LËIDSCH DAGBLAD, WOENSDAG 3 AUGUSTUS. - TWEEDE BLAD. FEUILLETON. De erfgename van Desmond. No 13633 Anno 1904 PERSOVERZICHT. In het Weekblad voor de Burgorlyjke Ad ministratie, onder redactie van mr. H. Vos, lector aan de Rijks-universiteit te Leiden, vonden wij het volgende artikel co der het hoofd Openbaarmaking van rechterlijke uitspraken: In de vergadering van den gemeenteraad van Leiden op 8 Juli 1.-1. ia bij de behande ling van een voorstel tot wijziging der ver ordening betreffende de uitoefening van het bedrijf van melbverkooper, door het lid mr. J. C. van der Lip een punt tor sprake gebracht, dat, tot onze verwonde ring, niet met- die aandaoht is behandeld, die het verdiende. -Het- was, nadat de voorgestelde wijziging 'der bedoelde verordening, om aan de mclkverkoopcrs te verbieden voor de reini ging van het vaatwerk, enz., dat zij tot de uitoefening van hun bedrijf in gebruik hebben, ander water aan te wenden dan in ,de verordening genoemd wordt, was aan genomen, dat de Voorzitter van den Raad namens Burg. en Weths. voorstelde, om alsnog, naar het voorbeeld van de reeds geldende bepaling der verordening betref fende de keuring van eet- en drinkwaren, op de keuring van vee en vleesoh en op 'den invoer van vee en vlcesch, aan do ver ordening toe te voegen een artikel van den /Volgenden inhoud: „Elke overtreding dezer verordening, waarop een onherroepelijke veroordeeling is gevolgd, wordt vanwege Burg. en Weths. in een der plaatselijke nieuwsbladen bekend gemaakt, met vermelding van den naam en de woonplaats van den overtre der, den aard der overtreding en de dag- teekening van het proces-vorbaal en van het vonnis." Tegen deze bepaling nu meende mr. v. d. 'Lip ernstig bezwaar te moeten maken, om dat, naar zijn meening, daarin de duide lijke strekking lag opgesloten om door den gemeenteraad te doen uitoefenen een etr a f wetgev c nde bevoegdheid, die hem naar de wet niet toekomt. Immers, al word in het voorgesteld artikel niet met zoovele woorden van straf gesproken, al vermeed men zelfs te spreken van open baarmaking der „rechterlijke uitspraak", om daarvoor in de plaats te stellen bekend making der „overtreding, gevolgd door een onherroepelijke veroordeeiing", dui delijk was het volgens hem, dat hiermede facte in de verordening werd opgenomen de bijkomende straf van openbaarmaking der rechterlijke uitspraak, terwijl volgens 0o wet de gemeenteraad geen andere bij komende straf dan verbeurd-verklaring tnag bepalen. Na een weinig krachtige weerlegging ïvar dit betoog, die voor een belangrijk deel op het grooto nut der voorgestelde bepa ling, dus niet op rechts-, maar op utili- tedtsgronden, steunde, werd het nieuw angel ascht artikel met 17 tegen 6 stemmen aangenomen Op hetzelfde oogenblik, dat deze quaestie in den Leidsohen gemeenteraad zioh voor kleed, bracht toevallig de JY isïu we Rotter- damache Courant het bericht, dat Gedepu teerde Staten van Noord-Holland bezwaar hebbv-n gemaakt tegen do bepaling eener verordening van de gemeente Hilversum op den invoer en de keuring van vee en (vleesch, waarbij hetzelfde was voorgeschre ven ala in het hierboven vermelde artikel Idor Leidsohe verordening; Gedep. Staten waren van meening, dat art. 161 der Ge meentewet den gemeenteraden slechts de bevoegdheid geeft tegen overtreding der plaatselijke verordeningen hechtenis, geld boete, alsmede verbeurd-verklaring als straf te bedreigen, en dat, waar art. 36 Van het Wetboek van Strafrecht slechts rept van het gelasten dor openbaarmaking van de uitspraak krachtens de wet, het be dreigen van de straf der openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak in een plaat- Belijke verordening geaoht moot worden te zijn in strijd met de wet. Men ziet mr. Yan der Lip stond wer