No. V"S.
LEIDSCH DAGBLAD. ZATERDAG 24 SEPTEMBER. - VIJFDE BLAD.
Anno 1904.
L*ievea van een Leidenaar.
FEUILLETON.
id
Eerste Kamer.
Uit de „Staatscourant."
LXX.
,,Nu zullen we morgenavond in den
brief van „Den Leidenaar" wel wat over
den brand en do brandweer hooren", zei
gistel morgen een kennis van me, die met
een fijnen neus van een speurhond er de
lucht van wist te krijgen, dat ik mij wol
eens aan die schrijverij bezondig. ,,Ik denk
het haast niet," zei ik hem. „Men kan
van het goede te veel "krijgen, hoeveel te
meer van dingen, die van treurigen aard
zijn". Als de briefschrijver met zijn
schrijven het ongeval ongedaan kon ma
ken, dan was het wat andera.
En van de brandweer is ook al genoeg
gezegd? Zij zal wel niet vol .naakt zijn, dat
I is trouwens geen ding op de wereld, doch
dat bij dezen brand drie menschen zijn
omgekomen, bewijst op zichzelf niets tegen
de brandweer.
En wij hebben kunnen lozen, dat autori
teiten, die de zaak hebben onderzocht en
dat het best konden doenf omdat zij zich
op verschillende wijzen en uit de eerst»
hand konden laten inlichten, tot de slot
som gekomen zijn, dat de brandweer haar
plioht heeft gedaan en dat het betreuren
rvan menschenlcven8 niet aan haai te wij
ten is.
Wij hebben in onze gemeente een vrij
willige brandweer. Deze mannen hebben
niet om geld te verdienen, maar omdat ze
©r voor voelen uit vrijen wil die taak op
zich genomen; jegens dezulken past ons
waardceiing, evenals ook jegens den com
mandant, wiens groote ijver ook algemeen
bekend is.
Ik ben bij dezen brand on bij verschillen
de vori' ook geweest en ik bob nu en al
tijd bewonderd do werkkracht cn don
lust, die dooi allen van den hoogste tot
den laagste aan don dag gelegd werd,
eoms met verachting van eigen leven en
veiligheid. Dat ligt nu eenmaal in 's men-
echen aard; een mensch wil graag een an-
i der bijstaan in nood cn in gevaar.
En waar wij daar in ieder geval van
(overtuigd zijn bij onze vrijwillige brand
weer, daar past het ons niet afgaande op
praatjes een klad te lui aan te wrijven, en
taooht het eens wezen, dat een of meer
mannen eens oven tc laat komon, wie zal
hen daarvan een verwijt makenAls
Iemand, terwijl in den nacht op het eene
eind van de stad een brand uitbleekt, hoe
zal men eischcn, dat een brandmeester of
spuitgast, die in con ander gedeelte in
zijn eersten slaap io cn niet op tijd ge
wekt wordt, cr wol op tijd zal zijn?
En hoe wil men hot aanleggen alle spuit
gasten op tijd te wekken?
Ik blijf, ondanks alles wat er in de
laatste dagen over gesproken en zelfs go-
Bohreven iw, vertrouwen, op de Leuluche
brandweer en haar materieel, al hoop ik
natuurlijk van harte dat iknLtvan haar
diensten zal behoeven tc profiteeren. Ik
heb den goeden kennis, die waarachtig ook
al het oor aan praatjes had geleend, kun
nen ovei tuigen, en hem moeten beloven
wat we al zoo besprakon in de krant t»
zetten, om ook anderen tc kalmeeren en
vertrouwen te geven in ons korps brand
weermannen.
Ik heb het hem beloofd, aan die belofte
voldaan en nubasta hierover.
Daar is in den Raad Donderdag nog
heel wat gesproken over het ambt van
den stadstoren wachter, dat nu niet meer
bestaat en dat sommigen uit liefde voor
oude gebruiken en traditie weer in cere
wilden herstellen. De Raad heeft anders
beslist cn ik zal daar niet op terug ko
men.
