No 13600 LEIDSCH DAGBLAD. ZATERDAG 25 J'J&H. - TWSïDE 3LAD. Anno 1904 PERSOVERZICHT. FEUILLETON, De erfgename van Desmond. D© Nieuwe Arnhcmsche Courant zegt, naar aanleiding van de uiting van De Stand-aarddat de overwinning dor „Christelijken" te danken is bovenal aan Üen Heerc onzen God", dat deze dankbe tuiging aan den ,,god van de stembus" op éón lijn te stellen is met die aan den ,,god Tan de slagvelden." Ook Chamberlain en Salisbury verklaarden, dat God aan hun zijde streed tegen do Boeren en het „Soli Deo gloria 1" werd ook gehoord uit den mond van Engeleoho geestelijken, toen de Boeren, ten einde algcheele uit moording te voorkomon, dc vredesvoor waarden teckenden. „Wij weten", zegt do Nieuwe Am ham- sche Courant," wat men van een dergelijk misbruiken van den naam des ,,Heeren on zen God" heeft te denken, en zij brengt de overwinning der Christenen" terug tot de middelen, door hen gebruikt om de „niet-Christenen" te best-rijden. Een dior middelen was, dat men, voorafgegaan door den mdnister-proaidont dr. Kuyper, do natie verdeeld heeft in heidenen ch gel'oo- vügen, in Christenen en niet-Chxistenen, en het voorgesteld, ais gold het een strijd tussohen geloovigen en Turken, of met de woorden van Dc Standaard: „Tusschen do banier van het Kruis on de vaan des on- golooÜB." Evenwel ia de Nieuwe Arnhemsche Cou rant bet volkomen eens met De Stand aard, dat het een overwinning van betee- kenis geweest is. De Eerste Kamer hangt thans af van de gratie van minister Kuy per en daarmee is het laatste bolwerk der liberalen gevallen; de meerderheid der na/bie heeft zioh verklaard voor de Vrije Universiteitswet, voor de Tariefweb en daarmee voor het leggen eener indirecte belasting op de minvermogenden en ver der voor alles, wat dr. Kuyper goed zaJ vindon voor te stellen. De vrijzinnigen zijn voorgoed en wel licht voor een reeks van jaren van allen invloed op het. bestier des lands beroofd. Van de stombus van 1905 gunstiger uit komsten te verwachten noemt hot blad een illusie, gelijk te stellen met de verwach ting van een ruimen oogst in een volgend jaar." Deze woorden worden de Nieuwe Arn hemsche Courant niet door ontmoediging ingegeven. Niet in het verbloemen of ver kleinen der waarheid ligt de kracht, maar wel in het flinkweg erkennen er van en van de fouten, welke tot de bekende uit komst medewerkten. Tot die fouten behoort deze, dat men niet steeds den schijn heeft vermeden als gold het de verovering van hot regceringskas- teol. Uitvloeisel daarvan was, dat men zich den steun van hulptroepen liet wel gevallen, zonder ook dezorzijda de wc-dor- xijdscibo positie scherp to markeoren. Daar door speelde men in de kaart der te-gen- partij, dfie er handig gebruik van maak te. Voor do vrijzinnigen zou niets onge- wcnschter zijn dan in 1905 te staan voor do nood^tholijkhoid, de teugels der regeo ring in handen te moeten nemen. Immers, clo werkelijke eenheid ontbreekt, die eerst stevig beklonken moet worden door den hamer van den tegenspoed, alvorens er weder sprake zal kunnen zijn van één groote vrijzinnigo partij, van welke kracht kan uitgaan. Ditmaal werden de vrijzin nigen van allerlei kleur bijeengehouden door hot inzicht omtrent een gevaar, dat allen bedreigde. Dat do band sterk zou blijken, ook nadat hot gevaar geweken was, waagt het blad te betwijfelen. Daarom worde allereerst de roekeloos opgeofferde eenheid hersteld; niet