No. 13678.
LEIDÊCH DAGBLAD. ZATERDAG 24 SEPTEMBER. - TWEEDE BLAD.
PERSOVERZICHT.
Anno 1904.
De Nieuwe Rotte rdamsche Courant
achrijft o.a. ovci do door den minister
van financièn ingediende staatsbe-
grooting (de zgn. „millioenenrede")
en de daarCij door den Minister gedane
mededeel ingen:
„Deze begrootingj hoewel niet zoo on
gunstig als die voor 1904, ziet er toch ze
ker niet gunstig uit, als mon nog daarbij
in aanmerking neemt, dat tot do buitenge
wone uitgaven ook weer dit jaai, evenals
in het vorige, zelfs dezulke, als die voor
den Surinaamsohcn spoorweg, worden ge-
lekend, die mc-n daaronder eenvoudig
rangschikt, omdat het niet mogelijk is zo
uit de gewone staatsinkomsten te bestrij
den, zooals do minister van fnianciën het
vorig jaar verklaarde.
Intusschcn, het ie slechts een raming,
waarbij vooral ook van de opbrengst der
middelen zal afhangen, in hoever zo in do
toekomst zal blijken juist te zijn geweest.
Die middelen hebben dit jaar niet de be
langrijke toeneming getoond, die in do
laatste jaren viol waai te nemen. De rar
ming van 6leohts 1.7 millioen meer voor
1905 dan voor 190-1 is intussoben zeer be
dachtzaam. Mochten de middelen in 1905
weer de vroeger opgaande beweging vol
gen dan zou het resultaat natuurlijk vrij
wat gunstiger kunnen zijn dan de Minis
ter thans heeft geraamd.
Dat intusschen, bij den kijk, dien men
thans op de begrooting van 1904 heeft cn
met hot oog op do cijfers, die de Minister
voor 1905 geeft, bijzondere zuinigheid bij
het doen van uitgaven geboden is, is niet
te ontkennen. Met het oog daarop zullen
de begrootingen wat de vorige jaren wel
fce wenschen overliet nauwkeurig moe
ten worden nagegaan ook vooral, waar
het nieuwe posten betreft."
In verband hiermede vraagt hot blad
vooral, waai verluidt, dat dit jaar zelfs
verhoogingen van subsidiën aan bestaan
de ambachtsscholen, zoowel als subsidiën
voor nieuwe van de begrooting zullen ge
weerd worden, of het toestaan van gelden
voor een duro weelderig ingerichte oentra
le middelbare technische school voldoen
de gemotiveerd is.
Het Handelsblad zi-t de groot© betce-
kenis van de rede, door den minister van
financiën bij do aanbieding van de Staata-
begrootig gehouden, in do aankondiging
van belastingverhooging: lo.
Verbooging van den accijns op het gedis
tilleerd van f 63 tot 70 per hectoliter
2o. Heffing van 5 opcenten op de bodrijfs-
en op de vermogensbelasting.
Om het geraamde tokoit van 3.4 millioen
te dekken, zal de Regeering do genoemde
belastingverhooging voorstellen, wijl zij de
hoogere opbrengst van heb tarief van in
voerrechten wil blijven bestemmen voor de
kosten van het onderwijs on do verzekering
voor ouderdom en invaliditeit.
„Deze voorstellon", zegt het Handels
blad, onderscheiden zich zeker gunstig van
die van een vorig jaar, toen enkel ver
hooging van het gedistilleerd werd voorge
dragen. Nu zullen echter allen worden ge-
roepon om do hoogere lasten te dragen.
Of echter die verhooging zelve noodig is
en tot welk bedrag, daarover zal nog heel
wat nauwkeurig napluizen van de minia-
terieele cijfers vereischt worden en niet
minder ernstig rijn na te gaan ot de wets
voorstellen der Regeering, die aanzienlijk
hoogere uitgaven ten gevolge zullen hebben,
aannemelijk zijn.
