LËIDSCH DAGBLAD, WOENSDAG 3 AUGUSTUS. - TWEEDE BLAD.
FEUILLETON.
De erfgename van Desmond.
No 13633
Anno 1904
PERSOVERZICHT.
In het Weekblad voor de Burgorlyjke Ad
ministratie, onder redactie van mr. H.
Vos, lector aan de Rijks-universiteit te
Leiden, vonden wij het volgende artikel co
der het hoofd Openbaarmaking van
rechterlijke uitspraken:
In de vergadering van den gemeenteraad
van Leiden op 8 Juli 1.-1. ia bij de behande
ling van een voorstel tot wijziging der ver
ordening betreffende de uitoefening van
het bedrijf van melbverkooper, door het
lid mr. J. C. van der Lip een punt tor
sprake gebracht, dat, tot onze verwonde
ring, niet met- die aandaoht is behandeld,
die het verdiende.
-Het- was, nadat de voorgestelde wijziging
'der bedoelde verordening, om aan de
mclkverkoopcrs te verbieden voor de reini
ging van het vaatwerk, enz., dat zij tot de
uitoefening van hun bedrijf in gebruik
hebben, ander water aan te wenden dan in
,de verordening genoemd wordt, was aan
genomen, dat de Voorzitter van den Raad
namens Burg. en Weths. voorstelde, om
alsnog, naar het voorbeeld van de reeds
geldende bepaling der verordening betref
fende de keuring van eet- en drinkwaren,
op de keuring van vee en vleesoh en op
'den invoer van vee en vlcesch, aan do ver
ordening toe te voegen een artikel van den
/Volgenden inhoud:
„Elke overtreding dezer verordening,
waarop een onherroepelijke veroordeeling
is gevolgd, wordt vanwege Burg. en Weths.
in een der plaatselijke nieuwsbladen
bekend gemaakt, met vermelding van den
naam en de woonplaats van den overtre
der, den aard der overtreding en de dag-
teekening van het proces-vorbaal en van
het vonnis."
Tegen deze bepaling nu meende mr. v. d.
'Lip ernstig bezwaar te moeten maken, om
dat, naar zijn meening, daarin de duide
lijke strekking lag opgesloten om door den
gemeenteraad te doen uitoefenen een
etr a f wetgev c nde bevoegdheid, die hem
naar de wet niet toekomt. Immers, al
word in het voorgesteld artikel niet met
zoovele woorden van straf gesproken, al
vermeed men zelfs te spreken van open
baarmaking der „rechterlijke uitspraak",
om daarvoor in de plaats te stellen bekend
making der „overtreding, gevolgd door
een onherroepelijke veroordeeiing", dui
delijk was het volgens hem, dat hiermede
facte in de verordening werd opgenomen
de bijkomende straf van openbaarmaking
der rechterlijke uitspraak, terwijl volgens
0o wet de gemeenteraad geen andere bij
komende straf dan verbeurd-verklaring
tnag bepalen.
Na een weinig krachtige weerlegging
ïvar dit betoog, die voor een belangrijk deel
op het grooto nut der voorgestelde bepa
ling, dus niet op rechts-, maar op utili-
tedtsgronden, steunde, werd het nieuw
angel ascht artikel met 17 tegen 6 stemmen
aangenomen
Op hetzelfde oogenblik, dat deze quaestie
in den Leidsohen gemeenteraad zioh voor
kleed, bracht toevallig de JY isïu we Rotter-
damache Courant het bericht, dat Gedepu
teerde Staten van Noord-Holland bezwaar
hebbv-n gemaakt tegen do bepaling eener
verordening van de gemeente Hilversum
op den invoer en de keuring van vee en
(vleesch, waarbij hetzelfde was voorgeschre
ven ala in het hierboven vermelde artikel
Idor Leidsohe verordening; Gedep. Staten
waren van meening, dat art. 161 der Ge
meentewet den gemeenteraden slechts de
bevoegdheid geeft tegen overtreding der
plaatselijke verordeningen hechtenis, geld
boete, alsmede verbeurd-verklaring als
straf te bedreigen, en dat, waar art. 36
Van het Wetboek van Strafrecht slechts
rept van het gelasten dor openbaarmaking
van de uitspraak krachtens de wet, het be
dreigen van de straf der openbaarmaking
van de rechterlijke uitspraak in een plaat-
Belijke verordening geaoht moot worden te
zijn in strijd met de wet.