kunst matig en ter wille van een tijdelijk voor deel, maar met het oog op do toekomst. Daarop, niet op het heden, niet op 1905 zij hot oog gericht; maar op den komenden tijd, wanneer de liberale partij, door te genspoed gestaald, door eenheid van be ginsel en leuze bezield, wreder do draagster zal zijn van de democratische gedachte aan wie do toekomst behoort. Dan eerst zal zij sterk staan tegenover de kerkelijke react-ie, welke thans driester dan ooit het- hoofd kan opstoken en zal zij rustig het tijdstip kunnen afwachten, waarop het z g. christelijk ministerie door eigen verwording zal .allen. Want iedere Regeering, gegrond op de verdeeldheid der natie in zake godsdienst, draagt de kiem dor verwording in zich en bereidt haar val voor. De vraag is slechts of deze al of niet zal worden verhaast. De vrijzinnige partij bereide zich voor op de haar wachtende taak, tegen den tijd, dat het antwoord op die vraag -wordt- ge geven." Mr. Troelstra schreef in Ret Volk een hoofdartikel onder het opschrift ,,P o 1 i- tiek V o o r u it zicht", waaraan het volgende ontleend is „De liberalen hebben ditmaal, nu het slechts ging om dc Eerste Kamer, kun nen zwijgen op de vraag, hun van rechte gedaan: Wat zult gij 'doon, als gij weer aan de regeering komt? Thans is hun één jaar gegeven, om het antwoord op die vraag to vinden. Want in 1905 moeten zij het antwoord gereed heb ben, op straffe, niet slechts van nog erger geslagen, doch zelfs, van onder het hoonge lach van olerio&l en en sooiaal-democraten, begraven te worden. Dan moeten zij iets principieels, een vast omlijnd program, iets, dat waard is om er voor in het vuur te gaan, weten te stellen tegenover de wel valscho, maar toch pakken de en meesleepende leuzen der partijen, die thans jubelen in de nieuw behaalde overwin ning. Dan zullen zij de vrijzinnig-demooraten niet weer naast, doch tegenover zich zien, strijdend voor do democratio en bekampend wat daar tegen staat. Dan zullen zij de so- ciaal-demooratie ontmoeten, als vijand, voor hen weinig minder geducht dan de cle- ricalen, tot zioh roepend al wat snakt naa-r licht, lucht en leven meevoerend de snaren naar den beteren tijd, dien het volk zich op het kapitalisme veroveren moet. Moeten de liberalen dan verder worden dood gedrukt; zullen zij dan zelfs misschien, als in Amsterdam IX, moedeloos dc wape nen wegwerpen en de clericalo meerderheid versterken, om althans de democratische minderheid te weren? Of zal do liberale partij dan het cenigo, wat haar stof kan ge ven voor een nieuwen en dan niet hope- loozenstrijd, dapper en geestdriftig aanvaarden en mede gaan dragen 't te lang versmade vaandel van den vooruitgang, waarop voor onze dagen het algemeen kies recht is geschroven? Van het antwoord, dat do liberalen in 1805 op deze vraag zullen goven, hangt het af niet: of zij dan de Regeering weer zul len bemachtigen dat is zelfs niet te den kenmaar of zij, op het voetspoor der Belgische liberalen, door 'den strijd vooreen groot volks- on tijdsbelang weer oen histo rische taak op zich zullen nomen, de eerste, onmisbare voorwaarde voor een politieke partij, om zich niet overbodig te maken." Naar aanleiding van het adrce aan de Kamer van de Vcreeniging voor Vrou wenkiesrecht, schrijft ihot Uandels- blad, dat de houding der liberalen aange wezen is: „De liberale partij heeft hier to lande, zoowel als elders, haar groote be te cke