No 13651
LEIDSCH DAGBLAD. WOENSDAC 24 AUGUSTUS. - TWEEDE BLAD.
Anno 1904
PERSOVERZICHT.
FEUILLETON.
Het hoogste 5L®4.
'De Arnhemsche Courant spreekt in een
Slotartikel over de voorgestelde wijziging
inde Lager-Onderwij s-W e t, welke bc-
ireft het onderwijs aan achterlijke of zwak
zinnige kinderen, dat de Regeering voor
stelt te rangschikken onder de 6cholen,
•waarop, volgens art. 15, do L.-O.-Wet niet
yan toepassing is, waartoe zij in litt e
van het artikel bij de scholen voor doofstom-
jnen, blinden, spraakgebrekkigen en idioten
pok die voor zwakzinnigen wil opgenomen
zien.
Hoewel,'' aldus schrijft het blad, „het
belang van dit speciale onderwijs allerminst
jdoor ons ontkend wordt en de Regeer ing
onbetwistbaar door milden steun in deze a
veel goeds bovorderon kan, maakt tooh deze
formeel weinig beduidende wijziging in het
ingediende ontwerp wel can eenigszins won
derlijken indruk. Is er dan, vraagt men
zich onwillekeurig af, in de zoo veelgesmade
onderwijswet-Kappeyne, zoo slechts in fla
grante strijd met haar beginsel daarin de
z.g. „rechtsgelijkheid" tusschen de bijzonder
1 re cn de openbare school is ingewrongen,
niets meer en niets dringender to veramde-
1 ren dan hot onderwijs van zwakzinnigen
buiten de wet te plaatsen? Kan nu voor
het overige „ons Christenvolk" met die
wet Vrede hebben, welke vroeger in do zwart
ste kleuren als het uitvloeisel dor onver-
draaglijksto tirannie word afgeschilderd?
Is dan bijv. het misbaar over „de Christc-
lijke en maatechapelijke deugden" slechts
ijdel vertoon geweest, do critiek op de lijst
ider leervakken van de lagere school niet
ernstig gemeend? Men kan zich voorstellen,
dat dc voorstanders van bijzonder onder
wijs, eenmaal in dc meerderheid, zich den
tijd niet gunnen voor een geheel nieuwe
wettelijke regeling van het lager onderwijs
in overeenstemming met hun denkbeelden
en daarom, ten einde zoo spoedig mogelijk
dc zoo lang begeerde „rechtsgelijkheid" tot
werkelijkheid te maken, die zoo goed en zoo
kwaad mogelijk in der haast in de bestaan
de wet invoegen; maar als ook aan verbete
ringen in daaraan geheel vreemde onder
deden dc aandacht wordt gewijd, is de on
beduidende wijziging van art. 15 litt. e dan
de dringendst noodige? Zou bijv. niet de
zorg voor het onderwijs ccner andere cate
gorie van kinderen, allicht in ons land ook
bijna 8000 tellende, althans op gelijko lijn
«taan, ja zelfs niet nog dringender wezen,
nl. een regeling om hc-t onderwijs mogelijk
te maken voor de schipperskinderen, die,
hoewel met normale hersenontwikkeling,
toch vaak nog van geregeld onderwijs ver
stoken blijven wegens maatschappelijke om
standigheden, waarin met flinkon overheids
steun gemakkelijk te voorzien ware?"
En had liet niet eerder, zoo vraagt do
Arnhemsche Couranteeoi zee*r groot belang
voorziening geëischt, Hetwelk ernstig be
dreigd wordt juist door de diep ingrijpen
de wijzigingen der wet, welke heb hoofddool
zajn der voorgestelde herziening? Zij doelt
op de gevolgen van de ontvolking der open
bare school voor dc openbare onderwijzers.
Honderden ambtenaren met hun gezinnen,
zegt het blad, zullen het slachtoffer worden
van de poli&cke zegepraal der kerkelijke
partijen in den noodlottigcn schoolstrijd.