Maar wat ik zeggen wil, is dat een an
der traditioneel en nog wel in het bijzon
derLeidsoh ambt bedieigd is geworden;
Ik bedoel het ambt vanpeueraar.
Torenwachters heeft men in verschillen
de plaatsen gehad, er bestaan er hier en
daai misschien nog... pcueraars heeft onze
goede stad alleen. En sinds Hildebrand,
een goede veertig jaar geleden als Lcidsch
student dit specimen leerde kennen,
Se Diamantendiefstal.
„Ja> o ja, ik trof haar in het bosch, en
Wij hebben ons zeer goed onderhouden, o ja."
{En grijnzend zag Hans om.
Het waren slechts weinig woorden, die.
Hans sprak, maar zij bewerkten, dat het
kind hem sprakeloos, met open mond, aan
zag. Ingram, geheel vervuld met de gedach
te aan zijn taak, lette er niet op. Hij nam
Hans ter zijde en vroeg zacht: ,,Wcet gij
ook, wie dit meisje is?"
„O ja, de pleegdochter van een dr. Dege-
ner."
„En Degener is de man, dio hedenmorgen
.verongelukt is. Ik moeab het haar zeggen."
„Maar, maar, mnijheer Ingram, zij moet
hem niet zien, dat zou wreed zijn. Men be-
idorffc haar de herinnering aan den man,
van wien zij zooveel houdt."
„Gij hebt gelijk, Hans. Het komt mij
ivoor, dat gij goed met het meisje overweg
:kunt het zou mij aangenaam zijn, als gij
dio taak van mij wildet overnemen."
„Ta," zeide Hans eenvoudig, en beiden
voegden^ zich weder bij Perdita, maar In
gram ging slechts eenigc passen mede on
nam afscheid bij de eerste huizen van het
stadje.
Nog dachfc Hans na, hoe Bij zijn mede
deling zou inleiden toen Perdita eens
klaps vroeg: „Zijt gij valsoh?"
„Ik vahch? Waarom?"
„Omdat gij er geheel anders uitziet, als
Rij met mij, en als gij met mijnheer In-
heeft hij het beschreven zóó dat de
Leidsche peueraar ia vereeuwigd.
Alg Tiot noodig was, mijn lezers, een be-
schiijving te geven van dezen „linkervleu
gelman in opgaande linie van Leidsche
vi&sehere", ik zou een halve bladzijde over
laten drukken uit Hildebrands mooi boek
„Camera Obscura".
„Als dc maan donker is, gaat de peu
eraar tegen het vallen van den nacht uit,
met zijn lantaarn onder den arm en zijn
korten peuratok, waaraan een wormentroe
tel af moet hangen, in do hand, de blau
we slaapmuts op het hoofd, dc duffclscho
jas aan, klompen aan de voeten, een „paip
in zijn hoofd".
Zoo schreef Hildebrand in zijn tijd on
ik kan het nog in don tegenwoordigen
tijd oversohrijven, zooals do meester zou
zeggen.
Maar over eemge jaren, misschien wel
maanden, zal ik het in don vorloden tijd
moeten zetten misschien.
„Als de maan donkor was, ging," enz.
Want den Leidsohen peueraar wordt het
peuren verboden.
"Verleden Maandag hebben veraoheiden»
hunner zich voor het kantongereoht moeten
verantwoorden wegens visschen zonder
schriftelijke vergunning van den eigenaar
van het vischwatcr, in dit geval don pach
ter. Boeto en straf zal wei volgen, eerst
een kleine en straks bij herhaling een groo
tore en zoo wordt onzen Leidsohen peue
raar het leven zuur gemaakt, misschien
op den duur onmogelijk.