nis te danken gehad aan het feit, dat rij optrad voor erkenning van ioders per soonlijke vrijheid. Zij kent geen klasse van heorsohors en van overheersohtcn, maar wonsobt medeaeggingsahap in liet staats bestuur te gaven aan allen, die genoeg zaam onafhankelijk zijn, genoegzaam be lang on gonoegzaam inzicht hebben, om me de te kunnen spreken, wanneer hot alge meen belang behartigd moet worden Daar om is de liberale partij uit haar aard steeds geneigd tot uitbreiding van kies recht, naarmate zij ziet, dat niouwe groe pen van personen tob genoegzame zedelijke en stoffelijke zelfstandigheid en tot. vol doend gevoel van hot algemeen belang zijn gekomen. Dc vraag, waar de grens ligt, kan bot verschil aanleiding goven; dit is een ver schil in waardeer ing van toestanden, geenszins een verschil van beginsel. Bij die waardeer ing van onafhankelijk heid, gemeenschapsgevoel, belang en ken nis, is geen plaats voor het ouderscheid tusschen man en vrouw. Het gaat niet aan van de liberalen te vragen, dat zij een lossen werkman, die goede technisch-: be kwaamheid bezit, niet regelmatig in zijn eigen onderhoud kan voorzien, noch eenigc belasting opbrengt, het stemrecht tooken- nen en dit tegelijk onthouden aan elke vrouw. De vrouwen, die een ocadomischen graad hebben verworven, die zelfstandig eon eorvollcn en goed beloonden werkkring vervullen, die aan bet hoofd ttaan van bloeiend» ondernemingen van handel of nijverheid, die zware belastingen opbren gen, die krachtig memverken tot de alge meen© ontwikkeling, tot leniging van maatschappelijke nooden en verheffing van het zedelijk peil van hot volk, zijn in Nederland geen zeldzaamheid meer. Het zijn deze vrouwen, die in de eerste plaats in aanmerking komen, wanneer men hel kiesrecht gaat uitbreiden. Voordat men or too overgaat hot kicsreoht te verkenen aan mannen, die niot bezitten „do ken- teckonen van geschiktheid cn maatschap pe- lijken welstand", door de kieswet ingevol ge hot grondwettig voorschrift gesteld, zal men dit moeten goven aan vrouwen, die wel aan die eisohon voldoen." Het blad herinnert verder aan ecD ar tikel in de Daily News, wolk blad er op wees, „dat wij hot vrouwenkiesrecht moe ten gaan bestudeeren niert in onze manne lijke theorieën, maar op do plaats, waar het bestaat. In Nieuw-Zeeland bestaat het reeds sinds jaren en in andere Australi- sohe kolonies is het ook ingevoerd. Wat leert daar nu de ervaring? Zijn do vrou wen er zoo revolutionnair, dat alle huis houdingen op stelten staan? In het minst miert. Zijn zij er zóó „geloovig", dat zij ge heel aan don leiband der geestelijkheid loopen? Volstrekt niet. De ervaring leert, dat de vrouwen nagenoeg even verdeeld zijn over politiek als de mannen. „Het vrouwenkiesrecht in Nieuw-Zee land heeft als zoodanig alleen do volgende resultaten aan tc wijzen. Do vrouw stelt meer belang in do algemeeno zaken, nu zij recht van meespreken heeft; zij ontwikkelt daardoor zichzelf on haar zusters. Bij so- oialo wetgeving zorgt de kiesgerechtigde vrouw beter voor de bescherming dor ar- beidstera. In de politiek heeft zij alleen do beweging tegen drankmisbruik zcor ver sterkt, terwijl zij do niet t©_ versmaden ver dienste heeft gdtód het politiek debat bin nen behoorlijke termen te brengen en zelfs aan den verkiezingsstrijd iets ridderlijks te verleenen. Deze ervaring bij onze tegenvoeters wordt bevestigd overal, waar do vrouw het