeft te bevochtigen. Is da, schijf, welke nauwelijks de dikte heeft vanj een vingernagel, op een gewone postkaart of op een voor het doel artistiek bewerkte prentbriefkaart bevestigd, dan wordt zo i als 'drukwerk ter poet bezorgd. i De ontvanger steekt de kaart in den mi-1 niatuur-gramophoon, richt do stift en laat i het werkje afloop en. Alsdan begint de kaart te spreken en de geadresseerde behoeft) slechts de ooren to spitsen, opdat hem j niets ontga van wat op oe kaart geschreven j staat. De plaat heeft veel weerstan'dsver-1 mogen en wordt nooit door den poststempel) noch door andere indrukken beschadigd; ze kan ook opgerold of gevouwen worden,! zonder 'dat het schrift er door bedorven! wordt. De uitvinder is een ambtenaar, diej zich met een bekende chooolade-firma ver-; bonden heeft, om de sprekende prentbrief-, kaart, die reeds in alle Staten wettelijk isl beschermd, haar vlucht door de wereld tel laten maken. Thans wordt nog aan de kleine gramo; phoons gearbeid, die tot een spotprijs wor den afgegeven, zoodat de aanschaffing van; het meest moderne rorrespondentiemiddeJ nauwelijks vijf gulden kosten zal» TAAI LEVEN. Dat bij onbeschaafde volksstammen een i merkwaardige geneeskracht bij verwondin gen bestaat, is bekend, en „The Lancet" gaf daarvan onlangs weer een paar voer-1 beelden. Het eerste geval betrof een jongen in boorling, wien een ander, om onbekende i reden, don hals had afgesneden. De arts kwam pas twaalf uren later en vond een groote en diepe wond, 'door de buren met allerlei vuil volgestopt, maar met onge-j deerde bloedvaten. Hij deed wat mogeiijkj was, maar liet den man verder naar het; hospitaal brengen, en twaalf kilometers ver Dit was niet anders dan met gebrekkige middelen mogelijk en lang3 een slechten1 weg, zoodat onderweg weer een nieuwe bloeding optrad, on do lijder zeer uitgeput aankwam. Den volgenden avond, was hij echter al uit bed verdwenen om te gaan dansen. Hij bad dansmuziek gehoord en was niet kunnen' blijven liggen. Dit be zorgde hem weer een nieuwe bloeding, I maar hij danste toch door en de verpleeg ster kon hem niet eer opva/ngen, voor hij neergezegen was. Den volgenden dag wist hij er niets meer van, en na veertien dagen was hij geheel genezen- Het andere geval betrof een poging tot zelfmoord. Een jonge Kaffer in Zuid-Afri- ka had een geweer tegen zijn kin gezet, en met zijn been den trekker overgehaald. Do kogek vernielde de' onderkaak, scheurde een stuk van de tong af, verwoestte een deel van de bovenkaak en kwam onder het oog weer naar buiten. De arts vond den gewon de met nauwelijks voelbaren pole, schijn baar stervende Hij durfde hem niet meer laten vervoeren, en gaf maar wat boorwar ter, om de wond' te reinigen, en verder den raad, warme, natte doeken toe te passen. Een week later kwam de boodschap, dat 'de jongen weer beter was en na nog twee weken kwam hijzelf meer dan twintig kilometer ver gewandeld naar het hospitaal. De tong en de kaak en alles was weer genoegzaam genezem Al dien tijd had hij geleefd van kafferbier.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1904 | | pagina 11