N°. 13678 Derde Blad. 24 September 1904 VAN - HET FS^IGHA. Nooit had Pericha de minste oude vrouw kunnen uitschudden, noch iemands zakken rollen op de kermissen, noch zelfs een stuk je spek stelen in de een of ander© hoeve». Zij was er een, die tot niets deugde; een meis je, waarmee het slecht zou afloopen. Hoe dikwijls had haar patroon, de Zi geuner Matchico, die sedert vijftig jaren op kermissen werkte, haar niest op de heftigste wijze verweten: „Schaamt gij je niet, lui schepsel, op jouw leeftijd niets voor den kost te doen? Schaamt gij je niet, dat de anderen jou als een juffer het dagelijksch brood brengen? Wat voor slag zijt gij?... De bazin had er beter aan gedaan jou te laten liggen langs den weg, in plaats van je op te nemen. Als gij niet gauw het werk aanpakt, vesrstooten wij je. Wij hebben genoog van jol Begre pen?" Pericha boog het hoofd; hour fijn hoofd je met mooie zwarte haren. Zij voelde, dat zij die verwijten verdiende. Moest zij niet werken op haar leeftijd in plaate van allee aan de anderen over te laten? „Ik zal mij aan het werk begeven," De- loofde zij op zekeren dag aan den patroon; „ik beloof het u, dat ik beginnen zal." „Zool Wanneer dan?" vroeg de kermis reiziger. „MorgenDan ben ik vijftien jaar. Ik zal werken. Gij hebt mij Biecht© een mooisn slag aan te wijzen. Gij zult over mij tevre den zijn, patroon." „We zullen zien Den volgenden dag hield de kermiswagen in de vlakte stiL Dichtbij een bron, in een boschje van kastanjeboomen, spande men uit. Na een vluchtig onderzoek dea* omliggen de boerderijen zei de oude Matchico tot Pericha terwijl hij haar op een boerderij met wilgekalkten gevel wees: „Daar 1" „Goed, baas! Wat is daar te doen?" „Een hoop dingen. Daar moet veel te ha len zijn. Er zijn slechts drie personende boer, de boerin en een jongen. Vanmiddag, als zij schaftuur houden, zal ik naar ge woonte een twist veinzen met de bazin; ik zal haar uitschelden, haar slaan, haar bij de ha-Ten over den weg sleuren. De boeren zullen naar buiten komen loop en om ons te scheiden. In dien fcusschentijd sluipt gij de boerderij binnen en haalt weg, wat het weg nemen waard is." „Goed, baas." „Gij moet «orst in den stroozak van het bed zoeken. En indien gij daar niets vindt, zoekt go elders, in de zakken der kleeren, overal „Goed, baas." „En indien de jongen schreeuwt, weet ge wat ge te doen hebt," zegt de kermisreizi ger met een gebaar, als om een kip den bals om te draaien. „Goed, patroon," zegt Pericha met v&ste stem. „Ik vergat nog iets; indien er aan de balken een bam hangt, vergeet die dan niet; de ham van deze streek is zeer be roemd en ik houd er veel van. Ter eere van jouw verjaardag zal ik een flinke snee la ten koken... Begrepen?" „Ja, baas." Dien middag om één uur begon het pro gram, terwijl de boeren uit den omtrek een dutje deden. Plotseling weerklonken op den weg de schelle stemmen der kermisgasten: een verward gehuil, alsof men een gezin vermoordde. Do vrouw holde den woonwa gen uit, gevolgd door Matchico, die haar met gebalde vuist naliep. Hij had haar weldra beet en sloeg en sohopte haar woe dend midden op den openbaren weg. „Ga, ga nu," zeide hij tot Pericha met een veelboteekenenden blik. Pericha vertrok. Zij sloop het boschje van kastanjeboomen in en liep om do boerderij. Toen zij den boer en de boerin met hun hond den weg zag oploopen, om bij den twist tegenwoor dig te zijn, sloop zij binnen. De patroon had gelijk, daar moest geld zijn 1 Koperen ketels, echte ouderwetscbe kandelaars, een groote ham aan den balk der zoldering en een keele rij gerookte worsten daar naast. Zonder tijd te verliezen klom Pericha op een stoel, trok ham en worsten van den balk en legde alles, met nog drie kandelaars er bij, in den mooisten ketel. O, dat was slecht.... Maar