Door de Regeering zullen naar ha. oordcel
in elk geval nog maatregelen behooren te
worden voorgedragen om dit te voorkomen.
Be Arnhemsche Courant hoopt intusschen
dat de voorgestelde regeling van hot subsi
die voor het bijzonder onderwijs geen wet zal
worden.
„Voor ons", schrijft zij, ..lijdt het niet
den cringsten twijfel, of het tot-stand-ko-
men van dc door dr. Kuyper voorgestelde
wijziging, om niet te zeggen omverwerping
der Lager-Onderwijs-Wet, zou een ramp zijn
voor ons land, ware het alleen reeds omdat
daardoor een onberekenbare hoeveelheid
brandstof zal worden opgehoopt, waaruit
later 'e vlammen van godsdiensttwist en
geloofshaat zullen oplaaien, als Nederland
nog cenigen tijd gebukt moet blijven onder
het regime van onverdraagzaamheid em re
actie der zoogenaamd „Ohristclijko" coali
tie.
Om ons land aan die heerschappij te ont
wringen, kan het wel niet anders of daartoe
moet mede een krachtige aansporing zijn een
wetsontwerp, als den löden Juni bij de Kar-
mer is ingediond, hetwelk in strijd met let
tor en ge eet der Grondwet het openbaar on
derwijs, door de openbare kassein ingericht
en onderhouden, door milde subsidies uit 'a
Rijks kas aan bijzondere inrichtingen ander-
mijnt en laaids penningen voor een niet
onaanzienlijk deel bestemt voor de bevor
dering van het kloosterweeen en de uitbrei
ding van het bezit in de doode hand. Is de
vrede op onderwijsgebied in ons vaderland
inderdaad niet bereikbaar, zonder dat het
bestaande onderwijsstelsel ondersteboven ge
keerd wordt, bijzonder onderwijs regel en
openbaar uitzondering wordt, dan behoort
zulk een ingrijpend© verandering niet tot
6tand te komen ten koste van de eerlijke
toepassing der Grondwet. Hat ze strijdt met
haar letter als met haar geest, hebben oe ker
kelijke partijen zeiven erkend door hun non-
possumus 1886, teen zij een wijziging van
art. 194 der Grondwet, als door dr Schaep-
man voorgesteld, als conditio sine qua non
stelden voor haar medewerking tot eenig
grondwetsherziening. Die voorwaarde heb
ben zij toen niet ingewilligd kunnen krij
gen; maar nu zij over do meerderheid in
beide Kamers te beschikken hebben, eischen
de goede trouw e<n do politieke moraal, dat
ook nu het ideaal der kerkelijkcn niet ver
wezenlijkt worde, vóórdat de Grondwet in
hun geest is gewijzigd. Het door te zetten
in strijd mot d© Grondwet is niets minder
dan machtsmisbruik."
Do heer H, W. J. A. Sahook, te Amster
dam, heeft in het Sociaal Weekblad ook
een aantal artikelen geschreven over het
wetsontwerp van minister Kuyper tot her
ziening der wet op het L. O. In het laat
ste daarvan vat hij zijn oordeel over het
wetsontwerp samen.
Het luidt aldus: „Het volksonderwijs
zal er niet door gebaat worden in evenre
digheid mot de sommen, die het uit 's lands
kas vraagt; de gelden om kweekscholen op
te riohton worden in de eerste plaats ver
strekt om de kerkdijken in do gelegenheid
tc stellen een genoegzaam aantal orthcclox-
geloovdgen tot onderwijzer op te leiden en
niet zoozeer om die opleiding te verbote
ren, want zelfs de premie op de allerge
brekkigste africhting op het examen, die
door cén schoolhoofd, blijft bestaan."
Tooh acht de heer Schook de indiening
van het wetsontwerp een etap in de goede
richting, omdat do bijzondere onderwij
zers, die reeds lang met recht op een billij
ker sal arisregcl i ng aandrongen, met de
openbare gelijk gesteld en hun rechtsposi
tie tegenover hun schoolbestuur door een
contract geregeld worden. Maar wat hem
er vooral in aantrekt, is, „dat het do ver
houding van den Staat tot het onderwijs
meer en meer tot oen bloot financieel©
maakt ©n daardoor do politieke invloeden
die bij de oplossing van hot onderwijs
vraagstuk werken, geheel anders worden
dan tot nu too hot geval was."
