LEIDSCH DAGBLAD, ZATERDAG 15 OCTOBER. - TWEEDE BLAD.
PERSOVERZICHT.
FEUILLETON
De BiamaiitenöieiStal.
No. 13695.
Anno 1901.
In de Haagscho correspondentie van de
Zutphensche Courant wordt besproken het
noodwetje voor de Overijsel-
e c hc kwestie.
Voorop stelt de schrijver, dat, als er een
wettelijke regeling moot zijn, die een der-
gelijko kwestie oplost, het behoort te zijn
een algcmeene regeling, niet een voor dit
bepaalde geval.
Maar bestaat er werkelijk een leemte in
di wet en is een wettelijke regeling noo
dig?
D0 minister van binnenlandsche zaken
heeft geweigerd den Commissaris dor Ko
ningin in 0verij9el do op 4 Augustus ge
vraagde machtiging te verlecnen om do
Staten togen 25 Augustus in buitengewone
vergadering bijeen to ra»pcn. Hoe kon
de Minister dio weigering rechtvaardi
gen?
„In de M. v. Tool. beproeft de Minister
do rechtvaardiging door de berworing, dat
als hot verkiezingen geldt na een ontbin
ding, van artikel 66 der provinciale wet
(het artikel betreffende de machtiging voor
buitengewone vergadering) geen gebruik
mag worden gemaakt, omdat art. 66 het
bepaalde in art. 73 der Grondwet nLt to
niet kon doen. „Artikel 73 der Grondwet
zoo lezen wij in 's Ministers Memorie
eischt, dat in geval van ontbinding een
last van den Koning den dag der keuzo
bepale er dat deze last zij gegeven in bet
ontbindingsbesluit. Een besluit, gegrond
op art. 66, is uit dien hoofde niet toe
laatbaar voor het geval, waarvoor art. 73
dor Grondwet Ion regel stelt. Ook for
meel blijkt dit uit het verband van art.
63 dor Provinciale wet met art. 117 der
Kieswet."
Leest men nu de verschillende bepalin
gen, dan is het onverklaarbaar hoe do
Minister dergelijke beweringen in dit
staatsstuk heeft durven neerschrijven.
Vooreerst is het onjuist, dat art. 73 der
Grondwet eischt, dab in geval van ontbin
ding een last van den Koning den dag der
keuze bepale in het ontbindingsbesluit. Fr
staat in art. 73, dat het ontbindingsbesluit
den last inhoudt ,,tot hot verkiezen van
nieuwe Kamera binnen 40 dagen" wat
geheel iets andera is. Stel, dat in Juli bij
het ontbindingsbesluit alleen do List was
gegeven om binnen 40 dagen tot verkie
zing van een nieuwe Eerste Kamer over
tri gaan en allo commissiën hadden daarna
machtiging genvaagd cn verkregen om de
Staten op een zekeren datum binnen die
40 dagen met het oog op do verkiezing bij
een te roepen was dan ook niet geheel
aan het grondwettig voorschrift voldaan?
Neen, zegt de Minister, want art. 63 geldt
nieb en mag niet gelden voor ontbindings-
verkiezingen. Waar staat dat? Art. 66 dor
Prov. wet is zeor algemeen. Het luidt:
„Buitengewone vergaderingen worden, zoo
dikwijls hot-, „tot heb doen van keuzen,
door do wet wordt gevorderd," of wij het
rt dig oordeclen, na voorafgaande, op
roeping door Onzen Commissaris, daartoe
telkens door Ons to machtigen, gehouden."
Waren het hier, mag men vragen, dan
geen keuzon, door do wet, ja zelfs door de
Grondwet gevorderd? En 's Ministère be
roep op art. 117 der Kieswet om zijn be
toog te versterken is al heel ongelukkig.
