No. V"S. LEIDSCH DAGBLAD. ZATERDAG 24 SEPTEMBER. - VIJFDE BLAD. Anno 1904. L*ievea van een Leidenaar. FEUILLETON. id Eerste Kamer. Uit de „Staatscourant." LXX. ,,Nu zullen we morgenavond in den brief van „Den Leidenaar" wel wat over den brand en do brandweer hooren", zei gistel morgen een kennis van me, die met een fijnen neus van een speurhond er de lucht van wist te krijgen, dat ik mij wol eens aan die schrijverij bezondig. ,,Ik denk het haast niet," zei ik hem. „Men kan van het goede te veel "krijgen, hoeveel te meer van dingen, die van treurigen aard zijn". Als de briefschrijver met zijn schrijven het ongeval ongedaan kon ma ken, dan was het wat andera. En van de brandweer is ook al genoeg gezegd? Zij zal wel niet vol .naakt zijn, dat I is trouwens geen ding op de wereld, doch dat bij dezen brand drie menschen zijn omgekomen, bewijst op zichzelf niets tegen de brandweer. En wij hebben kunnen lozen, dat autori teiten, die de zaak hebben onderzocht en dat het best konden doenf omdat zij zich op verschillende wijzen en uit de eerst» hand konden laten inlichten, tot de slot som gekomen zijn, dat de brandweer haar plioht heeft gedaan en dat het betreuren rvan menschenlcven8 niet aan haai te wij ten is. Wij hebben in onze gemeente een vrij willige brandweer. Deze mannen hebben niet om geld te verdienen, maar omdat ze ©r voor voelen uit vrijen wil die taak op zich genomen; jegens dezulken past ons waardceiing, evenals ook jegens den com mandant, wiens groote ijver ook algemeen bekend is. Ik ben bij dezen brand on bij verschillen de vori' ook geweest en ik bob nu en al tijd bewonderd do werkkracht cn don lust, die dooi allen van den hoogste tot den laagste aan don dag gelegd werd, eoms met verachting van eigen leven en veiligheid. Dat ligt nu eenmaal in 's men- echen aard; een mensch wil graag een an- i der bijstaan in nood cn in gevaar. En waar wij daar in ieder geval van (overtuigd zijn bij onze vrijwillige brand weer, daar past het ons niet afgaande op praatjes een klad te lui aan te wrijven, en taooht het eens wezen, dat een of meer mannen eens oven tc laat komon, wie zal hen daarvan een verwijt makenAls Iemand, terwijl in den nacht op het eene eind van de stad een brand uitbleekt, hoe zal men eischcn, dat een brandmeester of spuitgast, die in con ander gedeelte in zijn eersten slaap io cn niet op tijd ge wekt wordt, cr wol op tijd zal zijn? En hoe wil men hot aanleggen alle spuit gasten op tijd te wekken? Ik blijf, ondanks alles wat er in de laatste dagen over gesproken en zelfs go- Bohreven iw, vertrouwen, op de Leuluche brandweer en haar materieel, al hoop ik natuurlijk van harte dat iknLtvan haar diensten zal behoeven tc profiteeren. Ik heb den goeden kennis, die waarachtig ook al het oor aan praatjes had geleend, kun nen ovei tuigen, en hem moeten beloven wat we al zoo besprakon in de krant t» zetten, om ook anderen tc kalmeeren en vertrouwen te geven in ons korps brand weermannen. Ik heb het hem beloofd, aan die belofte voldaan en nubasta hierover. Daar is in den Raad Donderdag nog heel wat gesproken over het ambt van den stadstoren wachter, dat nu niet meer bestaat en dat sommigen uit liefde voor oude gebruiken en traditie weer in cere wilden herstellen. De Raad heeft anders beslist cn ik zal daar niet op terug ko men. Maar wat ik zeggen wil, is dat een an der traditioneel en nog wel in het bijzon derLeidsoh ambt bedieigd is geworden; Ik bedoel het ambt vanpeueraar. Torenwachters heeft men in verschillen de plaatsen gehad, er bestaan er hier en daai misschien nog... pcueraars heeft onze goede stad alleen. En sinds Hildebrand, een goede veertig jaar geleden als Lcidsch student dit specimen leerde kennen, Se