kelijk niet zoo alleen in zijn opvatting, als men, de handelingen van den gemeente raad van Leiden lezende, zou meenen. Wat ons betreft, het ie voor one niet twijfelachtig, dat de gemeenteraad met een bepaling, als waarop wij hier doelen, zijn bevoegdheid te buiten gaat en aan het straffenatslflel van plaatselijke verordenin gen eeo uitbreiding geeft, die in strijd is toet de wet. Zeker, formeel kan men de bevoegd heid van don Raad verdedigen door te zeggen, dat de hier bedoelde openbaarma king geen straf ia, omdat een straf al leen kan warden uitgesproken door den rechter, en in de verordening, waarover wij spreken, geen opdracht aan den rech ter, maar eetn last aan Buig. en Wethou ders vervat is. Maar wij zouden hierop willen antwoorden, dat hiermede alleon een nieuwe reden van onwettigheid voor de verordening wordt bijgebracht. Open baarmaking van de rechterlijke uitspraak i s een straf, omdat art. 9 van het Wetb. van Strafrecht uitdrukkelijk zegt: ,,De straffen zijnb, 4o openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak." Nu kan de gemeenteraad in zijn verordening deze eigenschap van te zijn straf, haar bij hot Strafwetboek toegekend, aan de openbaar making niet ontnemon door haar, in plaats van door deD rechter, door B. en Ws. to doen opleggen; integendeel' wordt hiermede aan de onwettigheid, die gele gen is in hot bepalen eener straf, die de wet voor overtreding der verordening niet kent, een tweede toegevoegd door, wat 6traf is, bij verordening te laten opleg gen door Buig en Weths. in plaats van te laten uitspreken door den rechter. Zou men meenen, dat, als do Raad goedvond bij verordening te bepalen, dat hechtenis of geldboete niet door den rechter, maar door Burg. en Weths. werd uitgesproken, daarmede hechtenis of geldboete ophield straf te zijn? Men kan formeel ter verdediging van het artikel nog anders te werk gaan en, met den Voorzitter van don Leidsohen ge meenteraad, er op wijzen, dat van een opeuhaarmaking dor reohtorlijke uitspraak in de verordening niet ge sproken wordt. „Het vonnis", zeido do Voorzitter, „wordt niet gepubliceerd.... maar het voorschrift, dat overtreden is, met aanhaling van den naam van dengene, die het feit hcoft bedreven, en de opge legde Btraf." Inderdaad, gepubliceerd wordt naar do letter van do verordening „olke overtreding, waarop een onherroe pelijke veroordeeiing is gevolgd." Wij zou den echter willen vragen, wat zulk eeD publicatie anders is dan die van het van nis, vooral wanneer men weet, dat, naar hot voorschrift der verordening, Burg. en Weths. verplicht zijn bij de bekendmaking niet van het vonnis, maar van „de overtreding, waarop een onherroepelijke veroordeeiing gevolgd is", bovendien te vermeldende dagteokening van het vonnis. Wordt bij geval dan het vonnis nog niet gopubliceerd Ons dunkt, dat uit de wijze van omschrij ving van hetgeen naar de verordening moot worden openbaar gemaakt, ten dui delijkste blijkt, dat de samensteller zelf heeft gevoeld, dat allicht strijd met de wet hem kon worden tegengeworpen. „Een overtreding der verordening, waarop een onherroepelijke veroordeeiing is gevolgd.... mot vermelding van don naam en de woon plaats van den overtreder, den aard der overtreding on de dagteekening van het prooes-verbaal en van heb vonnis".... wat is dat alles anders dan een paraphrase van de rechterlijke uitspraak zelve, en waarom dan niet kortweg openbaarmaking van die uitspraak zelve voorgeschreven? Is dit onkel' toeval, of wellicht vrees van niet al leen met den geest der wet, maar ook met haar duidelijke letter in strijd te komen? Over den geest valt nog te debatteoren in den rogol, over de letter is men het ge woonlijk spoediger eens. „Geen feit is strafbaar dan uit kracht van een daaraan voorafgegane