No. 13678. LEIDÊCH DAGBLAD. ZATERDAG 24 SEPTEMBER. - TWEEDE BLAD. PERSOVERZICHT. Anno 1904. De Nieuwe Rotte rdamsche Courant achrijft o.a. ovci do door den minister van financièn ingediende staatsbe- grooting (de zgn. „millioenenrede") en de daarCij door den Minister gedane mededeel ingen: „Deze begrootingj hoewel niet zoo on gunstig als die voor 1904, ziet er toch ze ker niet gunstig uit, als mon nog daarbij in aanmerking neemt, dat tot do buitenge wone uitgaven ook weer dit jaai, evenals in het vorige, zelfs dezulke, als die voor den Surinaamsohcn spoorweg, worden ge- lekend, die mc-n daaronder eenvoudig rangschikt, omdat het niet mogelijk is zo uit de gewone staatsinkomsten te bestrij den, zooals do minister van fnianciën het vorig jaar verklaarde. Intusschcn, het ie slechts een raming, waarbij vooral ook van de opbrengst der middelen zal afhangen, in hoever zo in do toekomst zal blijken juist te zijn geweest. Die middelen hebben dit jaar niet de be langrijke toeneming getoond, die in do laatste jaren viol waai te nemen. De rar ming van 6leohts 1.7 millioen meer voor 1905 dan voor 190-1 is intussoben zeer be dachtzaam. Mochten de middelen in 1905 weer de vroeger opgaande beweging vol gen dan zou het resultaat natuurlijk vrij wat gunstiger kunnen zijn dan de Minis ter thans heeft geraamd. Dat intusschen, bij den kijk, dien men thans op de begrooting van 1904 heeft cn met hot oog op do cijfers, die de Minister voor 1905 geeft, bijzondere zuinigheid bij het doen van uitgaven geboden is, is niet te ontkennen. Met het oog daarop zullen de begrootingen wat de vorige jaren wel fce wenschen overliet nauwkeurig moe ten worden nagegaan ook vooral, waar het nieuwe posten betreft." In verband hiermede vraagt hot blad vooral, waai verluidt, dat dit jaar zelfs verhoogingen van subsidiën aan bestaan de ambachtsscholen, zoowel als subsidiën voor nieuwe van de begrooting zullen ge weerd worden, of het toestaan van gelden voor een duro weelderig ingerichte oentra le middelbare technische school voldoen de gemotiveerd is. Het Handelsblad zi-t de groot© betce- kenis van de rede, door den minister van financiën bij do aanbieding van de Staata- begrootig gehouden, in do aankondiging van belastingverhooging: lo. Verbooging van den accijns op het gedis tilleerd van f 63 tot 70 per hectoliter 2o. Heffing van 5 opcenten op de bodrijfs- en op de vermogensbelasting. Om het geraamde tokoit van 3.4 millioen te dekken, zal de Regeering do genoemde belastingverhooging voorstellen, wijl zij de hoogere opbrengst van heb tarief van in voerrechten wil blijven bestemmen voor de kosten van het onderwijs on do verzekering voor ouderdom en invaliditeit. „Deze voorstellon", zegt het Handels blad, onderscheiden zich zeker gunstig van die van een vorig jaar, toen enkel ver hooging van het gedistilleerd werd voorge dragen. Nu zullen echter allen worden ge- roepon om do hoogere lasten te dragen. Of echter die verhooging zelve noodig is en tot welk bedrag, daarover zal nog heel wat nauwkeurig napluizen van de minia- terieele cijfers vereischt worden en niet minder ernstig rijn na te gaan ot de wets voorstellen der Regeering, die aanzienlijk hoogere uitgaven ten gevolge zullen hebben, aannemelijk zijn. Reeds het feit, dat 1903 in plaats van het geraamd tekort van 8 millioen een overschot van Ï.3 minioen heeft opgele verd, ofschoon op de uitgaven maar 6 ton bespaard werd, geeft aanleiding tot de waarschuwing voorzichtig te zijn en tot belastingverhooging niet voorbarig over te gaan." De Nieuwe Courant betwijfoLt, of er ge gronde aanleiding bestaat voot de vrees van den minister van financiën „dat voor het snelle accies der