Diamantendiefstal. „Ja> o ja, ik trof haar in het bosch, en Wij hebben ons zeer goed onderhouden, o ja." {En grijnzend zag Hans om. Het waren slechts weinig woorden, die. Hans sprak, maar zij bewerkten, dat het kind hem sprakeloos, met open mond, aan zag. Ingram, geheel vervuld met de gedach te aan zijn taak, lette er niet op. Hij nam Hans ter zijde en vroeg zacht: ,,Wcet gij ook, wie dit meisje is?" „O ja, de pleegdochter van een dr. Dege- ner." „En Degener is de man, dio hedenmorgen .verongelukt is. Ik moeab het haar zeggen." „Maar, maar, mnijheer Ingram, zij moet hem niet zien, dat zou wreed zijn. Men be- idorffc haar de herinnering aan den man, van wien zij zooveel houdt." „Gij hebt gelijk, Hans. Het komt mij ivoor, dat gij goed met het meisje overweg :kunt het zou mij aangenaam zijn, als gij dio taak van mij wildet overnemen." „Ta," zeide Hans eenvoudig, en beiden voegden^ zich weder bij Perdita, maar In gram ging slechts eenigc passen mede on nam afscheid bij de eerste huizen van het stadje. Nog dachfc Hans na, hoe Bij zijn mede deling zou inleiden toen Perdita eens klaps vroeg: „Zijt gij valsoh?" „Ik vahch? Waarom?" „Omdat gij er geheel anders uitziet, als Rij met mij, en als gij met mijnheer In- heeft hij het beschreven zóó dat de Leidsche peueraar ia vereeuwigd. Alg Tiot noodig was, mijn lezers, een be- schiijving te geven van dezen „linkervleu gelman in opgaande linie van Leidsche vi&sehere", ik zou een halve bladzijde over laten drukken uit Hildebrands mooi boek „Camera Obscura". „Als dc maan donker is, gaat de peu eraar tegen het vallen van den nacht uit, met zijn lantaarn onder den arm en zijn korten peuratok, waaraan een wormentroe tel af moet hangen, in do hand, de blau we slaapmuts op het hoofd, dc duffclscho jas aan, klompen aan de voeten, een „paip in zijn hoofd". Zoo schreef Hildebrand in zijn tijd on ik kan het nog in don tegenwoordigen tijd oversohrijven, zooals do meester zou zeggen. Maar over eemge jaren, misschien wel maanden, zal ik het in don vorloden tijd moeten zetten misschien. „Als de maan donkor was, ging," enz. Want den Leidsohen peueraar wordt het peuren verboden. "Verleden Maandag hebben veraoheiden» hunner zich voor het kantongereoht moeten verantwoorden wegens visschen zonder schriftelijke vergunning van den eigenaar van het vischwatcr, in dit geval don pach ter. Boeto en straf zal wei volgen, eerst een kleine en straks bij herhaling een groo tore en zoo wordt onzen Leidsohen peue raar het leven zuur gemaakt, misschien op den duur onmogelijk. Wel hobben ecnigen hunner zich Maan dag op wetten en wetsartikelen beroepen, ik denk echter, dat zo er daarmee niet doorkomen. En al namen ze een knap ad vocaat om voor hon to pleiten, zouden zo het evenmin winnen. Do stad verpacht haar visohwater, do pachter heeft daar door alleen recht or in te visschen en als hij nu niet wenscht, dat dc pcueraars niet achter, maar voor, on, naar ik hoorde, zelfs soms in zijn netten visschen, dan kan men het zoo iemand niet kwalijk ne men, dat hij van deee concurrentie vrij blijven wil. Dc wet geeft vissohers met hengel en daartoe zal de peur ook te brengen wezen vrijheid in allo niet verpaohte rijkswateren te visschen. Maar een pach ter behoeft het niet toe te laten. En als mon nu bedenkt, dat er tegenwoordig nog 240 pcueraars in onze gemeente zijn, dan behoeft het ons niet to bevreemden, dat hij er over geklaagd heeft. Als men een torenwachter nic<t toelaat op den stadstoren, dan vervalt het ambt; als de Lcidscho peueraar niet meer met zijn schuit en zijn peur in Lcidcns wato ren mag visschen, dan houdt ook dit „ambt" op to bestaan en daarmee zal do peueraar veroordeeld worden om to vor-{ dwijnen. Dat zal niet zoo gauw gaan; dc