Dc Min. wijst cr op, dat in dit artikel
staat: ,,De verkiezing tor vervulling de>r
plaatsen, dio, door ontslag, overlijden of
om een andere reden openvallen, geschiedt
binnen 30 dagen na dat openvallen," maar
hij voegt er niet bij, dat indatzoldo artikel
staat: ,,In geval van ontbinding der Eer
ste Kamer geschiedt do verkiezing van le
den der Eerste Kamer binnen 40 dagen
na do dagteekening van liet besluit dei-
ontbinding." Ging 's Ministers redenee-
ring op, dan zou dio bepaling in do Pro
vinciale wet eenvoudig onzin zijn, want
dan zou do Koning en de Koning alleen
kunnen bepalen op welken dag do verkie
zing moet plaats vinden, in dien zin, dat
ei na dien dag geen verkiezing meer mag
plaats vinden, ook al is do fatale termijn
van 40 dagen nog niet vcrloopen. Maar als
dat waar is, dan zou een Kon. besluit een
stellig voorschrift van de Grondwet kun-
37)
„De goedo Lange", zoo schrijft Ingram
*«n den noordelijken oevei van hel TchvJ-
meer „was van onzc-n grooten marsch van
heren zóó vermoeid dat hij jiadcijk na
het opslaan der tent zich op den grond
wieip en zich niet weder vorroerdo, voor
dat onze zwarte kok Achteed meldde, dat
het eten gereed was.
Ik had intusfcehen do voorvallen van he
den volgens mijn vluchtige potloodaantec-
keningen in het dagboek geschreven. Lange
vroeg mij met verbazing waar ik do wils
kracht vandaan haalde voor zulk een ai-
beid, waarop ik een ontwijkend antwoord
gaf Waarvoor zou ik hem kwellen met mij
pedanterie? Deze vorm van zclfgevallig
uitkramen dei eigen philosophie is toch
niets anders dan een vorm van egoïsme, dat
ik in i ij bestrijden en tot in zijn laatste
schuilhoeken vervolgen moet; een geringe
boeto voor datgene, wat ik m.sdreven heb.
Deze bladen kunnen het getuigen, hoo ik
er naai gestreefd heb uit mijn gedachten
het verlokkend beeld van haar ver te hou
den, die mij verblind heeft. Do lango ster
renachten dor woestijn, waarin ik uren
lang zakker gelegen heb met over het ver
leden na tc denken, hebben niet haar lief
tallig gelaat laten verbleekon, maar steeds
schei per hebben zij dc lieflijke trekken
van het arme meisje doen oprijzen, dat ik
har beleed bezorgd heb.
Arme, arme Anna! De oogon worden
nen te niet doen. De wetgever, dio de pro
vinciale wet maakte, heeft het anders be
grepen. Hij heeft de -verkiezingen, die
het gevolg zijn van een ontbinding, onder
do door do wet gevorderde verkiezingen
begrepen en van art. 66 (het zoogenaamde
maöhtigingsartikol) moohc. dus in dezen
wel degelijk gebruik worden gemaakt. En
zelfs al stond er in de Grondwet, wat
niet liet geval is dat de Koning en al
leen de Koning het recht heeft een datum
voor de verkiezing vast te stol Ion, dan zou
toch niemand den Koning ook het recht
kunnen ontzeggen, om, als ie verkiezing
niet is doorgegaan, door wijziging vau het
Kon. besluit aisnog een andoren dag voor
do verkiezing te bepalen. Van wolko zijde
men de zaak ook beschouwt, altijd komt
mon tot de conclusie, dat de legeering
zondoj. gegrond motief haar medewerking
heeft geweigerd om zoo spoed'g mogelijk
te verkrijgen een Eerste Kamer, zooi's die
volgens dc Grondwet saam geste ld moot
zijn."
In een breed motiveerend artikel beant
woordt do Nieuwe Rotterdam^che Courant
do vraag of er geen andore uitweg te vin
den was geweest om uit de Overijselsche
kwestie te raken dan dit wotje. Het bLad
gaat in do Memorie van Toelichting behan
delde uitwegen na, en geeft do Regeering
toe, dat diie daarvan gesloten waren, of
beter, dat dit geen uitwegen waren.