Wel hobben ecnigen hunner zich Maan
dag op wetten en wetsartikelen beroepen,
ik denk echter, dat zo er daarmee niet
doorkomen. En al namen ze een knap ad
vocaat om voor hon to pleiten, zouden zo
het evenmin winnen. Do stad verpacht
haar visohwater, do pachter heeft daar
door alleen recht or in te visschen en als
hij nu niet wenscht, dat dc pcueraars niet
achter, maar voor, on, naar ik hoorde,
zelfs soms in zijn netten visschen, dan
kan men het zoo iemand niet kwalijk ne
men, dat hij van deee concurrentie vrij
blijven wil.
Dc wet geeft vissohers met hengel en
daartoe zal de peur ook te brengen
wezen vrijheid in allo niet verpaohte
rijkswateren te visschen. Maar een pach
ter behoeft het niet toe te laten. En als
mon nu bedenkt, dat er tegenwoordig nog
240 pcueraars in onze gemeente zijn, dan
behoeft het ons niet to bevreemden, dat hij
er over geklaagd heeft.
Als men een torenwachter nic<t toelaat
op den stadstoren, dan vervalt het ambt;
als de Lcidscho peueraar niet meer met
zijn schuit en zijn peur in Lcidcns wato
ren mag visschen, dan houdt ook dit
„ambt" op to bestaan en daarmee zal do
peueraar veroordeeld worden om to vor-{
dwijnen. Dat zal niet zoo gauw gaan; dc
peueraar saJ blij Won «nn ba.oafc nvpn lo
ven to hebben als de paling, door hem ge
vangen, maar op den duur zal hij het niet
kunnen houden
Misschien klagen goede Leiden aars, ge
trouw aan dc traditie, ©r ook wel over en
hebben anderen bezwaar, omdat daardoor
een aantal gezinnen hun, zij het ook sober
bestaan moeten verliezen, daar de man
nen geen vak hebbon geleerd, en aan het
vrije zwervende leven zóó gewend zijn,
dat zo voor eiken geregelden arbeid onge
schikt zullen blijken. Nu, voor do bestaan
de peueraars zou ik om de laatste reden ook
wol wenschen, dat er wat op gevonden
werd, dat zij hun werk konden volhou
den, totdat do peurstok aan hun hand ont
viel, want wat zouden ze andere doen?
Maar zou het niet een zegen wozon, dat,
ondanks al onze gehechtheid aan onze fcra-
ditie, met de bestaande genoratie het ge
slacht der peueraars uitstierf? Daar is
zooveel nuttige arbeid in do maatschappij
te doen, waarbij het peuren niet in aan
merking kan komen. De goeden niot te na
gesproken, er zullen onder de Leidsche
peueraars ook nog wel wezen, die niet
veel van de vangst bij moeder de vrouw
thuisbrengen.
In het meergemeld verhaal wordt ook
verteld, dat een vrouw, dio meestal moet
zorgen, dat ze met haar kinderen den
gram spreekt. Lieden met tweeërlei gezicht
zijn valsch."
„Ik was ontsteld en verward, omdat ik
het den heer Ingram aanzag, dat er iets
onverwachte en treurigs geschied moest
zijn."
„Dat heb ik ook waargenomen, maar het
heeft mij niet doen schrikken."
„Als gij wist, wat het was, zoudt gij
ook niet op uw gemak zijn. Het betreft u
zeer na."
„Mij? Moet ik wog van papa?"
„Misschien," of ook anders. Papa moet
weg van u
„Ik ga met hem; bij moeder on Thérèse
kan ik niet blijven."
Hans vatte het meisje bij do hand en
zeide: „Gij kunt niet met hem gaan; er
is hem iets overkomen. Hij..."
Maar reeds had Perdita haar handen
losgerukt, en met den woesten kreet: „Pa
pa, mijn papa!" liep zij van hem weg en
naar het huis der Degenera, dat reedt' in
het gezicht kwam. Hans volgde haar, maar
op het punt het huis binnen te gaan, wei
felde hij en keerde om.
„Nu niet," zeide hij. „Het meisje moet
don eersten grooten strijd in haar leven
alleen strijden. En zij is niet sentimen
teel."