Niet „belijders" ©n „paganisten", maar
vooruitstrevender! en conservatieven zullen
schrijft hij tegenover elkander komen
te staan en komt er eenmaal een partij aan
hot roer, die haar liefde voor het onder
wijs niet alleen door leuzen toont, maar
aie dc consequentiën van haar programma
aandurft, zonder allereorst te vragen of er
ook offers van den Staat gevraagd zullen
worden, dio in hoofdzaak den minbedeel-
den ten goede komen, dan heeft die het in
haar maoht, zoowel do besturen der open
bar© als der bijzondere scholen tc dwingen
tot verbeteringen, die nu maar al te lang
zijn tegengehouden door par tij-over we
gingen.
De verhooging der Rijkssubsidie voor do
bijzondere school zal eindelijk ten gevolge
hebben, dat vel'cn, die haar thans met een
bijdrage steunen, zich terugtrekken, en
daarmede zal het onderwijs, door armen
aan die scholen ontvangen, hoe langer hoe
meer zijn karakter van aalmoca verliezen en
d© ouders zullen hetzelfde recht op goed
ondorwije doen golden als de ouders, die
van een openbare school gebruik maken.
Uit zeer goede bron is den Haagsohon
Briefschrijver van de Nieuwe Groninger
Oourant meegedeeld, dat men van conserva
tieve en christelijke zijde al een beetje spijt
en ontevredenheid begint te gevoelen over
den loop van do Hoogeronderwijs-
gesohiedenis, en dat men niet van
plan is verder in de richting van den pre
mier mode to werken tot de vurig begeerde
vrijmaking van dat onderwijs, omdat, aoo
zegt men, in socialistische kringen in allen
ernst er aan gedacht wo^dt een fonds bijeen
te brengen, waaruit, zoodra de oprichting
van vrije universiteiten onder de voorwaar
den van het ontwcrp-Kuyper met staats
hulp mogelijk zal zijn geworden, een inrich
ting van Hooger Onderwijs op aocialisti-
schen grondslag zal worden bekostigd. Ter
gelegenheid van het internationaal socia
listen-congres te Amsterdam ia daarvan
wel is waar niets gebleken, dooh volgens
mijn zegsman, een van de roode partij,
moet tooh van die bijeenkomst gebruik
zijn gemaakt om voor dit denkbeeld propa
ganda cn de verwezenlijking er van moge
lijk to maken. Bleek dit waar, dan zouden
de voorvechters voor de vrijo universiteit
het paard van Troje leolijk hebben binnen
gehaald.
Het Centrum, dat deze medodeeling
„allerkoddigst" vindt, zegt er verder het
volgende van:
Nog altijd schijnt men niet te begrijpen,
dat de zaak van het Vrije Hooger Onderwijs
een quaestie van rooht was en van niets
anders dan recht.
Wat overigens het paard van Troje be
treft; we golooven niet, dat Ilios door de be
zetting van dat paard zou worden ingeno
men, integendeel, wanneer een socialisti
sche universiteit werd gesticht mot goedo
waarborgen voor echte wetenschappelijk
heid, dan zou waarschijnlijk daarvan het
minst plezier beleven hot socialisme zelf,
dat zich niet meer zoude kunnen bepalen
tot ijdel gepraat en tot broederlijke weg-
maffeling der geschillen, maar vaste weten
schappelijke grondslagen zou moeten leg
gen.
Een paard van Troje zonder pooten, dat
zou er van kunnen komen misschien.
