VAN - HET N£. 13689 Derde Blad. 8 October 1904, HAAR HORD. D Mevrouw Alice zette den grooten, bree den hoed een weinig dieper op het voor hoofd, zoodat van de weelderige donkere haren nog slechte een enkel lokje te zictn bleef. Zij ging een paar passen van den spiegel terug en trachtte zich geheel objec tief te beschouwen... Waarlijk, het contrast was zeer gioot, het bLeke gezicht, waarin de grijze oogen straalden, de dikke zwarte lokken en daarop het sneeuwwitte zijdevilthet was wel begrijpelijk, dat iedereen zich om keerde en dat vele dames van haar kennis sen zich dikwijls afkeurend orver den hoed met de wapperende struisveeren uitlie ten... Maar toch kon zij zich niet begrijpen, wat Frans daarop had aan te merken. Hij was toch onafhankelijk en behoefde geen mensch naar de oogen te zienhet moest hem dus genoegen doen? dat zij er aardig uitzag. Zeer voorzichtig nam zij den hoed af en legde hem op een stoel. „Ja, zoo zijn de mannen," 9prak zij zacht, als in gedachten. „In den grond interes seert hen alles, wat opvallend is; alleen willen zij het van hun eigen vrouw niet zien." Hoe dikwijls was de hoed niet reeds het voorwerp van heftige scènes geweest Alice moest lachen, als ze er aan dacht. Haar man wist niet eens, dat zij hem had meegenomen, en als zij er goed over na dacht was het ook overbodigzij was nu reeds vier weken hier, in de elegante mo- debadplaate en zij had hem nog geen enkele maal gedragen. Zij kon er niet toe beslui ten hem op te zetten, het scheen haar een liefdelooze daad tegenover haar man Een kloppen op de deur deed haar schrik ken. Zij weifelde vóór ze „binnen" riep. Wie kon daai wezen?De gedachten joe gen haar door het hoofd. Hoe angstig en zenuwachtig was ze tochHet was immers voor de eerste maal in haar drie jarig huwelijk, dat ze alleen op reis was. Het kloppen herhaalde zich. en toen de jonge yiouw schuchter „binnen" riep, kwam een oudere dame de kamer binnen. „Me vrouw", de stem van de oude dame klonk een weinig schor, en Alice herinnerde zich flauw, die stem reeds eerder gehoord te heb ben. „Ik heb toch het genoegen mevrouw von Teren te zien Alice knikte. Nu kende zij ook de dame met de heesohe stem. Het was do zuster van den bezitter van het iiddergoed uit den omtrek, die haar geheele leven niets anders deed dan anderen mensch en weldaden te bewijzen. „Neem mij niet kwalijk, dat ik u stoor, mevrouw," zedde de dame, „maar mijn weg voerde mij juist hier voorbij en toen dacht ik......" Alice noodigde baar bezoekster met een ge- baai' uit te gaan zitten. „Waarmede kan ik u misschien dienen, freule von Eggert?" zeide zij zacht en aarzelend. Freule von Eggert ging met een weinig omslachtigheid zitten, trok den handschoen van gestikte zijde uit, trok hem weer aan en dan weer uit, kuchte een paar maal en bekeek opmerkzaam de punten barer schoe nen. Meviouw, u moet mij niet verkeerd be grijpen," begon zij en een roode kleur vloog over het smalle gezicht. „Ik spreek niet giaag met zulke jonge vrouwen, als u zijt, daarover... maar u bent toch een Berlijnsche... en... bovendien een getrouw de vrouw..." „Zekerbevestigde Alice, die volstrekt niet begreep, waar dat op uit zou komen. „Eenigc vriendinnen van mij en ik," ging de freule voort, ,,zijn van plan, een „vereeniging tot verhooging der zedelijk heid van jonge tooneelspeelsteisr" op te richten." „01" zeide Alioe verheugd. „U moet niet denken, dat wij naar iets onmogelijks strevenook willen wij de zaak bij 't goede einde beginnen. Zde, mevrouw, de weelde op het tooneel, die toch de meeste menschen naar het theater trekt, is do oorzaak, dat zoo veel jonge meisjes..." Freule von Eggert hield plotseling op en maakte een katachtige beweging met de hand... „Wij willen nu eenigen dames van de vereeniging verzoeken, voorwerpen, hoe den, mantels, die er nog goed uitzien, aan ons oomitó te zenden. De jonge beginne lingen, de koiisten en figurantes, kunnen op billijke wijze, voor een paar centen, een elegant kleedingstuk, een tooneelhoed of andere dingen meer bekomen... Het