Eerst eenige uren later en nadat hij
met moeite iets gegeten had, verliet hij het
hotel weder, ditmaal in gezelschap van
Ingram.
„U moet met d© beide vrouwen spie
ken," had hij gezegd. „De klein© bevalt
mij; ik zal haar troosten." Daarbij zag
hij er zoo stupide uit, dat Max zijn gezel
schap zou afgeslagen hebbon als hij niet
kost ophaalt, den peueraar bij zijn thuis
komst dikwijls toesnauwt: „Luibak! kom
je weer met jo sniulschoit?" Nu voor
jonge menschen de gelegenheid te openen
om op te groeien tot luibakken, die boven
dien hun vrijen tijd zitten te smullen in do
sohuit, zou ik beslist verkeord achten.
Daarom vind ik het niet zoo kwaad, dat
den peueraars do voet eens dwars gezet
wordt, waardoor zij tot het besef kunnen
komen, dat hot voor dc toekomst van hun
kinderen niet goed ia opgeleid te worden
in vaders werk.
Elk terrein van eerlijken handenarbeid
is voor jonge menschen te verkiezen boven
de opleiding tot peuëraar, die hen dan al
niet tot luibak ©n tot drinkebroers maakt,
toch verhindert een werkelijk nuttig lid
der maatschappij te worden. Kunnen wij er
iets aan toe doen, dat het geslacht der peu
eraars spoedig verdwijnen moet, laat ons
het niet nalaten.
Ik geloof, dat het kantongerecht op het
oogenblik een goed werk bij dchand lieoft.
Maar den bostaanden beroepspcueraar
zou ik nog graag zijn eind uit laten vis
schen en dit zou kunnen ale de pachter de
zen een schriftelijke vergunning verstrekt.
Er blijft, al vangen deze mannen wat
kleine palingen, nog gonoeg voor don pach
ter zelf over.
Men moet leven, maar ook lovon laten.
Vervolg der zitting van Vrijdag-namiddag.
Bij de voortzetting dor Algomcene be
schouwing over het adres van Antwoord op
de Troonrede, antwoordde de Ministor
van Binnenlandsoho Zaken (dr.
A, Kuyper) den heer Van Houten verdor,
dat het Kabinet zeer uitdrukkelijk bij zijn
optreden gezegd heeft, dat het onder so
ciale wetten niet alleen verstond wotten
ten behoeve van de arbeiders, maar wel
degelijk ook vrijmaking van het onderwijs
tot ontwikkeling van den geest dc6 volks.
Dat hot Hooger Onderwijs het eerst aan net
woord kwam, was volstrekt niet onnatuur
lijk. Mot zijn denkbeelden daaromtrent was
de Minister gereed en daarom is dit ont-
worp het eerst ingekomen. Het verwijt
werd tot hem gericht, dat hij daarin niets
had doen blijken van zijn eigen beginselen.
Nu, de Ministor wilde geen slapende hon
den wakker maken, denkende als gij, oppo
sitie, er niets in ziet, mij wel. Later begon
dc oppositie iets vail die beginselen to ont
dokken, toen hoe langer hoe meer, en wel
dra kwamen in woord cn beeld allerlei
voorstellingen. Met do vorige Kamer was
deze Regeering op goeden voet, maar dat
kwam, omdat haar nog geen enkel wetsont
werp was voorgelegd, waarin een beginsel
lag. Maar toen dat kwam, begon dc oppo
sitie.
Dat do mcordorhoid deacr Kamer toen
voor haar beginsel gestreden heeft en dit
niet heeft willen prijsgeven, noemt de Mi
nister een honorabole houding, waarvoor
hij eerbied heeft. Waardeering heeft de
Minister voor de houding van den heer
Fauro, maar vast staat hot, dat hier zelden
of nooit een feller redovoering is gehouden.