de patroon had het haar bevolen.... Pericha opende een kleine deur, trad een kamer binnen, zag een bed en onderzocht den stroozak. Maar er was niets in, noch in de matras, noch in de zakken der kleedingstukken, die aan spijkers achter dc deur hingen... O! het was zoo slecht Die man en die vrouw hadden wellicht hun geld hard noo- dig.... Maar de patroon had het haar be volen.... Pericha streek haar zwarte haren uit het gelaat en ging naar de kast, gewapend met een ijzer, dat Matchico sedert lang diende, om sloten te forceer en. Maar daar opeens hoorde zij een kinder stem, die in het aangrenzende vertrek ween de. „Wacht jou," bromde Pericha, terwijl zij het gebaar van den patroon maakte. En de vingers om het ijzer geklemd, zocht zij de wieg. Het was een wieg van teenendaarin lag, geheel rood onder zijn tranen, een kind, dat zijn armpjes uitstrekte en weende. De lieve kleine 6cheen zeer verwonderd door het verschijnen van die vreemde... Hij keek haar stil aan en lachte haar daarna toe. Vervolgens nam hij iets uit de wieg en het de onbekende voorhoudend, zei hij „Lekker I" Het was een roode gesuikerde pijp, half opgegeten en half gesmolten in zijn kleine, warme hand. „Lekker!" herhaalde hij, toen hij de vreemdelinge zag aarzelen. Pericha legde het ijzer op de tafel, boog zich over de wieg en kuste het kind. Eenige oogenblikken daarna meende, Matchico zelf eens in het huis te moeten' komen kijken. Hij had den boer ear Aq boerin na zijn twist met zijn vrouw naar. hun huis zoen teiugkeeren. Hij moest dus Pericha helpen. Zacht, als een vos, sloop hij binnen Hij duwde de kamerdeur open, die half aanstond. En wat zag hij in dit vertrek? Pericha was bezig den jongen te wiegen. „Ha! kat!" bromde hij. En vol woede sloeg bij haar in bet ge-, laat. Maar het kind in de wieg begon weer te schreeuwen, een hond blafte voor het buis, do boer trad binnen. Een oogenblik aarzelde de kermisreizi ger. Maar spoedig had hij zijn cegenwoor dighedd van geest terug en veiezcud deD boer niet te hebben gezien, sloeg hij op nieuw het meisje, terwijl hij haar veront waardigd toesnauwde: Wat doet gij bier Waart ge weer bezig iet© te rooven, dievegge?Wel licht stondt gij zelfs reeds op bet punt, dit arme, weerlooze kind te wurgen Ahlee~1 lijke slang! Ik vraag u vergiffenis, mijn heer", viel hij zichzelven in de rede, terwijl hij zijn ouden hoed voor den boer afnam. „Ge ziet, dat ik juist bezig was die onge lukkige te straffen Verbeeld u, Hat zij in uw afwezigheid bij u is binnengetreden naar ik vree© met geen goede bedoelingen. Heeft zij niet reeds iets weggenomen? Zie daar, de ham, de kandelaars.O, die el lendige!... Laat haar in de gevangenis werpenIk wil haar niet langer zien. Zij j zou mijn witten haren schande aandoen. Dat God n 2€gene, goede man, en geheel uw gezini En Matchico keerde snel naar zijn wagen j terug. Wat kon Pericha doen? Protesteerenf Do waarheid zeggen? Zij trachtte het, maar; men schonk haar geen geloof. En dien nacht legde zij zich in de ge- vangenis ter ruste. Matohioo had het haar wel voorspeld, dat het met haar slecht zou afloopen. In de gevangenis dacht zij aan den klei ne in de wieg, die haar zoo lief had toege lachen en dio haar zijn rood suikergoed had aangeboden en toen betreurde zq niets.1 En zij vormde het voornemen, zo&n klei-, ne te zoeken, zoodra zij uit de gevangenir zou zijn, kindermeid te worden, indien men haar in de een of andere hoeve, waar kin deren waren, zou aannemen. Wellicht zou zij, bij den glans van twee onschuldig© oogen als die van den kleine in de wieg, langzamerhand in haar ziel voelen verdwij nen al hetgeen de leelijke Matcbioo sedert zooveel jaren slecht in haar had kunnen maken...

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1904 | | pagina 9