No 13651 LEIDSCH DAGBLAD. WOENSDAC 24 AUGUSTUS. - TWEEDE BLAD. Anno 1904 PERSOVERZICHT. FEUILLETON. Het hoogste 5L®4. 'De Arnhemsche Courant spreekt in een Slotartikel over de voorgestelde wijziging inde Lager-Onderwij s-W e t, welke bc- ireft het onderwijs aan achterlijke of zwak zinnige kinderen, dat de Regeering voor stelt te rangschikken onder de 6cholen, •waarop, volgens art. 15, do L.-O.-Wet niet yan toepassing is, waartoe zij in litt e van het artikel bij de scholen voor doofstom- jnen, blinden, spraakgebrekkigen en idioten pok die voor zwakzinnigen wil opgenomen zien. Hoewel,'' aldus schrijft het blad, „het belang van dit speciale onderwijs allerminst jdoor ons ontkend wordt en de Regeer ing onbetwistbaar door milden steun in deze a veel goeds bovorderon kan, maakt tooh deze formeel weinig beduidende wijziging in het ingediende ontwerp wel can eenigszins won derlijken indruk. Is er dan, vraagt men zich onwillekeurig af, in de zoo veelgesmade onderwijswet-Kappeyne, zoo slechts in fla grante strijd met haar beginsel daarin de z.g. „rechtsgelijkheid" tusschen de bijzonder 1 re cn de openbare school is ingewrongen, niets meer en niets dringender to veramde- 1 ren dan hot onderwijs van zwakzinnigen buiten de wet te plaatsen? Kan nu voor het overige „ons Christenvolk" met die wet Vrede hebben, welke vroeger in do zwart ste kleuren als het uitvloeisel dor onver- draaglijksto tirannie word afgeschilderd? Is dan bijv. het misbaar over „de Christc- lijke en maatechapelijke deugden" slechts ijdel vertoon geweest, do critiek op de lijst ider leervakken van de lagere school niet ernstig gemeend? Men kan zich voorstellen, dat dc voorstanders van bijzonder onder wijs, eenmaal in dc meerderheid, zich den tijd niet gunnen voor een geheel nieuwe wettelijke regeling van het lager onderwijs in overeenstemming met hun denkbeelden en daarom, ten einde zoo spoedig mogelijk dc zoo lang begeerde „rechtsgelijkheid" tot werkelijkheid te maken, die zoo goed en zoo kwaad mogelijk in der haast in de bestaan de wet invoegen; maar als ook aan verbete ringen in daaraan geheel vreemde onder deden dc aandacht wordt gewijd, is de on beduidende wijziging van art. 15 litt. e dan de dringendst noodige? Zou bijv. niet de zorg voor het onderwijs ccner andere cate gorie van kinderen, allicht in ons land ook bijna 8000 tellende, althans op gelijko lijn «taan, ja zelfs niet nog dringender wezen, nl. een regeling om hc-t onderwijs mogelijk te maken voor de schipperskinderen, die, hoewel met normale hersenontwikkeling, toch vaak nog van geregeld onderwijs ver stoken blijven wegens maatschappelijke om standigheden, waarin met flinkon overheids steun gemakkelijk te voorzien ware?" En had liet niet eerder, zoo vraagt do Arnhemsche Couranteeoi zee*r groot belang voorziening geëischt, Hetwelk ernstig be dreigd wordt juist door de diep ingrijpen de wijzigingen der wet, welke heb hoofddool zajn der voorgestelde herziening? Zij doelt op de gevolgen van de ontvolking der open bare school voor dc openbare onderwijzers. Honderden ambtenaren met hun gezinnen, zegt het blad, zullen het slachtoffer worden van de poli&cke zegepraal der kerkelijke partijen in den noodlottigcn schoolstrijd. Door de Regeering zullen naar ha. oordcel in elk geval nog maatregelen behooren te worden voorgedragen om dit te voorkomen. Be Arnhemsche Courant hoopt intusschen dat de voorgestelde regeling van hot subsi die voor het bijzonder onderwijs geen wet zal worden. „Voor ons", schrijft zij, ..lijdt het niet den cringsten twijfel, of het tot-stand-ko- men van dc door dr. Kuyper voorgestelde wijziging, om niet te zeggen omverwerping der Lager-Onderwijs-Wet, zou een ramp zijn voor ons land, ware het alleen reeds omdat daardoor een onberekenbare hoeveelheid brandstof zal worden opgehoopt, waaruit