geld dient natuurlijk voor nieuwe kleedingstuk- ken." „Ik wil daaraan natuurlijk graag mee doen," zeide Alice en in gedachten overleg de zij reeds wat zij wel kon missen. Daar viel haar blik op den hoed... Ja, dien hoed kon zij wel geven... binnen een paar da gen ging zij toch naar huis... Frans duld de het toch voor geen geld ter wereld, dat zij den opvallenden hoed droeg... die lan ge witte veer zou zij er echter vooraf nog afnemen... neen, toah niet, zij zou den hoed geven, zooals hij was... haar man behoefde hem niet weer onder de oogen te krijgen... spoedig zou zij hem wegzenden, opdat zij er niet weer onaangenaamheden door on dervond. „Wil mij alsjeblieft het adres van uw comité zeggen, freule. Ik zal vandaag reeds nog een zending klaar maken," zeide Alioe. Freule von Eggert noemde den naam en de straat. „Ziet ge, mevrouw," haar oogen schit terden van vreugde en zij drukte mevrouw von Toren herhaaldelijk de band, ,ik wist wel, dat ik op uw hulp kon rekenen. Mag ik u daarvoor hartelijk bedanken?" Toen de freule we$ was, zette mevrouw von Teren den hoed nog eens vlug en chique op. Hij stond haar werkelijk zeer goed, hij gaf aan haar gezicht zulk een pikante bekoring... Jammer... dat Frans hem niet lijden mag," zuchtte ze zacht.. Vlug rijürn zij den hoed, pakte hem zorg-' vuldig in, deed er nog wat andere kle dingstukken bij en belde om het kamer-, meisje, dat het pakket zou bezorgen... Zij wilde haai' man er volstrekt niets van zeg gen, dat het voorwerp van strijd van goe-. den smaak verdwenen was... Zij wilde zaen, of hij het zelfs wel zou merken. Frans von Teren zat aan het ontbijt en leunde met het hoofd op de hand... Bin nen enkele uren moest hij naar den trein om zijn vrouw af te halen en zijn ledema ten waren hem zoo zwaar als lood. Hij was moe en had een onaangenamen smaak in den mond. Wat was het ook een domheid; geweest om de heeren bij zdch thuis te noo- digen, om het einde van zijn onbestorven weduwnaarsohap te vieianHij was im mers zoo gelukkig en kon den tijd nauwe lijks afwachten, waarop hij zijn bekoorlij ke, kleine vrouw weer in de armen kon drukken... Een licht rood trok over zajn gezicht er hij trok zenuwachtig aan zijn onderlip, als hij er aan dacht. Mogelijk hoorde zij er niets van en. gaf het, naai' hij hoopte, geen aanleiding tot scènes. Hij kon toch niet denken, dat zijn vrienden in een dolle bui hun „dames" mee zouden nemen. Slechts één geluk, dat hij ten slottte niet even opgewonden was geweest als alle an deren. Hij had anders volstrekt niet ge merkt, dat F isi die onbeschaamdheid ge had had... zij moest den hoed, dien Alioe. op zijn verzoek thuis gelaten had, driest uit de kleerkast weggenomen hebben. Waar lijk, de kleine korist© kon toch niet we ten, dat hij getrouwd was... Vermoedelijk had zij de kast toevallig geopend, den hoed daarin gezien en hem dadelijk maar als haar eigendom beschouwd. „Jnffiouw F isi," zei Frans ernstig, toen hij den hoed met de witte veer op het lok- kenkopje van de kleine koriste zag. „Dien hoed moet ge hier laten; dat gaat helaas niet anders. „Nietwaar, hij is prachtig," antwoordde Fisi lachend. „Hij bevalt mij ook zoo best." „Juffrouw Fisi, geef hem hier, ik ver zoek hert u," smeekte Frans. „Ja, maai- wat wilt ge dan toch met dien dameshoed?" riepen de anderen lachend. „Juffrouw Fisi," d^-ong Fiara aan, „koop u eem anderen, een mooien hoed, maar laat dezen hier. Ik bied je er hon derd mark voor." Schertste hij Nu overlegde de jonge dame niet meer. Zij had hem toch voor een koopje van het comité der nieuwe vereeniging gekocht... Voor honderd mark kon ze hem gerust ver- koopen, ofschoon het haar niet duidelijk was, waarom haar gastheer zoo op het be zit van den hoed gesteld was. Het liefst had Frans een dankgebed naar den hemel gezonden, toen bij dat witte onding zorgvuldig in de bekleedehoe dendoos legde... Dragen zou Alice hem nu nooit meer, nu nog minder dan vroeger. Hij moest weg, de deur uit, zoodra zijn

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1904 | | pagina 9