middelen, waarin men zich tot duster mocht verheugen, stabili teit is in de plaats getreden." Zij ontkent de mogelijkheid niet, dat de Minister gelijk heeft, maar zou toch spre kender feiten moeten zien om zijn beducht heid reeds nu te doelen. Het is waar, dat, behalve de directe belastingen, die, naar do Minister zegt, „uit den aard der zaak den invloed v&n gewijzigde oeconomische toestanden minder snel ondergaan dan de indirocte belastingen", alle middelen in Hit jaar tot nog toe bij 1904 vergeleken te ruggingen of ongeveer gelijk bleven. Maar in de eerste plaat6 is de aohteruitgang van 2 millioen, (Hen do jongste staat van 'q Rijks schatkist middelen vertoont ge lijk de Minister niel nalaat te vermelden toch te wijten aan hot wisuelvalligo auo- oessioiecht, dat 2.3 millioen minder op bracht cn bovendien is een andere omstan digheid in aanmerking te nemen, waarvan do Minister geen gewag maakt. Do eerste acht maanden van 1903 overtroffen hot 8/12 van de raming voor dat jaar met meer dan 1 milïïioen en dit was een ongehoord, een nog nooit voorgekomen ver schijnsel, omdat de laatste vier maanden van heb jaar voor do schatkist steeds de beste zijn. De vergelijking van de verloo- pen acht maanden van 1904 met de buiten gewoon gunstige van 1903 is dus niet zui ver; kan zelfs door de uitkomsten van de thans aangebroken vier maanden tot een geheel verschillende slotsom leiden. Daar enboven, zegt het blad, is de voorspelling van don Minister, dat niet te rekenen valt op zulk een overschrijding van de raming der ontvangsten als in 1903 bereikt word, volstrekt niet onrustbarend, wanneer men in aanmerking neemt, dab de raming voor 1904 zeer hoog is .geweest nl. 7.8 mil lioen meer dan voor 1903. Voorts schrijft De Nieuwe Courant: „Over het voornomen om i.et op do be grooting te verwachten tekort uit een deel van do opbrengst der tariefsverhooging bo dekken, heeft de heer Harte nogal wat moeten hooren. Heeft dit hem er toe geleid, thans weder van zulk een bestemming der tariefgeldon ai te zien en terug te keeren tot het oude voornemen om deze te besteden voor de kosten der toegezegde ouderdoms- en inva liditeitsverzekering Zoo ja, wat is het dan voor een zonderlinge gee6tesafwijking geweest, die hem verleden jaar bewogen heeft, de natie ten aanzien van het toen ge- raamde hoogo tekort gerust to stellen met voorspiegelingen, die binnen een jaar door 1 hem zelf moeten worden teruggenomen'? Zoo neen, waartoe zijn dan nu nieuwe be- lastingvoorstellen noodig? Indien een jaar geleden een tekort van 1 5.7 millioen uit do taricfopbrcngst kon worden gedekt, of liever (als mon de woor den nader bekijkt, worden zij boe langet hoe curieuzer) indien „do zekerheid, dat een herziening van hoi fcariof van invoor- rechten binnen zeer korten tijd de Staten- Generaal (zou) bereiken", toon reeds voldoende was om hem van „het beramen van andere maatregelen tot vorsterking dei middelen af te (doen) zion" hoe is het dan mogelijk, dat thans een tekort van 3.4 millioen onverwijlde versterking door nieuwe belastingen noodig maakt en dat nog wel, terwijl de tariefsvooretellen thans zijn ingediend en voor zoover van den Minister afhangt, toch wel in den loop van 1905 zullen worden behandeld I Zijn er dan misschien bijzondere omstan- I digheden, welke de vooruitzichten voor J 1905 ongunstiger maken dan die, welke do Minister een jaar geleden voor 1904 koes terde? neen, wij hoorden toen ongeveer geheel gelijke beschouwingen als thans. Er valt niet te rekenen op meer dan 1 mil lioen aan besparingen; evenmin op belang- iijko oversohrijding van de raming door de inkomsten zoo vernamen wij nu. Pre cies als verleden jaar. Welke