Reeds het feit, dat 1903 in plaats van
het geraamd tekort van 8 millioen een
overschot van Ï.3 minioen heeft opgele
verd, ofschoon op de uitgaven maar 6
ton bespaard werd, geeft aanleiding tot de
waarschuwing voorzichtig te zijn en tot
belastingverhooging niet voorbarig over
te gaan."
De Nieuwe Courant betwijfoLt, of er ge
gronde aanleiding bestaat voot de vrees
van den minister van financiën „dat voor
het snelle accies der middelen, waarin men
zich tot duster mocht verheugen, stabili
teit is in de plaats getreden."
Zij ontkent de mogelijkheid niet, dat de
Minister gelijk heeft, maar zou toch spre
kender feiten moeten zien om zijn beducht
heid reeds nu te doelen. Het is waar, dat,
behalve de directe belastingen, die, naar
do Minister zegt, „uit den aard der zaak
den invloed v&n gewijzigde oeconomische
toestanden minder snel ondergaan dan de
indirocte belastingen", alle middelen in
Hit jaar tot nog toe bij 1904 vergeleken te
ruggingen of ongeveer gelijk bleven. Maar
in de eerste plaat6 is de aohteruitgang van
2 millioen, (Hen do jongste staat van
'q Rijks schatkist middelen vertoont ge
lijk de Minister niel nalaat te vermelden
toch te wijten aan hot wisuelvalligo auo-
oessioiecht, dat 2.3 millioen minder op
bracht cn bovendien is een andere omstan
digheid in aanmerking te nemen, waarvan
do Minister geen gewag maakt. Do eerste
acht maanden van 1903 overtroffen hot
8/12 van de raming voor dat jaar met meer
dan 1 milïïioen en dit was een ongehoord,
een nog nooit voorgekomen ver
schijnsel, omdat de laatste vier maanden
van heb jaar voor do schatkist steeds de
beste zijn. De vergelijking van de verloo-
pen acht maanden van 1904 met de buiten
gewoon gunstige van 1903 is dus niet zui
ver; kan zelfs door de uitkomsten van de
thans aangebroken vier maanden tot een
geheel verschillende slotsom leiden. Daar
enboven, zegt het blad, is de voorspelling
van don Minister, dat niet te rekenen valt
op zulk een overschrijding van de raming
der ontvangsten als in 1903 bereikt word,
volstrekt niet onrustbarend, wanneer men
in aanmerking neemt, dab de raming voor
1904 zeer hoog is .geweest nl. 7.8 mil
lioen meer dan voor 1903.
Voorts schrijft De Nieuwe Courant:
„Over het voornomen om i.et op do be
grooting te verwachten tekort uit een deel
van do opbrengst der tariefsverhooging bo
dekken, heeft de heer Harte nogal wat
moeten hooren.
Heeft dit hem er toe geleid, thans weder
van zulk een bestemming der tariefgeldon
ai te zien en terug te keeren tot het oude
voornemen om deze te besteden voor de
kosten der toegezegde ouderdoms- en inva
liditeitsverzekering Zoo ja, wat is het
dan voor een zonderlinge gee6tesafwijking
geweest, die hem verleden jaar bewogen
heeft, de natie ten aanzien van het toen ge-
raamde hoogo tekort gerust to stellen met
voorspiegelingen, die binnen een jaar door
1 hem zelf moeten worden teruggenomen'?
Zoo neen, waartoe zijn dan nu nieuwe be-
lastingvoorstellen noodig?