wettelijke strafbepaling", is hot hoofdbeginsel van strafrecht, dat in art. I van het Wetb. van Strafr. staat uitgedrukt. Art. Wetb. v. Strafrecht noemt „open baarmaking van de rechterlijke uitspraak" een straf. Art. 161 Gemeentewet staat aan den ge meenteraad deze straf op overtreding zij ner verordoning te stellen, niet toe. Krachtens de Leick*he verordening wordt hij, die als melfcverkoopor haar voor schriften overtreedt, gestraft met open baarmaking zijner veroordeoling, met deze eigenaardigheid, en dit maakt haar drievoudig onwettig dat deze bijkomen de straf niet wordt opgelegd door dien rech ter, maar door Burgemeester en Wethou ders, en dat zij niet is facultatief, naar het algemeene straffenstelsel, maar impe ratief. Wij zijn verlangend te vernemen, of Ge deputeerde Staten van Zuid-Holland hier bij zich zullen bepalen tot een „berioht van ontvangst." In do Arnhemsche Courant kwam dezer dagen het vierde oitikel voor over: Steeds verdere vrijmaking. Voor de bijzondere aoholen wordt bij de voorgestelde regeling ook verhoogd de bij drage ter tegemoetkoming in de kosten om te voorzien in de behoefte aan schoollokalen. Ook deze bijdrage dagteokont van de wet van 24 Juni 1901. De Arnhemsche Courant merkt hierbij op, dat reactie tegen de wet- ten-Maokay en Borgeeiue tei vaststelling van een subsidie aan de bijzondere Boholen uit 's Rijks kas haar vreemd ia, on zoo zou zij zi(h dan ook gemakkelijk neerleggen bij de betrekkelijk geringe verhooging dor jaarl. bijdrage ter tegemoetkoming in de bouwkosten, „waie het niet, dat ook hior weder de motiveering, naar onze stellige overtuiging, strijdt met de Grondwet. Eisokt inderdaad de billijkheid, dab de bij drage in de bouwkosten voor de openbare en voor de bijzondeie sohool gelijk zij, dan behoort eerst art. 192 dor Grondwet in dien zin te worden gewijzigd, dat het aan het betrachten dier billijkheid niet meer in don weg staat. Financicele rechtsgelijkheid tusschen bijzondoi en openbaar onderwijs in bun verhouding bot den Staat, wo toon den het reeds aan. is met dat Grondwets artikel niet overeen te brengen." De klacht wordt dikwijls gehoord, dat de onderwijzers niet overal in handen kiijgen do subsidie, die voor hen bestemd is, maar dat de schoolbesturen de gelden wel aanne men voor propoganda, ©n het personeel voor hongoiloonen laten werken. De opmerking van do memorie van boelichting, dat de bijzondere onderwijzers een bezoldiging die nen te ontvangen ten minste gelijk aan die, waarop de onderwijzers recht hebben, vindt dan ook instemming bij hot blad, al is ook hier weer de formuleering onjuist, „omdat de billijkheid van dien eisch niet steunt op gelijkheid van maatschappelijke positio mot openbare onderwijzers, die immers ambtenaren zijnmaar uitsluitend op het feit, dat de sohoolbesturon daarvoor het Rijkssubsidie ontvangen." Het blad staat nu eenig6zins uitvooiig stil bij het drietal bopaliDgen, waarmede de voorwaarden worden uitgebreid, onder welke alleen de bijzondere scholen Rijks subsidie kunnen genieten, nl. lo. dat do onderwijzeV3 minstens de wettelijke minima- j aai wedden genieten; 2o. dat zij in hot be zit zijn eener bijzondere aanstelling; en 3o. dat bij ontslag, anders dan op eigen ver zoek, hoogor beroep openstaat op eon commissie, aan wier uitspraak het school bestuur zich heeft te onderwerpen. Aan h©t strerven van den Minister om zoo danige regeling te ontwerpen, brengt do Arnhemsche Courant gaarne en in vollen ernst haar hulde, maar hiermede, meent zij, is nog niet de oplossing gevonden van de vraag, hoe de overheid zich de zeker heid verschaffen moet, dat de Rijkssubsidie aan do bijzondere 6oholen ook werkelijk aan het onderwijs en de onderwijzers ten goede komt. Do voorgestelde veischorping dor