De Haagsche Briefschrijver in de Zaan-
landsche Courant heeft een zijner brieven
gewijd aan definanoiënvan onsland
en meent, dat van een vermoedelijk tekort
op de 8taatsbegrooting voor 1905 aan de
Regeering geen verwijt mag worden ge
maakt. Het is niet de schuld van den Minis
ter van Financiën dat het accres der in
komsten, waarover we ons in de laatste ja
ren mochten verheugen, thans is tot staan
gekomen, en ook komt do stijging der uitga
ven niet voor rekening van minister Harte,
want de leerplicht-, woning-, gezondhoids-
on ongevallenwetten hebben vermeerdering
der uitgaven met zich gebracht. Als er dan
een tekort is, moet naar middelen gezocht
ocm het tc dekken, en zoo kan men zelfs een
belaatingverhooging of een nieuwe belasting
aan den Minister niet ton kwade duiden.
Doch bier houdt zegt De Standaard, aan
welk blad dit een en ander is ontleend
de welwillendheid van don liberalen Brief
schrijver op; hij wil alleen nieuwe belas
tingen, als het tekort voortspruit uit be
hoeften, die door bestaande wetten wordt
geschapen.
Een vriendelijke manier van redeneeren.
Dat deze liberaal op die manier nieuwe
dingen wil tegenhouden, althans bestrijden,
zegt hij dan ook onomwonden:
„Indien zich bijv. mocht bevestigen, wat
dezor dagen bij geruchte werd vernomen,
dat de Regcoring oen zeer aanrionlijko uit
breiding van de lcgerorganisatio oprich
ting van nieuwe regimenten infanterie, ca
valerie en batterijen artillerie in don zin
heeft; of wanneer bleek, dat het geraamde
tekort gevolg is van do door de wet nog
niet bekrachtigde en alleen door de Regco
ring beoogde „vrijmaking" van het onder
wijs, in dien zin, dat ook aan alle bijzon
dere lagere scholen voor de minimum-sala
rissen van het onderwijzend pcreoneel vol-
ledi'ge restitutie uit 's Rijks kas zal worden
verzekerd, zoodat daarvoor een meerdere
uitgaaf van 2 millioon zal worden ver-
eieohi, don treodt de financieel© kwestie
in een gansoh ander licht.
Het is eisch van een gezonde financieele
politiek om bij elke nieuwe regeling, dio
belangrijke uitgaven na zich sleept, de mid
delen tevens aan te wijzen, waaruit dio
hoogero uitgaven zullen kunnen worden ge
dekt. Maar strijdig met het begrip eener goe
de geldelijke administratie is het, om, met
het oog op nog in het verschiet liggende
en seÜB bq het bestaan van de meest volg
zame parlementaire meerderheid in de bol
de Kamers, uit Staatkundig oogpunt
onzekere plannen dor Rcgeering, de natie
hoogero lasten op te leggen.
Op den Minister van Finanoièn rust de
tweeledige plicht, can wan neer de middelen
niet mild genoeg vlooien om uit de gewone
inkomsten meerdere uitgaven te bestrijden,
eerstens bij zijn ambtgonooton aan to drin
gen op de grootste zuinigheid, ton oinde
binnen de perken van hot budget to blijven;
tweedons to weigeren om op do begrooting
der uitgaven nieuwe posten to brongen, die
'niet op reeds aangenomen wetten steunen
en waarvoor do middden niot to voren zijn
toegestaan."
Men riet het, zegt De Standaardprinci
pieel© bezwaren togen de vrijmaking van
hot onderwijs voert dcae schrijver niot aan;
het is slechts de zorg voor do financiën, die
hem tot spreken dwingt. Dat op dio manier
do nieuwe wetgeving bestreden zal wordon
is duidelijk.
Do Briofschrijver gaat dan voort met
aan zijn geestverwanten te adviseeron om
roods bij do komende 8 taatsb eg rooting een
soort van alarm-geaohrei aan to heffen, en
meent, dat men geen nieuwe belas ting-ver
hoog! ng moot toestaan vóór over de Tarief-
wet een beslissing is genomen. Tegen de
invoering van opcenten op do vermogens-
en bedrijfsbelasting maakt de schrijver ver
schillende bedenkingen, en mochten zij ko
men, dan zou men daarmede toch do go-
meenten on niet den Staat moeten helpen.
