VAN - HET
N£. 13654
Derde Blad.
27 Augustus 1Ö04.
TOEN HET LICHT ÜIT WAS.
Alle twee hadden wij verdriet en wij
.dronken „Van W&veren's donker." In de
groote zaal werd druk gedanst; maar wij
zaten in een aangrenzend vertrek te mok
ken. Wij hadden er dan ook wel reden toe;
ten eerste waren wij slecht bij kas en in
de tweede plaats had mijn vriend Karei,
bijgenaamd Karei de Dikke, wegens zijn
neiging tot gezetheid, liefdesmart. In den
beginne had ik weinig idee om hem al te
erg te beklagen, maar Later, toen ik voor
i mezelf overtuigd was, da/b hij het dezen
keer ernstig meende, kreeg ik werkelijij
met hem te doen, maar ik kon hem, he
laas, niet helpen.
Ja, als het nog een van die histories was
geweest, welke beginnen met de woorden:
'„Hij was schilder en zij had ook niets!"
Maar daar zat hem j uisfc de kneepzij had
wol wat, zij had zelfs veel, want zij was de
eenigo dochter van den groeten bankier
Bernhardt, wiens gasten wij dien avond
waren.
Terwijl de walsmuziek in haar zoete,
rhyt-hmen tot ons doordrong, klaagde Ka-
rel mij voor de zooveelste maal zijn nood.
Hoe hij Lizzy bad loeren kennen op een
i atelier, waar zij schilderles nam, on hoe
hij haar ten slotte had lief gekregen. Dan
ook, dart hij en Lizzy het volkomen eens
waren, maai' hun zoet geheim niet aan den
strengen papa durfden openbaren.
„Ach," besloot hij philosophisch, „als ik
ook geld had, was het een heel andere
zaak. Maar dat heb ik nu juist niet, daar
i mijn schilderijen niet worden verkocht, en
ze worden niet verkocht, omdat ik te
trotsch ben om „rommel" te schilderen."
Zuchtend liet hij zich 'door een bediende
neg een glas „donker" brengen en verzonk
toen in doffe mijmering. Daar ik niets an
ders voor hem wist te doen, volgde ik zijn
voorbeeld maar.
Wij werden door den gastheer zelf ge
stoord, die Karei kwam herinneren aan
hetgeen 'deze op zich had genomen, name
lijk het arrangeeren van tableaui-vivante,
Hij had dit baantje waarschijnlijk alleen
aanvaard, omdat de dochter des huizes
medewerkte en hij zoodoende gelegenheid
vond in haar nabijheid te komen.
Hij stond dus op en vertrok. Ik bleef
alleen achter en wist niet wat te beginnen.
Daar ik een bepaald modern jongmensch
ben en al vijf en twintig jaren tel, kon ik
toch niest meer gaan dansen. En daar
stom in mijn eentje bier te blijven drinken,
'ging ook niet, maar het minste nog voelde
ik er voor mijn ,,B reestraat je" weg te
gooien, en zoo rijpte in mijn brein het
plan om den photograaf te gaan opzoe
ken. Het heele gezelschap zou namelijk op
■wertoek van den gastheer gephotogra-
•pheard worden, en nu wachtte de beoefe
naar der zwarte kunst reeds een tijdje heel
geduldig op een galerij tegenover het klei
ne tooneed, het oogenblik af, dat het 'den
'dames en heeren zou schikken zich bevallig
te groepeeren en even stil te staan.
4
De bravo man scheen erg in zijn schik,
dat er iemand was om zich in zijn eenzaam
heid over hem te ontfermen, en daar ik
als landschapschilder natunrlijk een geest
driftig liefhebber ben, kwamen we al gauw
in druk gesprek. De toestel was van een ge
voelige plaat voorzien, scherp ingesteld en
het magnesium lag onder het met linnen
bespannen getimmerte gereed tot aanste
ken. Zelfs was er in de onmiddellijke na
bijheid een kleine donkere kamer ingericht
met alle benoodigdheden om de platen te
ontwikkelen. Als er dan een opname mocht
mislukken, kon dadelijk een andere worden
gedaan.
In de zaal beerschte onderwijl een gezel
lige drukte. Stoelen werden op rijen ge
plaatst, tafeltjes werden weggeruimd, en
het duurde geruimen tijd eer de damos en
heeren hadden plaats genomen. Eindelijk
zat alles, in afwachting van de dingen, die
komen zouden, naar het tooneel te kijken.
Het licht in de zaal werd verduisterd. De
voorstelling kon beginnen.
En ze begon ook. Het voordoek ging op
en het eerste tableau werd zichtbaar. Al-
gemeene teekenen van goedkeuring. „De
terugkeer van den zeeman."
Het bekende cliché. Moeder en groot
moeder, met een ouden zeebonk in het mid
den; de jonge zeeman komt juist do deur
in, terwijl zij hein met een „mengeling"
van zalige verrukking en schrik ziet nade
ren. Z ij was Lizzy.
