Van een bloemperk en een bank. Ter audiëntie bij (ie Koningin. Haar antwoord. Stofgoud. luchtwoning. Zij buigen en rekken hun pootjes, die eerst totaal onbeweeglijk zijn en haast geen gewrichten hebben; ontdoen dan hun eetwerktuigen ran de vliesjes, die cr omheen zitten, en steken zich eindelijk in het fijne, zachte haardek, onmisbaar om lucht op te zuigen. Als kleine zilveren bolletjes doorkruisen zij het water oan. voedsel te zoeken. Is de prooi te groot om alleen te bemachtigen, dan vereenigen zij zich en gaan gezamen lijk op jacht. De buit wordt ten slotte eer lijk verdeeld. Na zes weken bereiken de spinnetjes een grootte van 3 mM. en eerst na zes maanden hebben zij hun vollen wasdom bereikt. Boven andere insecten heeft de water spin dit voor, dat zij niet in hetzelfde jaar sterft, waarin zij geboren wordt, 's Winters ligt zij als in een winterslaap opgesloten in haar oal. Hoe oud een spin worden kan, als zij aan alle vijandelijke aanvallen weet te ontkomen, is tot nu toe onbekend. Men kent wellicht de geschiedenis van der Russischen soldaat, die dagelijks op schildwacht moet staan ter plaatse, waar vroeger vroeger is in de 16de eeuw een geliefkoosd bloemperk van een deer Tsa rina's uit dien tijd met zijn liefste kleur tjes en geurtjes pronkte. Eens waren er stilletjes een paar bloempjes geplukt, de Tsarina beklaagde zich bij haar gemaal en om zijn gemalin te believen, zette hij voort aan een schildwacht bij het perk. En nog dagelijks wordt door een der soldaten van de garde bij deze plaats het perk is se dert al Lang verdwenen de wacht betrok ken. Dit verhaal is historisch. wij von den nu een pendant, dat bijna niet minder ds. In Lissabon staat aan een der grootste verkeerswegen een bank, waarbij een gewa pende schildwacht geposteerd staat. Met even grimmige oplettendheid als de kleine steentje voor het Dam paleis te Amsterdam worden bewaakt, heeft deze soldaat toe te zien, dat niemand deze bank nadert. Het publiek, niet anders gewend, koos, gelijk het Amsterdaimsche, de verstandige partij en zette zich op de andere banken. Maar nu gebeurde het, dat het regi ment, dat de schildwachten voor deze bank had te leveren, een nieuwen kolonel kreeg, die, frisoh-nieuwsgderig, wilde weten wat er met die bank was. Maar niemand, die het wist. Er werd een onderzoek geopend en ein delijk, na lang zoeken, bleek het volgende: Jaren\en jaren geleden had een der vori ge regimen te-kolonels dea*. bank voor eigen rekening laten plaatsen, omdat een paan dronken soldaten haar vernield hadden. Opdat echter niemand zijn kleeren zou be smetten met de natte verf, liet de kolonel er zoolang een soldaat bijzetten... en ver gat toen de heele bankzaak. Maar de bank was eenmaal in het dienst reglement opgenomen en ze hleef er in; eiken dag trok een korporaal er met eeni- ge mannetjes op uit om de wacht voor de bank te laten betrekken. De nieuwe kolonel heeft nu gemeend, de dienstorder vanzijn lang vergeten voor ganger te mogen intrekken. En de wandelaars te Lissabon zullen voortaan ook op deze bank mogen zitten, wellicht bij voorkeur, omdat men hier wel de meeste zekerheid heeft, dat de verf intus9chen goed gedroogd is... Hoe heeft zoo'n audiëntie eigenlijk plaats? Ier audiëntie ten Hove! Bij de Koning in Er gaat van deze woorden zooveel ge heimzinnigs uit. Wij willen er iets van vertellen, hoe het bij zulk een audiëntie te Amsterdam toe gaat. Wanneer zij, die tot H. M. de Koning in zullen worden toegelaten, de achterzij de van het paleis zijn binnengetreden, gaan zij door een langen corridor, waarin op afstanden lakeien staan, gekleed in blauwe jas, blauw-fluweelen kuitbroek, witte kousen en verlakte l'age schoenen met gespen. Dan komt men aan een breede, met prachtig tapijt bedekte trap, die naar de groote, indrukwekkende vlaggenzaal leidt. Boven aan de trap en in de zaal ver scheiden lakeien. Een kamerjonker, in uniform, met breede zilveren epauletten, degen op zijde, roept de ingeschreven na men af van de personen, die audiëntie hebben aangevraagdDezen vertalen dan de vlaggen zaai en moeten dan nog een kleinen corridor door en eenige minuten antiohambreeren in drie kleine, prachtig gestoffeerde zalen, met zijden behang en met zijden geborduurde meubelen, eer zij in de audiëntiezaal worden toegelaten. In elk dier kleine zalen is een hof digni taris aanwezig en in het laatste vertrek, waarin men moot toeven en waarin meube len, behang en gordijnen schitteren van goud, alsof alles van gouddraad is door weven, staan twee kamerheerrcn van de Koningin aan de deur. Een der kamerheeren opent de deur, noemt den naam van den persoon, die audiëntie heeft aangevraagd. Soms bepaalt zich die audiëntie tot het maken van een buiging bij het wandelen voorbij H. M., naast Wie de Prins staat; soms ook duurt de audiëntie iets langer, als H. M. iemand de onderscheiding be wijst, eenige woorden te spreken. Door een deur tegenover die, waardoor men is gekomen, verlaat men de audiëntie zaal en terwijl u nu en dan met plechtig handgebaar do weg wordt gewezen door een lakei, komt gij weer in de vlaggenzaal te rug en verlaat die door een tegenover ge stelden toegang, als waar gij binnengeko men zdjt, om vervolgens, na weer langs trappen en corridors te zijn gewandeld, in de vestibule aan de zijde van den N.