later 'e vlammen van godsdiensttwist en geloofshaat zullen oplaaien, als Nederland nog cenigen tijd gebukt moet blijven onder het regime van onverdraagzaamheid em re actie der zoogenaamd „Ohristclijko" coali tie. Om ons land aan die heerschappij te ont wringen, kan het wel niet anders of daartoe moet mede een krachtige aansporing zijn een wetsontwerp, als den löden Juni bij de Kar- mer is ingediond, hetwelk in strijd met let tor en ge eet der Grondwet het openbaar on derwijs, door de openbare kassein ingericht en onderhouden, door milde subsidies uit 'a Rijks kas aan bijzondere inrichtingen ander- mijnt en laaids penningen voor een niet onaanzienlijk deel bestemt voor de bevor dering van het kloosterweeen en de uitbrei ding van het bezit in de doode hand. Is de vrede op onderwijsgebied in ons vaderland inderdaad niet bereikbaar, zonder dat het bestaande onderwijsstelsel ondersteboven ge keerd wordt, bijzonder onderwijs regel en openbaar uitzondering wordt, dan behoort zulk een ingrijpend© verandering niet tot 6tand te komen ten koste van de eerlijke toepassing der Grondwet. Hat ze strijdt met haar letter als met haar geest, hebben oe ker kelijke partijen zeiven erkend door hun non- possumus 1886, teen zij een wijziging van art. 194 der Grondwet, als door dr Schaep- man voorgesteld, als conditio sine qua non stelden voor haar medewerking tot eenig grondwetsherziening. Die voorwaarde heb ben zij toen niet ingewilligd kunnen krij gen; maar nu zij over do meerderheid in beide Kamers te beschikken hebben, eischen de goede trouw e<n do politieke moraal, dat ook nu het ideaal der kerkelijkcn niet ver wezenlijkt worde, vóórdat de Grondwet in hun geest is gewijzigd. Het door te zetten in strijd mot d© Grondwet is niets minder dan machtsmisbruik." Do heer H, W. J. A. Sahook, te Amster dam, heeft in het Sociaal Weekblad ook een aantal artikelen geschreven over het wetsontwerp van minister Kuyper tot her ziening der wet op het L. O. In het laat ste daarvan vat hij zijn oordeel over het wetsontwerp samen. Het luidt aldus: „Het volksonderwijs zal er niet door gebaat worden in evenre digheid mot de sommen, die het uit 's lands kas vraagt; de gelden om kweekscholen op te riohton worden in de eerste plaats ver strekt om de kerkdijken in do gelegenheid tc stellen een genoegzaam aantal orthcclox- geloovdgen tot onderwijzer op te leiden en niet zoozeer om die opleiding te verbote ren, want zelfs de premie op de allerge brekkigste africhting op het examen, die door cén schoolhoofd, blijft bestaan." Tooh acht de heer Schook de indiening van het wetsontwerp een etap in de goede richting, omdat do bijzondere onderwij zers, die reeds lang met recht op een billij ker sal arisregcl i ng aandrongen, met de openbare gelijk gesteld en hun rechtsposi tie tegenover hun schoolbestuur door een contract geregeld worden. Maar wat hem er vooral in aantrekt, is, „dat het do ver houding van den Staat tot het onderwijs meer en meer tot oen bloot financieel© maakt ©n daardoor do politieke invloeden die bij de oplossing van hot onderwijs vraagstuk werken, geheel anders worden dan tot nu too hot geval was." Niet „belijders" ©n „paganisten", maar vooruitstrevender! en conservatieven zullen schrijft hij tegenover elkander komen te staan en komt er eenmaal een partij aan hot roer, die haar liefde voor het onder wijs niet alleen door leuzen toont, maar aie dc consequentiën van haar programma aandurft, zonder allereorst te vragen of er ook offers van den Staat gevraagd zullen worden, dio in hoofdzaak den minbedeel- den ten goede komen, dan heeft die het in haar maoht, zoowel do besturen der open bar© als der bijzondere scholen tc dwingen tot verbeteringen, die nu maar al te lang zijn tegengehouden door par tij-over we gingen. De verhooging der