N°. 13678 Zaterda^ 24 September, A#. 1904. t§eze (Courant wordt dagelijks, met aitzondering van (§pn- en feestdagen, uitgegeven. Dit nommer bestaat uit VIJF Bladen. Eerste Blad, Officieele Kennisgeving. Herfstgfedachten. FEUILLETON. De Diamantendiefstal. LEIBSCH M6BIAT PRIJS DEZER COURANTi Voot Leiden per week 9 Oentei per 8 maanden 2 i f 1.10. Bniten Leiden, per looper en waar agenten gevestigd ijjn 1.30. Franco per post1-65. PRIJS DER IDVRRTUNTIËNl Van 16 regels ƒ1.06. Iedere regel meoi f 0.17 j. - Orootere letter» naar plaatsruimte. Kleine advortentiên van 30 woorden 40 Oents oontuot; alk tlontal woorden meer 70 Oenta. - Voor het Inoaasoeren wordt t 0.06 berokend. Kennisgeving. LOTING VOOR DE MILITIE. Burgemeester en Wethouders van Lelden, Qezien het beelult van den Commissaris der KonlDgin ln de provincie Zuid-Holland, dd. 20 September 1904 (Provinciaal blad No. 76), houdende regeling van de loting voor do militie, lichting 1905; Gelet op art. 26 der Militiewet 1901 en op art. 24 van het Koninklijk besluit van 2 December 1901 (Staatsblad No. 230); Brengen by deze, voor de eerste maal, ter kennis van belanghebbenden, dat de lotiDg der vóór den lsten September dezes jaar6 voor de lichting van bet volgend jaar in deze gemeente voor de militie ingeschrevenen zal plaats hebben in een der vertrekken van het Raadhuis alhier, op Maaudag ÏO October aan staande, voor de ingesclirevenon, wier geslachtsnamen beginnen met de letters A, B, C, D, E, F, G, H, tot en met J. 't Hart; op Dinsdag 11 October aanslaande, voor de ingeschrevenen, wier geslachtsnamen beginnen met de letters H, van A. Harteveld af, I, J, K, L, M, N, O en P, tot en met P. J. van der Post; op Woensdag 12 October aan staande, voor de ingeschrevenen wier ge slachtsnamen beginnen met de letters P, van J. du Prie af, Q, R, S, T, V, W, X. Y en Z; telken dage aanvangende des morgens te hall tien; en voorts, dat tot het doen opmaken van de getuigschriften ter bekoming van vrystelling wegens broedordlenst or op grond van art. 60 der bovengenoemde wet (welko getuig schriften worden afgegeven op de getuigenis van twee personen, die zich leder voor de waarheid van het daarby verklaarde, door mede-onderteekenlng verantwoordelijk stellen), door of vanwege de lotellngen by den Burge meester aanvraag kan worden gedaan in de week van Maandag 7 November tot en met iter dag 12 November a.avan des voormid dags tien uren tot des namiddags drie uren, ter Gemeente-secretarie (afd. Militie en Schut- tery, kamer No. 9) alhier. Burgemeester en Wethouders voornoemd, DE RIDDER, Burgemeester,. VAN HEYST, Secretaris, Lelden, 24 Sept. 1904. Burgemeester en Wethouders van Leiden; Gezien art. 8, lste alinea, der Hinderwet; Brengen ter algemeene kennis, dat door ben vergunniDg is verleend aan A. FRANSE en rechtverkrygenden tot het oprichten van een zoutery in het perceel Pieterskerkkoor- steeg No. 19, kad. bekend sectie G No. 1396. Burgemeester en Wethouders voornoemd, DE RIDDER, Burgemeester. VAN HEYST, Secretaris. Lolden, 24 September 1904. KENNISGEVING. MILITIE. Burgemeester en Wethoudors van Lelden; Gelet op art. 24 der Militiewet 1901; Brengen ter algemeene kennis, dat bet in- schry vingsiegister dezes jaars voor do lichting der Militie van 1905 en de daaruit opgemaakte alphabetische naamiyst voor elk ter lezing zullen liggen op de Gemeentesecretarie (afd. Militie en Schuttert), kamer no. 9) alhier, op werkdagen, van 26 September tot en met 6 October aanstaande, tusschen des voormiddags 10 uren tot des namiddags 3 uren, binnen welken tyd tegen regieter en iyst by den Commissaris der Koningin in deze provinclo bezwaren kunnen