De rechtorzijdo heeft een zeer bezadigd prin
cipicel debat gehouden, zoo ook do Regee
ring. Maar niets mocht baton. Het debat
kreeg oen scherpte van vorm, dio de heer
Rengera cr wel aan trachtte to ontnemen
door een zaohtoren vorm, maar juist in zijn
zachtcn vorm ligt diens groote kracht Laat
do onzienlijke dingen blauw-blauw, adviseer
de dc heer Rengera, en kom alleen mot zien
lijke, maar uit achting voor zichzelf kon
dc Minister dat advies niet opvolgen. Ge
heel rijn verleden zou hij daarmede hebbon
opgeofferd. Daarop heeft do heer Rengera
en zijn partijgenooton gezwegen, waaruit
mag afgeleid worden, uat ook zij toestem
den.
Voor do Regeering stond geen andere weg
open dan aftreden of ontbinden. Van
dwang is hier geen sprake geweest en wan
neer de heer Van Houten het rapport aan
do Koningin leest, zal hij zien, dat aftreden
op den voorgrond heeft gestaan. Maar toen
bleek, dat do Kamer dan toch spoedig op
het doode punt zou komon, bleef dcT Re-
zoo neerslachtig geweest was.
Een proper dienstmeisje bracht hen
nara de woonkamer, waar zij de vrouw en
de dochter van den dokter vonden, om
ringd door deelnemende vrienden en vrien
dinnen.
Perdita zat versuft voor het raam en
staarao naar buiten. Hans ging bij haar
zitten nadat hij aan de tweo damet des
huizes was voorgesteld en haar op zijn
houterige wijze rijn deelneming had be
tuigd.
Een zwak lachje beefde om de lippen
dor kleine, toen zij Hans de hand gaf, en
in heb volgende oogenblik rustte haar
hoofdje aan zijn schouder en brak zij in
wild, hartstochtelijk snikken uit,- dat
haar geheele lichaam deed trillen; hij
streelde zacht hour haar en zeide nicte,
maar rijn oogen stonden vol tranen.
„Dat is de eereto maal, dat zij schreit,
8oclert zij thuis gekomen is," zeide me
vrouw Degener tot Ingram, terwijl zij den
zakdoek aan de oogen bracht.
Het duurde eenigc minuten, voordat de
hevige smart van Perdita iets bedaard
was en slechts zoo nu en dan een snik haar
lichaam deed trillen. Nu fluisterde Hans
Eaar in: „Kom med© in den tuin, daar
tplrelken wij van papa."
Het kind knikte, sloeg de beschreide
oogen tot hem op, vlijde zich teeder togen
hem aan en stond toen op.
Arm in arm gingen beiden heen en vol
verwondering zagen do anderen hen na. In
gram begreep rijn leerling niet; de beide
vrouwen begrepen Perdita niet, maar zoo
veel zagen zij wel, dat dio beide raadsel-
achtigen elkaar begrepen.
geering niet anders over dan te adviseoren
tot ontbinding. Do ministor herhaalt, dat
er tweo volle dagen hebben gelegen tusschon
't ontslag van den heer Schimmel pen ninck
en de ondertcekening van het ontbmdings-
besluit. Lang vooruit was dat besluit inge
leid door het non possumus der liberale
partij Reeds lang te voren is deze zaak
van allo kanton deugdelijk bekeken cn over
wogen. In schijn is slechts snol gehandeld,
omdat het reisseizoen in aantocht was. De
vraag of er pressie op de Koningin is uit
geoefend, werpt de Minister met veront
waardiging van zich af. Over do bespre
kingen tusschon het Kabinet en do Kroon
laat dc Minister zioh niet uit.
D© heer Van Houten, replioeorende, er
kent gaarne de groote opvoedende kracht,
die van dezen Minister uitgaat. Gaarne er
kent hij dat er niomand is geweest die zoo
veel nieuwen wijn heeft gegoten in oude
zakken. Spr. ontzegt den Minister volstrekt
het recht niet om als verbicaingsregisseur
op te treden, maar hij wijst hom op hot ge
vaar dat er aan verbonden is voor een Mi
nister. Spr. treedt nogmaals in beschouwin
gen omtrent het ontijdig publieecren Yan
berichten en hij begrijpt nog niet hoo het
Correspondenten-Bureau aan zulk een oom-
muniquó is gekomen.