Herhaling van hot besluit tot ontbinding
zou bedenkelijk zijn geweest-; wijziging van
het ontbindingsbesluit ging evenmin aan
en van toepassing \\.n art. 129 (juncto
128) der Provinciale wet kon geen sprake
zijn. Verkiezing van leden der Eerste Ka
mer door een Commissaris dei' Koningin is
met de Nederlandschc staatsinstellingen
vierkant in strijd. Maar wat het blad aan
do Regeering niet k m toegeven is, dat ook
do vierde uitweg, do weg van art. 66 der
Provinciale wet, voor haar gesloten was.
Orn te bc-wijzon, dat dit wèl het geval
was, heeft de Regeering aangevoerd, dat
het bepaalde in art. 73 der Grondwet nooit
Anders is verstaan en redelijkerwijze niet
anders kan verstaan worden; dan dat de
last des Konings stiekt om een vasten dag
voor de keuze to bepalen, gelijk die last
ook voor het samenkomen der nieuwe Ka
mer niet een tcimijn van twee maandon
opent, maar écn bep-alden dag behoort aan
te wijzen.
Het argument der Regeering wordt ont
zenuwd, wanneer men bedenkt, dat het niet
meer wil zeggeD, dan dat bij de drie ont
bindingen dor Eerste Kamer onder de vi
geur van de Grondwet 1818, aan hot voor
schrift deze zin is toegekend. Wat zeer be
grijpelijk is, wanneer men bedenkt, dat de
hoafd&jnJotenaafr, die het ontbindingsbe
sluit heeft moeten samenstellen, waar
schijnlijk een vorig besluit heeft nageschre
ven.
Art. 73 vergelijkende met art. 63, 2do lid
(Grondwet) toont de -V. Roti. Ct. vorder
aan, dat de grondwetgever, wanneer hij
had willen te kennen geven wat de Regee
ring in art. 73 leest, hij dit duidelijk en
onomwonden zou hebben gezegd. Wanneer
do Staten-Gene ra-al, zegt art. 83, in dubbe
len getale worden bijeengeroepen, wijst het
besluit der bijeenroeping tevens den dag
der verkiezing aan.,
Het is dan ook de oveituiging van het
blad, dat het bepaalde in art. 73 tot dus
ver onjuist is opgovat cn redelijkerwijze
niet anders kan worden verstaan, dat dat
een koninklijk besluit binnen veertig dagon
na dc ontbinding den dag der samenkomst
van de Provinoiale Staten tot het verkie
zen var. leden van een nieuwe Eerste Ka
mer heeft te bepalen.
Het tweede punt, dat het blad in do Me
morie van Toelichting trof, is, dat de Re-
ring steeds op art. 73 der Grondwet, oen be
roep doet en aan art. 117, 2de lid, der
Kieswet vrijwel alle beteeken is ontzegt.
Dc Regeering verkondigt in de Memorie
van Toelichting dc stelling, dat niet art-
117, 2de lid, der Kieswet- dc intern rotatie
van arfc. 73 der Grondwet beheeracht, maai
omgekeerd art. 73 der Grondwet de inter
pretatie vin het genoemde wetsartikel.
mij vochtig, als ik terugdenk aan de da
gen, toen het eerst uw geloof in mij weid
geschokt. Welk een vloed van tranen heb
ben uw oogen get tort
Trotsch met het noodlot strijdend, niet
cacMikendo aan eigen schuld, Aanvaardde
ik mijn reis, totdat ik uit den wilden roes
der verblinding ontwaakte. In Sicilië was
het op een pachthoeve, waar ik, bij een
uibstapjo door do duisternis overvallen,
*dcjn nacht doorbracht. Dc goede lieden
dischten op wat zij hadden, maïsbrij en
kaas en een fletch wijn, en ik maakte de
viouw cn de dochter, een schoon meisje,
Jvroolijk met mijn Florentijnach-Stali-
aansch, dat in haar aan het dialect van
het eiland gewende ooren grappig moest
klinken. Alles scheen zeer vroolijk, maar
des nachts werd ik wakker dooi bitter
schreien en snikken in de kamer, die naast
do mijne gelegen was; daartusschcn klon
ken kalmeerende woorden, maar altijd
brak het schreien weci uit. Toen het ein
delijk ophield, kon ik geen oog meer slui
ten. Den anderen morgen vroeg ik aan do
moeder, wat do dochter scheelde, en zij ant
woordde: „Arme Mara. Haar vrijoi is
haar ontrouw geworden."