worden ingediend door middel van een door de noodige bewysstuk- ken gestaafd, by den Burgemeester in te leveren verzoekschrift op ongezegeld papier, ondertoekend door hem, die de bezwaren in brengt. Burgemeester en Wethoudors voornoemd, DE RIDDER, Burgemeester. VAN HEYST, Secretaris. Leiden, 24 September 1904. Do zomer van 1901 een zomer, die als een van do schoonste in een geheel men- schcnleven lang zaJ heugen behoort weer tot het verledene. Wij zijn den herfst ingo- troden. Wij zagen het en gevoelden het aJ. Het rijpen der halmen wees op het eerste vex*welken in de natuur. Het koren word gemaaid en in schoo- ven gebonden en te drogen gazet. Nu ia het reeds geoogst, dc akker ia kaal, slechts do stoppels zijn overgebleven. Wij morkten 't ook reeds aan het korten dor daggen, aan do mistige dampen in den mor genstond, aan het verdorren van het groen, aan het geien en afvallen der bladeren en bloemen, aan de reeds vriezendo nachten De natuur heeft weder een gewichtig werk volbracht, nu trekt zij zich in zich- xclvo terug mot den vricndel ijken glimlach van con monach, dio zijn arbeid good vol bracht. Nog gaat daar een stille, weemoedige schoonheid over de velden, vooral 's avonds, als do zon tegen zessen van de aarde af scheid neemt en do met dauw omhangen herfstdraden voor hot laatst als verzilvert. Zwaluw en leeuwerik zijn weder weg, straks verlaten de kudden de weiden en er blijft nietB over dan kale boomen en dorre vel den, waardoor en waarover de gure herfst stormen zullen varen. Dat stemt ons weemoedig. Wel weten wij, dat do zomer het volgend jaar terugkeert, dat de weiden weer groen zullen worden en de boomen weer bogen op schaduwrijk lommer, maar wij weten ook, dat wij te voren een spanne tijds doorloven, die velen bokommerd en bezorgd maakt. Weder gaan we te gemoet dio korte, donkere dagen, waarin voor velen geen werk zal zijn, en die lange nachten, waarin de zieko ruste loos zal omwoelen op zijn legerstede, hunke rend naar den vroolijkon dagstraal, die maar al uitblijft, waarin ouden van da gen pijnlijker dan ooit do gebreken zullen voelen van hun hoogen leeftijd en weemoe dig herdenken de dagen van weleer, toen het jeugdevuur, dat in hun aderen gloeide, hen bestand maakte tegen ruwen najaars storm en snerpende winterkoude Ach... I hoevolen van dio lieve ouden, die wij om hun ernst en levenswijsheid zoo gaarne bij ons hielden, zullon gieen lente feest meer met ons vieren 1 En ook jongeren onder ons zullen wel licht een volgenden zomer niet weder bele ven. Ala wij dit alles en nog zooveel meer in denken want wie zit op een stillen nazo meravond niet gaarne eens in gepeins ver zonken dan stomt het afscheid van den zomer weemoedig. Fn nu vooral, nu hij ons zoo overvloedig licht en warmte heeft ge schonken en in rijke volheid bosch en beemd heeft doen groeien en bloeien. Ar beid werd allerwego gevonden, zwakken en knanken konden volop genieten van do ver sterkende morgen- en avondlucht. Ja, weemoed, dat is de grondtoon van eiken herfstzang en vooral van dezen horfstzang, dio bezingt don dool van een zeldzaam echoonen en vruchtbaren zomer. Do prediking van den herfst geldt niet alleen do natuur, maar ook hot geheelo aardscho bestaan zelf, en ook daarin ligt weeanood. Ook het menschenlcvcn kunnen wij afperken in levensperioden, dc jaarge tijden gelijk. En: ,.De mcnsch zal zijn lente geen twee maal 6maken, ,,Op zijn winter volgt nooit weer herleving en bloei". Tot do jongeren in 's levens opkomst, als zij eens'het levcnsluofig dartelen staken en even uitrusten, komt de herfst mot deze ernstige prediking: de bloem valt af. Bereidt u er op voor, uw lento