Rijkssubsidie voor do bijzondere school zal eindelijk ten gevolge hebben, dat vel'cn, die haar thans met een bijdrage steunen, zich terugtrekken, en daarmede zal het onderwijs, door armen aan die scholen ontvangen, hoe langer hoe meer zijn karakter van aalmoca verliezen en d© ouders zullen hetzelfde recht op goed ondorwije doen golden als de ouders, die van een openbare school gebruik maken. Uit zeer goede bron is den Haagsohon Briefschrijver van de Nieuwe Groninger Oourant meegedeeld, dat men van conserva tieve en christelijke zijde al een beetje spijt en ontevredenheid begint te gevoelen over den loop van do Hoogeronderwijs- gesohiedenis, en dat men niet van plan is verder in de richting van den pre mier mode to werken tot de vurig begeerde vrijmaking van dat onderwijs, omdat, aoo zegt men, in socialistische kringen in allen ernst er aan gedacht wo^dt een fonds bijeen te brengen, waaruit, zoodra de oprichting van vrije universiteiten onder de voorwaar den van het ontwcrp-Kuyper met staats hulp mogelijk zal zijn geworden, een inrich ting van Hooger Onderwijs op aocialisti- schen grondslag zal worden bekostigd. Ter gelegenheid van het internationaal socia listen-congres te Amsterdam ia daarvan wel is waar niets gebleken, dooh volgens mijn zegsman, een van de roode partij, moet tooh van die bijeenkomst gebruik zijn gemaakt om voor dit denkbeeld propa ganda cn de verwezenlijking er van moge lijk to maken. Bleek dit waar, dan zouden de voorvechters voor de vrijo universiteit het paard van Troje leolijk hebben binnen gehaald. Het Centrum, dat deze medodeeling „allerkoddigst" vindt, zegt er verder het volgende van: Nog altijd schijnt men niet te begrijpen, dat de zaak van het Vrije Hooger Onderwijs een quaestie van rooht was en van niets anders dan recht. Wat overigens het paard van Troje be treft; we golooven niet, dat Ilios door de be zetting van dat paard zou worden ingeno men, integendeel, wanneer een socialisti sche universiteit werd gesticht mot goedo waarborgen voor echte wetenschappelijk heid, dan zou waarschijnlijk daarvan het minst plezier beleven hot socialisme zelf, dat zich niet meer zoude kunnen bepalen tot ijdel gepraat en tot broederlijke weg- maffeling der geschillen, maar vaste weten schappelijke grondslagen zou moeten leg gen. Een paard van Troje zonder pooten, dat zou er van kunnen komen misschien. De Haagsche Briefschrijver in de Zaan- landsche Courant heeft een zijner brieven gewijd aan definanoiënvan onsland en meent, dat van een vermoedelijk tekort op de 8taatsbegrooting voor 1905 aan de Regeering geen verwijt mag worden ge maakt. Het is niet de schuld van den Minis ter van Financiën dat het accres der in komsten, waarover we ons in de laatste ja ren mochten verheugen, thans is tot staan gekomen, en ook komt do stijging der uitga ven niet voor rekening van minister Harte, want de leerplicht-, woning-, gezondhoids- on ongevallenwetten hebben vermeerdering der uitgaven met zich gebracht. Als er dan een tekort is, moet naar middelen gezocht ocm het tc dekken, en zoo kan men zelfs een belaatingverhooging of een nieuwe belasting aan den Minister niet ton kwade duiden. Doch bier houdt zegt De Standaard, aan welk blad dit een en ander is ontleend de welwillendheid van don liberalen Brief schrijver op; hij wil alleen nieuwe belas tingen, als het tekort voortspruit uit be hoeften, die door bestaande wetten wordt geschapen. Een vriendelijke manier van redeneeren. Dat deze liberaal op die manier nieuwe dingen wil tegenhouden, althans bestrijden, zegt hij dan ook onomwonden: „Indien zich bijv. mocht bevestigen, wat dezor dagen bij geruchte werd vernomen, dat de Regcoring oen zeer aanrionlijko uit breiding van de lcgerorganisatio oprich ting van nieuwe regimenten infanterie, ca valerie en batterijen artillerie