Indien een jaar geleden een tekort van
1 5.7 millioen uit do taricfopbrcngst kon
worden gedekt, of liever (als mon de woor
den nader bekijkt, worden zij boe langet
hoe curieuzer) indien „do zekerheid, dat
een herziening van hoi fcariof van invoor-
rechten binnen zeer korten tijd de Staten-
Generaal (zou) bereiken", toon reeds
voldoende was om hem van „het beramen
van andere maatregelen tot vorsterking
dei middelen af te (doen) zion" hoe is
het dan mogelijk, dat thans een tekort
van 3.4 millioen onverwijlde versterking
door nieuwe belastingen noodig maakt en
dat nog wel, terwijl de tariefsvooretellen
thans zijn ingediend en voor zoover van
den Minister afhangt, toch wel in den loop
van 1905 zullen worden behandeld I
Zijn er dan misschien bijzondere omstan-
I digheden, welke de vooruitzichten voor
J 1905 ongunstiger maken dan die, welke do
Minister een jaar geleden voor 1904 koes
terde? neen, wij hoorden toen ongeveer
geheel gelijke beschouwingen als thans. Er
valt niet te rekenen op meer dan 1 mil
lioen aan besparingen; evenmin op belang-
iijko oversohrijding van de raming door
de inkomsten zoo vernamen wij nu. Pre
cies als verleden jaar.
Welke methode, welk staathuishoudelijk
beginsel, welke vaste lijn is er in deze fi-
nancieeJo «pringpolitiek. Om het andere
jaar schijnt de Minister mistroostig of
blijmoedig; in 1802 was hij gedrukt, in 1903
opgewekt, in 1904 triestig verleden jaar
had hij het tarief als appel voor den dorst,
dit jaar heeft hij het niet... En intusshoen
gaan do uitkomsten der dienstjaren voort
hem, meestal nogal "bevredigende, verras
singen to baren."
Het Vaderland wil' het dreigend tefeööv
aanvaarden, „al mag niet worden ont
veinsd, dat de heer Harte wel wat spoedig
alle hoop op een flink accres door midde
len heeft laten varen. Maar, zegt het blad,
voorzichtigheid is in een minister van fi
nanciën niet te laken. Hoe denkt hij nu in
dat tekort to voorzien? De jongste lezing
over de bestemming van de opbrengst der
nieuwe Tarrefwet is, dat die opbrengst ge
reserveerd zal worden voor do verzekering
tegen invaliditeit en ouderdom en voor
het ondorwija Aangenomen, dat dit nu
zoo blijft en het Tarief niet weer voor an
dere doeleinden bestemd wordt, rest deze
vraag: Hoe het tekort te dekken?
Door tvreo middelen, of eigenlijk door
drie, gaf minister Harte ten antwoord.
Door verhooging van den gedistilleord-ao-
oijna tot f 70 per H. L., en door het heffen
van vijf opcenten op de bedrijf»- en op do
vermogensbelasting. Daardoor zal ongeveer
drie millioen in de schatkist vloeien.
De tweeslachtigheid van deze maatrege
len springt in het oog.
Wanneer het oirbaar wordt geacht het
Rijk nog meer dan reeds het geval is te in
teresseeren bij het alcoholgebruik hior fce
lande, dan valt niet in te zien waarom het
fcekoit niet uitsluitend uit de jenever ge
stopt kan worden. Maar bet ie nog maar
een wetsvoorstel ©n een wetsvoordraohfc van
dezen minister van financiën is nog lang
geen wet van Perzen en Meden.
H^t denkbeeld, vijf opcenten te hof f en op
do bedrijf8- en de vermogensbelasting, al
heeft het opoenfcenstelsel hot grootc nadeel,
dat het met verschillen in draagkracht
slechts onvoldoende rekening kan houden,
mag vriendelijker worden begroet. Want 't
houdt do gewichtige erkentenis in, dat
naar het oordeel van dit Ministerie do di
recte belastingen haar uiterste spankracht
nog niet hebben bereikt.
„Die erkentenis zal niet worden verge
ten."
De Residentiebode prijst de „rondbor
stige nauwgezetheid" van den minister van
financiën, wiens becijferingen van vroege
re begrootingen door do uitkomsten op ver
blijdende wijzo zijn weersproken.