methode, welk staathuishoudelijk beginsel, welke vaste lijn is er in deze fi- nancieeJo «pringpolitiek. Om het andere jaar schijnt de Minister mistroostig of blijmoedig; in 1802 was hij gedrukt, in 1903 opgewekt, in 1904 triestig verleden jaar had hij het tarief als appel voor den dorst, dit jaar heeft hij het niet... En intusshoen gaan do uitkomsten der dienstjaren voort hem, meestal nogal "bevredigende, verras singen to baren." Het Vaderland wil' het dreigend tefeööv aanvaarden, „al mag niet worden ont veinsd, dat de heer Harte wel wat spoedig alle hoop op een flink accres door midde len heeft laten varen. Maar, zegt het blad, voorzichtigheid is in een minister van fi nanciën niet te laken. Hoe denkt hij nu in dat tekort to voorzien? De jongste lezing over de bestemming van de opbrengst der nieuwe Tarrefwet is, dat die opbrengst ge reserveerd zal worden voor do verzekering tegen invaliditeit en ouderdom en voor het ondorwija Aangenomen, dat dit nu zoo blijft en het Tarief niet weer voor an dere doeleinden bestemd wordt, rest deze vraag: Hoe het tekort te dekken? Door tvreo middelen, of eigenlijk door drie, gaf minister Harte ten antwoord. Door verhooging van den gedistilleord-ao- oijna tot f 70 per H. L., en door het heffen van vijf opcenten op de bedrijf»- en op do vermogensbelasting. Daardoor zal ongeveer drie millioen in de schatkist vloeien. De tweeslachtigheid van deze maatrege len springt in het oog. Wanneer het oirbaar wordt geacht het Rijk nog meer dan reeds het geval is te in teresseeren bij het alcoholgebruik hior fce lande, dan valt niet in te zien waarom het fcekoit niet uitsluitend uit de jenever ge stopt kan worden. Maar bet ie nog maar een wetsvoorstel ©n een wetsvoordraohfc van dezen minister van financiën is nog lang geen wet van Perzen en Meden. H^t denkbeeld, vijf opcenten te hof f en op do bedrijf8- en de vermogensbelasting, al heeft het opoenfcenstelsel hot grootc nadeel, dat het met verschillen in draagkracht slechts onvoldoende rekening kan houden, mag vriendelijker worden begroet. Want 't houdt do gewichtige erkentenis in, dat naar het oordeel van dit Ministerie do di recte belastingen haar uiterste spankracht nog niet hebben bereikt. „Die erkentenis zal niet worden verge ten." De Residentiebode prijst de „rondbor stige nauwgezetheid" van den minister van financiën, wiens becijferingen van vroege re begrootingen door do uitkomsten op ver blijdende wijzo zijn weersproken. Het blad brengt in herinnering, dat het vroeger niet best wa» te spreken over ver hooging van den accijns op het gedistil leerd^ omdat daardoor alleen getroffen werd de „Bordeaux" van den werkman. Thans, nu de minister van financiën tot dekking van het geraamde tekort torens een verhooging van bedrijfs- en vermogens belasting voorstelt, is een deel der bezwa ren van het blad opgeheven. Slechts wijst hot op één schaduwzijde. De geschiedenis van de personeel© belasting leert, dat, ah er eens opcenten zijn, er zoo gemakkelijk een paar opoentjes bijkomen. En als nu do wijzor van het budget een volgend jaar we derom niet meer in het huisjo staat? Ten slotte spreekt het blad or zijn blijd schap over uit, dat de Regeering do op brengst der voorgestelde Tariefsherziening niet wil besteden om het tekort op do be staande uitgaven te dekken, maar voor do in de Troonrede van 1901 aangokondigde „geestelijk© en stoffelijke aooialo horvor mingen" schijnt beschikbaar te willen hou den. De Maasbode 6chrijft: „Holder en klaar, zooals do drie vorige, is ook deee millioenenrede van minister Harte. Zo onderscheidt zich daardoor gunstig van do vaak min of meer verwarde cijfer- groepeeringen van sommige zijnor voorgan