Men ziet mr. Yan der Lip stond wer
kelijk niet zoo alleen in zijn opvatting, als
men, de handelingen van den gemeente
raad van Leiden lezende, zou meenen.
Wat ons betreft, het ie voor one niet
twijfelachtig, dat de gemeenteraad met een
bepaling, als waarop wij hier doelen, zijn
bevoegdheid te buiten gaat en aan het
straffenatslflel van plaatselijke verordenin
gen eeo uitbreiding geeft, die in strijd is
toet de wet.
Zeker, formeel kan men de bevoegd
heid van don Raad verdedigen door te
zeggen, dat de hier bedoelde openbaarma
king geen straf ia, omdat een straf al
leen kan warden uitgesproken door den
rechter, en in de verordening, waarover
wij spreken, geen opdracht aan den rech
ter, maar eetn last aan Buig. en Wethou
ders vervat is. Maar wij zouden hierop
willen antwoorden, dat hiermede alleon
een nieuwe reden van onwettigheid voor
de verordening wordt bijgebracht. Open
baarmaking van de rechterlijke uitspraak
i s een straf, omdat art. 9 van het Wetb.
van Strafrecht uitdrukkelijk zegt: ,,De
straffen zijnb, 4o openbaarmaking
van de rechterlijke uitspraak." Nu kan de
gemeenteraad in zijn verordening deze
eigenschap van te zijn straf, haar bij hot
Strafwetboek toegekend, aan de openbaar
making niet ontnemon door haar, in
plaats van door deD rechter, door B. en
Ws. to doen opleggen; integendeel' wordt
hiermede aan de onwettigheid, die gele
gen is in hot bepalen eener straf, die de
wet voor overtreding der verordening niet
kent, een tweede toegevoegd door, wat
6traf is, bij verordening te laten opleg
gen door Buig en Weths. in plaats van te
laten uitspreken door den rechter. Zou
men meenen, dat, als do Raad goedvond
bij verordening te bepalen, dat hechtenis
of geldboete niet door den rechter, maar
door Burg. en Weths. werd uitgesproken,
daarmede hechtenis of geldboete ophield
straf te zijn?
Men kan formeel ter verdediging van
het artikel nog anders te werk gaan en,
met den Voorzitter van don Leidsohen ge
meenteraad, er op wijzen, dat van een
opeuhaarmaking dor reohtorlijke
uitspraak in de verordening niet ge
sproken wordt. „Het vonnis", zeido do
Voorzitter, „wordt niet gepubliceerd....
maar het voorschrift, dat overtreden is,
met aanhaling van den naam van dengene,
die het feit hcoft bedreven, en de opge
legde Btraf." Inderdaad, gepubliceerd
wordt naar do letter van do verordening
„olke overtreding, waarop een onherroe
pelijke veroordeeiing is gevolgd." Wij zou
den echter willen vragen, wat zulk eeD
publicatie anders is dan die van het van
nis, vooral wanneer men weet, dat, naar
hot voorschrift der verordening, Burg. en
Weths. verplicht zijn bij de bekendmaking
niet van het vonnis, maar van „de
overtreding, waarop een onherroepelijke
veroordeeiing gevolgd is", bovendien te
vermeldende dagteokening van het
vonnis. Wordt bij geval dan het vonnis nog
niet gopubliceerd
Ons dunkt, dat uit de wijze van omschrij
ving van hetgeen naar de verordening
moot worden openbaar gemaakt, ten dui
delijkste blijkt, dat de samensteller zelf
heeft gevoeld, dat allicht strijd met de wet
hem kon worden tegengeworpen. „Een
overtreding der verordening, waarop een
onherroepelijke veroordeeiing is gevolgd....