Het blad brengt in herinnering, dat het
vroeger niet best wa» te spreken over ver
hooging van den accijns op het gedistil
leerd^ omdat daardoor alleen getroffen
werd de „Bordeaux" van den werkman.
Thans, nu de minister van financiën tot
dekking van het geraamde tekort torens
een verhooging van bedrijfs- en vermogens
belasting voorstelt, is een deel der bezwa
ren van het blad opgeheven. Slechts wijst
hot op één schaduwzijde. De geschiedenis
van de personeel© belasting leert, dat, ah
er eens opcenten zijn, er zoo gemakkelijk
een paar opoentjes bijkomen. En als nu do
wijzor van het budget een volgend jaar we
derom niet meer in het huisjo staat?
Ten slotte spreekt het blad or zijn blijd
schap over uit, dat de Regeering do op
brengst der voorgestelde Tariefsherziening
niet wil besteden om het tekort op do be
staande uitgaven te dekken, maar voor do
in de Troonrede van 1901 aangokondigde
„geestelijk© en stoffelijke aooialo horvor
mingen" schijnt beschikbaar te willen hou
den.
De Maasbode 6chrijft:
„Holder en klaar, zooals do drie vorige,
is ook deee millioenenrede van minister
Harte.
Zo onderscheidt zich daardoor gunstig
van do vaak min of meer verwarde cijfer-
groepeeringen van sommige zijnor voorgan
gers.
Deze rede brengt een duidelijke verkla
ring omtrent de financieel© plannen der
Regeering, waarnaar reeds zooveel is ge-
giet.
Yorhoogdng van den jenever-accijns en
van de bedrijfs- en vermogensbelasting
sfcrekke® oen het gewone tekort aan te vul
len; «it de opbrengst Tariefwofc zullen de
kosten der nieuwe Onderwijswetten en Ar-
beidsverzekeringen worden gedekt.
Het is afeoo klaar:
De kleine finanoie-wetjes zullen bot eerst
in behandeling moeten komen.
En din boI' ons volk voor de keus staan
Bondei tariefsverhooging geen bevrediging
op school- en sociaal gebied."
Dr. Nolens zet in de Yenloosche Courant
nog cone do groote beteokenis van het wets
ontwerp inzake de regeling van het ar
beidscontract uiteen.
Difc contract is van zoo hoog belang we
gens zijn aard: het welzijn vooral van den
weak nemer is or bij gemoeid; en wegens
rijn veol vuld ighei d: bij toeneming
toch vooral der grootindustrie hangt het
bestaan van een steeds grooter aantal men-
schcn van een arbeidersovereenkomsfc af.
Menög patroon en menig arbeider staat
misschien vreemd te kijken, als hij hoort,
dat tussohen hen een overeenkomst, een
contract gesloten is.
Toch i» dit het geval.
Tusschen hen wordt geacht een contract
gesloten to zijn, uitdrukkelijk of stilzwij
gend, schriftelijk of mondeling.
Maar dit contract werd door de positie
ve wet tot heden, en niet alleen in ons
land, schromelijk verwaarloosd.
Ton nadeolc natuurlijk van de zwakkere
partij.
In de® regel nu was dat de werknomonde.
Een betere regeling, men zou in dit geval
kunnen zeggen, een regeling, kan niet an
dere dan ten goede komen vooral aan de
zwakkere partij.
Daarom ia deze regeling een belangrijk
punt van arbeidswetgeving.
Immers daortoo behoort, bohalvo do zorg
voor aabetidsgolcgonheid, voor arboi cis-
voorwaarden on voor arbeidsinkomen, ook 't
brengen van rechtszekerheid in de verhou
ding van werkgever en werknemer.
Do regeling van het arbeidscontract heeft
dit laatsto ton doel'.
