Wekeiyksche Kalender.
v
Stofgoud.
Raadgeving.
RECEPT.
ALLERLEI.
Zondag.
Alleen tranen van blijdschap zijn altijd
echt.
Maandag.
Het ongeluk van de gelijkheid is, dat
men wel de gelijke wil zijn van hen, die
meer, maar niet wezen van hen, die minder
zijn.
Dinsdag.
Men is nooit zoo gelukkig, nooit zoo on
gelukkig als men zich verbeeldt.
Woensdag.
Moederliefde is onuitsprekelijk groot.
I>onderdag.
Góed doen is beter dan goed meenen.
Trydag.
Siert met frisschen krans het beeld awer
dooden; zij leven en spreken nadat zij ge
storven zijn.
Zaterdag.
Het genot is slechts een middel om n te
sterken op uw pelgrimstocht.
Zonsopgang.
Weder rijst gij,
't Is als prijst gij,
Schatt'rand licht, Gods oppermacht;
Gloed en leven doen uw stralen
Over boe oh en velden dalen
Na den stillen, sombren nacht.
Met uw purperglans omtogen,
Hijst gij statig naar den hoogen,
Door Gods almacht voortgeleid,
Toonbeeld van Zijn majesteit;
Toonbeeld ook van 'b Vaders zorgen,
Als gij opgaat, eiken morgen,
Over ieder menschenkind,
't Zij dan „boos of goed" gezind.
Prachtvol licht, wat wondre krachteo
Houdt gij in uw kern vereend
Heeds aan duizenden geslachten
Hebt ge uw reinen glans verleend!
En aan 't aardrijk allerwegen,
Waór wij 't veldtapijt betreên,
Schenkt gij vruchtbaarheid en zegen,
Strooit gij bloemen om ons heen.
Groote Schepper, laat me U eer en,
Daar 'k Uw weldoend werk aanschouw
Laat mij van Uw deugden leeren,
Van Uw liefde, Uw zorg e-". trouw 1
Dat Uw geest niet vhn mij wijke,
Won© er van Zijn kracht in mij,
Zóó, dat ik naar U gelijke,
Weldoen ook mijn leven zij I
Men kan wel dadelijk bepalen, en men
doet het ook genoeg, welke daad verkeerd
is geweest, maar evenmin als de dxijfvee-
ietL, welke iemand tot zondigen aangezet
hebben en hem tot verschooning krumen
strekken, evenmin kan men beoordeelen of
de oogenschijnlijk goede daden altijd zua-
ver in haar oorsprong zijn.
Van L-eunop.
Maar al te veel menschen willen gehou
den worden niet voor hetgeen ze zijn, maar
voor hetgeen ze wel graag zouden zijn.
Th, Punch Brentano.
Men knm 'den mensch niet wetenschappe
lijk aantoonen waar hij heen moet; maar
men kan hem doen gevoelen waar hij eigen
lijk heen wil.
F. van E ede n.
Beschouw geen weldaad, die van uw
kant werkelijk weldaad, dat wil zeggen:
offer was, als verloren, ook al ziet gij haar
met ondank beloond. Maakte zij hen niet
beter, die haar ontvingen, zoo maakte zij
u beter, die haar bewees.
A. C. Wallis.
Te veel speelgoed.
Een fout, die door vele moeders begaan
wordt is, dat zij haar kinderen te veel
speelgoed opeens geven. Een meisje was
vroeger heel gelukkig als zij één of twee
poppen had. De kinderen van onzen tijd
hebben er soms twintig, en de kleine moe
der kan haar liefde over zooveel kinderen
niet uitstrekken: Het is, alsof zij hoofd
van een school was, of directrice van een
gesticht. Kinderen moeten spelen met een
paar stuks speelgoed te gelijk en niet hot
huis er mee overhoop halen. De les van
orde en regelmaat wordt het best in de
prille jeugd geleerd, en dan zal men later
beter zorg dragen voor do dingen van groo-
ter waande.
Uienragout met gebakken aardappelen.
Zes flinke mooie uien snijdt men fijn en
fruit men in goede natuurboter of goede
margarine; men kan ze ook in slaolie
fruiten, maar dit wordt niet zoo lekker.
Zet ze op met een weinig heet water en
een flinken scheut soja. Rasp het geel der
citroenschil en voeg dit er bij met een rol
mangelpers. Kook een laurierblad mode,
maar haal er dat uit. Voeg er een paar
eetlepels azijn bij, een weinig zout en een
messpitsje pgtper. Fruit een paar lepels
tarwemeel in een paar eetlepels boter en
doe daarbij den ragout. Laat het even
doorkoken onder roeren. Is het wat gebon
den, doe er dan een weinig heet water bij.
Bak de aardappelen rauw. Men zet een
diepe pan met olie op en daarin bakt men
de in dunne schijfjes of reepjes gesneden
aardappelen. Zorg vooral, dat ze goed
droog zijn vóór ze in de olie gaan; anders
spat het heel gevaarlijk. Laat de reepjes
of schijfjes even in de olie. Bak ze dan in
de koekenpan in boter verder gaar. Of
bak ze van den beginne af in de koeken
pan. Overstrood ze met een weinig zout.
Uit de laatste aflevering der „Hollacd-
scho Lelie":
Ma moot uit.