Het gezioht van de echoono Mara heb ik
al lang vergeten, maai haar schreien
klinkt mij van dien nacht af in de ooren;
maar niet zij, doch Anna is het, wier kla
gon ik meen te vernomen.
Het heeft mij vervolgd dag en nacht en
geen rust gelaten, totdat ik steeds weder
over mezolvon ten gerichte zat. Der arme
Anna kan het niets meer holpen, maar
haar tranen zullen mij niet tevergeefs' op
het goweten branden. Althans aan mij zal,
Deze stelling komt dc N. RottCt.
geheel onjuist voor. „De wetton zijn on
schendbaar", zegt art. 121, 2de lid, der
Grondwet cn voibiodt daarmodo te onder
zoeken of de inhoud van de wet met do
Grondwet al dan niet in overeenstemming
is. Daarom heeft thans, nu de wetgever de
bepaling van art. 117, 2de lid, der Kieswet
heeft tot stand gebracht, dc uitvoerende
macht do interpretatie van art. 73 dor
Grondwet, dio in art. 117, 2de lid, is gege
ven zonder mcei to aanvaarden.
Niet do Grondwet alleen is hior bron
van bevoegdheid, maar de Grondwet-, zooals
zij in de Kieswet door don wetgever is ver
klaard en goïnterpreteord.
Derhalve ziet do N. Rott. Ct. 'n art. 66
der Piovincialo wet het middel tot redres.
Volgons dit art. worden buitengewone
vergaderingen der Staten, zoo dikwijls het,
tot het doen van keuzen, door do wet wordt-
govorderd, of de Koningin liet noodig oor
deelt, na voorafgaande oproeping door den
Commissaris dor Koningin, aaaitoe telkens
door de Koningin tc machtigen, gehouden.
Do wet (art. 82 der Grondwet en art. 117,
2de lid der Kieswet) vordert in een geval,
als het hier geldt, het doen ecner keuze en
dus vordert art. 66 het houden van een bui-
tengewono vergadering der Staten van
Overijsel.
Het blad besluit dan ook met do woorden
van do heeren Van Houten cn D ruck er tot
de zijne to maken: liet wetje is slechts een
uitvlucht om do Rcgeering uit dc moeilijk
heid te brengen, waarin zij zichzelf en de
Eerste Kamer heeft gebracht, en. voor
zoover men op dit oogenblik kan zien, is
hot volkomen overbodig.
Ook hot Ut rechtsch Dagblad ziet een
zwak punt van het Regceringsbctoog in de
stelling, dat do verkiezing slechts mag
plaats hebben op écn fatalen dag, hoeveel
moeite de Regeoring rich ook geeft om deze
stelling aannomolijk to maken.
„Do eenvoudigo bedoeling van art. 73 is,
dat do Kroon zorgt, dat de verkiezing
binnen 40 dagen plaats grijpe. Alle forma
listische bezwaren nemen het eenvoudce feit
niet weg, dat dc Kroon, door haar orgaan,
don Commissaris der Koningin, had kunnen
zorgen, dat do verkiezing alsnog binnen
den tcimijn plaats greep- Ware dat ge
schied, dan zou niemand hebben kunnen be
weren, dat aan den cisch der Grondwet,
dat bimui. 40 dagen na de ontbinding de
verkiezing plaate heeft, niet ware vol
daan.
Do hulp der Staten-Generaal schijnt het
blad dus waarlijk overbodig.,
Of zij schijnt onvoldoende.