Het Centrum schrijft:
Do discussie in don Qbr. Nat. Work-
mansbond over het samengaan met P a-
trimonium en den R.-K. Yo 1 ksbond,
on het daarop volgend besluit om die sa
menwerking niet duurzaam te doen zijn,
maar slechts voor ieder bijzonder geval af
zonderlijk, heeft in de liboraJo pers een ze
kere vreugde verwekt. Zij zag daarin een
duidelijk bewijs, dat de Regeeringameordcr-
hoid slechts kunstmatig woidfc bijeengehou
den op bevel van do leiders.
Wo kunnen dio vreugde begrijpen, maar
goede reden tot blijdschap is er toch niet.
Want do gemeenschappelijke belangon zijn
vole en daarvoor is samenwerking. De drio
christelijke partijen naderen elkaar en vin
den in hun samenwerking kracht. Yan ver
deeldheid in do ééno partij is dus geen
sprake.
Geheel andera staat het mot dc liberale
partij. Daar is men verdeeld, na vroegor
te zijn één geweest, en hot laat zich niet
aanzien, dat de liberale hereeniging binnen
korten tijd een feit zal zijn, want dc pun
ten, waarover bij de liberale fracties het
verschil loopt, zijn van zoo'n ingrijpenden
aard, dat een prijsgeven daarvan voor do
vorst vooruitgaande fractie een zelfmoord
zou zijn, on daarentegen hot aannemon
daarvan door de conservatieve fractio een
opoffering van eigen bestaan.
Do Rechter zijde werkt voor gemeen
schappelijke belangen.
De Linkerzijde wordt door de geschilpun
ten verdeeld en werkeloos gehouden.
Onder het opschrift „Ongevallen
verzekering voor land- en tuin
bouw" schrijft „Ericus" in De Tele
graaf:
Reeds lang hjobben wij er op goweacn,
hoe noodig het is, dat ook land- en tuin
bouw in do ongevallenverzekering worden
opgenomen, maar nog steeds verneemt
men daarvan niets.
Toch komen ook daarbij zeer vele ongeluk
ken voor.
Zonder machines' is de landbouw zoo
goed als onmogelijk geworden; zelf* wor
den vele stoommachines geblikt vooral
bij hot dorschon. Zij zijn Teeds weer druk
aan hot work. Ook <jjj die grootste voor
zichtigheid toïneh daarbij ongelukken
voor.
De boer', die ouderwets oh met den vle
gel dorscht, heeft een korten, dikken stok
aan een grooten verbonden, heft dien
eerst al slingerend hoog bovten het hoofd
en slaat hem dan forsch neer op dc uitge
spreide korcnschooven.
Yelen staan zoo dicht bij en naast el
kaar te dorschen en het komt nogal eens
voor, dat iemand een tik met zoo'n vlegel
krijgt, waarvan hij nooit iets navertelt
of die hem althans geruimen tijd buiten
fctaat stelt tot vorken.
Stroo-, wortel- en bic ten snijders wan
molens en tal van andere landbouwwerk
tuigen veroorzaken nogal eens verwondin
gen, Bij do ongevallenwet laat mon dio
verbinden en kan meestal spcicdig weer
aan het werk gaan. Omdat dc doktor ge
woonlijk buiten ver af woont, laat dc boer
nu meestal zijn knechts on worklioden
maar doorloopcn, als het niet to org is,
of geeft zo den heilzamon raad er een
spinncwcb op to doen. Hoevolcn zijn zoo
reeda door bloedvergiftiging gestorven
Bij den tuinbouw komen hohaaldelijk
vorwondingen aan rietmatten voor, die
eiken dag op- cn uitgerold moeten wor-
don over picest allo broeibakken.
In het Wet tl and on oldcre is het verba
zend, hoeveel htevigc verzweringen daar
door reeds zijn voorgekomen. Do rijkstuin-
bouwlccraar te Naaldwijk do heer Do
Yrice, deed hieromtrent op do vorigo ver
gadering der Ncdcrlandsche Maatschappij
vooi Tuinbouw cn Plantkunde te Amster
dam treffende medcdcelingen.