mot vermelding van don naam en de woon
plaats van den overtreder, den aard der
overtreding on de dagteekening van het
prooes-verbaal en van heb vonnis".... wat
is dat alles anders dan een paraphrase van
de rechterlijke uitspraak zelve, en waarom
dan niet kortweg openbaarmaking van
die uitspraak zelve voorgeschreven? Is dit
onkel' toeval, of wellicht vrees van niet al
leen met den geest der wet, maar ook met
haar duidelijke letter in strijd te komen?
Over den geest valt nog te debatteoren in
den rogol, over de letter is men het ge
woonlijk spoediger eens.
„Geen feit is strafbaar dan uit kracht
van een daaraan voorafgegane wettelijke
strafbepaling", is hot hoofdbeginsel van
strafrecht, dat in art. I van het Wetb. van
Strafr. staat uitgedrukt.
Art. Wetb. v. Strafrecht noemt „open
baarmaking van de rechterlijke uitspraak"
een straf.
Art. 161 Gemeentewet staat aan den ge
meenteraad deze straf op overtreding zij
ner verordoning te stellen, niet toe.
Krachtens de Leick*he verordening
wordt hij, die als melfcverkoopor haar voor
schriften overtreedt, gestraft met open
baarmaking zijner veroordeoling, met deze
eigenaardigheid, en dit maakt haar
drievoudig onwettig dat deze bijkomen
de straf niet wordt opgelegd door dien rech
ter, maar door Burgemeester en Wethou
ders, en dat zij niet is facultatief, naar
het algemeene straffenstelsel, maar impe
ratief.
Wij zijn verlangend te vernemen, of Ge
deputeerde Staten van Zuid-Holland hier
bij zich zullen bepalen tot een „berioht van
ontvangst."
In do Arnhemsche Courant kwam dezer
dagen het vierde oitikel voor over:
Steeds verdere vrijmaking.
Voor de bijzondere aoholen wordt bij de
voorgestelde regeling ook verhoogd de bij
drage ter tegemoetkoming in de kosten om
te voorzien in de behoefte aan schoollokalen.
Ook deze bijdrage dagteokont van de wet
van 24 Juni 1901. De Arnhemsche Courant
merkt hierbij op, dat reactie tegen de wet-
ten-Maokay en Borgeeiue tei vaststelling
van een subsidie aan de bijzondere Boholen
uit 's Rijks kas haar vreemd ia, on zoo zou
zij zi(h dan ook gemakkelijk neerleggen bij
de betrekkelijk geringe verhooging dor
jaarl. bijdrage ter tegemoetkoming in de
bouwkosten, „waie het niet, dat ook hior
weder de motiveering, naar onze stellige
overtuiging, strijdt met de Grondwet.
Eisokt inderdaad de billijkheid, dab de bij
drage in de bouwkosten voor de openbare en
voor de bijzondeie sohool gelijk zij, dan
behoort eerst art. 192 dor Grondwet in dien
zin te worden gewijzigd, dat het aan het
betrachten dier billijkheid niet meer in don
weg staat. Financicele rechtsgelijkheid
tusschen bijzondoi en openbaar onderwijs
in bun verhouding bot den Staat, wo toon
den het reeds aan. is met dat Grondwets
artikel niet overeen te brengen."
De klacht wordt dikwijls gehoord, dat de
onderwijzers niet overal in handen kiijgen
do subsidie, die voor hen bestemd is, maar
dat de schoolbesturen de gelden wel aanne
men voor propoganda, ©n het personeel voor
hongoiloonen laten werken. De opmerking
van do memorie van boelichting, dat de
bijzondere onderwijzers een bezoldiging die
nen te ontvangen ten minste gelijk aan die,
waarop de onderwijzers recht hebben, vindt
dan ook instemming bij hot blad, al is ook
hier weer de formuleering onjuist, „omdat
de billijkheid van dien eisch niet steunt op
gelijkheid van maatschappelijke positio
mot openbare onderwijzers, die immers
ambtenaren zijnmaar uitsluitend op het
feit, dat de sohoolbesturon daarvoor het
Rijkssubsidie ontvangen."