in don zin heeft; of wanneer bleek, dat het geraamde tekort gevolg is van do door de wet nog niet bekrachtigde en alleen door de Regco ring beoogde „vrijmaking" van het onder wijs, in dien zin, dat ook aan alle bijzon dere lagere scholen voor de minimum-sala rissen van het onderwijzend pcreoneel vol- ledi'ge restitutie uit 's Rijks kas zal worden verzekerd, zoodat daarvoor een meerdere uitgaaf van 2 millioon zal worden ver- eieohi, don treodt de financieel© kwestie in een gansoh ander licht. Het is eisch van een gezonde financieele politiek om bij elke nieuwe regeling, dio belangrijke uitgaven na zich sleept, de mid delen tevens aan te wijzen, waaruit dio hoogero uitgaven zullen kunnen worden ge dekt. Maar strijdig met het begrip eener goe de geldelijke administratie is het, om, met het oog op nog in het verschiet liggende en seÜB bq het bestaan van de meest volg zame parlementaire meerderheid in de bol de Kamers, uit Staatkundig oogpunt onzekere plannen dor Rcgeering, de natie hoogero lasten op te leggen. Op den Minister van Finanoièn rust de tweeledige plicht, can wan neer de middelen niet mild genoeg vlooien om uit de gewone inkomsten meerdere uitgaven te bestrijden, eerstens bij zijn ambtgonooton aan to drin gen op de grootste zuinigheid, ton oinde binnen de perken van hot budget to blijven; tweedons to weigeren om op do begrooting der uitgaven nieuwe posten to brongen, die 'niet op reeds aangenomen wetten steunen en waarvoor do middden niot to voren zijn toegestaan." Men riet het, zegt De Standaardprinci pieel© bezwaren togen de vrijmaking van hot onderwijs voert dcae schrijver niot aan; het is slechts de zorg voor do financiën, die hem tot spreken dwingt. Dat op dio manier do nieuwe wetgeving bestreden zal wordon is duidelijk. Do Briofschrijver gaat dan voort met aan zijn geestverwanten te adviseeron om roods bij do komende 8 taatsb eg rooting een soort van alarm-geaohrei aan to heffen, en meent, dat men geen nieuwe belas ting-ver hoog! ng moot toestaan vóór over de Tarief- wet een beslissing is genomen. Tegen de invoering van opcenten op do vermogens- en bedrijfsbelasting maakt de schrijver ver schillende bedenkingen, en mochten zij ko men, dan zou men daarmede toch do go- meenten on niet den Staat moeten helpen. De Standaard schrijft: De opbrengst van dc Rijksmiddo- len valt dit jaar niet mee Gaat het zoo voort tot 31 Doc., dan is een aanzienlijk tekort in plaats van een over schot te vorwachten. Al doet het ons leed, tegenvallon doet het ons niet. Het was te verwachten, dat do grooto verliezen, tem gevolge van do speculation, op de schatkist niet zonder invloed zouden blijvenbovendien was do grooto opbrengst van de vorige drie jaren grootendecls te danken aan de wisselvallige sucoeasie-rech- ton. De bladcm Links erkennen nu, dat de toe stand voor dit jaar niet zeer gunstig is. Maar zo verzuimen, als vanouds, do midde len aan te wijzen, waardoor in dit tekort on volgende tekorten kan worden voorzien. Yan de Tariefwet willen ze niets weten. Maar wat dan? Wat dan? Wol, als de Linkerzijde het vol gend jaar in do meerderheid mooht komon, dan zal or wellicht een Picrson optreden om redding te brengen. Hoe? Door een Tariefwet zooals hij reeds één keer heeft ingediend. Maar dan doet een vrijzinnig Ministerie hot. Em, dit zal tooh wel de meest verstokte anti-revolutionair toegeven, een vrijzinnig Ministerie is toch geheel iets anders dan een christelijk Ministerie. Zoodat een Tariefwet van een vrijzinnig Minister ook wol iets anders zijn zal dan een niet-liberaal Minister. In do „Haagsche Kroniek" in de Nieuwe Groninger Courant leest men: In de kranten heb ik dit jaar, zooals 6teods, allerlei annonces gelezen van i n - stituton, waarvan zooveel leerlingen van do zooveel voor dit en zooveel voor dat ex am on zijn