Hoevolcn vallen niet uit hoogo boomon
bij het snoeien I
Maar bij de bloembindorij zullen toch
wel geen ongelukkon voorkomen
Mcor clan men denkt 1 Vooral rozen wor
den tegen het „wit" (een ziekte) met al
lerlei veigiftigo bestrijdingsmiddelen be
sproeid. Hoovcel bloedvergiftiging daar-
door ontstaat, kunnen allen zij, aio veel
rozen tot bouquetten verwerken, u zeggon.
Dit geldt ook voor vclo ander© bloemen.
De fraaie, zoo algemeen verlangde Pri
mula obconica heeft op velen (ook op vak
lieden, die er van jongs af meo omgaan)
eon bloedvergiftigende uitwerking, vooral
op handen cn oogen, waardoor men soms
weken lang niet werken kan. Hoe goed zou
het zijn, wanneer al deze gevallen torstond
behandeld en daardoor terstond genezen
werdenMeestal kunnen do werklieden
dan al spoedig weer beginnen.
En veoh' idora? Zie eens, hoe woest heng
sten cn stioron zich soms gedragenhoe ge
vaarlijk ook mlerrics cn koeien kunnen
zijn; hoe ver alle geslachten en soorten
van paarden kunnen achteruitslaan, als
zij iemand willen troffenhoe kwaadaar
dig zij kunnen bijten
Vóór de kootster en do vrachtrijder zijn
paarden krijgt, zijn deze gedresseerd door
don boer die zo fokte. Hoe menigeen is
daardoor al levenslang ongelukkig gewor
den of hec.t daarbij het leven verloren,
ook bij het eiken dag voorkomende rijden
van zware vrachten.
Wanneer melkkoeien voor het eerst in de
weide karnen, vechten ze meestal geducht.
Een knecht moet zc scheiden en loopt dan
zeker kans op ongelukken. Zelfs dc melker
of mclkfcter kan door een koo, dio een
kwaadaardige bui krijgt, zóó tegen den
stalmuur gedrukt worden, dat or ribben
brekenook weer een ongeval I
Hoe vriendelijk stier r gewoonlijk zijn,
weten niet alleen torcadorcn maar ook
boorenkneehts.
Hot bovenstaande schreven wij alleen
om weer eens oven to „porren", opdat on
ze wetgevers nicfc inslapen.
Volgens de Duitscbo statistieken van
1903 kwamen op do 10C9 verzekerde Innd-
on tuinbouwers 5.18 ongevallen voor fcegïQ
8.06 in de industrie, 't Is daarom onver-
FEUILLETON.
De Diamantendiefstal.
8)
„Laat bet goed zijn, Hans", zeido Hildes-
sem. „Als gij mij dank verschuldigd zijt,
ben ik dat niet evengoed aan jou? Wat gij
voor mij geworden zijt, kunt gij niet beoor-
deelen, want gij kent de menschen nog niet.
Niet aan uw dankbaarheid, maar aan uw
genegenheid tob mij richt ik 't verzoeklaat
liet plan varen, dat gij op het oog hebt."
„Neen, Siegfried, gij moet mij mijn wil
laten uitvoeren, dezen keer kan ik u niet
volgen."
De komst van don trein werd aangekon
digd. Hildeaeean stond, op en drukte zijn
jongeren motgeael aan zijn borst. „Vaar
wel, mijn jongen I" fluisterde bij met bewo
gen stem. „Ik wil niet mede aanzien, hoe
do trein u wegvoert. Laten wij hier schei
den 1"
Nog eens schudden zij elkaar' de handen,
toen wendde de vrijheer zich om en ging den
weg terug, dien rij gekomen waren, met haas
tige schreden en gebogen hoofd, zonder om
te zien.
Hans zag hem na, en lette er niet op,
dat twee droppels hem langzaam over d©
wangen vloeiden.
Uur na uur ratelde d© sneltrein over de
eentonige laagvlakte van hot oosten, uit
Aziatische barbaaxschheid do reizigers' voe
rende naai de schitterende centra van wee-
tersche beschaving.