Het blad staat nu eenig6zins uitvooiig
stil bij het drietal bopaliDgen, waarmede
de voorwaarden worden uitgebreid, onder
welke alleen de bijzondere scholen Rijks
subsidie kunnen genieten, nl. lo. dat do
onderwijzeV3 minstens de wettelijke minima-
j aai wedden genieten; 2o. dat zij in hot be
zit zijn eener bijzondere aanstelling; en 3o.
dat bij ontslag, anders dan op eigen ver
zoek, hoogor beroep openstaat op eon
commissie, aan wier uitspraak het school
bestuur zich heeft te onderwerpen.
Aan h©t strerven van den Minister om zoo
danige regeling te ontwerpen, brengt do
Arnhemsche Courant gaarne en in vollen
ernst haar hulde, maar hiermede, meent
zij, is nog niet de oplossing gevonden van
de vraag, hoe de overheid zich de zeker
heid verschaffen moet, dat de Rijkssubsidie
aan do bijzondere 6oholen ook werkelijk
aan het onderwijs en de onderwijzers ten
goede komt. Do voorgestelde veischorping
dor voorwaarden, waaronder alleen Rijks
subsidie wordt uitgekeerd, in de drio pun
ten hierboven samengevat, is in dit op-
zioht ongetwijfeld als oen belangrijke ver
betering te beschouwen.
Alleen hadden de „bijzondere redenen",
waaron ontheffing van den cisch tot aan
sluiting bij een oommissie van beroep ver-
verleend kon worden, wel iets scherper ge
formuleerd mogen wordon. Immers, zoodra
de commissie ontbreekt, staat de onderwij
zer bloot aan het gevaar va willekeurig
ontslag. Men denke, zegt de Arnhemsche
Courant hierbij al leep maa-r aan het her
haaldelijk voorgekomen geval, dat dc onder
wijzer eener bijzondere sohool ontslagen
word, omdat hij het gewaagd had naai een
betrekking bij het openbaar onderwijs te
8ollioiteeren I
Hot blad zou zioh met do voorgestelde
bepalingen ovei het algemeen dan ook wel
kunnen vereenigen, als er louter protes-
tantsoh-christcbjke soholen waren. Maar
er ziin ook katholieke scholen, met ordo-
broedeis en -zusters on voor der.- hebben de
ontworpen eischen geen beteekonis.
De Arnhemsche Courant haalt een artikel
aan uit het katholieke blad Eet Huisgezin
dat te 'a-Heitogenboach verschijnt. Dit ka
tholieke blad komt er eerlijk voor uit, dat
de Minister over het hoofd heeft gezien,
dat do nieuwe bepalingen voor religieuzen-
onderwijzers niet kunnen geldon. Do reden
ligt in h.b wezen van don kloosteilijken
staat, meent Eet Huisgezindo belofte van
armoede veroorlooft hun niet het bezit van
persoonlijkon eigendom en ook hot voorge
schreven e omtrent aanstelling cn duur dor
trekking is met de kloosterregelen on ver
een igbaar.
Ten slotte vertrouwde Het Huisgezin
dat minister Kuypor &an de genoemde
bezwaren tegemoet zou komen.
Dat de redactie hier van „bezwaren"
spreekt zoo eindigt dc Arnhemsche Cou
rant deze maal getuigt voor haar eer
lijkheid, en schitterend blinkt ze hierin
uit boven do redacties van andoro katholie
ke bladen, die, min of meer gebelgd, dat
Het Huisgezin als „enfant teriible" die
bezwaren oprakolt, alsof om ze te kun-
non zien, ze door een katholiek blad zouden
moeten worden aangewezonl trachten
ze op zijde te 6ohuivcn. De daarover gevoer
de polemiek is inderdaad zeer leerrijk, on
daarom zullen wij daarbij in een volgend
artikel eenigszins uitvoerig stilstaan.