voorwaarden, waaronder alleen Rijks subsidie wordt uitgekeerd, in de drio pun ten hierboven samengevat, is in dit op- zioht ongetwijfeld als oen belangrijke ver betering te beschouwen. Alleen hadden de „bijzondere redenen", waaron ontheffing van den cisch tot aan sluiting bij een oommissie van beroep ver- verleend kon worden, wel iets scherper ge formuleerd mogen wordon. Immers, zoodra de commissie ontbreekt, staat de onderwij zer bloot aan het gevaar va willekeurig ontslag. Men denke, zegt de Arnhemsche Courant hierbij al leep maa-r aan het her haaldelijk voorgekomen geval, dat dc onder wijzer eener bijzondere sohool ontslagen word, omdat hij het gewaagd had naai een betrekking bij het openbaar onderwijs te 8ollioiteeren I Hot blad zou zioh met do voorgestelde bepalingen ovei het algemeen dan ook wel kunnen vereenigen, als er louter protes- tantsoh-christcbjke soholen waren. Maar er ziin ook katholieke scholen, met ordo- broedeis en -zusters on voor der.- hebben de ontworpen eischen geen beteekonis. De Arnhemsche Courant haalt een artikel aan uit het katholieke blad Eet Huisgezin dat te 'a-Heitogenboach verschijnt. Dit ka tholieke blad komt er eerlijk voor uit, dat de Minister over het hoofd heeft gezien, dat do nieuwe bepalingen voor religieuzen- onderwijzers niet kunnen geldon. Do reden ligt in h.b wezen van don kloosteilijken staat, meent Eet Huisgezindo belofte van armoede veroorlooft hun niet het bezit van persoonlijkon eigendom en ook hot voorge schreven e omtrent aanstelling cn duur dor trekking is met de kloosterregelen on ver een igbaar. Ten slotte vertrouwde Het Huisgezin dat minister Kuypor &an de genoemde bezwaren tegemoet zou komen. Dat de redactie hier van „bezwaren" spreekt zoo eindigt dc Arnhemsche Cou rant deze maal getuigt voor haar eer lijkheid, en schitterend blinkt ze hierin uit boven do redacties van andoro katholie ke bladen, die, min of meer gebelgd, dat Het Huisgezin als „enfant teriible" die bezwaren oprakolt, alsof om ze te kun- non zien, ze door een katholiek blad zouden moeten worden aangewezonl trachten ze op zijde te 6ohuivcn. De daarover gevoer de polemiek is inderdaad zeer leerrijk, on daarom zullen wij daarbij in een volgend artikel eenigszins uitvoerig stilstaan. Hot Deventer Weekblad bevat onder het opsohrift Algomeon Stomrocb t een artikel, waaraan het volgendo is ontleend „Wij vreezen het algemeen stemrecht niot en allerminst in ons land. Het zal er de dood zijn der libeiale partij, het zal in do eerste jaren wellicht een do/'n socialisten meor naar de Kamers doen zenden, maar op den duur aan zal hot ;<lgcmcen stemrecht de mocht hergeven aan het christelijk volk, om do maatschappij te hei stellen volgons de bcginsolon der christelijke rechtvaardig heid. Maar toch gaan wij niet mede met de so cialisten en democraten, waar dezen reeds nu met verwaarloozing van al het andere een beweging op touw zc-tten tot vei krijging van het algemeen stemrecht. En wel hoofd zakelijk hierom, omdat die goheelc beweging op dit oogenblik een zeer onvruchtbare be weging blijken zal. Zonder Grondwetsher ziening is een wettelijke invoering van het algouacen etomrecht in ons land onmogelijk. Maar hioivoor do voldoende groote meer derheid te krijgen, is eveneens onmogelijk. De liberalen willen er niet q#nzij huive ren voor het teekenen van hun eigen dood vonnis. De ohristelijk-historischen en een groot gedeelte der katholieken zijn besliste togen- etandeis. Hoe zal men daar ieta bereiken? Van den anderOD kant zijn er op dit oogen blik een reeks nuttige wetten voor liet volk in behandeling. Het tot-stand-komen dier wetten aohten wij van het grootste belang, do groote meerderheid der Rcgeoiingsman- non is in dit opzicht met goede voornemens bezield; daarom zou