geslaagd. Dio reclames hebben veel invloed, dunkt mo; anders zou den do ondernemers er geen schatten golds voor besteden. Doch ik wensoh tegen het schandelijk bedrog, dat or in gelegen is, mot ernst to waarschuwen. Als do heer A. adverteert, dat van rijn school 2 leerlingen voor examen I, 3 voor examen II, 4 voor examen III en 1 voor exa men IY rijn geslaagd, dan klinkt dat heel mooi en uitstekend. De vraag is echter, hoe veel leerlingen van zijn school voor elk dier examens opgingen; want als er een van de 7, 2 van de 10, 3 van do 12 slaagdon, is het resultaat zoo poovor, dat de institutour het liever moest verzwijgen. En wanneer éón leerling, ondor pressie van don onderwij zer, als reclame-exemplaar genoopt wordt, vier of vijf verschillende examens achter el kaar af te loggen (en dat is dit jaar hier gebeurd) om hem dan voor ieder examen afzonderlijk als een oandidaat van zijn school, dio slaagde, te doen parade eren, dan vind ik dat een soort misleiding van de ouders, waartegen een waarschuwing niot schaden kan: Do heer B rum meikamp schrijft in De Hollander: Do liberale part ij, in theorio voor do vrijheid, is tegenwoordig in do war, aan welko rijdo de waro vrijheid is te vinden, cn bijgevolg, wannoer zo voor en wanneer tegen moet stemmen. Zij was voor oen groot gedeelte tegen de Stakingwetten, omdat zij meende, dat mon monschon, dio naar do teugels van hot Ge zag grijpen, met een zoet lijntje naar huis moet troooen, ondor hot houden van een vaderlijk© toespraak, dat zo voortaan ver standiger moeten zijn. Zij stemde tegen don offeotus oivi- 1 i s voor bijzondere universiteiten, omdat volgens haar dozo billijkhoidsmaatregel een bevoorrechting was van... een richting, dio alleen als „stillo partij", om mot Thorbeoko te sproken, rooht heeft, en die er niet aan denken mag, dat ook haar kwoekolingon be noembaar zouden kunnen worden geacht voor staatsambten en -botrokkingen. Zij steimdo tegen do Drankwet, omdat zij vond, dat het een onschadelijk diertjo was geworden, toen zij zelf het do scherpste tan den uitgetrokken had. Zij zal tegon do Arbeidswet 6tommon, on der andoren omdat dio ©en Zondagsrust voor bakkers on banketbakkers bedingt, di© nogal in botsing zal komen met vele libe ral© levensop vattingon on gewoonten. Zij zal do Tariefwet verworpen, omdat dio do uitvoering van sociale wotten moge lijk zal maken, en misschiendoor verhef fing van do nationale industrie de liberale l'eus van „Vrijhandel altijd en overal I" oen beetje beschamen. T o g o n Zoo klinkt liet thans, nagenoeg uit allo liberale monden, bij al wat dit Mi nisterie doet. Dit tegen is hooi goed verstaanbaar. Hot wil zoggen: „Weg mot dezo regco ring, want zij is olerioaal. Het olorioalisme is voor ons do vijand. Alk hot eenmaal vast staat, dat Lothario olerioaal is, dan kan hij geen goed doen, dan moet hij sterven, al kwam Barbertje in eigen persoon verkla ren, dat hij haar niet vermoord en inge zouten, maar veel goeds gedaan heeft, en dat rij nog vool goeds van hem verwacht." Hoort ge hot, Lothario Gij moot hangen. In con asterisk „Vermakelijk" zegt De Standaard Het Vaderland vergast zijn lozers in do zen komkommertijd op artikelen van don bekenden profoasor Bolland. Dozo vurige paladijn van het a/nti-papie- me treedt nu op als bestrijder van het Ooi- vin isme... mot wapenen uit hot tuighuis van Rome. Heel het Oude Testament wordt met nog andoro zaken door dezen geleerde in taai© artikelen overhoop gehaald, om aan te too- nen, dat de grondslag der Vrije Univor- teit geen grondslag is... mot een beroep op geschriften van Roocnsöho schrijvers. Dat wordt inderdaad vermakelijk; vooral ook, nu een pol'itiok blad rich bot der- gel ijke beschouwingen laat Iconen. Als zulk eon lectuur in deze dogen maar niet te taai waal Do Fraosote ohristelij k-h i