Hot Deventer Weekblad bevat onder het
opsohrift Algomeon Stomrocb t een
artikel, waaraan het volgendo is ontleend
„Wij vreezen het algemeen stemrecht niot
en allerminst in ons land. Het zal er de
dood zijn der libeiale partij, het zal in do
eerste jaren wellicht een do/'n socialisten
meor naar de Kamers doen zenden, maar
op den duur aan zal hot ;<lgcmcen stemrecht
de mocht hergeven aan het christelijk volk,
om do maatschappij te hei stellen volgons
de bcginsolon der christelijke rechtvaardig
heid.
Maar toch gaan wij niet mede met de so
cialisten en democraten, waar dezen reeds
nu met verwaarloozing van al het andere
een beweging op touw zc-tten tot vei krijging
van het algemeen stemrecht. En wel hoofd
zakelijk hierom, omdat die goheelc beweging
op dit oogenblik een zeer onvruchtbare be
weging blijken zal. Zonder Grondwetsher
ziening is een wettelijke invoering van het
algouacen etomrecht in ons land onmogelijk.
Maar hioivoor do voldoende groote meer
derheid te krijgen, is eveneens onmogelijk.
De liberalen willen er niet q#nzij huive
ren voor het teekenen van hun eigen dood
vonnis.
De ohristelijk-historischen en een groot
gedeelte der katholieken zijn besliste togen-
etandeis. Hoe zal men daar ieta bereiken?
Van den anderOD kant zijn er op dit oogen
blik een reeks nuttige wetten voor liet volk
in behandeling. Het tot-stand-komen dier
wetten aohten wij van het grootste belang,
do groote meerderheid der Rcgeoiingsman-
non is in dit opzicht met goede voornemens
bezield; daarom zou hot dwaas zijn, om
naar don dop van het algemeen stemrecht
te grijpen on daarbij het halvo ei dei 60oia-
lo wetgeving ons t© laten ontglippen.
Wij willen dus niet meedoen aan het socia
listische spektakel tot verkrijging van het
algemeen stemrecht, hoewel wij van meening
zijn, dat het algemeen stomrebht behoort te
worden ingevoerd zoodra de gelegenheid er
toe zioh voordoet."
Het blad is van meening, „dat in het
programma van dc katholioke partij in
Nederland naar het voorbeeld van de
Duitschc Centrumspartij de leus moot wor
den opgenomen: Invoering van het alge
meen, rechtstreeksch on geheim stouueobt."
De Standaard schrijft:
Wat het Kabinet doet, is nooit goed
Natuurlijk.
Had het getalmd, dan zou het, bij ont
binding, goheoten hebben, dat men het land
noodolooe in spanning hiold en de Staten
leden zonder oorzaak van hun zomerreis
af hiold.
Men had dan geklaagd, dat hot Kabinet
weken, ja maanden vooruit wist, voor welko
gewichtige beslissing het zou komen te
staan. Men had dan geïnsinueerd, dat or
dorhalvo alle tijd van bcaaad cn overleg was
gewecet. Men had tegengeworpen dat alle
uitstel van beelissing puur vertoon was.
En nu, nu het Kabnet de zaak long
vooruit cn ernstig overwogen had, en he^
de Statenleden niet bemoeilijken wilde, en
het land niet noodeloos in spanning wilde
houden, en daarom snel handelde, nu
heet hot weer omgokeerd, dat het Kabinet
loszinnig on luchthartig is te werk gegaan,
en geen tijd nam of liet vooi boraad. Ja,
zelfs wordt nu geïnsinueerd, dat hot Kabi
net tijd van boraad aan de Koningin ont
houden heeft.
Bewijs heeft men hiervoor natuurlijk in
geen emkol opzioht. Mèn zegt het zoo maar.
Verweer tegen zulk een oppositie baat
dan ook niets.
Hoo het ook loopt, het Kabinot is altoos
Barbertje.