„Och, Maatjelief, och, speel met mij
„Op 't mooie ganzenspel,
„Dat 'k laatst kreeg van Sint-Nicolaas,
„Nietwaar? U weet 't nog wel?''
„Wel, ventjelief, het spijt me zeer,
„Ma heeft nu juist verg ad nog weer;
„Dus later eens, mijn kleine guit;
„Nu ban het niet, want Ma moet uit."
„Och, Maatjelief, och, gaan we nu
„Vandaag weer eens naar 't strand?
„Dan kan £k plassen in de zee
„En graven in het zand.''
„Wel, Kareitje, wat jammer weer 1
„Ér is vanmiddag fancy-fair;
„Hier ie je trommel en je fluit;
„Speel daar maar mee, want Ma moet
uit."
„Och, Maatjelief, och blijf bij mij;
„Ik ben zoo ziek, zoo moe;
„Mijn hoofdje brandt en doet zoo'n pijn;
„Och, blijf bij mij, och Maatje, toe."
„Wel, 'k heb je 't immers al gezegd,
,,'k Moet spreken straks op „Vrouwen
recht."
„Toe, neem wat melk en 'n beschuit;
„En slaap dan maar, want Ma moet
P. K. uit."
Vergissing. „Kellner, je hebt je ver
gist 1 Ik vroeg een verecbe kip en wijn van
1870 en jij brengt mij verschen wijn en een
kip van 18701"
Bij een armen journalist kwam eens het
zoontje van zijn huisheer naar boven loo-
peu en zed: „Papa vraagt of gij hem uw
courant even leenen wilt; hij wilde graag
lezen."
„De complimenten aan uw vader," ant
woordde de journalist, „en of hij mij zijn
middageten eens leenen wil, ik wilde graag
eten."
Een oom, die door zijn neef en veronder
stelden erfgenaam van een zilveren lepel
beroofd was, liet in zijn testament zetten:
„Ik vermaak aan mijn neef elf zilveren le
pels; hij zal het dozijn wel vol' maken."
Examen van een student in de medicij
nen.Professor: „Geneest een onbeteeke-
nende wonde altijd bij de eerste behande
ling?"
Student: „Neen, vooral niet ale de pa
tient rijk en de dokter arm is."
Een Ier, die zijn paard wilde verkoopen,
gaf op de vraag: „Is uw paard bang?"
ten antwoord: „Volstrekt niet. Het heeft
vele nachten alleen op stal gestaan."
Op den hoek een er straat liepen een mo
lenaar en een schoorsteenveger tegen elk
ander aan. Zij geraakten daarover in een
hevdgen twist. Elk hunner ontkende zijn
schuld.
)rMaar hoe kunt ge daarover zooveel
woorden vuil makenriep edn voorbijgan
ger hun toe. „De molenaar heeft het im
mers zwart op wit?"
Dokter en patiënt. „Welk voorwerp
ziet ge nu?" vroeg een dokter.
De jonge zieke aarzelde eenige oogenblik
ken en antwoordde: „Het schijnt wel een
ezel, dokter; maar ik geloof, het zal uw
schaduw zdjn."
Zenuwachtige oude dame (tot een ma
troos): „Heeft u wel eens meer zulk slecht
weer bijgewoond?"
Dirk: ,,U kunt er vast op aan, mor rouw,
't is het woord van een ouden zeeman, dat
het nooit slecht weer is, als er nog vrouwen
op dek zijn om er aanmerking op te ma
ken."
Er werd onlangs in een gemeente een
nieuw zangstuk uitgevoerd gecomponeerd
door een dorpsorganist uit de buurt. Het
had reeds in het begin een verrassend ef
fect.
•De sopraan begon met de luide, maar
vibreerende aankondiging: „Ik zal was
schen." Onmiddellijk viel de alt bij met ge
duchte stem en verklaarde, dat zij „zou
wasschen.En de tenor, die voor de beide
eersten in kracht blijkbaar niet wilde on
derdoen, gilde het uit, dat hij „zou was-
schen." Daarop zette de zeer diep zingen
de bas zijn longen udt en bromde, dat ook
hij „zou wasschen."
Aardig klonk nu eensklaps het orgel,
eerst lieflijk en toen scherp, als ontsnapte
er ergens stoom, en weldra met een geluid
als hoorde men het geklots van zeewater,
waarna met een leven als een oordeel het
geheel© koor het uitschreeuwde, ieder voor
zich en gezamenlijk, dat zij verklaarden,
onwrikbaar en vast als een rots, te hebben
besloten, dat zij „zouden wasschen."
Eindelijk loste zich het probleem op
doordat nu allen voorstelden, met een pit
tig fortissimo: „te wasschen hun banden
in onschuld."
Voor de reckthank. Itechter (die kort
te voren een pruik is gaan dragen)„Man,
ik geloof, dat ik je zes weken geleden ook
vóór me geeaen heb."
„Neen, mijnheer, toen zat op uw plaats -
een oud© kaalkop."
Vermaning. Dienstmeisje: „Mevrouw, r
mag ik vanavond asjeblieft rog even naar
mijn tante?"
Mevrouw: „Jawel, moer vraag dan aan
je tante, of ze zich een beetje beter wil
laten scheren, anders beb je vanavond sis
je thuiskomt -weer zoo'n roode kin."