kiesrecht, al is het beperkt, heeft-, zooals in Engeland voor het gemeentebestuur, in Zweden voor het school- ©n kerkbe stuur, enz. Zij veroorlooft hot vraagstuk te behandelen zonder pclitieke partijborekc- ning. Do verhouding dor politieke partijen in Nederland zal door de vrouwenkiezers niet sterk worden gewijzigd, en het is al thans onmogelijk van te voren to zeggen welke partij daardoor zal winnen. Doch is het geen partij, die winnen zal, het recht en do billijkheid zullen wel win nen. Onzo vrouwen zullen meer belang stel len in de algemeen© vraagstukken, tot groot voordeel voor do behandeling dier vraag stukken en voor hot algemeen. Onze vrouwen zullen hoofdzakelijk be langstelling too pen voor het onderwijs, de opvoeding, de zedelijkheid; zij zullen daar in een kracht ton goede zijn, want onder wijs en opvoeding is de taak der moeder, on de zedelijkhoid der vrouw is de hef boom dor maatschappelijke zedelijkheid. Onze troonopvolging kent geen Salischo wot. De ervaring van het regentschap van Koningin Emma en van het bestuur onzer Koningin heeft bewezen hoe juist dit go- zien is, en hoe de vrouw in staat is, zelfs de hoogste Regceringstaak evengoed als een man te vervullen. De Nederlandsoho vrouw zal blijken baar Vorstinnen waar dig te zijn en do eerste uitbreiding van stemrecht zal onzo vrouwen moeten erken nen ak vol gerechtigde burgers." De Nederlander acht l*?t oordeel van hen, die uit de behandeling der Drankwet do slotsom trokken, dat dr. Kuyper voor wotgevenden arbeid ongeschikt is, „geheel onjuist", en ontkent, „dat de Regeering zich niet voor haar taak berekend getoond heeft.'' „Eenmaal scheep gegaan, moest zij het eeheopke door de branding sturen, en dat liceft zij o.i. goed gedaan." Het blad brengt dan een woord van war me hulde aan „stuurman Talma", en gaat aldus verder: ,,Wic onpartijdig gelieft te oordeolcn, zal erkennen, dat do ministers, die dc wet verdedigden, te midden van al de beraad slagingen en overleggingen de kluts niet alleen niot kwijt raakten, maar dat vooral de min. van buitenlandsche zaken steeds heeft mcogeworkt om door anderen opge worpen denkbeelden in behoorlijken vorm om te zetten. Wellicht ging hij in zijn ijver om alle bezwaren tegemoet en de wetsverbo- teraars te hulp te komen, wat te ver Wat inzonderheid lof verdient, is do be reidwilligheid dor Rogcermg, om, waar mogelijk, verkregen rechten te ontzien. Men mag niot de ma&tsohappij ter wille van parbiouliere rechten in een keurslijf steken, maar nog veel minder den burger in zijn noodzakelijk vertrouwen op de ge stadigheid van '8 wetgevers inzichten schokken Wio de stemmingen der Kamer nagaat, zal bemerken, dat wel is waar menigmaal dc Regeering geweken is voor argumenten, dooh meorondcols zonder dat daarbij eenig beginsel in het spel kwam; het ging meestal over min of meer; over doelmatig of niot Tegen den wil der Regcering is zeer woi- nig in het ontwerp gekomen. Do meerder heid gervoeldo zioh sterk genoeg en genoog homogeen met de Regeering om te zorgen, dat de Regeer ing bewaard bleef voor wat do linkerzijde mocht goedvinden haar te gen haar zin op te dringen. Dat haar daarbij nu en dan de hulp van de sociaal democraten te beurt .viol, boteekent in een zaak als deze natuurlijk niets. Men moet, bij de beoordeel ing van de gevoerde discussies, vooral niet afgaan op de „indrukken" der liberale overzicht schrijvers. Dat dezen