peueraar saJ blij Won «nn ba.oafc nvpn lo ven to hebben als de paling, door hem ge vangen, maar op den duur zal hij het niet kunnen houden Misschien klagen goede Leiden aars, ge trouw aan dc traditie, ©r ook wel over en hebben anderen bezwaar, omdat daardoor een aantal gezinnen hun, zij het ook sober bestaan moeten verliezen, daar de man nen geen vak hebbon geleerd, en aan het vrije zwervende leven zóó gewend zijn, dat zo voor eiken geregelden arbeid onge schikt zullen blijken. Nu, voor do bestaan de peueraars zou ik om de laatste reden ook wol wenschen, dat er wat op gevonden werd, dat zij hun werk konden volhou den, totdat do peurstok aan hun hand ont viel, want wat zouden ze andere doen? Maar zou het niet een zegen wozon, dat, ondanks al onze gehechtheid aan onze fcra- ditie, met de bestaande genoratie het ge slacht der peueraars uitstierf? Daar is zooveel nuttige arbeid in do maatschappij te doen, waarbij het peuren niet in aan merking kan komen. De goeden niot te na gesproken, er zullen onder de Leidsche peueraars ook nog wel wezen, die niet veel van de vangst bij moeder de vrouw thuisbrengen. In het meergemeld verhaal wordt ook verteld, dat een vrouw, dio meestal moet zorgen, dat ze met haar kinderen den gram spreekt. Lieden met tweeërlei gezicht zijn valsch." „Ik was ontsteld en verward, omdat ik het den heer Ingram aanzag, dat er iets onverwachte en treurigs geschied moest zijn." „Dat heb ik ook waargenomen, maar het heeft mij niet doen schrikken." „Als gij wist, wat het was, zoudt gij ook niet op uw gemak zijn. Het betreft u zeer na." „Mij? Moet ik wog van papa?" „Misschien," of ook anders. Papa moet weg van u „Ik ga met hem; bij moeder on Thérèse kan ik niet blijven." Hans vatte het meisje bij do hand en zeide: „Gij kunt niet met hem gaan; er is hem iets overkomen. Hij..." Maar reeds had Perdita haar handen losgerukt, en met den woesten kreet: „Pa pa, mijn papa!" liep zij van hem weg en naar het huis der Degenera, dat reedt' in het gezicht kwam. Hans volgde haar, maar op het punt het huis binnen te gaan, wei felde hij en keerde om. „Nu niet," zeide hij. „Het meisje moet don eersten grooten strijd in haar leven alleen strijden. En zij is niet sentimen teel." Eerst eenige uren later en nadat hij met moeite iets gegeten had, verliet hij het hotel weder, ditmaal in gezelschap van Ingram. „U moet met d© beide vrouwen spie ken," had hij gezegd. „De klein© bevalt mij; ik zal haar troosten." Daarbij zag hij er zoo stupide uit, dat Max zijn gezel schap zou afgeslagen hebbon als hij niet kost ophaalt, den peueraar bij zijn thuis komst dikwijls toesnauwt: „Luibak! kom je weer met jo sniulschoit?" Nu voor jonge menschen de gelegenheid te openen om op te groeien tot luibakken, die boven dien hun vrijen tijd zitten te smullen in do sohuit, zou ik beslist verkeord achten. Daarom vind ik het niet zoo kwaad, dat den peueraars do voet eens dwars gezet wordt, waardoor zij tot het besef kunnen komen, dat hot voor dc toekomst van hun kinderen niet goed ia opgeleid te worden in vaders werk. Elk terrein van eerlijken handenarbeid is voor jonge menschen te verkiezen boven de opleiding tot peuëraar, die hen dan al niet tot luibak ©n tot drinkebroers maakt, toch verhindert een werkelijk nuttig lid der maatschappij te worden. Kunnen wij er iets aan toe doen, dat het geslacht der peu eraars spoedig verdwijnen moet, laat ons het niet nalaten. Ik geloof, dat het kantongerecht op het oogenblik een goed werk bij dchand lieoft. Maar den bostaanden beroepspcueraar zou ik nog graag zijn eind uit laten vis schen en dit zou kunnen ale de pachter de zen een schriftelijke vergunning verstrekt. Er blijft, al vangen deze mannen wat kleine palingen, nog