zal niet altijd duren en na uw n zomer zal komen een herfst, een tijd, waarin gij moet oogsten wat gij hebt gezaaid in uw voorjaar. En wio haar begrijpt, dio prediking zal de groote bcteekenis konnen van het jonge leven en zich aangorden tot een goeden strijd, zal er voor waken, dat do tijd van ploegen en zaaien, van voorbereiding tot do werkelijkheid van hot leven niet nutte loos voorbijga. Nu is 1 ->t tijd, om den akker te beroiden, het onkruid, dat nog niet het goodo zaad heeft kunnen verstikken, uit te rukken en goed zaad te strooien in de voren. Want too ral do herfst tot bot goniood onzer jon geren spreken al6 uw lento nutteloos voorbijgaat, zal do zomer geen vruchten doen rijpen en gij zult niet kunnen bin nenhalen de volle garven in den oogsttijd. En heb is zeer goed voor onze knapen en meisjes eens naar die ernstigo prediking te luisteren. Maar ook tot u, mannen en vrouwen in de kracht des levens, heeft de natuur, nu zij haar donkere tinten over het lichtbeeld van bet afnemende jaar heeft geworpen, iets, veel te zeggen. De zomer is de tijd van noesten arbeid, Hoopt hij u toe. Dan treedt het gebod, dat gij in het zweet uws aanschijns uw brood zult eten, in vervulling in volle kracht. Gebruikt dus uw levenszomer, want bij ontglipt u, zooals de mooie zomordagen het doon, voor ge het weet; gebruikt hem goed. Miskent zijn vruchtbaurmakcnde kracht niet en kweekt in do aan u toevertrouwde aarde levensvruchten, des oogstens waard. Adel de geestdrift uwer natuur tot een be raden werkzaamheid. En eindelijk, de mcnsch, wiens driften hebben uitgewerkt, wiens krachten wèl be steed zijn en voor wien do oogststijd is ge komen of reeds voorbij is, hij, als hij heeft geleefd, zooals het een goed mensch betaamt voelt zich zoo één met den kalmon vrion- delijken herfstavond en het wordt stil in zijn gemoed, doch er is geen droefheid voor hem in hot najaar. Hij gevoelt, het is goed, dat na bloeien, groeien en rijpen er komt eon tijd van rusten, zoo in do natuur als in het mon6chcnleven. Daarom verzoent deze mcnsch zich met do wegstervende na tuur ©n met zijn eigen heengaand leven bei de. Zoo is de herfst voor jong en oud het jaargetijde van vroom gepeins, van inni- gen weemoed en vredigen ernst. En meer dan ooit voelen wij allen, dat niet onnut zal zijn ons kort en raadselach tig toeven op con tijdgolf van dit schep- pingslevcn, dat daar hencnrolt mefc zomors en winters ecuwig, onbegrijpelijk, aan biddelijk Iu d© Eerste Kamer. In haar Kameroverzicht schrijft ,,De Tel." o.a. hot volgende: Er is gisteren weer grooto slag in do Eerste Kamer geleverd. Woensdag was het de Ovcrijsolscho quac6tio, gisteren, bij het adresdebat, werd de premier door don heer Van Houten «>v©r do ontbinding dor vorigo Eerste Kamer tor verantwoording geroepen. Levendiger, geestiger en per soonlijker debat heeft beda .rdo Senaat in jaren niet te hooren gekregen. Of schoon het or soms duchtig van langs ging, was or toch geen onstuimigheid. Kuyper en Van Houten, het zijn twee dooi oefende parlementariërs, <lie ongetwijfeld somen weten wat eon biil koat cn heel wat van elkander kunnon vordragon zonder boos te worden. Een dergelijk scherp, soms grof debat zou in do Twcodo Kamer verhittend op de gemoederen gewerkt hebben hior bleef Let bij een ten slotte gemoedelijke sport. Terwijl de heoi Van Houten onver biddelijk aan het uitpakken was, zat de minister Kuyper rustig to luistoron zonder het dreigend-opgewonden gelaat, waarmee hij andere gewoonlijk een scherpen aanval verduurt. Waa do minister bezig, dan zat de heer Van Houten er gemoedelijk bij, achterover in zijn bankje geleund cn do schrandere, jougdig-grijzo