En om liet nu nog scherper te maken, is
het altoos dr. Kuypor, die liet gedaan hcoft.
Toch is het geen gewaagde voorspelling,
dat een oppositio, door zoo haar taak op
te vatten, niet het Kabinot, maar ziohzolv©
zal blijken te schaden.
De Deli-Courant schrijft naar aanleiding
van de benoeming van gonoraal
Van Houtsz tot go uvornou r-g o -
n o r a a 1 o. m.
„Wat wij van generaal Van Houtez als
gouvernour-goneraaJ verwachten, ia ln-
grijpon. Doze man van de daad ia te kort
aangebonden, om genoegen te nemen met
een papiorrogcoring. Hebben vroegoro
landvoogden den berg rapporten en bo-
soheidon, hun door hun ambtenaren voor
gezet, niet kunnen doorworstelen, wij zien
in Van Hcutsz don man, die, vóór hij aan
de rapporten begint, een sahifting zal we
ten to maken tuasohon producten van pa-
piorvretorij en ernstig, praotisoh werk.
Aanpakken was altijd zijn leus, en nu bij
de groote taak heeft op zich genomen,
waartoe hij zich aanvankelijk niot geroe
pen achtte, i6 geen ander devies van hem
te verwachten.
Vóór do telegraafkabels de wereld om
spanden on do koloniën binnen uursaf-
b-t&nd van hot moederland brachten, was
do positie van den gouverneur-genoraal
dezer gewesten een zelfstandige. Naar don
vorm is daarin gocm verandering gebraohA
maar hot bewustzijn, dat instructies uiv
Holland in cnkol'o uren to krijgen waren,
heeft veelal goleid tot een drukker gebruik
van de telegraaf verbinding dan voor een
kloek zolfbestuur gewenocht was.
Gouverneur-generaal Van Hcutsz zal de
vorantwoordelijkhoid van zijn positie we
ten te dragen en horstellen, wat nimmer
behoorde te zijn in verval geraakt: hot
eigenbesbuur van Indiö. Eerst de daad,
dan het rapport aan don minister.
Zoo wcai&ohten en verwachten wij, dat het
zal zijn. En al geeft, na zooveel' jaren
sleur om slondergang, na zooveel dooonnia
ambtenaardorij, een frisacher bewind van
oen, die den wil en de kraaht hoeft, niet
dadelijk do resultaten, dio mon gaarne zou
zien, daartoo ontbreken ook voorsliand»
de finanoiedo middelen dit heeft men
al dadelijk gewonnen, dat er beweging
komt on ruimto en een voorbeeld, dat prik
kelt tot navolging.
Met Van Hcutsz komt aan het bewind
in Indië: do school van Van Houtaz. Wat
daarmeo bedoeld wordt, weten zij, dio de
geschiedenis van Atjeh in de laatste jaren
hebben gevolgd."
02)
Do ou'de vraag I SoylLa en Charybdisl
iWat moest zij kiezen?
„Als ik zeg: teruggaan naar „Do Rust",
'dacht zij bij ziohzolf, dan word ik daar
reeds nu, onmiddellijk heengebracht. Kies
ik het tweede, dan sluit dit ten minste
eenig uitstel in zich, en in uitstel ligt
hoop.
Zij richtte haar koude, trotsche oogen
paar den dokter.
„Alles liever dan „De Rust", zeide zij.
„Ik kan daarheen niet terugkeeren. Neen,
ik kan niet I Maar ik zeg u nogmaals dok
ter Dene, dat ik u niet bemin en u nooit
Beminnen zal. Bedriegt u daarin dus niet."
„Coralie ,ik heb getracht u door streng
heid cn hardheid te doen buigen, dit is
mij mislukt. Nu hoop ik uw onverschillig
heid door groote tccderheid te overwinnen.
-Zoo dadelijk zullen wij do kleine herberg aan
Hen zoom van het bosoh bereikt bobben,
jdaar kan ik u ongetwijfeld onder dak bren
gen. De herberg wordt zelden of nooit be
zocht, ik ben er zeker van, dat het juist de
-meest geschikte sohuilplaate voor u is, die
ik mij zou kunnen wenschen."