gonoeg voor don pach ter zelf over. Men moet leven, maar ook lovon laten. Vervolg der zitting van Vrijdag-namiddag. Bij de voortzetting dor Algomcene be schouwing over het adres van Antwoord op de Troonrede, antwoordde de Ministor van Binnenlandsoho Zaken (dr. A, Kuyper) den heer Van Houten verdor, dat het Kabinet zeer uitdrukkelijk bij zijn optreden gezegd heeft, dat het onder so ciale wetten niet alleen verstond wotten ten behoeve van de arbeiders, maar wel degelijk ook vrijmaking van het onderwijs tot ontwikkeling van den geest dc6 volks. Dat hot Hooger Onderwijs het eerst aan net woord kwam, was volstrekt niet onnatuur lijk. Mot zijn denkbeelden daaromtrent was de Minister gereed en daarom is dit ont- worp het eerst ingekomen. Het verwijt werd tot hem gericht, dat hij daarin niets had doen blijken van zijn eigen beginselen. Nu, de Ministor wilde geen slapende hon den wakker maken, denkende als gij, oppo sitie, er niets in ziet, mij wel. Later begon dc oppositie iets vail die beginselen to ont dokken, toen hoe langer hoe meer, en wel dra kwamen in woord cn beeld allerlei voorstellingen. Met do vorige Kamer was deze Regeering op goeden voet, maar dat kwam, omdat haar nog geen enkel wetsont werp was voorgelegd, waarin een beginsel lag. Maar toen dat kwam, begon dc oppo sitie. Dat do mcordorhoid deacr Kamer toen voor haar beginsel gestreden heeft en dit niet heeft willen prijsgeven, noemt de Mi nister een honorabole houding, waarvoor hij eerbied heeft. Waardeering heeft de Minister voor de houding van den heer Fauro, maar vast staat hot, dat hier zelden of nooit een feller redovoering is gehouden. De rechtorzijdo heeft een zeer bezadigd prin cipicel debat gehouden, zoo ook do Regee ring. Maar niets mocht baton. Het debat kreeg oen scherpte van vorm, dio de heer Rengera cr wel aan trachtte to ontnemen door een zaohtoren vorm, maar juist in zijn zachtcn vorm ligt diens groote kracht Laat do onzienlijke dingen blauw-blauw, adviseer de dc heer Rengera, en kom alleen mot zien lijke, maar uit achting voor zichzelf kon dc Minister dat advies niet opvolgen. Ge heel rijn verleden zou hij daarmede hebbon opgeofferd. Daarop heeft do heer Rengera en zijn partijgenooton gezwegen, waaruit mag afgeleid worden, uat ook zij toestem den. Voor do Regeering stond geen andere weg open dan aftreden of ontbinden. Van dwang is hier geen sprake geweest en wan neer de heer Van Houten het rapport aan do Koningin leest, zal hij zien, dat aftreden op den voorgrond heeft gestaan. Maar toen bleek, dat do Kamer dan toch spoedig op het doode punt zou komon, bleef dcT Re- zoo neerslachtig geweest was. Een proper dienstmeisje bracht hen nara de woonkamer, waar zij de vrouw en de dochter van den dokter vonden, om ringd door deelnemende vrienden en vrien dinnen. Perdita zat versuft voor het raam en staarao naar buiten. Hans ging bij haar zitten nadat hij aan de tweo damet des huizes was voorgesteld en haar op zijn houterige wijze rijn deelneming had be tuigd. Een zwak lachje beefde om de lippen dor kleine, toen zij Hans de hand gaf, en in heb volgende oogenblik rustte haar hoofdje aan zijn schouder en brak zij in wild, hartstochtelijk snikken uit,- dat haar geheele lichaam deed trillen; hij streelde zacht hour haar en zeide nicte, maar rijn oogen stonden vol tranen. „Dat is de eereto maal, dat zij schreit, 8oclert zij thuis gekomen is," zeide me vrouw Degener tot Ingram, terwijl zij den zakdoek aan de oogen bracht. Het duurde eenigc minuten, voordat de hevige smart van Perdita iets bedaard was en slechts zoo nu en dan een snik haar lichaam deed trillen. Nu fluisterde Hans Eaar in: „Kom med© in den tuin, daar tplrelken wij van papa." Het kind knikte, sloeg de