bedrog: zij was zwart, maar de moeder wilde
het zoo graag blond hebben.
Yvonne hief het kind op tot voor haar ge
laat en trachtte de oogen daarop te vestigen.
Opeens riep zij uit: Leugenaar, je ziet
zoo goed ala ik, dat zij zwart is."
Haar gezicht was teruggekomen.
„ÏK HUB U JjÏEF!"
Reeds tien jaren beminden zij elkander,
dr. SohrÖder, de arts, en do aardige Mag-
da. Ieder wist, dat zij elkander liefhadden,
alleen zij zclven niet. Zij Vermoedden het
misschien, maar Schroder was te schuchter
om 't te durven zeggen. Mag da natuurlijk
niet minder. Schroder was huisarts bij
Magda's ouders en als zoodanig bracht hij
dagelijks een bezoek. Magda's algemeene
gezondheid nl. liet altijd „wat te wenschen
over." Wel zou men naar het uiterlijk te
oordeelen gezegd hebben, dat zij de gezond
heid in persoon was, maar wat kan het in
wendige van een mcnsch in dit opzicht niet
heel anders zijn 1
Gewoonlijk ging het bij die consultaties
op de volgende wijze:
„Juffrouw, wilt u uw tong even uitste
ken?"
Magda stak dan het puntje van haar tong
even uit.
„Nog een beetje verder, alsjeblieft."
Magda kleurde dan, want zij schaamde
zich een beetje haar tong zoo ver te moeten
uitsteken.
,,Eon beetje verlegen, maar dat zal wel
terechtkomen. Mag ik nu uw pols even voe
len?"
,,Och neen, dokter, och neem."
„Maar mag ik u verzoeken..."
En dan kreeg de dokter een kleur. Dan
greep hij evenwel met een vlugge beweging
den pols, onderzocht dion, en dan keek hij
haar in de oogen en beiden gevoelden zich
dan gelukkig en vergaten de geheele wereld
om zich heen.
Dat ging alle dagen zoo. Maakte Magda*B
familie een uitstapje naar buiten, dan reis
de 'dokter Schroder hen na om zijn „con
sulten" evengoed te kunnen voortzetten.
Magda'8 moeder was van meening, dat die
consulten toch eindelijk lang genoeg had
den geduurd. Deze meening sprak de goede
dame alleen uit in tegenwoordigheid van
haar zoon Emil, die werkzaam was aan een
bankinstelling, want zij was veel te fijnge
voelig mn haar voortdurend „lijdende"
dochter door ean onaangename opmerking
te kunnen kwetsen. Emil verzocht evenwel
zijn moeder om do zaak nog maar een beetje
op haar beloop te laten, want het zou van
daag of morgen wel tot een beslissing ko
men, meende hij.
Hij, Emil, maakte intusschen een plan
gereed, waarvan hij zich alle succes beloof
de.
Het was Zondag, in het schemeruur. Des
Zondags placht de 'dokter om dien tijd te
komen; hij bleef dan theedrinken. De moe
der was in cle keuken. Magda keek uit het
venster alsof zij iemand verwachtte, wat
natuurlijk niet het geval was. Emil lag op
de sofa cn rookte een sigaar.
„Magda!"
„Wat is er?" vroeg het jonge meisje, op
schrikkend.
„Komt hij nog altijd niet?"
„Wio dan?"
„Nou, nou, zeg! Hoe lang moet 'die ge
schiedenis nog duren?"
„Welke geschiedenis
„Ik had in dicnzelfden tijd al drie jonge
dames gevraagd 1"
„Jij hebt anders den tijd nog roet trou
wen." meende Magda afwerend.
„En wanneer ik eon jong meisje was,"
ging Emil onbarmhartig voort-, „zou ik dien
medicijnman wel aan het spreken krijgen."
Medicijn man? Ik moet je verzoeken,
zulke uitdrukkingen niet te gebruiken 1"
„Wat?" vroeg Emil, zich verbaasd om
wendend. „Je verzoekt mij; maar met welk
recht? Jc bent toch niet ract hem geëng*
geerd, veel minder gehuwd
Magda beet 2ioh op de lippen
„Nu, wees nu maar niet boos," zeidc Emil
sussend, 'die thans den tijd gekomen achtte
om zijn pian ten uitvoer te brengen. „Luis
ter eens, Magda."