Een wet luidende: ,,do Staten van Over
ijsel verkiezen, binnen dertig dagen na het
in werking tieden van deze wet, drie le
den-van d: Eerste Kamer der Staten-Ge-
neraal", treedt op het terrein, dat aan dc
Grondwet i voorbehoud on.
Deze geeft in art. 82 dusdanige be
voegdheid aan dc Staten der provinciën
dc gewone wetgever kan dus die bevoegd
heid niet aan één -ier provinciën toeken
nen.
In oide is do zaak dus op die manier
niet.
Maar... zij kan op die manier van
dc baan komen."
En daarom, terwijl cr nu zooveel werk
van concreten aard voor onze Statcn-Gc-
neraal te doen valt, raadt het bind aan, nu
niet te veel tijd aan het uitypinnen der
onmiskenbaar bestaande theoretische be
zwaren tegen deze wetsvoord iacht te besto
den.
Het eindigt echter niet zond r een woord
van verzet legen den toorn, dien de Minis
ter met fiolen uitgiet over het hoofd dor
Statenleden van Overijsel. de zich uit de
vergadering hebben verwijderd.
In dcnzclfden geest als deze beide binden
laat ook het Sociaal Weekblad zich uit. Er
was niets tegen, dat na 3 Augustus de
Staten van Overijsel opnieuw werden bij
eengeroepen voor zoover die nadere bijeen
roeping plaats zou hebben altijd nog bin
nen veertig dagen na hot ontbindingsbe-
voor zoover ik kan, do giimmige wolf Fen-
rir, dio de mensohheid in het verderf stort
en veislindt, veranderd worden in zelf
tucht, ja, in ijzeren tucht.
Heb iy een ellendig cn jammerlijk schouw
spel te zien uit welke plooien cn hocjtcn het
egoÏ6me to voorschijn komt, overal cn al
tijd, in elke daad en gedachte dei rnensch-
heid, in haar c-delste niet minder aan in
haar laagstt handelingen. Nog heb ik niets
gezien, waar het niet hecrachto, cn een
van zijn ellendigste slaivon ben ik ge
weest 1"
Het reisgezelschap van Ingram vervolg
de zijn weg naar het Zuiden langs den wes
telijken oever van het Tchad-rccer, door de
zich daar bevindende Mohammcdaansch-
Arabische staten, cn drong do eigenlijke
negerhanden binnen. Maandenlang bleef
het gezolschap voor Europa verdwenen
cn reeds telde men het bij de offers, welko
hot meest ongastvrije van alle werclddeclcn
had verslonden, toen diep uit het zuiden,
het stroomgebied van de Zambesi, weder
berichten kwamen. Interessant zijn de on
der Lango's naam geschreven mededeel in-
gen over raadselachtige ruines, ouden
mijnbouw en andere sporen van een on
dergegaan volk van hoogc beschaving,
maar tooh zijn zij voor ons minder interes
sant dan de voorvallen, waarover Ingrams
dagboek opheldering geeft
„Met bange gevoelens", schrijft Ingram,
„zagen wij do gevaarlijke ontmoeting met
Sebitoano te gemoet. Mijn waren voorraad
way erg gedund, ofschoon een Portugcc6ch
handelaar, dien ik noordelijk van den Con
go trof, mij het grootste gedeelte van zijn
voorraad had gegeven, Geen wonder, dat de
sluit; vloeide zij onmiddellijk uit dio ont
binding voort; maar ook nadat dio veertig
dagen waren verstreken, ontlecndo de Re
geering ten volle de bovoegdhoid tot op
nieuw samenroepen van art. 66 der Piovin-
ciale wet-.
Het Weekblad zegt ton slotte het volge.Q-
de:
„Heb „Overijselselie" wetje zou op zich
zelf niet veel ^stof tot bespreking behoeven
te geven, men zou kunnen zeggen, dat het
onnoodig, doch ook niet schadelijk was, cn
dat het wetjo zelf kon worden aangeno
men, al wraakte men ook het in dezen ge
veerde Rogeeringsbeleid, ware het- niet,
dat zelfs met dat- wetje do mogelijkheid
van een conflict nog niet is uitgesloten.