„Dus," zeide freule Desmond, „met ronde
Woorden gezegd, beschouwt ge mij nog als
hw gevangene?"
„Ja, mijn gevangene, óf hier, óf op „De
Rust", juist zooals ge wilt. Is hot mijn
feohuld, dat ik tot zulke maatregelen ge
dwongen word?"
„En gij zijt voornemens mij gevangen te
houden totdat..."
„Totdat gij er in toestemt mijn vrouw
tc worden, of tot mijn geduld is uitgeput.
Ik ken den herbergier. Ik zal u als een on
schadelijke krankzinnige voorstellen, die
zichzelf een aohtervolgde erfgename waant.
Gij zult er alles hebben wat gij slechts
kunt verlangen, alleen de vrijheid wordt u
onthouden en ik, ik zal u dagelijks komen
bezoeken, ik zal u dagelijks met mijn aan
zoek lastig vallen totdat gij er voor zwicht."
Ziek on zwak naar lichaam en ziel kon
Coralie zich ternauwernood in het zadel
houden.
„Zeg maar niots meer," zeide zij bitter,
,,ik voorzie al do ellende, die mij te wachten
staat."
Stilzwijgend reden zij toen verder; toen
zij het boech achter zich hadden, wees dr.
Deno met zijn rijzweep in de verte.
„Elijk, daarginds, daar is de herberg,
het huis ligt eenzaam en verlaten, zooals ik
zeide, wordt het ook slechts hoogst zelden
bezocht."
Oorali© keek in de haar aangewezen rich
ting en zag een somber, zwart gebouw iu
een kromming van den zandweg liggen.
Het zag er akelig en verlaten uit. Toen zij
naderbij kwamen, zagen zij een paard staan,
welks berijder zoo juist scheen te zijn afge
stegen. Het was een prachtig, volbloed
paard, met schuim bedekt en dampend ovor
hot gehoele lichaam, als had het een 9nellen
rit achter zich.
Dr. Dene bracht zijn eigen doodelijk ver
moeid dier voor dc deur en hielp Coralie
uit het zadel.
„Kom," fluisterde hij, „tracht niet mij
te weerstreven en denk nog eens over alles
wat ik u gezegd heb."
Met deze woorden, nam hij haar bij de
hand en wilde haar naar binnen geleiden,
toen juist op hetzelfde oogenblik iemand
naar buiten trad en hem haast omver liep.
„Goede Hemel 1 Ik heb ze 1" riep een stem.
Het was kolonel Desmond.
XXXVI.
„Kom binnen, beste Dene, kom binnen,"
begon hij met aaroastischen glimlach. „Ik
hoop niet, dat ik u doe ontstellen. Ge hebt
dus mijn pupil gevonden? Ik had juist
van dc ontvluchting gehoord en wilde u in
uw nasporingen helpen. Gij ziet er vermoeid
uit, kom binnen."
Dr. Dene's gelaat werd vaalbleek.
„Gij hadt van haar ontvluchting gehoord,
zegt ge? Hoe is dat mogelijk 1" vroeg hij,
zonder de herberg binnen te treden.
„Juffrouw Vann Ie vriendelijk genoeg
geweest mij een boodschap te zenden, zoo
dra gij gisteravond vertrokken waart, iets
wat gij. In uw schrik, zeker hadt vergeteD
te doen."
De twee mannen keken elkander aan.
Het waa slechts voor een enkel oogenblik,
maar die blik zei meer dan honderd woot-
den hadden kunnen doen.
„Jufrouw Vann!" herhaalde Dene tus-
scnen de tanden. „Go weet duB alles?
„Ja, ik weet alles! Folix Dene, gij en
ik kunnen op h^t oogenblik niet over een
vrouw gaan kibbelen. Onze belangon zijn
nu, wat rij jaren geloden waren, één. De
ondergang van den een sluit dien van den
ander in zich Het is thans' mijn plicht om
freule Desmond niet langer aan uw zorg
toe te vertrouwen. Na alles wat er ie voor
gevallen, zult gij zelf wel begrijpen, dat zij
niet langer op „De Rust" kan blijven."