„Ik luister."
„Magda, zou je even iets voor me willen
doen?"
„Wat dan?"
„Ik lig hier zoo gemakkelijk en ga niet
graag overeind. In mijn kamer op de tafel
ligt een brief, waar haast bij is. Naast den
brief ligt een postzegel, dien je op den
brief moet doen. Dan kan de meid hem 'da
delijk naar de bus brengen."
„Uitstekend, ik zal er voor zorgen."
„Luister, want met dien postzegel moet
je heel voorzichtig te w$rk gaan. Die heeft
al eens ean keer op een brief gezeten en bij
het losmaken is de gom er af gegaan. Nu
heb ik hom weer met een andere kleefstof
bestreken en te drogen gelegd. Deze kleef
stof is heel hard en om nu te maken,
dat de postzegel evengoed blijft zitten,
moet je hem eerst eenige oogenblikken op
je tong laten liggen."
„Wat een omslag 1 Maar ik zal het doen,"
zoide Magda argeloos.
Een kwartier later kwam de dokter. On
middellijk begon zijn „onderzoek". Dat
kon te gemakkelijker geschieden, omdat
Emil en zijn moeder nu geen van beiden
in de kamer waren.
„Mag ik even uw tong zien?" vroeg do
dokter.
Magda gehoorzaamde.
„Magda, is dat waar?" vroeg hij, plotse
ling opspringend.
Het was voor de eerste maal, dat hij haar
bij haar naam noemde. Magda werd bloed
rood.
„Wat meent u
„Op het puntje van uw tong staan dui
delijk de woorden: „Ik heb u lief!" M<ogda
is het waar, beantwoordt ge mijn liefde?"
Een uur later maakte Emil den verlo-
vingsbowl gereed.
„En om dat alles in orde te maken,"
bromde hij voor zich heen, „was het noodig,
op den achterkant van een postzegel met
kopiëerinkt in spiegelschrift de woorden te
schrijven: „Ik heb u lief!" In elk geval was
daarvoor een scherpzinnigheid als do mijne
noodig
Be Vrouw in Zweden.
Een van de voornaamst» karaktertrekken
van de Soandinavische volkeren was altijd
de achting voor de vrouw en do hoofdtrek
van het vrouwelijk karakter was do liefde
tot den strijd en het verlangen dezelfde
rechten te verkrijgen als de man. Terwijl
de vrouw van het zuiden door schoonheid
en lieftalligheid meesleept, heerscht de
vrouw van liet noorden door kracht. Eeu
wenlang ontvingen de meisjes der adellijke
familiën een werpspies bij haar huwelijks
geschenken als het zinnebeeld van haar
strijdzuchtigen geest; cn reeds in 1150 kre
gen de vrouwen uit den burgerstand „het-
zelfdo recht als haar echtgenooten op gren
del en slot van haar huis." De Zweedsche
vrouw van tegenwoordig heeft, hoeveel zij
overigens van de vrouw van toen verschilt,
dezelfde voorliefde voor lichamelijke oefe
ningen en hetzelfde verlangen naar onaf
hankelijkheid. In de meeste scholen worden
jongens en meisjes te zamen onderwezen,
waaruit een groote vrijheid en gemakkelijk
heid in den omgang voortkomt. Van het
tiende jaar af gaan de jonge meisjes alieen
uit, reizen alleen en zdjn aan ziohcelf over
gelaten. De jongelieden hebben niet do
minste voorkomendheid voor haar en in het
spel strijden zij gelijk op.
Tussohen een officier en eenige meisj(-s,
die een roeitochtje maakten, kwam het tot
een twist over moed en behendigheid, de
hoofden werden verhit, en daar ieder de
beste zwemmer en zwemster zijn wilde,
sprong plotseling het geheele gezelschap in
het water, onbekommerd om gezondheid of
om de kleedingstukkcn.
Er is een door do Koningin geprotegeer
de schuttersvereeniging, bestaande uit
vrouwen uit de hoogste kringen. De Re-
geering stelt legergeweren en de daarbij
behoorende patronen beschikbaar; er heb-
ben geregeld wedstrijden plaat6 en in geval
van oorlog zouden de meeste vrouwen kun
nen meevechten.