-Z - Yoorburgwal terecht te komen. Hij woonde op den Witten Singel en ging gewoonlijk des middags, wanneer hij van ;t kantoor kwam, langs den koristen weg naai huis om zoo gauw mogelijk aan het studeerea te kunnen gaan. Nietwaar, een jongmensch, dat pas van de Hoogere Bur gerschool gekomen is en op een kantoor is geplaatst, heeft nog heel wat te leeren 1 Maar eens cA> een m. _>ien namiddag, toen hij ,,puf" was van het zitten in het be nauwde -kantoorlokaal, had hij zich de weelde veroorloifd een straatje om te ma ken en slenterend langs den vooi hem nieu wen weg, had hij een aardig meisje gezien in een spekslagerswinkel. Die verschijning had zulk een indruk op hem gemaakt, dat hij voortaan eiken dag denzelfden omweg maakte, ondanks alle journaalposten en re keningen-courant, die thuis op hem lagen te wachten. Hij vond het meisje uit den spekslagers- winkol beeldschoon, altijd even helder en netjes gekleed, met mooi blank vel en groo te, bruine oogen, waai boven een paar git zwarte wenkbrauwen. Vooral die oogen had den een diepen indruk op hem gemaakt. Eiken dag zag hij iiaar weer zitten voor haar marmeren toonbank, half geleund te gen den grooten spiegel, waai in de worsten en hammen weerkaatst werden. En rondom haar lagen de andere lekkernijen, gedeelte lijk in zilvc pier verpakt, terwijl voor 't iaam een groote Grieks?he tempel van reuzel stonu met een vetten Amor er bo venop. Zij paste geheel in deze omgevingfrisch c-n helder met haar eenvoudige zwarte ja pon, met haar wit kraagje en witte man chetten, En altijd zat zij daar alleen; nog nooit had hij een man bij haar 'n den win kel gezien. Zou zij de eigenares van de zaak zijn of maai' een winkeljuffrouw? Wellicht was zij een weduwe... Hij had or nooit naar durven informee- ren. Hefc kon hem ook niet schelen. Hij beminde haar 1 Dikwijls droomde hij van het vooiwerp zijner stille bewondering en bedacht hij al lerlei vreemie avonturen, die hem, minst genomen, in do gedegenheid zouden stellen haar het leven te redden. In ruil voor dien bewezen dienst zou zij hem dan vergunnen haar kleine handje stevig te kussen. Zij zouden kennismaken; zou hem invitee ren om eens bij haai; thuis te komen en hij zou gansche avonden in haar gezelschap doorbrengen, in dat kleine kamertje, dat in den winkel uitkwam, en dat hij, door, do ramen glurend, haar wel eens had zien binnengaan. Soms zouden zij ook gaan wan delen; hij zou zijn arm can haar middel slaan en haar hand op zijn schouder leg gen. Zoo droomde hij 's naahts en zoo peins de hij overdag, tot hem deze aanbidding op een afstand toch begon te -zervelcn en hij besloot den wankel binnen te gaan. Wat hom het meest kwelde, was de ge dachte aan hetgeen hij het eerst 2eggen zou. Hoe zou hij haar aanspreken? Haar om ham of worst te vragen scheen hem te alledaagsch. Zoo'n handelszaak was volstrekt niet in overeenstemming met de gevoelens van zijn hart en zou hem ze ker niet verheffen in de oogen der jonge vrouw. Hij wenschte iets nieuws, iets, dat gees tig en teedor was, te zeggen. Daar hij zich «editor niets kon to binnen brengen, be sloot hij om het maar aan het toeval over te laten, den winkel binnen te gaan en te zeggen, wat hem op dat oogenblik zou in vallen. Zoo riohtte hij dan op zekeren middag zijn schiedon naar den winkel, dien hij, hoewel zijn hart hevig klopte, moedig bin nenstapte. Zij zat op haar gewone plaats en droeg haar gewone zwarte japon. Hij naderde de toonbank en daar de in geving niet kwam, nam hij den hoed af en mompelde haastig: ,,Een ons leverworst, als het u belieft." Zij schonk hem haar onverschillig winke liersterslachje en vroeg: ,,Mèt of zon dei' uien?" Daar was nu niets van poëzie in dit ant woord; zijn vraag was trouwens ook zeer prozaïsch geweest. Maar de glimlach gaf hem moed. „Zonder uien," antwoordde hij. En toen, eensklaps een ingeving krijgend, vervolgde hij vlug en hartstochtelijk: ,,Mèt of zonder uien, dat doet er ook eigenlijk weinig toe. Het voornaamste is, dat go schoon zijt, dat ik u bemin, dat ik u reeds gedurende d^wee maanden bemin, dat ik, dat ik..." Hij vouwde de handen, zijn gelaat gloeide. Zij had verbaasd en met groote, verwon derde oogen de loverworst werktuiglijk in-( gepakt, stak ze hem toe en murmelde on-, willekeurig als naar gewoonte: „Anders nog iets, mijnheer?" Alleen, toch niet geheel alleen, Gevoel ik mij in de eenzaamheid. Mij was, hoe ik verlaten scheen, Het best gezelschap steeds bereid. De Erinring wees mij naai' 't Verleen, De Hope naar de Toekomst heen J. J. L. ten Kate. Het is goed voor den geest jaarlijks iete nieuws te verrichten en hem te behandelen als een akker, waarop men verschillende ge wassen verbouwt. Saint e-B euve. Een verwensching is als een kogel, in het wild afgeschoten: men loopt altijd kans iemand te raken. Léon de Tinseau.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1904 | | pagina 11