Do Regeering wijst er in het slot van haar
Toelichting zelf op: indien de Staten van
Overijsel in hun November-veigaacring,
(die dit jaar op den lsten November aan
vangt) uit eigen beweging drie leden van
do Eorsto Kamer kiezen, dan is het de
Eerste Kamer, die souverein is in haar
beslissing of zij die drie leden wil toela
ten. Liet zij die drie leden toe, dan zou
zij daarmede te kennen geven, dat zij het
thans ingediende wetje overbodig vond.
De Regeeiing zou dan het ingediendo
wetsontwerp, zelfs- al ware het reeds door
do Tweede Kamer aangenomen, weer moe
ten intrekken of do Eorste Kam«ir zou het
moeten verwerpen. De moeilijkheid ware
te ontgaan, zoo het mogelijk was, dat het
wetjo vóór den lsten November in het
Staatsblad stond. In dat goval zou de keu
ze van Eerste-Kamei-loden door do Staten
van Ovcriisel in hun Novem' r-vergade-
ring in ioder geval wettig zijn, hetzij zij
die V°uzo doden, omdat zij meenden Cr van
rwMïteweerc toe bevoogd to zijn, hetzij om
dat de (pas aangenomen) wet dio keuze ee-
boodwant in het eerste goval zou die
keuzo toch ook steunen op de nieuwe
wet."
Het Centrum noemt het niet meer dan
billijk, dat do leden der linkerzijdo der
Staten van Overijsel de verantwoordelijk
heid dragen van de daad, welke zij op 3
Augustus vrijwillig hebben verricht.
„Er is," schrijft het blad, „in do pers
druk gepolemiseerd over do vraag, of do
Regeering niet ton tweedon malo dc Staten
van Overijsel diende bijeen tc roepen, ten
einde de verkiezing der drio Eerstc-Ka-
mei-leden te doen plaats hebben. Er is
druk geschermd met artikelen van de
Grondwet, van dc Kioswet en do Provin
ciale wet. De rollen werden omgekeerd en
do ministers aansprakelijk gesteld voor
den abnormalcn toestand. Zelfs wilde
men een liberale „men" den minis
ter van binnenlandsche zaken in staat van
beschuldiging stellen. Maai ondanks dc
meest vornuftige en spitsvondige redeneo
ringen kon men niet aantooncn, dat in dit
buitengewone geval door den wetgever was
voorzien cn op de Regeering do plicht rust
te een nieuwe vergadering, zondor moer,
bijeen to roepen.
De Regeering heeft het dan ook teioeht
noodig geoordeeld, dat voor zulk oen hij-
conroeping een afzonderlijk wetsontwerp
noodig is."
Verder zegt het blad, dat v do verdedi
ging va het recht en de bevoegdheid der
Kroon het zwaartepunt van de stelling der
Regeering ligt..
„Of het onderhavige wetje," zoo schrijft
zij, „al dan niet bepaald vcrcischt werd,
is- niet dc hoofdvraag in dit geding. Wat
hier in dc cerate plaats werd gevorderd,
was, den toeleg to verijdelen van dc libe
rale leden dor Ovcrijselschc Staten, dio
verplaatsing van macht beoogden cn, on
danks dc uitdrukkelijke voorschriften der
wet een benepen partijbelang wilden plaat
sen boven liet algemeen belang, boven liet
recht der Kroon.
Dat do Rogeering hiertegen onmiddellijk
front heeft gemaakt, dat zij in geen enkel
opzicht voe1: heeft willen geven aan zulk
een ongehoorde en bedenkelijke pretentie,
maar dat zij integendeel terstond duidelijk
heeft willen maken, dat zulk een geval
diont te worden beschouwd als een afwij-
zwarte ijz:rvretcr, dien de Afrikaanscho
majesteit mij to gemot zond met het ge
schenk, dat ik voor haar had samengesteld,
niet tevreden was. „Een fooivoor dragers
koetcrwaalschto hij„geen goschenk voor
eon grooton koning!" Ik bi-duidde hem,
dat ik niet mcér kon geven. Hij wees op
mijn geweer en op dat van Lange, ik
schudde het hoofd; dc zwarte verliet ons
cn met bezorgdheid bracht ik den nacht
door, niet om mijzelf, maar om mijn met
gezellen, die op hun manier grooto vol
harding en trouw aan den dag gelegd heb
ben.
