RECEPT. Raadgeving. Stofgoud. ALLERLEI. Verhuizen. (Fragment). Weer de pinnen uitgetrokken, Weer de stijlen losgemaakt, Weer de zeilen losgehaakt, En hoe 't plekje ook aan moog' lokken, Waar de reis tent heeft gestaan, Wederom op reis gegaan! 't Ie wel 200: dat rustloos zwerven Maakt dèn eeuwgen wandlaar mat: Ach! het kind des nienschen had Nooit Gods Eden moeten derven, Nooit beproefd in scheidenspijn, 's Aardrijks balling moeten zijnl Dat omhoog de zoon der luchten Vrij van kust tot kusten trekf 't Mensohenkind hecht aan de plek Van zijn ademen en zuchten: Vooglen, gaat en keert gij vrij! 'k Een geen reiziger als gij t Heb een voet, die nod de zolen Van den wandelaar aanvaardt 'k Heb een hand, wie 't ras bezwaart, Met den reisstaf om te dolen, En mijn harte breekt in twee Bij den alag van 't afscheidswee. Maar wat baat het? Hooger wenken Regelen ons aardsche lot, Die mij henenroept, is God; Dat moet rost in de onrust sehenkenj Als Zijn hand de banden slaakt, Zijn ze lichter losgemaakt. Klinkt door 't buie dan, hamerslagen-! Die met uw bekenden klank 't Liedje zingt van d'uitvaarbzang, Ik zing óók voor 't laatst die plagen I Ja, ik juich bij 't woest gedruisch 't Gaat naar huis 1 Ja, 't gaat naar huis. 'fc Gaat naar huis: bij God daarboven, Waar de wandlaar eerlang rust: "Welkom in 't verschiet, o kust, Steeds nabij voor wie gelooven. 1 Nog één reis, mijn tentenkluis. Dan is de arme zwerver thuis f J. P. Hasebroek- Benige Koreaansche spreekwoorden. Een kleine paprika-korrel is scherper dan een groote. tJit vele stofjes kan een heuvel ontstaan. Iedereen heeft een eigen briL Alle gevaren komen uit den mond voort, alle ziekten door den mond binnen. Een ongenietbare vrucht ziet er soms mood ud±. De laatste gouverneur wae altijd de beste. Behandel ledig vaatwerk alsof bet gevuld is en doe allen lichten arbeid ais ware hij zwaar. „Misschien toch" doodt-den mensch eer der dan de zekerbedcL Wüe verzadigd is door, roggebrood, ver acht zelfs kruidkoek. Kamerplanten. Een goed uitziende bloementafel, flink uitgroeiende kamerplanten zijn een sieraad' voor de huiskamer en een genot voor jong en oud. Vooral palmsoorten beantwoorden veelal aan dit dubbel doel. Toch hoort men nu en dan, dat deze planten, troia de besti© verpleging, njieh naar wensch groeien willen, dat zij, voor namelijk als ze overgeplant worden, meest al langzaam wegsterven. Doorgaans ligt de oorzaak van dat be treurenswaardige feit aiiert bij de plant zelve, en behoeft zij niet geweten te worden aan een al te groote gevoeligheid der plant, maar de bloemenliefhebber kent meestal de behandeling zelf niet goed en voorziet daardoor niet in allernoodzakelijkste levensbehoeften. Tot deze behoeften behoort in de eerste plaats, dat het overplanten in het voorjaar gebeurt en wel zoo het mogelijk is door een bekwamen tuinman, dewijl daarbij allerlei kleinigheden in acht moeten worden geno- Vervolgens hangt veel af van de plaats, waar de plant wordt neergezet; veel licht en de nabijheid van een venster is noodza kelijk, zonlicht niet zoozeer. Tocht moet vermeden worden, maar veel frissche lucht is een groote behoefte. De kamertemperatuur moet bij dag zoowel als des nachts tusschen 10 tot 15 graden Reau mur afwisselen. Wat het besproeien be treft, dit moet regelmatig, maar spaarzaam gebeuren; wat onder in den bloembak afvloeit, moet verwijderd worden, anders kan het gebeuren, dat de aarde bederft, waardoor ten slotte de plant ziek wordt. Het dikwijls afwasschen van de bladeren, minstens eenmaal in de week bij kamerpal- men, verdient aanbeveling; het bevordert do ademhaling der planten. Het bespren kelen van de bladen werkt verfri6schend en behoort dagelijks te geschieden; als de dag heet is, kan men het met goed succes een paar keer per dag herhalen. Het water, waarmee men sproeit, mag niet te koud zijn. Als men deze kleine voorschriften nakomt zal men met genoegen bemerken, dat de sierlijke palmplanten zonder veel moeite in de kamer zijn aan te kweeken, en zal men zijn zorg, aan de verpleging besteed, ruim schoots door een krachtigen groei beloond zien. Ro om struif. Men neme: 4 eieren, 70 gr. bloem, 50 gr. gesmolten boten', 50 gr. suiker en L. melk. Bereiding: De eierdooiers kloppen; de suiker, bloem en melk toevoegen, steeds kloppende; het laatst het stijfgeklopte eiwit er onder mengen. Yan deze massa 4 koeken bakken, doch slechts aan één kant Iedere koek moet