kop lachte stil en genoeglijk bij elk van 's ministers scher pe, geestige zetten. We kunnen beiden tegen een stootje, dachten de heoren, on haddon or blijkbaar ploizior in, als parle mentaire athloton, eikaars krachten weer eens t kunnen meten. Ongevallenverzekering. Dat de Ongevallenwet horziening behoeft, zal wol algemeen vaststaan. Een admini stratie, dio aan haar hoofdbureau 350 amb tenaren noodig heeft voor sohrijfwork, is al te omslachtig om goed te kunnen wezen. Maar ook wat het wezen dor zaak betreft, is een ander stelsol noodig; want door de rechtspraak komt do hcolo affaire in dis krediet. De Raad van Beroep to Haai lom kende onlangs aan een 6traatmakor aldaar, tor zake van een hem overkomen ongeval, waar door hij het linkeroog verloor, con rente toe van /0.91 por werkdag, nadat het bestuur dor Rijksverzekeringsbank hem /0.55 toe gekend had. T©gcn die beslissing kwam de Haag- ache Maatschappij „Fatum", draagster vaji het risico der werkgeefster, op met het be toog, dat de getroffene niet ala werk man, maar ala aannemer is to boschou wen oa de Central© Raad van Beroep heeft zich vereenigd met deze meening en ver klaard, dat do man geen aanspraak hooft op ecnigo schadeloosstelling. Dat door zulke jurispi udeutic heel de On gevallenverzekering een spot wordt voor hot gezond verstand en het rechtsbewustzijn, zal wel niomand betwisten. (Haagsche Courant.) Leiden, 24 September. Naar ons wordt medegedeeld, zal de Tweede klasse van het gymnasium alhier tydelyk moeten wordon gesplitst en zal er tydeiyk nog eon leemar voor de oude tnlen moeten worden aangesteld. Maandag a. e., 2G September, zal hot 50 jaar geleden zyn, dal :>ze goaebto Stad genoot de beer H. C. Cooborgh het diploma als apothekor behaalde. In do jongste vergadoiing dor Loidsclio Bierhandelaren- en Mineraal waioilabilkanton- Vereeniging lu besloten om duol to nomon aan den optocht, uitgeschreven door de 3 October Voreoiiiging. Do namen dar deel nemende loden zyn: W. Alt, J. A. M. Bekking, H. Th. G. Coster, H. J. do Groot, J. A. Hoogouatraalon, G. F. Japikue, J. F. Riedel, M. H. van Waveren, C. van Wolte, F. J. Weyorinans, Til. G. de Wilde, F. 11. de With, A. J. Bloot JRz., te KatwUk aan Zee; K. llam en C. Rodenburg, te Nooidwyk-Linnen. Do afdeeüng S. D. A. P. besloot mr. tlondela, die als eoriigo oundidaat gonoomd werd, uit te noodigon de candidatuur voor den Kamerzetel in 1U05 te Leiden op zich to nemen. (ürt Volk.) Naar nvn verneemt, is do heer Hugo Luyten to 's-Gravenkage, directeur dor verzekeringsbank „De Nederlander" to Rotterdam, benoemd tot iiildcr in do Ordo van Jezus Christus van Portugal. Aan het ons toegezonden ijf en leor- ugoi/o jaarlijksoiw verslag van de verconi- giug „Hot Nederlandscho Gasthuis voor behoeftige cu minvermogende oog lijders' to Utrecht, over het jaar 19U3, is het volgende ontleend: De finanoioelo toestand is voor het oogen- blik nog uiot ongunstig, hoewei vermeerde ring van ontvangsten wcnecholijk is. Aan vorpIceggokle-n word ruim /170(| minder ontvangen dan in 1902. Het •aantal verpleoguagcn tegen 3 por dag en dat tegen 2 per dag, was hoogor dan in 1902, respectievelijk 207 tegen 1G2 <sn 2992 tegen 2-114 dagen. Dat togen 1 per dog verminderde echter met 2022 dagen. Do uitgaven voor het geneeskundig ca verplegend personeel zijn ongcvcor 70 hoo- ger dan het vorige jaar ten gevolge van een kleine verhooging van do toelage van enkele pleegzusters. Voor voeding en ver warming werd, ondanks het kleiner getal verpleegde personen en vorplcegdagen, ruim 400 meer uitgegeven dan hot vori ge jaar. Ook in hot afguloopcn jaar namen de bijdragen van begunstigers af met ruim 200. Tegenover deze verliezen staan cohtbr meerdere inkomsten aan renten, door hot ontvaDgen van legaten ,wat in 1903 geluk- kig wederom het geval geweest is, ook van kleine bedragen, waardoor do vroeger ge-; Bchonken jaarlijkscho bijdrage na den dood: behouden blijft. 