gers. Deze rede brengt een duidelijke verkla ring omtrent de financieel© plannen der Regeering, waarnaar reeds zooveel is ge- giet. Yorhoogdng van den jenever-accijns en van de bedrijfs- en vermogensbelasting sfcrekke® oen het gewone tekort aan te vul len; «it de opbrengst Tariefwofc zullen de kosten der nieuwe Onderwijswetten en Ar- beidsverzekeringen worden gedekt. Het is afeoo klaar: De kleine finanoie-wetjes zullen bot eerst in behandeling moeten komen. En din boI' ons volk voor de keus staan Bondei tariefsverhooging geen bevrediging op school- en sociaal gebied." Dr. Nolens zet in de Yenloosche Courant nog cone do groote beteokenis van het wets ontwerp inzake de regeling van het ar beidscontract uiteen. Difc contract is van zoo hoog belang we gens zijn aard: het welzijn vooral van den weak nemer is or bij gemoeid; en wegens rijn veol vuld ighei d: bij toeneming toch vooral der grootindustrie hangt het bestaan van een steeds grooter aantal men- schcn van een arbeidersovereenkomsfc af. Menög patroon en menig arbeider staat misschien vreemd te kijken, als hij hoort, dat tussohen hen een overeenkomst, een contract gesloten is. Toch i» dit het geval. Tusschen hen wordt geacht een contract gesloten to zijn, uitdrukkelijk of stilzwij gend, schriftelijk of mondeling. Maar dit contract werd door de positie ve wet tot heden, en niet alleen in ons land, schromelijk verwaarloosd. Ton nadeolc natuurlijk van de zwakkere partij. In de® regel nu was dat de werknomonde. Een betere regeling, men zou in dit geval kunnen zeggen, een regeling, kan niet an dere dan ten goede komen vooral aan de zwakkere partij. Daarom ia deze regeling een belangrijk punt van arbeidswetgeving. Immers daortoo behoort, bohalvo do zorg voor aabetidsgolcgonheid, voor arboi cis- voorwaarden on voor arbeidsinkomen, ook 't brengen van rechtszekerheid in de verhou ding van werkgever en werknemer. Do regeling van het arbeidscontract heeft dit laatsto ton doel'. Het Centrum schrijft: Do discussie in don Qbr. Nat. Work- mansbond over het samengaan met P a- trimonium en den R.-K. Yo 1 ksbond, on het daarop volgend besluit om die sa menwerking niet duurzaam te doen zijn, maar slechts voor ieder bijzonder geval af zonderlijk, heeft in de liboraJo pers een ze kere vreugde verwekt. Zij zag daarin een duidelijk bewijs, dat de Regeeringameordcr- hoid slechts kunstmatig woidfc bijeengehou den op bevel van do leiders. Wo kunnen dio vreugde begrijpen, maar goede reden tot blijdschap is er toch niet. Want do gemeenschappelijke belangon zijn vole en daarvoor is samenwerking. De drio christelijke partijen naderen elkaar en vin den in hun samenwerking kracht. Yan ver deeldheid in do ééno partij is dus geen sprake. Geheel andera staat het mot dc liberale partij. Daar is men verdeeld, na vroegor te zijn één geweest, en hot laat zich niet aanzien, dat de liberale hereeniging binnen korten tijd een feit zal zijn, want dc pun ten, waarover bij de liberale fracties het verschil loopt, zijn van zoo'n ingrijpenden aard, dat een prijsgeven daarvan voor do vorst vooruitgaande fractie een zelfmoord zou zijn, on daarentegen hot aannemon daarvan door de conservatieve fractio een opoffering van eigen bestaan. Do Rechter zijde werkt voor gemeen schappelijke belangen. De Linkerzijde wordt door de geschilpun ten verdeeld en werkeloos gehouden. Onder het opschrift „Ongevallen verzekering voor land- en tuin bouw" schrijft „Ericus" in De Tele graaf: Reeds lang hjobben wij er op goweacn, hoe noodig het is, dat ook land- en tuin bouw in do ongevallenverzekering worden opgenomen, maar nog steeds verneemt men daarvan niets. Toch komen ook daarbij zeer vele ongeluk