De Standaard schrijft:
De opbrengst van dc Rijksmiddo-
len valt dit jaar niet mee
Gaat het zoo voort tot 31 Doc., dan is een
aanzienlijk tekort in plaats van een over
schot te vorwachten.
Al doet het ons leed, tegenvallon doet het
ons niet.
Het was te verwachten, dat do grooto
verliezen, tem gevolge van do speculation,
op de schatkist niet zonder invloed zouden
blijvenbovendien was do grooto opbrengst
van de vorige drie jaren grootendecls te
danken aan de wisselvallige sucoeasie-rech-
ton.
De bladcm Links erkennen nu, dat de toe
stand voor dit jaar niet zeer gunstig is.
Maar zo verzuimen, als vanouds, do midde
len aan te wijzen, waardoor in dit tekort on
volgende tekorten kan worden voorzien.
Yan de Tariefwet willen ze niets weten.
Maar wat dan?
Wat dan? Wol, als de Linkerzijde het vol
gend jaar in do meerderheid mooht komon,
dan zal or wellicht een Picrson optreden om
redding te brengen.
Hoe? Door een Tariefwet zooals hij reeds
één keer heeft ingediend.
Maar dan doet een vrijzinnig Ministerie
hot. Em, dit zal tooh wel de meest verstokte
anti-revolutionair toegeven, een vrijzinnig
Ministerie is toch geheel iets anders dan
een christelijk Ministerie.
Zoodat een Tariefwet van een vrijzinnig
Minister ook wol iets anders zijn zal dan
een niet-liberaal Minister.
In do „Haagsche Kroniek" in de Nieuwe
Groninger Courant leest men:
In de kranten heb ik dit jaar, zooals
6teods, allerlei annonces gelezen van i n -
stituton, waarvan zooveel leerlingen
van do zooveel voor dit en zooveel voor dat
ex am on zijn geslaagd. Dio reclames
hebben veel invloed, dunkt mo; anders zou
den do ondernemers er geen schatten golds
voor besteden. Doch ik wensoh tegen het
schandelijk bedrog, dat or in gelegen is,
mot ernst to waarschuwen.
Als do heer A. adverteert, dat van rijn
school 2 leerlingen voor examen I, 3 voor
examen II, 4 voor examen III en 1 voor exa
men IY rijn geslaagd, dan klinkt dat heel
mooi en uitstekend. De vraag is echter, hoe
veel leerlingen van zijn school voor elk dier
examens opgingen; want als er een van de
7, 2 van de 10, 3 van do 12 slaagdon, is het
resultaat zoo poovor, dat de institutour het
liever moest verzwijgen. En wanneer éón
leerling, ondor pressie van don onderwij
zer, als reclame-exemplaar genoopt wordt,
vier of vijf verschillende examens achter el
kaar af te loggen (en dat is dit jaar hier
gebeurd) om hem dan voor ieder examen
afzonderlijk als een oandidaat van zijn
school, dio slaagde, te doen parade eren,
dan vind ik dat een soort misleiding van
de ouders, waartegen een waarschuwing
niot schaden kan:
Do heer B rum meikamp schrijft in De
Hollander:
Do liberale part ij, in theorio voor
do vrijheid, is tegenwoordig in do war, aan
welko rijdo de waro vrijheid is te vinden,
cn bijgevolg, wannoer zo voor en wanneer
tegen moet stemmen.
Zij was voor oen groot gedeelte tegen de
Stakingwetten, omdat zij meende, dat mon
monschon, dio naar do teugels van hot Ge
zag grijpen, met een zoet lijntje naar huis
moet troooen, ondor hot houden van een
vaderlijk© toespraak, dat zo voortaan ver
standiger moeten zijn.