a t q- risohon hebbe3 De Nederlander beschul digd van „do od z wij go n". Hot blad ver dedigt rich hiertegen en begint met aan te voeren, dat het langen tijd mot de bladen dier groep heeft gediscussieerd. Het is toon tot de conclusie gekomen, „dat bedoelde o „Wel, die gebochelde Russische graaf uit Bietagnc hoe heet hij ook weer?" „Graaf Potinoff i Hoe komt go er op? Ik zal weinig uitgaanals het tot je gerustheid kan bijdragen, heelemaal niet." „Je most frissche luoht scheppen, mijn meisje moet er gezond en opgeruimd uit zien, wanneer ik haar in Paiijs afhaal Weet je wat, ik vergezel je tot Calais." „Daar kan niets van-komen; bedenk toch, hoe bezorgd je zuster moot zijn, die je reeds dezen morgen in de vroegte teiug verwacht te. Bovendien, het zou niet pass3n ook. Maar gc moogt me tc Dover aan boord brengen; dat sta ik je toe." Difc deed hij dan ook ©n bleef tot het ioogenblik van vertrek op de stoomboot. „Wij zullen niet lang gescheiden zijn, lief ste," zeido hij, het meisje bij het afscheid omhelzend. „Naar ik hoop, niet," antwoordde Isa met door frraner verstikte .stom. „Vaarwel, Edu. ard 1" „Laat ons elkaar geen vaarwel zeggen, 'dat klinkt als een afscheid voor maanden of jaren, en het zullen toch slochts weinige dagen zijn. Dus: Tot weerziens, mijn lieve ling 1" „Tot wederziens! Spoedig I" II. Isabella's familie bestond uit haar vader, haar broeder, een stiefmoeder en eon half zuster. Haar vader, baron Gondacar von Feldau, was voor do tweedo maal getrouwd, toen Isabella tien on Walter zeven jaron tel de. De tegenwoordige barones Feldau was de weduwo van «en generaal, die ge voeglijk haai vader had kunnen zijn. Uit dit huwelijk was de „halfzuster" geboren. De familie Feldau bewoonde op de vijfde verdieping van c©n huis aan den boulevard Sainb-Qormain zee vertrekken, als men ze zoo bolioft te noemen: ze bestonden uit een nietig, klein salon, een niet veel grootore woonkamer, twee slaapkamers, een voorka mertje ©n een kleine, met roodo tegels be legde kouken, waarin men zich kwalijk kon omkeeren. Het salonnetje moest in een woonkamer, de laatste in een slaapkamer voor d© oudelui veranderd woiden. De Feldau'e hadden, eer de „onverwachte gebeurtenissen" kwamen, op dc tweede ver dieping van hetzelfde huis ee>n meer gorief- lijke woning gehad. Deze „onveiwachte ge beurtenissen" die volstrekt niet zoo on verwacht kwamen, doch, gelijk do omstan digheden nu eenmaal lagen, vroeg of laat komen moesten noodzaakten do familie drie trappen hooger te gaan. „Naar den Olympus", zei Walter met zijn onveistoor- baar humor. Op den dag, waarop ons verhaal begint, bevonden zich de Feldau's in een ongemeen pijnlijke positie. Op dien Donderdag be droeg hun geheele vermogen vijf en tachtig, zegge 85 centimes. Let welcentimes, geen franken! En daaimec moesten vier verwen de menschenkindaren tot Zondag toekomen. Voor „déjeuner" hadden de beide dames en de jonge baron aardappelen onder de asch zonder boter gegeten. De heer des huizes ontbeet elders, wanneer zijn „zaken" dat zoo meebrachten. 's Namiddags, nadat Walter weer naar het college gegaan was, belegden moeder en doch ter grooten raad, wat men als diner zou opdienen. Dezo maaltijd moest steeds even overvloedig als voortreffelijk zijn, want Feldau nam daaraan deel cn die verstond in de maagquaestic geen scherts. Zijn ba- ronsverhemolto was wel wat wat verwond en een slecht, onvoldoend monu was in staat hem uit zijn humeur te brengen. „Geloof me, moeder, het tellen der sous zal zo niet in francs doen veranderen," merkte Nolly, een kleine duzendkunstenares, de goede geest des huizes aan, toon mevrouw von Feldau de koperen munten voor de zoo- veelste maal door haar vingers liet glijden. „Er blijft ons niets anders over dan weer onze toevlucht te nemen tot „tante." 