Hans verviel in een onrustigen alaap, ge
durende welkea verwrongen beelden uit het
verloden in bonto mengeling voor zijn
oogon rezen; toon hij uit dezen slaap het
eerst weder tot vollo bewustzijn kwam, was
men reeds in het Spreewald, dicht bij Bor-
lijn. Een vale, loodgrijze lucht hing boven
het landschap, waarvan de bladarmo hoo
rnen in den vallenden nevel een droefgeea-
tigen indruk maakten. Hans huiverde; hij
voelde zich onbehaaglijk naar lichaam en
naar geest.
Zijn toekomstige onderwijzer zou hem van
het Frankfurter station afhalen en een rood
boek onder den arm hebben als een her
kenningstekken. Toen do locomotief met
een langdurig, schril gefluit do hoofdstad
begroette, haalde Hans nog eens den briof
voor den dag, die do noodige aanwijzingen
in laconische kortheid bevatte, welke alle
brieven van zijn vader kenmerkte. „Mijn
heer Ingram!" mompelde 't jonge rocn6ch.
„Nomen est omen I Welk een oudo pedant
kan dat wel rijn 1 Ik zie hem reeds voor
mij, met een hoogen cylinder, zwarte hand-
echoenen cn een kale broek, bal"
Hij keek onverschillig buiten het raampje
terwijl de andere passagiera in den coupé
met dio koortsige rusteloosheid, waar
door het meerendecl der reizigers bij het
naderen van hun doel overvallen Wordt,
druk in de weer waren.
Nu reed de trein onder do overkapping
en hield op. Hans pakte zijn valies en
sprong den coupé uit, verzekerd© zich spoe
dig1 vatf eet dienst (man, wicn hij 'zt'jn,
bagagebriefje gaf, cn zag toen, langzaam
naar den uitgang gaande, om naar een
mageren, grijzen ma-n, die kon gelijken op
Ingram of Griesgram of hoe de man heet
te. „Per slofc van rekening is de meester
er nog niet," mompelde hij.
Daar zag hij plotseling een jongen man,
niet veel ouder dan hijzelf, dio met vor-
schenden blik de reizigers moasterdo en
een boek met rooden band in do hand hield,
onmogelijk kon dat die Ingram zijn, maar
do vragende blik, dien Hans op hem wiorp,
was den vreemde niet ontgaan. Hij nam
zijn hood af en zeide: „Excuseer mij, rijt
u misschien mijnheer Lander?"
„Ja, dio ben ik, Hans Lander, cn u zijt
wel mijnheer Gringram of Ingram; mijn
oudo heeft zulk een vervloekte hand van
schrijven."
„Max Ingram heet ik," zcide de ander
lachend. Het was een jeugdig, openhartig
gezioht met heldere oogon, dat Hans aan
zag on hem in het cerate oogenblik boeide.
„Wij zullen elkaar dadelijk beter lcoren
kennen; laten wij nu eerst zorgen, dat wij
wegkomen? Is dat uw bagage? Goed, een
droschko heb ik al. Kom medel"
Een halfuur later zaten de beide jonge
lieden in de behaaglijk verwarmde kamor
van hun hotel aan de koffie, waarbij Hans
met gezonden eetlust ettelijke broodjes ver
orberde. Hij scheen het in hot geheel niet
te bespeuren, of zich niet in het minst ge
geneerd te gevoelen, dat Max hem met groo
te aandacht gadesloeg. De jonge geleerde
was één en al verbazing over den jongeling,
die in het geheel niet beantwoordde aan het
beeld, dat hij zich van hem gemaakt had.
Hans sprak in breed dialect, wel is waar
zonder fouten, maar toch met dien gerin
gen woordenschat en die uniforme zinsvor
ming, welke den onbeschaafde kenmerken;
zijn manieren waren ruw, zijn bewegingen
houterig; hij slurpte mefc groot welbehagen
zijn koffie; smakte met don mond onder
hot eten, sprak met kauwenden mond e*
pakte zijn broodje met beide bandon aan.