hot dwaas zijn, om naar don dop van het algemeen stemrecht te grijpen on daarbij het halvo ei dei 60oia- lo wetgeving ons t© laten ontglippen. Wij willen dus niet meedoen aan het socia listische spektakel tot verkrijging van het algemeen stemrecht, hoewel wij van meening zijn, dat het algemeen stomrebht behoort te worden ingevoerd zoodra de gelegenheid er toe zioh voordoet." Het blad is van meening, „dat in het programma van dc katholioke partij in Nederland naar het voorbeeld van de Duitschc Centrumspartij de leus moot wor den opgenomen: Invoering van het alge meen, rechtstreeksch on geheim stouueobt." De Standaard schrijft: Wat het Kabinet doet, is nooit goed Natuurlijk. Had het getalmd, dan zou het, bij ont binding, goheoten hebben, dat men het land noodolooe in spanning hiold en de Staten leden zonder oorzaak van hun zomerreis af hiold. Men had dan geklaagd, dat hot Kabinet weken, ja maanden vooruit wist, voor welko gewichtige beslissing het zou komen te staan. Men had dan geïnsinueerd, dat or dorhalvo alle tijd van bcaaad cn overleg was gewecet. Men had tegengeworpen dat alle uitstel van beelissing puur vertoon was. En nu, nu het Kabnet de zaak long vooruit cn ernstig overwogen had, en he^ de Statenleden niet bemoeilijken wilde, en het land niet noodeloos in spanning wilde houden, en daarom snel handelde, nu heet hot weer omgokeerd, dat het Kabinet loszinnig on luchthartig is te werk gegaan, en geen tijd nam of liet vooi boraad. Ja, zelfs wordt nu geïnsinueerd, dat hot Kabi net tijd van boraad aan de Koningin ont houden heeft. Bewijs heeft men hiervoor natuurlijk in geen emkol opzioht. Mèn zegt het zoo maar. Verweer tegen zulk een oppositie baat dan ook niets. Hoo het ook loopt, het Kabinot is altoos Barbertje. En om liet nu nog scherper te maken, is het altoos dr. Kuypor, die liet gedaan hcoft. Toch is het geen gewaagde voorspelling, dat een oppositio, door zoo haar taak op te vatten, niet het Kabinot, maar ziohzolv© zal blijken te schaden. De Deli-Courant schrijft naar aanleiding van de benoeming van gonoraal Van Houtsz tot go uvornou r-g o - n o r a a 1 o. m. „Wat wij van generaal Van Houtez als gouvernour-goneraaJ verwachten, ia ln- grijpon. Doze man van de daad ia te kort aangebonden, om genoegen te nemen met een papiorrogcoring. Hebben vroegoro landvoogden den berg rapporten en bo- soheidon, hun door hun ambtenaren voor gezet, niet kunnen doorworstelen, wij zien in Van Hcutsz don man, die, vóór hij aan de rapporten begint, een sahifting zal we ten to maken tuasohon producten van pa- piorvretorij en ernstig, praotisoh werk. Aanpakken was altijd zijn leus, en nu bij de groote taak heeft op zich genomen, waartoe hij zich aanvankelijk niot geroe pen achtte, i6 geen ander devies van hem te verwachten. Vóór do telegraafkabels de wereld om spanden on do koloniën binnen uursaf- b-t&nd van hot moederland brachten, was do positie van den gouverneur-genoraal dezer gewesten een zelfstandige. Naar don vorm is daarin gocm verandering gebraohA maar hot bewustzijn, dat instructies uiv Holland in cnkol'o uren to krijgen waren, heeft veelal goleid tot een drukker gebruik van de telegraaf verbinding dan voor een kloek zolfbestuur gewenocht was. Gouverneur-generaal Van Hcutsz zal de vorantwoordelijkhoid van zijn positie we ten te dragen en horstellen, wat nimmer behoorde te zijn in verval geraakt: hot eigenbesbuur van Indiö. Eerst de daad, dan het rapport aan don minister. Zoo wcai&ohten en verwachten wij, dat het zal zijn. En al geeft, na zooveel' jaren sleur om slondergang, na zooveel dooonnia ambtenaardorij, een frisacher bewind van oen, die den wil en de kraaht hoeft, niet dadelijk do resultaten, dio mon gaarne zou zien, daartoo ontbreken ook voorsliand» de finanoiedo middelen dit heeft men al dadelijk gewonnen, dat er beweging komt on ruimto en een voorbeeld, dat prik kelt tot navolging. Met Van Hcutsz komt aan het bewind in Indië: do school van Van Houtaz. Wat daarmeo bedoeld wordt, weten zij, dio de geschiedenis van Atjeh in de laatste jaren hebben gevolgd." 