ongeveer 10 minuten hakken. De koeken worden tw-ee aan twee met de ongebakken kanten op elkander ge legd. Invloed van spjjs en drank op de stem. Volgens een Engelsch blad zouden sommi ge spijzen en dranken een grooten invloed op de menschelijke stem hebben. Men wist reeds, dat de stem van den al coholdrinker en van den rooker een eigen- aardigen klank heeft, maar wellicht is het niet van algemeene bekendheid, dat bet drinken van appelwijn en het eten van pe ren zulk een scherpen toon aan de stem geeft. Sinaasappelen en citroensap daar entegen verzachten de stem. Wie een fraaie stem wil hebben of be houden, moet zorgvuldig peper, scherp ge kruide spijzen en verhittende dranken ver mijden; glucose doet- de stembanden ver slappen; personen, die veel moeten spre ken, moeten liefst veel gebruik maken van zoete 6pijzen, crèmes en dergelijke. Die geen gehoorzaamheid weet te verwer ven, verdient niet te regeeren. Tborbecze. Het kleine in grooten zin te behandelen is grootheid van geest; het kleiae voor groot en gewichtig te houden is verwaand. Feuchters ebeiL, Gelijk de oogst niet anders is dan ont wikkeling van de levenskiem in bet ge zaaide, zoo is ook het loon van het goede niet anders dan de natuurlijke vrucht van het goede. Robertson. Op de hoogte. „Speelt uw dochter Mo zart?" vroeg de jonge man. „Ik denk van wel. Maar ik geloof, dat ze meer van pandoeren houdt." Gast„Aannemen; het eten was ver schrikkelijk slecht geef me het klachten- boek Kellner (na een poosje terugkeerend) „Een klachtenboek hebben we niet. Maar hier is de keukenmeidZeg u het maar aan haar, als u durft 1" Rechter: „En wat zei de beklaagde te gen je?'* Getuige: „Als een van de rechters bier even komen wil, dan zal ik bet hem met genoegen vertellen." Rechter„Kom, geen nonsens. Zeg op." Getuige: „Zoo kan ïu het niet, meneer, hij sprak alleen met zijn schoen." In den lessenaar van een kosprnan, die plotseling gestorven was, vond een der executeurs een brief aan een bandeU cor respondent. Hij vond den inhoud belang rijk genoeg om den brief aan het adres to verzenden, maar voegde er vooraf aau toe: ,,P. S. Nadat ik dezen geschreven heb, ben ik gestorven." Een schoone toekomst. Kleermaker (terwijl hij den burgemeester de maat neemt): „Burgemeester, ik feliciteer u, dat ik do eer heb, u tot mijn klanten te reke nen; ik zie duidelijk, dat u een schoone toekomst te gemoet gaat; uw kleeren hebben dezelfde maat als die van Z.Exc. den Com missaris dei' Koningin." Een geluk bij een ongeluk. Huisvrouw: „Hemel 1 Daar heb je nu net precies die vaas gebroken, diie al over de 200 jaar oud is!" Dienstmeisje: „O, mevrouw, wat een ge luk bij een ongelukIk vreesde al, dat bet een nieuwe vaas was Zij-' i>Yoor een man moet bet, dunkt mij, vreeselijk zijn van bet meisje een „neen" te ontvangen." Hij: „O, zonder twijfel is dat ontzettend." Zij: „Ik geloof, dat ik er nooit den moed toe zou hob ben 1" In één adem. Slager: „Je begrijpt niet wat een gemeen volk er in de stud rond loopt 1 Gauwdieven, inbrekers, leegloop©rs en vegetariërs I" Slim. De rijke baron Rothschild bood eeng den geleerden, maar armen humorist Saphir zijn stamboek aan, met verzoek er iets tot aandenken in te schrijven. Saphir vol'deed aan de uitnoodiging en schreef: „Leen mij duizend franken en vergeet voor altijd uw vriend Saphii'." Een heer, die de lamp eens zou nazien, en reeds eenigen tijd in een kist met in strumenten zocht, riep eindelijk ongedul- dig uit: „Waar of die oude tang toch ge bleven is?" „Mevrouw is even naar den zolder ge-> gaan," was het antwoord van de meid, die toevallig in de kamer was In zeker proces was de voornaamste ge tuige een oude man. Toen de zaak begon, verhief hij zich van zijn plaats en wilde iets zeggen. „Wacht tot je wat gevraagd wordt l" riep hem de voorzitter toe. De oude man ging weer zitten en de be klaagde en een aantal getuigen werden ge hoord. „En nu," sprak de voorzitter tot den oude, „zeg wat je van de zaak weet." De oude sprak: „Ik wilde u een plaatsje vooraan vragen omdat ik sleaht van gehoon' ben. Ik heb niets verstaan." 4 De zaak moest opnieuw behandeld wor den. Een schriftkundige, die uit het hand schrift het karakter analyseert, ontvangt een brandbrief van zijn kleermaker. Hij schrijft dezn terug: „Zacht karakter, spoedig tevreden, im mer zijn doel voor oogen, maar tweoah^ snoces."

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1904 | | pagina 12