Hij zeide dit met een glimlach op do
lippen, maar in zijn stem klonk een met
moeite onderdrukte wocdo, die hij voorzich
tigheidshalve echter trachtte te bedwingen.
„Ik ben juffrouw Vann zóér dankbaar
voor den dienst, dien zij mij bewezen heeft,"
antwoordde Done. „Zij zal u dan ongetwij
feld ook verteld hebben, dat freule Des-
mond niot alleen ontvluohtte, maar in ge
zelschap van een ander, in wier lot gij nog
meer belang stelt dan in dat van uw pupil.
Ik en een half dozijn helpers zijn reeds
sedert uron bezig naar haar te zoeken."
Thans was het Desmond's beurt om te
vorbleoken.
„Zijt gij dus eindelijk toch een verrader
geworden?" schreeuwde hij.
„Ik zeg u, dat zij to zamon met freule
Desmond ontsnapte cn later in don naoht
weor va-n haar wegvluchtte. Juffrouw Vann
heeft beiden zien weggaan, zij had mij toen
onmiddellijk behooren te waarschuwen,
maar haar krankzinnig verlangen om freulo
Desmond van den vloer tc krijgen, deed
haar zwijgen. Even later ging ik naar de
kamer van uw pupil en vond haar vertrok
ken, zoo ook de bewoonster van het aan
grenzend vertrek. Ik heb ze toen onmiddel
lijk achtervolgd Hoogstwaarschijnlijk heeft
die andere freule Desmond verlaten, ten
einde weder naar „De Rust terug te kee-
ron. Ik wil er alles onder verwedden, dat
ik haar bij mijn terugkomst thuis zal vin
don."
Kolonel Desmond wendde de oogen naar
zijn pupil, die bleek en koud tegen de deur
geleund stond.
„Coralie," zeide hij op strengen toon,
„gij liebb die ongolukklgo dus gezien, men
heeft u toegestaan mot haar te spreken en
samon uw nachtelijke vlucht tc borament
Wie weet, wat gij nog meer gedaan hebt of
hebt mogen doen, alleon omdat een krank
zinnige hartstocht het hoofd van dezen dok
ter, hior, op hol gebracht heeft."
„Ja", antwoordde Coral io onbevreesd.
„Ik heb haar gezien, ik heb met haar ge
sproken, maar dokter Deno weet daar niots
van. Er geschieden ook nu nog wol eens
wonderen voor de onschuldigen en verdruk
ten. Kolonel Desmond, ik zeg u, dat ik
even good als gij weet wie die armo krank
zinnige vrouw ia."
„O, weet ge dab? Dat is alleraardigst 1 Ga
door, wat ik u bidden mag, ga door en ver
tel me dan eens wie on wat dat ongelukki
ge sohep8ol ia."
„Dat zal ik," riep Coralie, „zonder op
do waarschuwende blikken van dokter De
no te letten. „Ik weet het en zal hst zeggen
ookDozo krankzinnige, mijnheer, is de
vrouw, aan wier dood gij de gansche we
reld hebt doen gelooren, reeds sedert ra
ven tien lange jaren! Zij draagt dcnzelf-
den naam als ik. Zij is van mijn familie,
zij is Eloonora Desmond."
Kolonol Desmond's gelaat word dood^-,
bleek. Hij wiet zich echter oogenbl ikke lijk
te herstellen en enkele echieden achter
waarts gaande, riep hij aio doodelijk ver
schrikt uit:
„Ontzettend, mijn vrees ia reeds nu be
waarheid geworden. Dero enkele wekon blij
ken reeds te veel te zijn geweest voor haar
zwak gestel. Zij ia krankzinnig."
„Ik bon niet krankzinnig I" antwoordde
Coralie.
(Wordt vervolgd.)