Wat do vrijmaking van het Hooger On
derwijs betreft, Spr. heeft nooit gemerkt
dat dc Katholieken er veel voor over had
den. Spr. heeft volstrekt het punt in quacs-
tio voor het Hooger Onderwijs niet onder
geschikt geacht, maar wel voor dit ont
werp. Hier had het tot geen conflict aan
leiding behoeven te govcn. Hot behoorde
pas thuis bij een nader ontwerp, ons door
de Rcgeering toegezegd.
Spr. dankt don Minister voor do hier ge
geven toelichtingen, waarvan hij wol ge-
wensoht had dat een deol in het rapport
aan de Kroon hadde gestaan. Alles is zoo
gauw gegaan, dat do Koningin geen tijd
heeft gehad om kennis te nemen van do
gegeven adviezen in het Bijblad opgenomen.
Do heer Van Weideren liongers zogt niet
het advies gegeven te hebben, dat de Minis
ter hem heeft toegedicht. Ten onrecht© heeft
do Minister aan zijn bij do Hoogor-Ondcr-
wijs-wot gehouden rodovooring het karakter
gegeven ecner oorlogsverklaring. Geon on
derdrukking van gemoedsbezwaren heeft hij
ooit gewild, maar evenmin het goven van
rechten van den Staat in handen van do
kerkol ijken.
Do Minister erkent, dat de heer Rengera
een verzocnlijke houding heeft aangenomen
tegen de wet-Mackay, maar dat ontneemt
niets aan zijn rede, hier gehouden bij do
wet op het Hooger Onderwijs, dio zijn vollo
beteekonis blijft behouden.
Aan den heer Van Houten antwoordt do
Minister nog dat hij zich niot bemoeid hooft
met provinciale verkiezingen. Het Centraal'
Comité houdt zich niot op met provinciale
•vorkio7.ingen. Do betrekking van voorzitter
van liet Centraal Comité heeft do Minister
aangehouden omdat dc mogelijkheid be
stond dat hij als Minister sneuvolon zou.
Nu tegen Juli heeft hij zijn ontslag geno
men.
De heer Van HoutenDat is heel goed.
(Golach).
Do Ministervervolgende, zegt dat de hoor
Van Houten waarschijnlijk do Memorie van
Toolichting dor wet op het Hooger Onder
wijs niot gelezen heeft.
D© heer Van Houten knikt bevestigend.
Do Minister: Dat verandert. Welnu,
voorop stond het beginsel van do vrij ïa-
king van het Hooger Onderwijs. D© heer
Van Houten geeft den Minister wel eens
raad. De Minister adviseert hem nu in het
Parlement niet ovor stukken te spreken als
men ze niet gelezen heeft (Gelach.) Gelijk
generaal Kocropatkin bij den loateton veld
slag deed, had do Minister ook lang vooraf
nauwkeurig overwogen wat hen te doen
stond als hij verslagen werd.
Do beraadslagingen over de algemeono
strekking van het Adres van Antwoord
worden gesloten. Do algemeono strekking
van het adres wordt goedgekeurd. Do ver-
sohillendo zinsneden worden aohtereenvol-
gens zonder beraadslaging goedgekeurd,
zoomede het adres in zijn gelicol.
Het adres zal aan H. M. do Koningin
Hans cn Perdita bekommerden zich wei
nig om hetgeen men van hen mocht den
ken; met veel tact, welko Ingram's verwon
dering nog meer zou hebben doen stijgen,
wist Hans zijn kleine vriendin aan het
praten te krijgeu over haar verloren wel
doener. Zij wees hem diens lievelingsplek
jes, do rozestruiken, welke hij zelf ge
kweekt, do porken, welko hij naar eigen in
zicht met een bont allerlei van bloemen
bozet had, den kerseboom, die do in geheel
Kreuzliugen beroemde hartvormigo liohfc-
roodo vruchten droeg, do struiken zwarte
St.-Jansbessen, waaruit mon hem den
drank moest maken, waarvan hij zooveel
hield. Onvermoeid was rij in hot wijzen en
vertollen van alles, wat met den doode in
verband stond, wiens vriendelijk gezicht zij
nimmer zou terugzien.