02) Do ou'de vraag I SoylLa en Charybdisl iWat moest zij kiezen? „Als ik zeg: teruggaan naar „Do Rust", 'dacht zij bij ziohzolf, dan word ik daar reeds nu, onmiddellijk heengebracht. Kies ik het tweede, dan sluit dit ten minste eenig uitstel in zich, en in uitstel ligt hoop. Zij richtte haar koude, trotsche oogen paar den dokter. „Alles liever dan „De Rust", zeide zij. „Ik kan daarheen niet terugkeeren. Neen, ik kan niet I Maar ik zeg u nogmaals dok ter Dene, dat ik u niet bemin en u nooit Beminnen zal. Bedriegt u daarin dus niet." „Coralie ,ik heb getracht u door streng heid cn hardheid te doen buigen, dit is mij mislukt. Nu hoop ik uw onverschillig heid door groote tccderheid te overwinnen. -Zoo dadelijk zullen wij do kleine herberg aan Hen zoom van het bosoh bereikt bobben, jdaar kan ik u ongetwijfeld onder dak bren gen. De herberg wordt zelden of nooit be zocht, ik ben er zeker van, dat het juist de -meest geschikte sohuilplaate voor u is, die ik mij zou kunnen wenschen." „Dus," zeide freule Desmond, „met ronde Woorden gezegd, beschouwt ge mij nog als hw gevangene?" „Ja, mijn gevangene, óf hier, óf op „De Rust", juist zooals ge wilt. Is hot mijn feohuld, dat ik tot zulke maatregelen ge dwongen word?" „En gij zijt voornemens mij gevangen te houden totdat..." „Totdat gij er in toestemt mijn vrouw tc worden, of tot mijn geduld is uitgeput. Ik ken den herbergier. Ik zal u als een on schadelijke krankzinnige voorstellen, die zichzelf een aohtervolgde erfgename waant. Gij zult er alles hebben wat gij slechts kunt verlangen, alleen de vrijheid wordt u onthouden en ik, ik zal u dagelijks komen bezoeken, ik zal u dagelijks met mijn aan zoek lastig vallen totdat gij er voor zwicht." Ziek on zwak naar lichaam en ziel kon Coralie zich ternauwernood in het zadel houden. „Zeg maar niots meer," zeide zij bitter, ,,ik voorzie al do ellende, die mij te wachten staat." Stilzwijgend reden zij toen verder; toen zij het boech achter zich hadden, wees dr. Deno met zijn rijzweep in de verte. „Elijk, daarginds, daar is de herberg, het huis ligt eenzaam en verlaten, zooals ik zeide, wordt het ook slechts hoogst zelden bezocht." Oorali© keek in de haar aangewezen rich ting en zag een somber, zwart gebouw iu een kromming van den zandweg liggen. Het zag er akelig en verlaten uit. Toen zij naderbij kwamen, zagen zij een paard staan, welks berijder zoo juist scheen te zijn afge stegen. Het was een prachtig, volbloed paard, met schuim bedekt en dampend ovor hot gehoele lichaam, als had het een 9nellen rit achter zich. Dr. Dene bracht zijn eigen doodelijk ver moeid dier voor dc deur en hielp Coralie uit het zadel. „Kom," fluisterde hij, „tracht niet mij te weerstreven en denk nog eens over alles wat ik u gezegd heb." Met deze woorden, nam hij haar bij de hand en wilde haar naar binnen geleiden, toen juist op hetzelfde oogenblik iemand naar buiten trad en hem haast omver liep. „Goede Hemel 1 Ik heb ze 1" riep een stem. Het was kolonel Desmond. XXXVI. „Kom binnen, beste Dene, kom binnen," begon hij met aaroastischen glimlach. „Ik hoop niet, dat ik u doe ontstellen. Ge hebt dus mijn pupil gevonden? Ik had juist van dc ontvluchting gehoord en wilde u in uw nasporingen helpen. Gij ziet er vermoeid uit, kom binnen." Dr. Dene's gelaat werd vaalbleek. „Gij hadt van haar ontvluchting gehoord, zegt ge? Hoe is dat mogelijk 1" vroeg hij, zonder de herberg binnen te treden. „Juffrouw Vann Ie vriendelijk genoeg geweest mij