ken voor. Zonder machines' is de landbouw zoo goed als onmogelijk geworden; zelf* wor den vele stoommachines geblikt vooral bij hot dorschon. Zij zijn Teeds weer druk aan hot work. Ook <jjj die grootste voor zichtigheid toïneh daarbij ongelukken voor. De boer', die ouderwets oh met den vle gel dorscht, heeft een korten, dikken stok aan een grooten verbonden, heft dien eerst al slingerend hoog bovten het hoofd en slaat hem dan forsch neer op dc uitge spreide korcnschooven. Yelen staan zoo dicht bij en naast el kaar te dorschen en het komt nogal eens voor, dat iemand een tik met zoo'n vlegel krijgt, waarvan hij nooit iets navertelt of die hem althans geruimen tijd buiten fctaat stelt tot vorken. Stroo-, wortel- en bic ten snijders wan molens en tal van andere landbouwwerk tuigen veroorzaken nogal eens verwondin gen, Bij do ongevallenwet laat mon dio verbinden en kan meestal spcicdig weer aan het werk gaan. Omdat dc doktor ge woonlijk buiten ver af woont, laat dc boer nu meestal zijn knechts on worklioden maar doorloopcn, als het niet to org is, of geeft zo den heilzamon raad er een spinncwcb op to doen. Hoevolcn zijn zoo reeda door bloedvergiftiging gestorven Bij den tuinbouw komen hohaaldelijk vorwondingen aan rietmatten voor, die eiken dag op- cn uitgerold moeten wor- don over picest allo broeibakken. In het Wet tl and on oldcre is het verba zend, hoeveel htevigc verzweringen daar door reeds zijn voorgekomen. Do rijkstuin- bouwlccraar te Naaldwijk do heer Do Yrice, deed hieromtrent op do vorigo ver gadering der Ncdcrlandsche Maatschappij vooi Tuinbouw cn Plantkunde te Amster dam treffende medcdcelingen. Hoevolcn vallen niet uit hoogo boomon bij het snoeien I Maar bij de bloembindorij zullen toch wel geen ongelukkon voorkomen Mcor clan men denkt 1 Vooral rozen wor den tegen het „wit" (een ziekte) met al lerlei veigiftigo bestrijdingsmiddelen be sproeid. Hoovcel bloedvergiftiging daar- door ontstaat, kunnen allen zij, aio veel rozen tot bouquetten verwerken, u zeggon. Dit geldt ook voor vclo ander© bloemen. De fraaie, zoo algemeen verlangde Pri mula obconica heeft op velen (ook op vak lieden, die er van jongs af meo omgaan) eon bloedvergiftigende uitwerking, vooral op handen cn oogen, waardoor men soms weken lang niet werken kan. Hoe goed zou het zijn, wanneer al deze gevallen torstond behandeld en daardoor terstond genezen werdenMeestal kunnen do werklieden dan al spoedig weer beginnen. En veoh' idora? Zie eens, hoe woest heng sten cn stioron zich soms gedragenhoe ge vaarlijk ook mlerrics cn koeien kunnen zijn; hoe ver alle geslachten en soorten van paarden kunnen achteruitslaan, als zij iemand willen troffenhoe kwaadaar dig zij kunnen bijten Vóór de kootster en do vrachtrijder zijn paarden krijgt, zijn deze gedresseerd door don boer die zo fokte. Hoe menigeen is daardoor al levenslang ongelukkig gewor den of hec.t daarbij het leven verloren, ook bij het eiken dag voorkomende rijden van zware vrachten. Wanneer melkkoeien voor het eerst in de weide karnen, vechten ze meestal geducht. Een knecht moet zc scheiden en loopt dan zeker kans op ongelukken. Zelfs dc melker of mclkfcter kan door een koo, dio een kwaadaardige bui krijgt, zóó tegen den stalmuur gedrukt worden, dat or ribben brekenook weer een ongeval I Hoe vriendelijk stier r gewoonlijk zijn, weten niet alleen torcadorcn maar ook boorenkneehts. Hot bovenstaande schreven wij alleen om weer eens oven to „porren", opdat on ze wetgevers nicfc inslapen. Volgens de Duitscbo statistieken van 1903 kwamen op do 10C9 verzekerde Innd- on tuinbouwers 5.18 ongevallen voor fcegïQ 8.06 in de industrie, 't Is daarom onver- FEUILLETON. De Diamantendiefstal. 