beschreide oogen tot hem op, vlijde zich teeder togen hem aan en stond toen op. Arm in arm gingen beiden heen en vol verwondering zagen do anderen hen na. In gram begreep rijn leerling niet; de beide vrouwen begrepen Perdita niet, maar zoo veel zagen zij wel, dat dio beide raadsel- achtigen elkaar begrepen. geering niet anders over dan te adviseoren tot ontbinding. Do ministor herhaalt, dat er tweo volle dagen hebben gelegen tusschon 't ontslag van den heer Schimmel pen ninck en de ondertcekening van het ontbmdings- besluit. Lang vooruit was dat besluit inge leid door het non possumus der liberale partij Reeds lang te voren is deze zaak van allo kanton deugdelijk bekeken cn over wogen. In schijn is slechts snol gehandeld, omdat het reisseizoen in aantocht was. De vraag of er pressie op de Koningin is uit geoefend, werpt de Minister met veront waardiging van zich af. Over do bespre kingen tusschon het Kabinet en do Kroon laat dc Minister zioh niet uit. D© heer Van Houten, replioeorende, er kent gaarne de groote opvoedende kracht, die van dezen Minister uitgaat. Gaarne er kent hij dat er niomand is geweest die zoo veel nieuwen wijn heeft gegoten in oude zakken. Spr. ontzegt den Minister volstrekt het recht niet om als verbicaingsregisseur op te treden, maar hij wijst hom op hot ge vaar dat er aan verbonden is voor een Mi nister. Spr. treedt nogmaals in beschouwin gen omtrent het ontijdig publieecren Yan berichten en hij begrijpt nog niet hoo het Correspondenten-Bureau aan zulk een oom- muniquó is gekomen. Wat do vrijmaking van het Hooger On derwijs betreft, Spr. heeft nooit gemerkt dat dc Katholieken er veel voor over had den. Spr. heeft volstrekt het punt in quacs- tio voor het Hooger Onderwijs niet onder geschikt geacht, maar wel voor dit ont werp. Hier had het tot geen conflict aan leiding behoeven te govcn. Hot behoorde pas thuis bij een nader ontwerp, ons door de Rcgeering toegezegd. Spr. dankt don Minister voor do hier ge geven toelichtingen, waarvan hij wol ge- wensoht had dat een deol in het rapport aan de Kroon hadde gestaan. Alles is zoo gauw gegaan, dat do Koningin geen tijd heeft gehad om kennis te nemen van do gegeven adviezen in het Bijblad opgenomen. Do heer Van Weideren liongers zogt niet het advies gegeven te hebben, dat de Minis ter hem heeft toegedicht. Ten onrecht© heeft do Minister aan zijn bij do Hoogor-Ondcr- wijs-wot gehouden rodovooring het karakter gegeven ecner oorlogsverklaring. Geon on derdrukking van gemoedsbezwaren heeft hij ooit gewild, maar evenmin het goven van rechten van den Staat in handen van do kerkol ijken. Do Minister erkent, dat de heer Rengera een verzocnlijke houding heeft aangenomen tegen de wet-Mackay, maar dat ontneemt niets aan zijn rede, hier gehouden bij do wet op het Hooger Onderwijs, dio zijn vollo beteekonis blijft behouden. Aan den heer Van Houten antwoordt do Minister nog dat hij zich niot bemoeid hooft met provinciale verkiezingen. Het Centraal' Comité houdt zich niot op met provinciale •vorkio7.ingen. Do betrekking van voorzitter van liet Centraal Comité heeft do Minister aangehouden omdat dc mogelijkheid be stond dat hij als Minister sneuvolon zou. Nu tegen Juli heeft hij zijn ontslag geno men. De heer Van HoutenDat is heel goed. (Golach). Do Ministervervolgende, zegt dat de hoor Van Houten waarschijnlijk do Memorie van Toolichting dor wet op het Hooger Onder wijs niot gelezen heeft. D© heer Van Houten knikt bevestigend. Do Minister: Dat verandert. Welnu, voorop stond het beginsel van do vrij ïa- king van het Hooger Onderwijs. D© heer Van Houten geeft den Minister wel eens raad. De Minister adviseert hem nu in het Parlement niet ovor stukken te spreken als men ze niet