Zij stemde tegen don offeotus oivi-
1 i s voor bijzondere universiteiten, omdat
volgens haar dozo billijkhoidsmaatregel een
bevoorrechting was van... een richting, dio
alleen als „stillo partij", om mot Thorbeoko
te sproken, rooht heeft, en die er niet aan
denken mag, dat ook haar kwoekolingon be
noembaar zouden kunnen worden geacht
voor staatsambten en -botrokkingen.
Zij steimdo tegen do Drankwet, omdat zij
vond, dat het een onschadelijk diertjo was
geworden, toen zij zelf het do scherpste tan
den uitgetrokken had.
Zij zal tegon do Arbeidswet 6tommon, on
der andoren omdat dio ©en Zondagsrust
voor bakkers on banketbakkers bedingt, di©
nogal in botsing zal komen met vele libe
ral© levensop vattingon on gewoonten.
Zij zal do Tariefwet verworpen, omdat
dio do uitvoering van sociale wotten moge
lijk zal maken, en misschiendoor verhef
fing van do nationale industrie de liberale
l'eus van „Vrijhandel altijd en overal I" oen
beetje beschamen.
T o g o n Zoo klinkt liet thans, nagenoeg
uit allo liberale monden, bij al wat dit Mi
nisterie doet.
Dit tegen is hooi goed verstaanbaar.
Hot wil zoggen: „Weg mot dezo regco
ring, want zij is olerioaal. Het olorioalisme
is voor ons do vijand. Alk hot eenmaal vast
staat, dat Lothario olerioaal is, dan kan
hij geen goed doen, dan moet hij sterven,
al kwam Barbertje in eigen persoon verkla
ren, dat hij haar niet vermoord en inge
zouten, maar veel goeds gedaan heeft, en
dat rij nog vool goeds van hem verwacht."
Hoort ge hot, Lothario Gij moot hangen.
In con asterisk „Vermakelijk" zegt De
Standaard
Het Vaderland vergast zijn lozers in do
zen komkommertijd op artikelen van don
bekenden profoasor Bolland.
Dozo vurige paladijn van het a/nti-papie-
me treedt nu op als bestrijder van het Ooi-
vin isme... mot wapenen uit hot tuighuis
van Rome.
Heel het Oude Testament wordt met nog
andoro zaken door dezen geleerde in taai©
artikelen overhoop gehaald, om aan te too-
nen, dat de grondslag der Vrije Univor-
teit geen grondslag is... mot een beroep op
geschriften van Roocnsöho schrijvers.
Dat wordt inderdaad vermakelijk; vooral
ook, nu een pol'itiok blad rich bot der-
gel ijke beschouwingen laat Iconen.
Als zulk eon lectuur in deze dogen maar
niet te taai waal
Do Fraosote ohristelij k-h i a t q-
risohon hebbe3 De Nederlander beschul
digd van „do od z wij go n". Hot blad ver
dedigt rich hiertegen en begint met aan te
voeren, dat het langen tijd mot de bladen
dier groep heeft gediscussieerd. Het is toon
tot de conclusie gekomen, „dat bedoelde
o
„Wel, die gebochelde Russische graaf uit
Bietagnc hoe heet hij ook weer?"
„Graaf Potinoff i Hoe komt go er op? Ik
zal weinig uitgaanals het tot je gerustheid
kan bijdragen, heelemaal niet."
„Je most frissche luoht scheppen, mijn
meisje moet er gezond en opgeruimd uit
zien, wanneer ik haar in Paiijs afhaal
Weet je wat, ik vergezel je tot Calais."
„Daar kan niets van-komen; bedenk toch,
hoe bezorgd je zuster moot zijn, die je reeds
dezen morgen in de vroegte teiug verwacht
te. Bovendien, het zou niet pass3n ook.
Maar gc moogt me tc Dover aan boord
brengen; dat sta ik je toe."
Difc deed hij dan ook ©n bleef tot het
ioogenblik van vertrek op de stoomboot.
„Wij zullen niet lang gescheiden zijn, lief
ste," zeido hij, het meisje bij het afscheid
omhelzend.