Ik kwam juist tot de conclusie, dat het
Karei, indien hij doeken schilderde in den
geest van de tableaux-vivants, 'die hij groe
peerde, zeker niet aan koopers zou ontbre
ken, toen het gordijn viel. Een corverdoo-
vend applaus brak los. Al de met vaste en
vloeibare consumptiën verzadigde men
sdien juichten, eensdeels omdat de vertoo
ning werkelijk in hun smaak viel, maar
ook, daar zij zich dankbaar wilden betoon en
voor het goede onthaal. En ten slotte mis
schien nog wel het meest om geen opzien
en geen ergernis te wekken, want de huis-
genooten en familieleien van de „vertoo-
nende personagiën" gaven het voorbeeld,
links en rechts omkijkend of het wel door-
ieder werd gevolgd.
Natuurlijk ging het doek ten tweeden
male op. Daar ik mij in het bezit van een
paar uitstekende oogen mag verheugen, be
speurde ik duidelijk en tot mijn groot ver
maak, dat deze succesvolle herhaling den
ouden „zeebonk" al bijzonder onaangenaam
was. Hij trok met zijn neus, knipte met de
oogen en gaf het volkomen beeld te aan
schouwen van iemand, die een hevige nies
bui tracht te onderdrukken. Ik vond het
allerleukst, en ik was overtuigd, dat Ka
rei, die rechts tusschen de coulissen, drie
pas van Lizzy af, stond, er misschien nog
meer pret in had, daar hij in den „zee
bonk" voorgesteld door den zoon van een
rijk industrieel, een gevaarlijk concurrent
bij Lizzy moest zien.
Do indruk van het tableau werd echter
niet door een ontijdige explosie bedorven.
Ik zeg niet: „De indruk van het tableau
werd helaas niet", maar „echter niet."
Men zal aanstonds zien waarom.
Opeens namelijk flap I ging al het
licht uit, in de zaal etn op het tooneel. Men
kan zaoh voorstellen wat een opschudding I
't Was een geschreeuw, een lawaai, een la
chen, alles door elkaar. Het leek wel een
kudde papegaaien. Je noemt dat toch een
kudde, nietwaar Of een volk van pape
gaaien Enfin, dit doet ook niets ter zake
ik trachtte alleen, eenigszins sensationeel
te schetsen den aard van het rumoer, dat
zich verhief. Men riep om licht, verzon
de flauwst» aardigheden, en geraakte
dit is een feit in de hoogste feeststem
ming.
Toen kwam er een allerdwaast idee in
mij op. Ik vond heb zelf wel een beetje
idioot, maar ik ben toch dankbaar, dab
ik er gekomen ben. Als jullie allemaal zoo
om licht schreeuwt, dan zal je het hebben
ook, dftoHt. ik. Men vorgete niet, dat ik van
alles door elkaar had gedronken: Rijnwijn,
roodo wijn en champagne, cognac en bier;
het kon mij dus niets schelen, ik nam den
dop van het objectief af en stak het mag-
nesinmpooder aan.
Een fel licht!
En toen een krankzinnig gejuich beneden
in de zaai en onophoudelijk bravogeroep.
Do photograaf had als een tijger de plaat
besprongen en was met hert chassis maar de
•donkere kamer gesneld.
„Dat zal me een raar clicheetje worden",
zei haj lachend; lrik ben benieuwd wat er
op staat!"
Ik ging natunrlijk met hem in het donke
re, slechts door een flauw lichtende roode
lamp beschenen vertrek. Maar een groot
aantal gasten was eveneens op de galerij
gekomen, onder anderen de gastheer zelf,
allen brandend van verlangen om te hooren
hoe de opname was.
Voortdurend bestormden zij ons met vra
gen, wat er op te aden was en of de perso
nen te herkennen waren.
Wij ontwikkelden ondertusschen met een
gerust geweten de plaat en ziet: er was
inderdaad wat te onderscheiden en heel
duidelijk ook, iets zeer interessants zelfs.
De photograaf meesmuilde.
.rDat loopt op een engagement uit",
zei hij; „ziet u maar eens, dat kan niet an
aere.
En toen aanschouwde ook ik het. De
personen op het tooneel waren met één ver
meerderd. Dezo droeg een zwarten rok,
stond bij de coulisse rechts en drukte juist
het visschersmeisje een kus op den mond
Er kon dus niet don minsten twijfel be
staan aangaande de identiteit van dc per
sonen, dio zich de Egyptische 'duisternis
op zoo geniale wijze hadden ten nutte ge
maakt; ze waren te gelijkend.
En toen pas begon ik te beseffen, dat
mijn dwaze streek misschien toch nog groo
te em goede gevolgen kon hebben; dat wil
zeggen, het was meer een flikkering van
helder denken dan zuivere logica.
Wij kwamen uit de donkere kamer; de
photograaf grijnzend, met 'de natte plaat
in de hand. Dadelijk wcrdcD wij bestormd,
ieder wilde het eerst het cliché zien. De