Do morgen scheen mijn bezorgdheid to
rechtvaardigenaan allo kanten doken
massa's gewapende scharen op, dio ons bij
het opbreken steeds op zijde bleven. Ik ken
do doze manier van doen en wist, dat het
spoedig tot botsingen moest komen, welko
slechts met onzen ondergang konden eindi
gen- Daarom schroef ik Lange, bij wicn
het zeer noodig, en de zwarte dragers, bij
wio het tamelijk overbodig was, dc groot
ste bedaardheid voor, ook bij plagerijen,
dan was cr althans één mogelijkheid voor
handen ons leven te tedden.
In het begin ging ook alles goed.
De lieden van Scbiloane schenen beter ge
disciplineerd dan do krijgers van andere
hoofden, met wio ik kennis gemaakt had.
Afgezien van kleine plagerijen lieten zij
ons kalm voorttrekken. Een uur waren wij
langzaam gevo^'terd, toen ons een schare
uitgezochte krijgers, allen gekleed in bonte
dicronvollen, te gemoet kwam en rustig
in een breed front voor ons halt hield, met
de schilden en lansen op den grond. Tege
lijkertijd sloten zich oïi7-e begeleiders nog
wing van den goeden regel, als iets geheel
abnormaals, dab een waarschuwend „uni
cum" behoort te blijven, kan haar slecht®
tot eer strekken. En de liberalo partij be
wijst zichxelvo geen dienst door aan dd
oven onbezonnen als onverantwoordelijke
daad barer Ovcrijsolschc gcestvenvanten
een vervolg te goven in een heftige opposi
tie tegen dit wetjo der Regeering.
Ook al mooht men ci in slagen deze laat
ste van een juridisch foutje to overtuigen,
tegenover de jammorlijko partij-manocuvro
dor 23 Ovcrijsoïscho stakers heeft do Ro
geering in elk opzicht gelijk."
Het voorstel tot aanvulling der
Post wet mot een artikel, waarin do
pos ba dm i n iet ratio het recht verkrijgt om
niet gesloten stukken, strijdig met do vei
ligheid van don Staat, do openbare orde of
do goedo zeden, to weigeren of hun over
brenging to stuiten, geeft do Nieuwe Rot-
tcrdamschc Courant aanleiding tot het ma
ken van enkele opmerkingen.
Do eerste richt zich togen do formcole re
geling dezer zaak.
Voor zoover in of mot aan do Post ter
verzending aangeboden stukken strafbare
feiten worden gepleegd, is tluvns reeds door
oirculaires in do aanhouding en overleg
ging aan dc justitie voorzien. Doch do
Poetwct voorziet hierin niet cn liet Wet
boek van Strafverordening hoogst on\ol-
doendo.
En nu is do Nieuuc Rotterdamsche Cou
rant het volkomen eens met den minister
van waterstaat, dat de administrate vo
voorschriften betrekkelijk deze zaak moeten
steunen op een uitdrukkelijke bep ling
van de Po.stwet, maar het blad meent, dat
tcgol ijker tijd het Wetboek van Strafveror
dening moet aangevuld worden met bepa
lingen, die in geval van strafbare feiten,
speciale bevoegdbeden vcrlcenen aan do
ambtenaren van justitie. In dit verband
herinnert do N. Rott. Ct. cr aan, dat on
der den minister vnn justitie mr. Van der
Kaay con belangrijke aanvulling van dat
WetbocK ook op dit punt als wetsontwerp
is ingediend. De door den minister Van
dor Kaay ontworpen artikelen waren uit
nemend godaoht en geformuleerd; zc zijn
zoo over te nemen.