Deze iiefde tot sport sluit evenwel de
geestelijke ontwikkeling niet uit; de meesten
dezer moderne amazonen krijgen uitstekend
onderwijs, studeeren aan Engelscho of Duit-
sche universiteiten en spreken vier of vijf
talen.
Er is geen ander land, waar de vrouw,
die haar eigen kost verdienen moet, dit be
ter doen kan 'dan in Zweden, Alle 'neroepen
staan voor haar open; zaj kan doktor es, leer-
ares aan de hoogste inrichtingen van onder
wijs, journaliste, industrieel, empioyée bij
alle takken van handel en nijverheid worden,
zonder daarmede dame-af te worden. De
Stockholmer Transport-Maatschappij is
door een vrouw opgericht en wordt door
haar met succes bestuurd. In verschillende
boekdrukkerijen werken uitsluitend vrou
wen. Kortelings hebben drie rijke dames
zich geassocieerd en een groot landgoc-i roet
bosch aangekocht, waarop nu veecultuur ge
dreven wordt cn kaas uitgevoerd; alles ge
lukt uitstekend.
Het natuurlijke gevolg van deze ontwik
keling van de individualiteit was gering
schatting van het huwelijk. Trotsch op haar
zedelijke waarde, beschouwt de Zweedsche
vrouw do liefde als een sentimenteele droo-
merij, die ernstige plichten met zich brengt.
Daar de moderne organisatie bet haar ge
makkelijk maakt, onafhankelijk te zijn, is
het huwelijk voor haar geen noodzakelijk
heid of toevluchtsoord; er zijn in Zweden
een groot aantal vrouwen, die van haar
arbeid of kapitaal leven en een prettig en
vrij bestaan hebben.
Bij dezen oorlog om haar onafhankelijk
heid verloren de vrouwen veel van haar
bekoorlijkheden en de mannen, die in haar
slechts concurrenten in den strijd om het
bestaan zagen, vergaten de galanterie. De
vrouw is voor hen geen luxe-voorwerp, dat
men behoedt en verwent, zij is de collega
en, ook als echtgenoote, do kameraad van
haar man.
H©© m@n TO®©ga©]F at.
In de vijfde eeuw o-nzer jaartelling begon
men verbetering te brengen in de manier
van eten-toebereiden, doch eerst ten tijde
van Karei den Grooten werd de verbete
ring duidelijk zichtbaar'.
Zoo beval de groote Keizer in het jaar
794, dat 2-4 pond wittebrood, 30 pond rog
gebrood of 40 pond gerstebrood 37 pennin
gen zouden kosten, terwijl hij verdei beval,
dat verschillende groenten moesten geteeld
worden. Ook de oofteultuur dankt hem veeJ,
ofschoon appelen, pruimen en kersen toen
reeds bekend waren. Kastanjes, perziken,
amandelen en vijgen vond men iceds in de
tuinen en de walnoteboom had do grenzen
van zijn geboorteland, Peizië, reeds lang
overschreden. De wijnbouw in de wijnstre
ken werd veredeld.
Vorken kwamen eerst op hot einde der
16de eeuw in gebruik. Men moest zioh dus
bij het eten van mes en lepel bedienen.
Op gewone dagen waren de spijzen een
voudig toebei eid en bestonden meest uit ge
roosterd vleesch, vruchten en kool. Ook
zuurkool werd reeds gebruikt aan het hof
van Karei den Grooten. Dit was de eenige
groente, welke ingemaakt werd.
Bij feestelijke gelegenheden deed de mid.
deleeuwsche keuken zien, dat zij geen hulpe.
looze meer was.
Dan bogen zich,_zooals een middeleeuwsch
schrijver zegt, de tafels onder de vleesch-
6pijzen, gebakwerk en confituren. De tafel
was onder het eten bedekt met een wiöfven,
neerhangenden dook; midden op de tafel
stond een zoutvat en daaromheen lagen
brooden, gebakken in verschillende vormen.
Vóór men ging eten en menigmaal geduren-
do den maaltijd, wer<km water om zich de
vingors te wasschen en doeken rondgedeeld.
Men wist voor feestdisschen visschen en
kreeften wel toe te bereiden en honing was
er, ofschoon nog niet algemeen, bekend;
gekruide ham, gebakken nieren en gebra
den kiekens at men met groenten en ooft
en een zoet gebak als nagerecht.
Van Eindhard, den levensgeschiedenis-