1) Het hoofd omhoog, madame, en niet zoo'n wanhopig gezicht zetten, zoolang wij nog iets hebben, dat wij aan de veilige hoede van de bank van leening kunnen toever trouwen." „Ik zou waarlijk niet weten, wat..." „Maar nu doet u precies alsof wij niets meer bezaten. Wel, wat dunkt u van onze prachtige bronzen armluchters? Zij zullen wel wat zwaar zijn om te dragen, maar ik heb, Goddank, een paar krachtige armen, en bovendien zou ik niet weten, wat an ders ik in dejeuners en diners voor de vol gende dagen zou moeten omzetten." „Moeten die prachtige luchters er werke lijk aan gelooven? Papa zal het terstond merken, wanneer hij thuiskomt, en het zal hem pijn doen van die dingen te moeten 1) Het pandjeshuis wordt door de Parij- zenaars „ma tante" genoemd. scheiden. Gjj weet hot, hij is zoo aan dio oude erfstukken gehecht." „Maar het zou hem nog meer pijn doen, als hij van middag niet iets goods to eten kreeg," hernam Nelly droog. Daar liet zich niets togen in brengen, en de Franschc republiek werd met het bewa ren van do oudo erfstukkon der familie Feldau belast. Twee uur later keerde Nelly Thorwald buiten adem en verhit van het vlugge trapponklimmon cn den zwaren korf, dien zij droeg, van haar „wandeling", ge lijk zij het noemde, terug. „Pffl moodert-jo, daar ben ik! Men moet bij „tante" zoo eeuwig Lang antichambree ren, wanneer men van haar iets verkrijgen wil. Een afschuwelijke dame, hoor 1 Ik wou maar, dat ik nooit meer van haar diensten gebruik behoefde te maken." „Arm kind, ik kan mij zoo voorstellen, hoe zwaar het je valt zulke boodschappen te moeten doen. Ik begon al bang tc worden, dat jo een ongeluk overkomen was, zoo lang bleef je vandaag uit," merkte mevrouw Fel dau tceder aan. „Nog maar een beetje ge duld, Nolly, papa hoopt spoedig uit de na righeden „Dio goede papa 1 Nu, moeder, laten wij de hoop op betere tijden maar niet verlie zen," riep Nelly, opspringend om de mand uit te pakken. „Er zijn nog grooter onge lukkon dan een uur in het pandjeshuis te moeten wachten. Ziet u, mama, de Franscho republiek is eigenlijk zeer wellevend: de banken in dc wachtkamer dor bank-van-lee- nlng zijn voortreffelijk, en do soldaten, die u den weg wijzen, beleefd. Hier zijn de beleenbriefjes." „O, ge hebt maar vijf en twintig francs or op gekregen cn de kandelaars hebben er minstens honderd vijftig gekost!" riep het kleino vrouwtje verontwaardigd. „Ja, maar vóór honderd vijftig jaar! En als u wist, moeder, aan wolko formali teiten men zich moet onderwerpen, erger dan bij een trouwpartij of een begrafenis. Hoe heet u, madame? Uw familienaam en voornaam, alsjeblieft; ook uw adres en be roep... Is u gohuwd? Neen? Weduwo? Dank u, mademoiselle, hier is het pandbriefje 1" Mot onvorweldigonde grappigheid bootste hot levendige jonge meisje do vragen van don beambte na, zoodat haar moeder, on danks don ernst van den toestand, niot kon nalaten hartelijk te lachen. „Kijk, mamaatje, zoo zie ik u gaarne. Geloof mo, u is geboren om te lachen.'* Daarbij omhelsde zij haar mama en begon toen weer de mand verder uit te pakken. Nolly Thorwald on haar moedor gingen zeer vertrouwelijk met elkander om, meer als twee zusrtors dan als moedor cn dochter. Mevrouw von Feldau tolde 36 jaron, maar zag or niet ouder dan dertig uit. Haar kleino, sierlijke gestalte, haar rooskleurig, kinderlijk gezicht met de grooto, vragend© vergeet-mij-nietjes oogCD, haar meegaanden aard, waaraan allo energie ontbrak, deden haar jonger schijnen dan rij was. Van do huishouding vorstond zij niet meer. dan een 6-jarig kind, maar zij was buitenge woon goedhartig en zachtaardig; een trou we, teodore gade, een liefderijke, opofferen de moedor; kortom: een schepsel, dat men slechts behoefde te zien om haar lief 1© krijgen. (Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1904 | | pagina 5