Aan het ©inde van den tuin was een pri
eel. „Hier rookte papa zijn pijp," vertel
de Perdita; „als hij dio op een andere
plaats aanstak, dan kwam mama en hoest
te en 6choW rij op do „infame" tabak; en
als zij hem niet kwelde, dan deed het Thé-
rèse. Nu zitten rij daar binnen te schrei
en, maar bet is haar geen ernst, rij heb
ben hem nooit zoo lief gehad als ik. Als
rij alleen zijn, dan spreken zij van rouw-
klceren en hoe die gemaakt moeten wor
den, en hoo de sluier moet zitten. Maai
ik wil geen zwarte jurk dragon, anders
meenen de menschen, dat ik evenzoo treur
als dio beiden, niemand behoeft to weten,
hoe het mij te moodo is. Zij zijn allen
valsch, allen."
Hans liet aan haar uitvallen den vrijen
loop; dezo verbitterde stemming en die
overmaat van eerlijke smart deden hem
goed. Zelf in oorlog met hen, die hem het
worden aangeboden door de commissie van
redactie, bestaande uit de heoren Soholten,
Godin de Beaufort, Van Asch van Wijde,
Van Nierop, 't Hooft, met den voorzitter.
De Voorzitter noodigt de leden uit zich
in do afdeelingcn te begeven tot benoeming
van rapporteurs over de aanhangige wets
ontwerpen.
De vergadering wordt daarop tot nadere
bijoenrooping verdaagd.
Haarlemmermeer. Door de Wed. de K.
te Hoofddorp zal vergunning worden aange
vraagd tot het oprichten van een brood koek
en beschuitbakkerf, in het nieuwgebouwde
perceel J. J. 21c.
Noordwykorhout. Wanneer alle kermissen
oen verloop hadden ala de onze, zouden waar-
ecbyniyk de sterkste tegonstandera in haar
voortbestaan kunnen berusten. Wat ik reed»
zeide van het leest, dat onze burgemeester,
de heer Sweens, den ingezetonen boeit aan-
goboden, n. I. dat het prachtig is atgeloopen,
kan van de kormts worden herhaald, en onze
niéuwe burgervader heeft dus zijn wensch,
by de uitreiking der prUzen geuit, in vervul-
llng gezien. Moge dan hot gewichtsverlies vaa
somruigor geldbuidel nog hot eenigo be
zwaar biyken uu hot niet aso gelegenheid
ontbroken om hot vorbroken evenwicht door
gepaste middelen te herstellen.
Op het oogenblik ontbreekt het hier nog
niet aan woik. Zoo ie nu het rooien der
aarJappelen in vollen gang. Zoowel de qualileit
als de quantitbit is bevredigend, en vermits
dat artikel van hier nogal gezocht ls, kan
men begrypen, dat een al of niet slsgon van
het gewas voor byna de geheele bovolklng
lang geen onverschillige zuak is.
In de eerste helft October zal In het
Café tHet Wapen Van Noordwykorhoul"
vanwege de afdeeling van de Alg. Ver. van
Bloembollen-cultuur onder loiding van do
beeren Alkeraade en v. d. Moer, direclouren to
Noordwyk, oen nogal belangryko veiling van
droge bloembollen plaats hebben.
Valkenburg. Aangaande don brand in de
Steenfabriek .Kynstroom" kan nog worden
gemeld, dat do brandweer tot 's morgens
5 uren met vol personeel, daarna met oen deel
er van het vuur bleef bekampen en dat wol
met goed gevolg. Immers, do gebouwen
blovon gespaard, dank zy do krachtige werking
dor nieuwe brandspuit, welko by dezo go-
legonhoid voor 't eerst dienst deed.