8) „Laat bet goed zijn, Hans", zeido Hildes- sem. „Als gij mij dank verschuldigd zijt, ben ik dat niet evengoed aan jou? Wat gij voor mij geworden zijt, kunt gij niet beoor- deelen, want gij kent de menschen nog niet. Niet aan uw dankbaarheid, maar aan uw genegenheid tob mij richt ik 't verzoeklaat liet plan varen, dat gij op het oog hebt." „Neen, Siegfried, gij moet mij mijn wil laten uitvoeren, dezen keer kan ik u niet volgen." De komst van don trein werd aangekon digd. Hildeaeean stond, op en drukte zijn jongeren motgeael aan zijn borst. „Vaar wel, mijn jongen I" fluisterde bij met bewo gen stem. „Ik wil niet mede aanzien, hoe do trein u wegvoert. Laten wij hier schei den 1" Nog eens schudden zij elkaar' de handen, toen wendde de vrijheer zich om en ging den weg terug, dien rij gekomen waren, met haas tige schreden en gebogen hoofd, zonder om te zien. Hans zag hem na, en lette er niet op, dat twee droppels hem langzaam over d© wangen vloeiden. Uur na uur ratelde d© sneltrein over de eentonige laagvlakte van hot oosten, uit Aziatische barbaaxschheid do reizigers' voe rende naai de schitterende centra van wee- tersche beschaving. Hans verviel in een onrustigen alaap, ge durende welkea verwrongen beelden uit het verloden in bonto mengeling voor zijn oogon rezen; toon hij uit dezen slaap het eerst weder tot vollo bewustzijn kwam, was men reeds in het Spreewald, dicht bij Bor- lijn. Een vale, loodgrijze lucht hing boven het landschap, waarvan de bladarmo hoo rnen in den vallenden nevel een droefgeea- tigen indruk maakten. Hans huiverde; hij voelde zich onbehaaglijk naar lichaam en naar geest. Zijn toekomstige onderwijzer zou hem van het Frankfurter station afhalen en een rood boek onder den arm hebben als een her kenningstekken. Toen do locomotief met een langdurig, schril gefluit do hoofdstad begroette, haalde Hans nog eens den briof voor den dag, die do noodige aanwijzingen in laconische kortheid bevatte, welke alle brieven van zijn vader kenmerkte. „Mijn heer Ingram!" mompelde 't jonge rocn6ch. „Nomen est omen I Welk een oudo pedant kan dat wel rijn 1 Ik zie hem reeds voor mij, met een hoogen cylinder, zwarte hand- echoenen cn een kale broek, bal" Hij keek onverschillig buiten het raampje terwijl de andere passagiera in den coupé met dio koortsige rusteloosheid, waar door het meerendecl der reizigers bij het naderen van hun doel overvallen Wordt, druk in de weer waren. Nu reed de trein onder do overkapping en hield op. Hans pakte zijn valies en sprong den coupé uit, verzekerd© zich spoe dig1 vatf eet dienst (man, wicn hij 'zt'jn, bagagebriefje gaf, cn zag toen, langzaam naar den uitgang gaande, om naar een mageren, grijzen ma-n, die kon gelijken op Ingram of Griesgram of hoe de man heet te. „Per slofc van rekening is de meester er nog niet," mompelde hij. Daar zag hij plotseling een jongen man, niet veel ouder dan hijzelf, dio met vor- schenden blik de reizigers moasterdo en een boek met rooden band in do hand hield, onmogelijk kon dat die Ingram zijn, maar do vragende blik, dien Hans op hem wiorp, was den vreemde niet ontgaan. Hij nam zijn hood af en zeide: „Excuseer mij, rijt u misschien mijnheer Lander?" „Ja, dio ben ik, Hans Lander, cn u zijt wel mijnheer Gringram of Ingram; mijn oudo heeft zulk een vervloekte hand van schrijven." „Max Ingram heet ik," zcide de ander lachend. Het was een jeugdig, openhartig gezioht met heldere oogon, dat Hans aan zag on hem in het cerate oogenblik boeide. „Wij zullen elkaar dadelijk beter lcoren kennen; laten wij nu eerst zorgen, dat wij wegkomen? Is dat uw bagage? Goed, een droschko heb ik al. Kom medel" Een halfuur later zaten de