Wekeljjksche Kalender. Raadgeving;. ALLERLEI. Zondag. Er zijn oogenblikkon, waarin het zoo moeilijk valt te ontberen, altijd weer te ontberen, als ware men een afge storvene onder de menschen, voor wie liefde en genot nooit iets anders dan doo- de klanken mogen zijn. Sfaandag. Een driftig mensch is een ruiter, die een paard berijdt, dat met hem op hol gaat. Dinsdag. Een volk, dat te veel herinneringsdagen viert, vergeet voor nieuwe te zorgen. Woensdag. Wat is een groot lovcai'? Een gedachte der jeugd, verwezenlijkt door den rijpen leeftijd. Donderdag. Wij zijn nog niet oud zoolang wij nog van bekoorlijke onmogelijkheden droomen kunnen. Vrijdag. Oordeel met over alles, wat gij ziettj want hij, diie over alles oordeelt, wat hij ziet, beoordeelt soms meer dan hij ziet. Zaterdag. Wat wij onze toekomst noemen, dat is ons verleden, dat ons plotseling zijn ge laat toekeert. Het reinigen van kristal. Om kristal te reinigen, gaat men op de navolgende wijze te werk: Men maakt een stukje indigo fijn; van dit poeder strooit men een weinig op een vochtig stukje linnen on wrijft daarmede dc kristallen voorwerpen in, die daarna met schoon water worden afgespoeld. De Japansche projectielen. Een Russisch dokter schrijft over de uit werking van de Japansche projectielen van 'klein kaliber: Bij den overvloed van werk, dien ik op het slagveld heb, heb ik natuurlijk vele be langwekkende wonden gezien. Steeds meer krijg ik den indruk, dat het kleinste Ja pansche projcctied een te geringe doorsnede heeft, om zeer gevaarlijk te werken. Ook het doordringingsvermogen schijnt gering te zijn. Ik heb vele gewonden gezien, bij wie de kogels in het dikke van het vleesch waren blijven steken. Zoo heb ik bij één en den zelfden soldaat een schot dooi de knie en een tweede 'door een gewricht behandeld. Beide kogels waren onder de knie blijven zitten en konden, als vlakke voorwerpen, met een huidplooi van het onderliggende weefsel afgetrokken en gemakkelijk verwij derd worden. Bij een Kozak heb ik een ko gel met een tang uit dc vetlaag om den buik getrokken. Hij was van achteren onder de ribben binnengedrongen en stak van voren drie m.M. uit 'de huid. Opmerkelijk goed verdraagt men schoten door de long. Ik zag een officier, wien beide longen doorschoten waren, maar dde zich desniettegenstaande betrekkelijk goed gevoelde en geen bloed spuwde. Een soldaat kwam op mij af, groet te op militaire wijze, nam de pet van het hoofd en wees naar den linkerkant van den schedel, waar ik een daio c.M. lange, smal le wond zag, waaruit wat bloed sijpelde. He Timn had het gehoor en de spraak verloren, maar voelde zich overigens in het bezit van zijn gewone lichaamskracht. Een anderen soldaat verbond ik de dij. Hij liet mij zijn pet zien, die door twee kogels doorboord was, zonder dat de schedel getroffen was. Een uurwerk, door middel van radium bewogen. Een Engelsoh klokkenmaker heeft de volgende inrichting bedacht om een zoo goed aJs onbepaald doorloopend uurwerk te maken: Het beginsel van het apparaat is de een voud zelf. De klok bestaat uit een kleine buis, waarin een zeer geringe hoeveelheid radium aanwezig is. Aan het benedeneinde van die buis is een electroscoop aangebracht, bestaande uit twee lange bladzilverstrooken. Door de uitstraling van het radium wordt een electrische lading in de bladzilver strooken gezonden, waai door deze van elk ander afwijken, zooals de statische electri- citeit ons leert. Deze afwijking van de zil verbladen neemt zoolang toe totdat deze de wanden van de buis bereiken, 'die door draden met de aarde verbonden zijn; hier door vlooit de electrische lading onmiddel lijk naar de aarde af en de zilverbladen vallen weer naar elkaar toe. Deze zeer een voudige werking herhaalt zich iedere twee minuten, totdat het radium uitgeput is. Volgens de berekening zal dit echter nog 30,000 jaar duren. HER3NNERING. Dat is de boom, nog zie ik onze namen Daar duidlijk in de schors gedreven staan. Weet gij het nog, hoe dikwijls wij te za- man Naar dit verscholen plekje rijn gegaan? Hoot, 't vogeltje zingt d' oude wijze, Hetzelfde lied, dat toen ons heeft ver blijd. Wij werden oud op lange levensreize. Natuur en liefde blijven jong Altijd. Doktor, een oogenblikriep iemand tot een dokter, dien hij juist zag verdwij nen in zijn spreekkamer. Wacht je beurt af, er zijn meer pa tiënten." „Maar