„Naar ik hoop, niet," antwoordde Isa met
door frraner verstikte .stom. „Vaarwel, Edu.
ard 1"
„Laat ons elkaar geen vaarwel zeggen,
'dat klinkt als een afscheid voor maanden
of jaren, en het zullen toch slochts weinige
dagen zijn. Dus: Tot weerziens, mijn lieve
ling 1"
„Tot wederziens! Spoedig I"
II.
Isabella's familie bestond uit haar vader,
haar broeder, een stiefmoeder en eon half
zuster. Haar vader, baron Gondacar von
Feldau, was voor do tweedo maal getrouwd,
toen Isabella tien on Walter zeven jaron tel
de. De tegenwoordige barones Feldau was
de weduwo van «en generaal, die ge
voeglijk haai vader had kunnen zijn. Uit
dit huwelijk was de „halfzuster" geboren.
De familie Feldau bewoonde op de vijfde
verdieping van c©n huis aan den boulevard
Sainb-Qormain zee vertrekken, als men ze
zoo bolioft te noemen: ze bestonden uit een
nietig, klein salon, een niet veel grootore
woonkamer, twee slaapkamers, een voorka
mertje ©n een kleine, met roodo tegels be
legde kouken, waarin men zich kwalijk kon
omkeeren. Het salonnetje moest in een
woonkamer, de laatste in een slaapkamer
voor d© oudelui veranderd woiden.
De Feldau'e hadden, eer de „onverwachte
gebeurtenissen" kwamen, op dc tweede ver
dieping van hetzelfde huis ee>n meer gorief-
lijke woning gehad. Deze „onveiwachte ge
beurtenissen" die volstrekt niet zoo on
verwacht kwamen, doch, gelijk do omstan
digheden nu eenmaal lagen, vroeg of laat
komen moesten noodzaakten do familie
drie trappen hooger te gaan. „Naar den
Olympus", zei Walter met zijn onveistoor-
baar humor.
Op den dag, waarop ons verhaal begint,
bevonden zich de Feldau's in een ongemeen
pijnlijke positie. Op dien Donderdag be
droeg hun geheele vermogen vijf en tachtig,
zegge 85 centimes. Let welcentimes, geen
franken! En daaimec moesten vier verwen
de menschenkindaren tot Zondag toekomen.
Voor „déjeuner" hadden de beide dames en
de jonge baron aardappelen onder de asch
zonder boter gegeten. De heer des huizes
ontbeet elders, wanneer zijn „zaken" dat
zoo meebrachten.
's Namiddags, nadat Walter weer naar het
college gegaan was, belegden moeder en doch
ter grooten raad, wat men als diner zou
opdienen. Dezo maaltijd moest steeds even
overvloedig als voortreffelijk zijn, want
Feldau nam daaraan deel cn die verstond
in de maagquaestic geen scherts. Zijn ba-
ronsverhemolto was wel wat wat verwond
en een slecht, onvoldoend monu was in staat
hem uit zijn humeur te brengen.
„Geloof me, moeder, het tellen der sous
zal zo niet in francs doen veranderen,"
merkte Nolly, een kleine duzendkunstenares,
de goede geest des huizes aan, toon mevrouw
von Feldau de koperen munten voor de zoo-
veelste maal door haar vingers liet glijden.
„Er blijft ons niets anders over dan weer
onze toevlucht te nemen tot „tante." 1)
Het hoofd omhoog, madame, en niet zoo'n
wanhopig gezicht zetten, zoolang wij nog
iets hebben, dat wij aan de veilige hoede
van de bank van leening kunnen toever
trouwen."
„Ik zou waarlijk niet weten, wat..."
„Maar nu doet u precies alsof wij niets
meer bezaten. Wel, wat dunkt u van onze
prachtige bronzen armluchters? Zij zullen
wel wat zwaar zijn om te dragen, maar ik
heb, Goddank, een paar krachtige armen,
en bovendien zou ik niet weten, wat an
ders ik in dejeuners en diners voor de vol
gende dagen zou moeten omzetten."