12) Onwillekeurig moest Hans lachen. „Gij zijt niet stijf en houterig," zeide hij, „on gij aan mij schrijft, dan zie ik achter het papier uw oog en en uw mond voor iden dag komen als achter een doorn- fltmik." „Hoe aardig zegt gij dat!" Zij zag hom vol bewondering aan. „Maar als de heer Ingram er bij is, doet ge, alsof ge geen drie kunt tellen." „Hij is zooveel verstandiger dan ik; wat gij schoon vindt, in in zijn oogen dom, en daarom kan ik met hem niet zoo spreken ©Js met jon." Pordita fronste de wenkbrauwen. „Neen, dat is niet waar, dat gelooft gij ook zelf niet." Hans was een oogen blik verlegen; hij kwam dus maar op het schrijven terug. »>Gij behoeft mij maar een paar woorden to schrijven, en als het je Biecht gaat, echrijf mij dan alleen: „Kom en help mijl" Wilt gij dat?" „Ja ,dat wil ik," antwoordde zij ern stig. Hans scheurde uit zijn notitieboekje een blad papier, schreef zijn naam en adres daarop en gaf het aan de kleine. Ex vloeiden t>pnieuw tranen, toen do beide beeren afscheid namen; maar de hartstochtelijke uitbarsting van smart was gebroken. Hans had zijn opdracht met suo- oee verrold,. Steeds brak Max zich in het verder be loop van don dag hot hoofd met het con trast tusschen het ruwe uiterlijk van zijn leerling en de teederheid, welko hij bewe zen had aan Perdita. Toen zij weder in den trein zaten, en Hans een korte pijp rookte, werd het on samenhangende in het wezen van den jon gen man voor Mar zoo opvallend, dat hij nog een laatste poging waagde zich ophel dering te verschaffen. Hij legde zijn hand op do knie van Hans en zag hem Lang in zijn gözicht, maar dat hinderde H*as niet; hij knikte Ingram toe en rookte zor geloos verder. „Gij zijt het spoedig met Perdita eeiM geworden," zeide Ingram. „Ja ,ik houd van kinderen. Die arene Perdita! Die beido oude tooverkollemI" „Maar, Hans I" „Ik haat dio beide vrouwen. Zij zullen het kind plagen." „Dat- vrees ik ook", zeide Max ver strooid. „Ongelukkig zajn alle kinderen zon der ouders." „En degenen, die gewetenloote ouders hebben," zeide Hans. Het klonk onverschillig, maar toch had de scherp oplettende Ingram den indrak, alsof ged uren do een kort oogemblik hdt gordijn verscheurd was, dat Hans' eigenlijk wezen verborg. Hij wilde van deze korte lichtschemering gebruik tnakon e-i ging? zonder omwegen op zijn doel los. „Men oordeelt uit de verte dikwijla verkeerd," zeido hij kalm. „Een wellicht niet zeer juisten maatregel, waaronder men zelf te lijden heeft schrijft men gemakkelijk arm een fout van het gemoed, aau liefdé loosheid toe, terwijl per dot van rekening or al echte een vergissing van het verstand waa." „Ik begrijp u niet." „Gij wilt misschien niet. Maar ik wil duidelijker spreken. Gij zijt boos op uw ouders, omdat gij ver van hen gehouden werd, op een wijze, dio op verwaarloozing geleek, en hebt daarin gezien onverschillig heid on liefdeloosheid. Leer uw vader nader kennen, dan zult gij wellicht erkennen, dat het slechts onverstand geweest ie." „Dat zullen wij afwachten." „Gij moogt niet dadelijk met vooroordeel en bitterheid het vaderlijk huis binnentre den." „Het gaat niet andere, mijnheer Ingram, en let wel op, ik zal een ellendige schurk zijn, als ik mij ook maar de geringste moeite geef mij bij mijnheer mijn vader be mind te maken. Spreek mij niet toe." „Dat wil ik ook niet, maar toch zou ik je wel om één