Wat don inhoud van het ontwerp be
treft, de N. Rott. Ct. meent met don Mi
nister, dat het tot de taak dor overheid be
hoort haar bemoeiing te weigeren voor do
verzending of dc uitreiking van stukken,
waarvan haar bekend is, dat daarmede bet
plegen van strafbare feiten wordt tot uit
voering gebracht of mogelijk gomaakt.
Dooh onder de noodigo waarborgen. En
waar nu de postadministratie geroepen U
de wet uit to voeren, daar zogt de N. R.
Cl.:
,,Nu willen wij niet beweren, dat do
rechter, omdat hij dien naam draagt en
juridisch werd opgeleid of onxl.it hij on af
zetbaar is, een zooveel beter beoordeelnar
is dan het hoofd van een administrnticven
dienst. Deze laatste ambtenaar heeft o.i.
juist zijn af/.otbaarhcid, d. i. zijn sterker
verantwoordelijkheid in zijn voordeel. Ton.
slotte is het verantwoordelijk hoofd du Mi
nister zelf cn diens verantwoordelijkheid
is zelf een staatsrechtelijke grondstelling.
Maar aan rechterlijke behandeling is con
rechtegang verbonden, komen de aanspra
ken van dc verdediging tot haar recht, en
do teg-'nwoordigc minister van waterstaat
zelf herinnert zich te gord bot gelieurO^
mot zijn Motor wet, om niet te weten ho*
sterk do landsvortegenwoordiging op jus-
titicelen rechtsgang gesteld is boven admi
nistratieve beliandeling, zelfs al gaat zij
van den Minister zeiven uit.
Indien dus het artikel der Postwct zioli
voor zooveel aangaat bet strijdige met
openbare orde on goede zeden beperkte
tot gevallen, waarin de Strafwet voorziet,
dan zou altoos dc tins-ch en komst d r jii-ii-
tic volgen en zou reeds in die noodza' lijKo
controle van dc justitie een waarborg ig-
gen tegen overijld of ongerechtvaardigd
optreden van do administrate."
De N. R. Ct. eindigt met dc voigendo
opmerking:
„Eén slotopmerking omti nt de redactie,
waar zij de soort van potte kken aanwijst,
cichtcr naast cn achter ons aai v. i, zoodafc
wij iu geen lichting écn stap l.ondcn
doen.
Ik lirt halt maken, steeg van mijn rij os,
zette mij met L ng die mijn v'óöibecld ge
volgd had, op den grond op een deken en
stak oen sigaar aan. Vreet, bij een Euro
peaan moeten do zwarte kerels niet zien
Als ik ooit Lange bewonderd heb, d«n was
het in deze lcritiöke oogcnblikKcn. Midden
in dien dreigenden toestand vond hij üo
ncodigo gemoedsrust, uit to weiden over
do prachtige dierenhuiden der krijgers en
to overleggen, aan w Ik museum wij met do
uitrusting van zulk een zwarte, dc luipaar-
donhuid, het schild van antilopenbuid on
do korte speer wol genoegen zouden kun
nen doen. Een onbetaalbare kerel I
Onze koelbloedigheid bleef niet zonder
uitwerking op do negers; zij meenden, dat
wij in het bezit waren van den een of an
deren talisman, die ons tegen allo onheil
in bescherming nam. En een zond Hing
toeval wilde, dat wij werkelijk, zondet het
te weten, in het bta.it van een talisman wa
ren, welke aan het gevaarlijke avoutuur een
geheel onverwachte wending gaf.
Een doffe paukenslag, gevolgd door een
duizendstemmig geschreeuw uit de kolen dor
krijgers, kondigde Sebitoano's komst aan.
Overeenkomstig zijn ïnijgiihaRigen aard,
versmaadde do negorvoret eiken pronk; in
niets onderscheidde hij zich van zijn krijgs
lieden, alleen aan hun eerbiedige houding
c:i zijn fier voorkomen horken do men den
heoi' cn gebicdor.
(Wordt vervolgd.)