„Moeten die prachtige luchters er werke
lijk aan gelooven? Papa zal het terstond
merken, wanneer hij thuiskomt, en het zal
hem pijn doen van die dingen te moeten
1) Het pandjeshuis wordt door de Parij-
zenaars „ma tante" genoemd.
scheiden. Gjj weet hot, hij is zoo aan dio
oude erfstukken gehecht."
„Maar het zou hem nog meer pijn doen,
als hij van middag niet iets goods to eten
kreeg," hernam Nelly droog.
Daar liet zich niets togen in brengen, en
de Franschc republiek werd met het bewa
ren van do oudo erfstukkon der familie
Feldau belast. Twee uur later keerde Nelly
Thorwald buiten adem en verhit van het
vlugge trapponklimmon cn den zwaren korf,
dien zij droeg, van haar „wandeling", ge
lijk zij het noemde, terug.
„Pffl moodert-jo, daar ben ik! Men moet
bij „tante" zoo eeuwig Lang antichambree
ren, wanneer men van haar iets verkrijgen
wil. Een afschuwelijke dame, hoor 1 Ik wou
maar, dat ik nooit meer van haar diensten
gebruik behoefde te maken."
„Arm kind, ik kan mij zoo voorstellen,
hoe zwaar het je valt zulke boodschappen
te moeten doen. Ik begon al bang tc worden,
dat jo een ongeluk overkomen was, zoo lang
bleef je vandaag uit," merkte mevrouw Fel
dau tceder aan. „Nog maar een beetje ge
duld, Nolly, papa hoopt spoedig uit de na
righeden
„Dio goede papa 1 Nu, moeder, laten wij
de hoop op betere tijden maar niet verlie
zen," riep Nelly, opspringend om de mand
uit te pakken. „Er zijn nog grooter onge
lukkon dan een uur in het pandjeshuis te
moeten wachten. Ziet u, mama, de Franscho
republiek is eigenlijk zeer wellevend: de
banken in dc wachtkamer dor bank-van-lee-
nlng zijn voortreffelijk, en do soldaten, die
u den weg wijzen, beleefd. Hier zijn de
beleenbriefjes."
„O, ge hebt maar vijf en twintig francs
or op gekregen cn de kandelaars hebben er
minstens honderd vijftig gekost!" riep het
kleino vrouwtje verontwaardigd.
„Ja, maar vóór honderd vijftig jaar!
En als u wist, moeder, aan wolko formali
teiten men zich moet onderwerpen, erger
dan bij een trouwpartij of een begrafenis.
Hoe heet u, madame? Uw familienaam en
voornaam, alsjeblieft; ook uw adres en be
roep... Is u gohuwd? Neen? Weduwo? Dank
u, mademoiselle, hier is het pandbriefje 1"
Mot onvorweldigonde grappigheid bootste
hot levendige jonge meisje do vragen van
don beambte na, zoodat haar moeder, on
danks don ernst van den toestand, niot kon
nalaten hartelijk te lachen.
„Kijk, mamaatje, zoo zie ik u gaarne.
Geloof mo, u is geboren om te lachen.'*
Daarbij omhelsde zij haar mama en begon
toen weer de mand verder uit te pakken.
Nolly Thorwald on haar moedor gingen
zeer vertrouwelijk met elkander om, meer
als twee zusrtors dan als moedor cn dochter.
Mevrouw von Feldau tolde 36 jaron, maar
zag or niet ouder dan dertig uit. Haar
kleino, sierlijke gestalte, haar rooskleurig,
kinderlijk gezicht met de grooto, vragend©
vergeet-mij-nietjes oogCD, haar meegaanden
aard, waaraan allo energie ontbrak, deden
haar jonger schijnen dan rij was.
Van do huishouding vorstond zij niet meer.
dan een 6-jarig kind, maar zij was buitenge
woon goedhartig en zachtaardig; een trou
we, teodore gade, een liefderijke, opofferen
de moedor; kortom: een schepsel, dat men
slechts behoefde te zien om haar lief 1©
krijgen.
(Wordt vervolgd.)