beide jonge lieden in de behaaglijk verwarmde kamor van hun hotel aan de koffie, waarbij Hans met gezonden eetlust ettelijke broodjes ver orberde. Hij scheen het in hot geheel niet te bespeuren, of zich niet in het minst ge geneerd te gevoelen, dat Max hem met groo te aandacht gadesloeg. De jonge geleerde was één en al verbazing over den jongeling, die in het geheel niet beantwoordde aan het beeld, dat hij zich van hem gemaakt had. Hans sprak in breed dialect, wel is waar zonder fouten, maar toch met dien gerin gen woordenschat en die uniforme zinsvor ming, welke den onbeschaafde kenmerken; zijn manieren waren ruw, zijn bewegingen houterig; hij slurpte mefc groot welbehagen zijn koffie; smakte met don mond onder hot eten, sprak met kauwenden mond e* pakte zijn broodje met beide bandon aan. „Waar heeft do jongen zich tot zulk een Nijlpaard ontwikkeld?" vroeg Max zich zelf af. Met bezorgdheid dacht hij aan de taak, welko hem wachtte cn die wel veel zwaarder was dan hij vermoed had. „Wat beginnen wij nu?" vroeg hij, toen eindelijk Hans genoeg had gegeten. „Dat moet u weten," antwoordde Hans, nauwelijks zijn geeuwen bedwingendo. „Wat is or dan hier al zoo „los"?" „Lob" eigenlijk niets, maar to zien is er veol. Wij zouden de National Galerie kun nen bezoeken of hot museum..." „Wat is daar te zien?" .Schilderijen, beeldhouwwerken, kunst werken van allerlei aard. U hebt zeker roods van Kaulbach'6 schilderijen in het trappenhuis gehoord?" „Kaulhaoh? Neen, ik kon hom niet, daar was in Kraupischken een man, Mikoreit heette hij dio was schilder; dio kon ap pelen schilderen en biorpofcten on dergelij ke, zoo natuurlijk mogelijk, maar wat heeft men daaraan Hot kan mij niets schelon 1" „Misochion interesseert u het othnogra- phisch of natuurhistorisch museum meer. Ook kunnen wij naar Potsdam gaan." „Neen, waarvoor? Wat heeft men daar? Hoor eens, mijnheer Ingram, vervloekte naam toch ik ben een rondo en eerlijke kerel, ik kan niet aanstaren, wat mij ver veelt, en dan daarover zwetsen. Laat mij een weide of een ploeg zien of zoo iets en ik wil u bescheid doen. O, dat ken ik. Maar met dien fijnen zwendel moet u mij niet aan boord komen. Dat begrijp ik niet en dat verveelt mij I" „Men behoeft het niet te begrijpen en kan er tooh genoogen in hebben." „Ja, dat weet ik. Do veearts te Krau- pisohken zcide dat ook; hij noemde dat bet woord is mij ontgaan er kwam zoo iets van tctis in voor l" Acsthotiscli misschien?" „Ja, dat was het. Maar zoo iets is nie mendal voor mijns vaders zoon. Later dat kan zijn. Maar blijf er mij nu mede van het lijfl Heden moet u mij mijn vrij heid laten." Ingram knikte. „Dat wan mijn bedoeling; ik wilde u alleen den tijd verdrijven. Stel zelf iets b^iors voor J" „Dan wil ik u iets zeggen: wij gaan boe melen. Er moeten hier vele knapp© meis jes rijn, Dio zio ik gaarne. Ginds in Krau- pitohkon waren ze niet. Die aren vee! te plomp. Laat o:.-5 door de straten loopen en als wij moede zijn, keeren wij terug." „Goed," zeido Ingram. „Maar wij zul len eerst naar een confectie magazijn gaan, om u and 3 uit to rusten. Want zoo „Maar wat donkt u? Dit is maar mijn reiskostuum. Ik zal nu mijn Zoodagacho pak aantrekken cn mij netjes maken." Hij stond op, om in de zijkamer to gaan en zich to kleedcn. Maar hij keerde tpoc- dig terug en vroeg: „Hebt u ook zoo icta als haarolio of Roezmarkpommado?" „Neon," zeido Ingram verwonderd. „Tk gebruik dat goed niet." „Dat moet u toch doen; het maakt bet haar glanzend. Het uw© 7.iet er ook zoo stoffig uit. Ik neem altijd Roszmark. In do andere pommadc6 knoeien ze to veel varkensvet.'* fWordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1904 | | pagina 5