„Waar heeft do jongen zich tot zulk een
Nijlpaard ontwikkeld?" vroeg Max zich
zelf af. Met bezorgdheid dacht hij aan de
taak, welko hem wachtte cn die wel veel
zwaarder was dan hij vermoed had.
„Wat beginnen wij nu?" vroeg hij, toen
eindelijk Hans genoeg had gegeten.
„Dat moet u weten," antwoordde Hans,
nauwelijks zijn geeuwen bedwingendo.
„Wat is or dan hier al zoo „los"?"
„Lob" eigenlijk niets, maar to zien is er
veol. Wij zouden de National Galerie kun
nen bezoeken of hot museum..."
„Wat is daar te zien?"
.Schilderijen, beeldhouwwerken, kunst
werken van allerlei aard. U hebt zeker
roods van Kaulbach'6 schilderijen in het
trappenhuis gehoord?"
„Kaulhaoh? Neen, ik kon hom niet, daar
was in Kraupischken een man, Mikoreit
heette hij dio was schilder; dio kon ap
pelen schilderen en biorpofcten on dergelij
ke, zoo natuurlijk mogelijk, maar wat heeft
men daaraan Hot kan mij niets schelon 1"
„Misochion interesseert u het othnogra-
phisch of natuurhistorisch museum meer.
Ook kunnen wij naar Potsdam gaan."
„Neen, waarvoor? Wat heeft men daar?
Hoor eens, mijnheer Ingram, vervloekte
naam toch ik ben een rondo en eerlijke
kerel, ik kan niet aanstaren, wat mij ver
veelt, en dan daarover zwetsen. Laat mij
een weide of een ploeg zien of zoo iets
en ik wil u bescheid doen. O, dat ken ik.
Maar met dien fijnen zwendel moet u mij
niet aan boord komen. Dat begrijp ik niet
en dat verveelt mij I"
„Men behoeft het niet te begrijpen en
kan er tooh genoogen in hebben."
„Ja, dat weet ik. Do veearts te Krau-
pisohken zcide dat ook; hij noemde dat
bet woord is mij ontgaan er kwam zoo
iets van tctis in voor l"
Acsthotiscli misschien?"
„Ja, dat was het. Maar zoo iets is nie
mendal voor mijns vaders zoon. Later
dat kan zijn. Maar blijf er mij nu mede
van het lijfl Heden moet u mij mijn vrij
heid laten."
Ingram knikte. „Dat wan mijn bedoeling;
ik wilde u alleen den tijd verdrijven. Stel
zelf iets b^iors voor J"
„Dan wil ik u iets zeggen: wij gaan boe
melen. Er moeten hier vele knapp© meis
jes rijn, Dio zio ik gaarne. Ginds in Krau-
pitohkon waren ze niet. Die aren vee!
te plomp. Laat o:.-5 door de straten loopen
en als wij moede zijn, keeren wij terug."
„Goed," zeido Ingram. „Maar wij zul
len eerst naar een confectie magazijn gaan,
om u and 3 uit to rusten. Want zoo
„Maar wat donkt u? Dit is maar mijn
reiskostuum. Ik zal nu mijn Zoodagacho
pak aantrekken cn mij netjes maken."
Hij stond op, om in de zijkamer to gaan
en zich to kleedcn. Maar hij keerde tpoc-
dig terug en vroeg: „Hebt u ook zoo icta
als haarolio of Roezmarkpommado?"
„Neon," zeido Ingram verwonderd. „Tk
gebruik dat goed niet."
„Dat moet u toch doen; het maakt bet
haar glanzend. Het uw© 7.iet er ook zoo
stoffig uit. Ik neem altijd Roszmark. In
do andere pommadc6 knoeien ze to veel
varkensvet.'*
fWordt vervolgd.)