ding willen verzoeken." „Wat is dat?" „Het ligt mij zeer aan het hart, dat gij in mij niet enkel een bondgenoot van uw vador en bijgevolg uw vijand ziet. Juist, omdat ik het vertrouwen, dat mijnheer uw vader mij bewezen beeft, zou willen recht vaardigen, is het mijn hartewensch niet uw opzichter en onderwijzer, maar meer uw makker en vriend te worden." Hans zag hem met onzeker en blik aan, zeido evenwel niets, en Ingram ging voort: „Leer mij eerst kennen en beslis dan zelf erver onze verhouding. Ik weet reeds meer van u dan uw bloedverwanten, maar het zal voorloopig mijn geheim blijven. Ik wil u nog beter leeren kennen, niet om over n rapport uit to brengen, maar uit belang stelling la uzelf. En als gij eens een ver trouweling noodig hebt, bon ïx te uwer be schikking en niets, wat gij niet wilt, zal over mijn lippen komen. Daarom verzoek ik je mij te lecrcn kennen cn zie dan, of gij mij vertrouwen kunt. Wilt gij dat?" Hij reikto Hans de rechterhand en deae sloeg krachtig too. „Gij spreekt als een boek, ala een verstandig on goed man", antwoordde hij. „Zoo netjes kan ik mij niet uitdrukken. Maar ik meen dat hot wel zal gaan, dat wij misschien vrienden kunnon worden." IV. Bijna een jaar is sedert den terugkeer van den zoon in het huis van den bankier Lander vervlogen en er zijn eigenlijk slechts tweo personen, die met do vermeerdering van de huishouding tevreden zijn: juf frouw Sidonie Lander en de heer Max In gram. Ofschoon do dame elf jaar ouder is dan de jongo gouverneur, heeft haa.* schoonheid on haar eigenaardig pikant we zen toch groot© bekoring op hem geoefend, waaraan hij zioh aanvankelijk onbewust, later met een onbehaaglijk gevoel wel is waar, maar toch niet ongaarne overgeeft. Sidonie harerzijds heeft zioh met verzet tegen de bewondering van den jongeling, die in weerwil van zijn leeftijd door geest kracht en tevens door flinken lichanielijken bouw uitmunt. Geheel anders ia het met Hans. Mevr. Er nestine heeft mot droefheid de verschrik kelijke onbeschaafdheid en ongemanierdheid van haar stiefzoon waargenomen, maar zij laat hot achterwege daarover veel te zeggen. Hans legt in zijn onbehouwen manier groo te aanhankelijkheid aan de schoons vrouw aan den dag en het is komiek om aan to zien, lm* oen blik van haar bij een'l zondo togen do goede vormen, waaraan hij zich schuldig maakt, hem doet blozen cn; verlegen maakt. Helaas, do beterschap ia nooit een gevolg van dergelijke atom scènes. Hans blijft bij zijn onhandigheden en kwade gewoonten, en do eerbiedige ge-1 ncgenhcid tot Ernestine blijft een zuiverj academische: zij oefcDt geen zcdelijken in vloed op hem uit. Veel onvriendelijker is zijn verhouding tot zijn vador. Do bankier bezit niet do kalme zelfbehcereohing van zijn vrouw on geeft aan de verontwaardiging over het ge mis van goede vormen bij zijn zoon in scher pe uitlatingen lucht, hoewel met dezelfde negatieve uitwerking. Het zou reeds onaan genaam genoeg zijn, als het daarbij bleef, maar er komt nog iets bij. Hans laat zich door zijn vadoi niets gezeggen; hij antwoordt snibbig cn grof On in de scènes, waartoe' dit aanleiding gcoft, komen alle gebreken van een heftig temperament, verbonden met do gevolgen van een rerwaarloosde op voeding, aan den dag. Zijn Laatsto troef is steeds: „Laat mij naar Kraupischkeu teruggaan I Ik ben daar veel liever dan hier." De oude raast, Hans steekt dc handen in( do zakken en fluit; gaat do vader buitel zichzelf van woede, heen en slaat hij deden* hard achter zich dicht, dan valt do zoon int een stool neder en breekt in spottend lache^ ui*. (Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1904 | | pagina 1