gelezen heeft (Gelach.) Gelijk generaal Kocropatkin bij den loateton veld slag deed, had do Minister ook lang vooraf nauwkeurig overwogen wat hen te doen stond als hij verslagen werd. Do beraadslagingen over de algemeono strekking van het Adres van Antwoord worden gesloten. Do algemeono strekking van het adres wordt goedgekeurd. Do ver- sohillendo zinsneden worden aohtereenvol- gens zonder beraadslaging goedgekeurd, zoomede het adres in zijn gelicol. Het adres zal aan H. M. do Koningin Hans cn Perdita bekommerden zich wei nig om hetgeen men van hen mocht den ken; met veel tact, welko Ingram's verwon dering nog meer zou hebben doen stijgen, wist Hans zijn kleine vriendin aan het praten te krijgeu over haar verloren wel doener. Zij wees hem diens lievelingsplek jes, do rozestruiken, welke hij zelf ge kweekt, do porken, welko hij naar eigen in zicht met een bont allerlei van bloemen bozet had, den kerseboom, die do in geheel Kreuzliugen beroemde hartvormigo liohfc- roodo vruchten droeg, do struiken zwarte St.-Jansbessen, waaruit mon hem den drank moest maken, waarvan hij zooveel hield. Onvermoeid was rij in hot wijzen en vertollen van alles, wat met den doode in verband stond, wiens vriendelijk gezicht zij nimmer zou terugzien. Aan het ©inde van den tuin was een pri eel. „Hier rookte papa zijn pijp," vertel de Perdita; „als hij dio op een andere plaats aanstak, dan kwam mama en hoest te en 6choW rij op do „infame" tabak; en als zij hem niet kwelde, dan deed het Thé- rèse. Nu zitten rij daar binnen te schrei en, maar bet is haar geen ernst, rij heb ben hem nooit zoo lief gehad als ik. Als rij alleen zijn, dan spreken zij van rouw- klceren en hoe die gemaakt moeten wor den, en hoo de sluier moet zitten. Maai ik wil geen zwarte jurk dragon, anders meenen de menschen, dat ik evenzoo treur als dio beiden, niemand behoeft to weten, hoe het mij te moodo is. Zij zijn allen valsch, allen." Hans liet aan haar uitvallen den vrijen loop; dezo verbitterde stemming en die overmaat van eerlijke smart deden hem goed. Zelf in oorlog met hen, die hem het worden aangeboden door de commissie van redactie, bestaande uit de heoren Soholten, Godin de Beaufort, Van Asch van Wijde, Van Nierop, 't Hooft, met den voorzitter. De Voorzitter noodigt de leden uit zich in do afdeelingcn te begeven tot benoeming van rapporteurs over de aanhangige wets ontwerpen. De vergadering wordt daarop tot nadere bijoenrooping verdaagd. Haarlemmermeer. Door de Wed. de K. te Hoofddorp zal vergunning worden aange vraagd tot het oprichten van een brood koek en beschuitbakkerf, in het nieuwgebouwde perceel J. J. 21c. Noordwykorhout. Wanneer alle kermissen oen verloop hadden ala de onze, zouden waar- ecbyniyk de sterkste tegonstandera in haar voortbestaan kunnen berusten. Wat ik reed» zeide van het leest, dat onze burgemeester, de heer Sweens, den ingezetonen boeit aan- goboden, n. I. dat het prachtig is atgeloopen, kan van de kormts worden herhaald, en onze niéuwe burgervader heeft dus zijn wensch, by de uitreiking der prUzen geuit, in vervul- llng gezien. Moge dan hot gewichtsverlies vaa somruigor geldbuidel nog hot eenigo be zwaar biyken uu hot niet aso gelegenheid ontbroken om hot vorbroken evenwicht door gepaste middelen te herstellen. Op het oogenblik ontbreekt het hier nog niet aan woik. Zoo ie nu het rooien der aarJappelen in vollen gang. Zoowel de qualileit als de quantitbit is bevredigend, en vermits dat artikel van hier nogal gezocht ls, kan men begrypen, dat een al of niet slsgon van het gewas voor byna de geheele bovolklng lang geen onverschillige zuak is. In de eerste helft October zal In het Café tHet Wapen Van Noordwykorhoul" vanwege de afdeeling van de Alg. Ver. van