één seconde..." „Straks," luidde streng het antwoord. De man wachtte een halfuur ongeveer en kwam toen aan de beurt-. „Nu bon ik tot je dienst. Wat scheelt je?" „Mij?" Niets, ik wou u alleen maar zeg gen, dat do koeien van uw buurman door de heg gekomen waren en uw bloembedden vernielen, maar nu is liet niet meer noo- dig, dat u or heen gaat, want er staat geen bloem meer." Van hetzelfde varken. In een klein Duitsch plaatsje bestelde onlangs een jon ge dame een stadsdametje een ham. „Een paar woken geleden", zei ze, „was ik hier ook en toen heb ik twee hammen van u gehad, 'die uitmuntend waren. Zou ik 'nog van diezelfde soort kunnen kiijgen?" „O, zeker, juffrouw", antwoordde de slager zeer slagvaardig, op een reeks ham men -wijzend, die aan den zolder hingen, „dat is alles hetzelfde merk." „Jawel, maar zijn zo nu ook van het zelfde varken?" vroeg do dame verder. „Zeker", antwoordde de slagen, zonder een spier van rijn gezicht te bewegen. „Nu dan is het goed. Stuur u er mij maar direct drie van thuis." Aan dien wensch werd natuurlijk vol daan. Macht der gewoond. (In het kanaal worstelt een man met de golven. Op de brug staan voorbijgangers het aan te ga- pen.) Drenkeling: „HelpHelpWerp mij toch een reddingsgordel naar beneden 1" Voorbijganger (bediende uit een confec- tie-magazijn)„Zeer graag; welke taille wijdte heeft u?" Op school. Onderwijzer„Met welk wapen versloeg dus Simson de Filistijnen?" (Diepe stilte.) Onderwijzer (op zijn kin wijzend): „Nu, wat is dat?" De geheele klasse (brallend)„Een ezels- kinnebak." Ook een benoeming. Mama: „Kareltje, kom dadelijk beneden 1" Kareltje: „Och, mama, we spelen juist zoo prettig menagerie en ik ben tot kroko dil benoemd." Opschriftgevonden in een collegezaal: „Vertalingen zijn als meisjes. Als ze mooi zijn, zijn ze niet getrouw, en als ze getrouw zijn, rijn ze niet mooi." Een jongen was op reis geweest, en nam voor rijn grootmoeder een flesch zeewater mee. Dc flesch was maar half vol en toen men hom vroeg, waarom hij haar niet hee- lemaal gevuld had, was de weervraag: „En als dan de vloed komt?" Dobter: „Je voelt je nog niet beter? Be daard houden geduld hebben, ik heb aan hetzelfde gelaboreerd als u, vier jaar gele den, en je ziet, ik bon weer heelemaal in orde." Patiënt: ,,Ja, maar u hadt niet denzelf den dokter." OppassersioijsheidLuitenant (tot zijn oppaser): „Dozen bouquet breng je naar mijn meisje. Als ze je echter weer twee kwartjes fooi wil geven, dan zeg je rond weg, dat ik je verboden heb die aan te nemen." Luitenant (nadat de oppasser terug is): „Nu, heb je mijn bevol goed gevolgd?" Oppasser (vergenoegd lachend): „Zeker, luitenant. De juffrouw wilde me met alle geweld weer twee kwartjes geven. En toen ik haar zeide, dat u mij hadt verboden twee kwartjes aan te nemen, gaf rij mij een gul den en dien heb ik natuurlijk aangeno men." Een onverwacht antxpoord. Rechter* „Maar hoe kunt u bewijzen, dat de beklaag de zes van uw zakdoeken gestolen heeft?" Getuige: „Wel, omdat bij hem mijn zak doeken gevonden zijn. Kijk u zelf maar, 't rijn precies dezelfde als ik heb." Rechter; „Dat bewijst niets. Ik heb ook zakdoeken zooals die." Getuige: „Nu, dat is heel goed mogelijk. Ik mis er nog meer." Baas boven baas. Vraag: „Welke over eenkomst en onderscheid bestaat ei' tus- schen een ob ie vaar en een luitenant?" Antwoord: „Een ooievaar kan op één been staan. Dat kn.n een luitenant óók. Een ooievaar kan op het andere been staan. Dat kan een luitenant óók... Maar, een luitenant kan op den rechter vleugel staan, en dAt kan een ooievaar niet 11'' Vader (tot rookend zoontje): „Rekel', ben je heelemaal gek om te rooken als je je nieuwe broek aan hebt?" Dame: „Ik ben gisteren pas uit Katwijk teruggekeerd." Heer: „U ziet er ook zóó patent uit, me vrouw, alsof u daar „honderd" jaar waart geweest 1" Een goede raad. Moeder tot haar zoon, die als milicien naar de garnizoensstad ver trekt): „Nog iets, Bram, als er oorlog komt, jongen, wees jij dan verstandig ©n bemoei je er niet mee Een advertentie. Een weduwnaar vraagt een huishoudster, gewend met bees ten om te gaan. Zij: „Neen, George, jo hebt mij zoo lief niet meer als vóór ons trouwen." Hij: „Heb je wel ooit van een man ge hoord, die achter de tram aanloopt als hij ze te pakken heeft?"

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1904 | | pagina 12