Thans vreest men nog, dat een der oven-
kappen te veel zal hebben geleden en daar
door instorten, waarvan een herhaling van 't
tooneol het gevolg kon zyn. Laat ons ovenwei
hopen, dat do brandweor spoedig zal kunnen
inrukken, omdat het gevaar goheel zal zyn
geweken.
Woubruggo. Het horhalingsonderwys, het
welk in de maanden Novombor, December,
Januari en Februari a. s. In do oponbare
school in het dorp Woubrugge gegeven zal
worden, zal den lsten November a. s. oon
aanvang nomen. Tusschon 1 15 Oct. a. s.
heeft men zich daartoe by bet hoofd van voor
melde school aan te melden.
Alhier zyn vr\J eensklaps twee verhuur-
derUen van fietsen opgericht, beuevons gelogen-
held voor reparation. Ook wordt onderricht
gegeven aan hon die do fletsrykunat willen
leeren. Do Ofwegensche weg is alsdan de
rywlolschool.
Het leesgrage publiek alhier kan van af
a.s. Woensdag woderom zyn hart ophalen. De
jongellngsvereeniglng /Thlmotbeus" atelt dien
avond haar bibliotheek voor hot publiek opon.
Ze ls mot acht exemplaren verrykt, zoodat de
bibliotheek thans ruiur 600 exemplaren bevat.
By Kon. bosluit ls ponsioen vorleond aan
D- W. d e B 1 a u w, ten bedrage van f 667
's jaars op grond van verschillendo artikolon
der burgeiyko pensioenwet.
Pensioen verleond aan D. B. rail Hea
ven, ton bedrage van f 719 'a jaars, op
grond van verschillende artikelen der burger-
ïyke pensioenwet.
Aan George Grant Tabuteau ver
gunning vorleond de geneeskunst uit te oefenen
op Nederlandsche zeoschopen, met uitzonde-
ring van oorlogsvaartuigen, ondor voorwaarde
dat hy de weiteiyko bepalingen omtrent de
uitoefening dor geneeskunst in Nederland
stipteiyk nakome.
naaste moesten zijn, begreep hij het mok
ken van hot kinderlijk gemoed, dat in f
eigenaardige wijze rijke phantasie mot
juist» oprechtheid verbond.
Zoo wandelden beiden in den tuin rond;
en had Perdita het eerst het meeat go-
sproken, nu word langzamerhand het bord
je verhangen.
Hij kalmeerde, troostte, vertelde valnj
zichzelf, en het was verwonderlijk om aan
te zien, hoo do zooveel ondere jongeling
het meisje onder don indruk bracht; toen
zij na een uur weer in huis kwamen, wist
Perdita meer van hem dan zijn leermees
ter, en haar jong hart word door de nieu
we belangstelling, dat het had in het lief
en leed van den zoo spoedig verworven ver
trouweling, zóó in beslag genomen, dat het
daarbij eigen verdriet wol niet vergat,
maar dit gemakkelijker leerde dragon.
„Ala gij hier kondet blijven, hoe heerlijk
kondein wij dan in het bosch ronddolen,"
zoido rij, toen hij aankondigde, dat het tijd
was om heen to gaan, „Ik ben nu geheel
alleen."
Hij had diep medelijden on zyn gedach
ten gingen naar het verre Oosten, waar hij
een anderen eenzame had achtergelaten.
Hij drukte de handjoe van het kind in de
zijne on zeide: „Wees goed en braaf en
stork en gij zult altijd goede menschen!
vinden. Zie, nu hebt gij weer een nieuwen
vriend 1"
„Maar gij gaat toch weg!"
„Niet ver, en gij kunt mij schrijven."
„Neen, schrijven doe ik niet; gij kent
mij niet torug op het papier, mijn letter»
staan zoo stijf en houterig 1 En ik ben
toch geheel andere."
(Wordt vervolgd.)