Bloembollen-cultuur onder loiding van do beeren Alkeraade en v. d. Moer, direclouren to Noordwyk, oen nogal belangryko veiling van droge bloembollen plaats hebben. Valkenburg. Aangaande don brand in de Steenfabriek .Kynstroom" kan nog worden gemeld, dat do brandweer tot 's morgens 5 uren met vol personeel, daarna met oen deel er van het vuur bleef bekampen en dat wol met goed gevolg. Immers, do gebouwen blovon gespaard, dank zy do krachtige werking dor nieuwe brandspuit, welko by dezo go- legonhoid voor 't eerst dienst deed. Thans vreest men nog, dat een der oven- kappen te veel zal hebben geleden en daar door instorten, waarvan een herhaling van 't tooneol het gevolg kon zyn. Laat ons ovenwei hopen, dat do brandweor spoedig zal kunnen inrukken, omdat het gevaar goheel zal zyn geweken. Woubruggo. Het horhalingsonderwys, het welk in de maanden Novombor, December, Januari en Februari a. s. In do oponbare school in het dorp Woubrugge gegeven zal worden, zal den lsten November a. s. oon aanvang nomen. Tusschon 1 15 Oct. a. s. heeft men zich daartoe by bet hoofd van voor melde school aan te melden. Alhier zyn vr\J eensklaps twee verhuur- derUen van fietsen opgericht, beuevons gelogen- held voor reparation. Ook wordt onderricht gegeven aan hon die do fletsrykunat willen leeren. Do Ofwegensche weg is alsdan de rywlolschool. Het leesgrage publiek alhier kan van af a.s. Woensdag woderom zyn hart ophalen. De jongellngsvereeniglng /Thlmotbeus" atelt dien avond haar bibliotheek voor hot publiek opon. Ze ls mot acht exemplaren verrykt, zoodat de bibliotheek thans ruiur 600 exemplaren bevat. By Kon. bosluit ls ponsioen vorleond aan D- W. d e B 1 a u w, ten bedrage van f 667 's jaars op grond van verschillendo artikolon der burgeiyko pensioenwet. Pensioen verleond aan D. B. rail Hea ven, ton bedrage van f 719 'a jaars, op grond van verschillende artikelen der burger- ïyke pensioenwet. Aan George Grant Tabuteau ver gunning vorleond de geneeskunst uit te oefenen op Nederlandsche zeoschopen, met uitzonde- ring van oorlogsvaartuigen, ondor voorwaarde dat hy de weiteiyko bepalingen omtrent de uitoefening dor geneeskunst in Nederland stipteiyk nakome. naaste moesten zijn, begreep hij het mok ken van hot kinderlijk gemoed, dat in f eigenaardige wijze rijke phantasie mot juist» oprechtheid verbond. Zoo wandelden beiden in den tuin rond; en had Perdita het eerst het meeat go- sproken, nu word langzamerhand het bord je verhangen. Hij kalmeerde, troostte, vertelde valnj zichzelf, en het was verwonderlijk om aan te zien, hoo do zooveel ondere jongeling het meisje onder don indruk bracht; toen zij na een uur weer in huis kwamen, wist Perdita meer van hem dan zijn leermees ter, en haar jong hart word door de nieu we belangstelling, dat het had in het lief en leed van den zoo spoedig verworven ver trouweling, zóó in beslag genomen, dat het daarbij eigen verdriet wol niet vergat, maar dit gemakkelijker leerde dragon. „Ala gij hier kondet blijven, hoe heerlijk kondein wij dan in het bosch ronddolen," zoido rij, toen hij aankondigde, dat het tijd was om heen to gaan, „Ik ben nu geheel alleen." Hij had diep medelijden on zyn gedach ten gingen naar het verre Oosten, waar hij een anderen eenzame had achtergelaten. Hij drukte de handjoe van het kind in de zijne on zeide: „Wees goed en braaf en stork en gij zult altijd goede menschen! vinden. Zie, nu hebt gij weer een nieuwen vriend 1" „Maar gij gaat toch weg!" „Niet ver, en gij kunt mij schrijven." „Neen, schrijven doe ik niet; gij kent mij niet torug op het papier, mijn letter» staan zoo stijf en houterig 1 En ik ben toch geheel andere." (Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1904 | | pagina 17