een boodschap te zenden, zoo dra gij gisteravond vertrokken waart, iets wat gij. In uw schrik, zeker hadt vergeteD te doen." De twee mannen keken elkander aan. Het waa slechts voor een enkel oogenblik, maar die blik zei meer dan honderd woot- den hadden kunnen doen. „Jufrouw Vann!" herhaalde Dene tus- scnen de tanden. „Go weet duB alles? „Ja, ik weet alles! Folix Dene, gij en ik kunnen op h^t oogenblik niet over een vrouw gaan kibbelen. Onze belangon zijn nu, wat rij jaren geloden waren, één. De ondergang van den een sluit dien van den ander in zich Het is thans' mijn plicht om freule Desmond niet langer aan uw zorg toe te vertrouwen. Na alles wat er ie voor gevallen, zult gij zelf wel begrijpen, dat zij niet langer op „De Rust" kan blijven." Hij zeide dit met een glimlach op do lippen, maar in zijn stem klonk een met moeite onderdrukte wocdo, die hij voorzich tigheidshalve echter trachtte te bedwingen. „Ik ben juffrouw Vann zóér dankbaar voor den dienst, dien zij mij bewezen heeft," antwoordde Done. „Zij zal u dan ongetwij feld ook verteld hebben, dat freule Des- mond niot alleen ontvluohtte, maar in ge zelschap van een ander, in wier lot gij nog meer belang stelt dan in dat van uw pupil. Ik en een half dozijn helpers zijn reeds sedert uron bezig naar haar te zoeken." Thans was het Desmond's beurt om te vorbleoken. „Zijt gij dus eindelijk toch een verrader geworden?" schreeuwde hij. „Ik zeg u, dat zij to zamon met freule Desmond ontsnapte cn later in don naoht weor va-n haar wegvluchtte. Juffrouw Vann heeft beiden zien weggaan, zij had mij toen onmiddellijk behooren te waarschuwen, maar haar krankzinnig verlangen om freulo Desmond van den vloer tc krijgen, deed haar zwijgen. Even later ging ik naar de kamer van uw pupil en vond haar vertrok ken, zoo ook de bewoonster van het aan grenzend vertrek. Ik heb ze toen onmiddel lijk achtervolgd Hoogstwaarschijnlijk heeft die andere freule Desmond verlaten, ten einde weder naar „De Rust terug te kee- ron. Ik wil er alles onder verwedden, dat ik haar bij mijn terugkomst thuis zal vin don." Kolonel Desmond wendde de oogen naar zijn pupil, die bleek en koud tegen de deur geleund stond. „Coralie," zeide hij op strengen toon, „gij liebb die ongolukklgo dus gezien, men heeft u toegestaan mot haar te spreken en samon uw nachtelijke vlucht tc borament Wie weet, wat gij nog meer gedaan hebt of hebt mogen doen, alleon omdat een krank zinnige hartstocht het hoofd van dezen dok ter, hior, op hol gebracht heeft." „Ja", antwoordde Coral io onbevreesd. „Ik heb haar gezien, ik heb met haar ge sproken, maar dokter Deno weet daar niots van. Er geschieden ook nu nog wol eens wonderen voor de onschuldigen en verdruk ten. Kolonel Desmond, ik zeg u, dat ik even good als gij weet wie die armo krank zinnige vrouw ia." „O, weet ge dab? Dat is alleraardigst 1 Ga door, wat ik u bidden mag, ga door en ver tel me dan eens wie on wat dat ongelukki ge sohep8ol ia." „Dat zal ik," riep Coralie, „zonder op do waarschuwende blikken van dokter De no te letten. „Ik weet het en zal hst zeggen ookDozo krankzinnige, mijnheer, is de vrouw, aan wier dood gij de gansche we reld hebt doen gelooren, reeds sedert ra ven tien lange jaren! Zij draagt dcnzelf- den naam als ik. Zij is van mijn familie, zij is Eloonora Desmond." Kolonol Desmond's gelaat word dood^-, bleek. Hij wiet zich echter oogenbl ikke lijk te herstellen en enkele echieden achter waarts gaande, riep hij aio doodelijk ver schrikt uit: „Ontzettend, mijn vrees ia reeds nu be waarheid geworden. Dero enkele wekon blij ken reeds te veel te zijn geweest voor haar zwak gestel. Zij ia krankzinnig." „Ik bon niet krankzinnig I" antwoordde Coralie. (Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1904 | | pagina 5