don loop der zaken soms niet konden volgen, is begrijpelijk, maar gelukkig is hot in de Kamer vaak boel anders dan die vlugge, soms wat al to vluchtige toesohouwore zioh verbeelden 1 Wij hebben heel wat minsters minder dan de voorstellers van het draoik-ontworp be stand gezien tegen eon verwarde, soms ver warrende discussie." Hot blad oordeelt ton slotte, dat de l'i- boralon bet niot beter zouden hebben ge daan dan dezo Christelijke minister. In een met F. onderteekend hoofdartikel van De Maasbode wordt een „gemoedelijke vraag" aan prof. Van der V 1 u g-t gesteld. Volgens 6C.hr. heeft dezo in „Vooruit gang" te Rotterdam o.m. deze stelling verdedigd: „Zonder iets te kort te doen aan de be kwaamheid van sommige professoren aan de vrije universiteit, contabeert spr., dat bovendien do thans bestaande Vrije Uni- vorsitoit aan tweo euvelen lijdt, dio haar veeleer hot tegenovergestelde van begun stiging zou bohooren ten deel te doen val len, en die tweo ouvolon zijn: lo. miskenning van een levensbeginsel, namelijk de vrijheid dos ge es tea, daar dc studenten worden gebonden aan vooraf vastgestelde geloofsartikelen; 2o. heb versoherpen en vorbreoden, meer dan noodig is van bestaande tegenstellin gen en partijschappen in ons tooh zoo zeer door partijschap verscheurd volksloven." Naar aanleiding hiervan zegt nu de schrijver in het Roomsoh-Katholioke blad o.a. hot volgende: „Als prof. v. d. Vlugt college geeft, gaat hij dan ook niet van vaste beginselen uit? Z j neen, hoo geeft hij dan college? Zoo ja, waarom stellen de menschelijko beginse len geen „paal en perk aan de vrijheid" on de bovennatuurlijke Gods-Openbaring wel? Wensckt prof. v. d. Vlugt dan inderdaad, dat men vrijelijk, als redelijk raensoh, aan vaarde wat men wil Dat men heden aan- uemc 2 X 1 cn morgen 2X2 5, daar men hot zóó in den zin krijgt? Er bestaat een waarheid of er bestaal cr geen. Doch als zij bestaat, de gesohapen waar heid, dan heeft zij een hooger idecelen grondslag, een grondslag, die is ecuwig en onveranderlijk. Het is waar of niot waar,, dat een bol geen kubus is; doch als do bol geen kubus is, is dat niot, omdat de mensoh het zoo begrijpt, doch de mensoh begrijp! het aldus, daar hot zoo is. Nu vraag ik don hooggeleerde: waarin rust dio eeuwige, onveranderlijke waar heid? Niet in het eindige, dus in den oneidigen God, de Saamvatting der hoo- gor idcöele orde. Doch als dit zoo is, is er waarheid boven ons. Waarheid, tegenover welke wij niot vrij zijn, dooh dio ons, redelijke schepselen, bindt. Zulke hoogero, zulke belx-ersckeude waarheid neemt ook prof. v. d. Vlugt aan in do mensohelijko wetenschap, dio hij leoraart: de „Philosophic van hot recht." Doch dan dring ik mijn vraag aan: maar waarom kan die God, die zich open baart in de natuur, zich niet bovennatuur lijk openbaren aan den mensoh? En als Hij diit doet, met welk recht spreekt gij dan van „belemmering dor vrijheid", daar gij het geen belemmering der vrijheid acht, u te onderworpen aan de waarheden der groote beginselen, dio ook een openbaring van Gods Hoogore Waarheid zijn Waarom wordt het levensbeginsel dor wetenschap miskend, waar men aanvaardt Gods bovennatuurlijk geopenbaarde waar heid, terwijl hot levensbeginsel der weten schap is, uit te gaan van waarheden, dio ten laatste ovcneoas door God geopen baard zijn in hot redelijk verstand de« mensohen Waarom strijdt» hot met de wetenschap zioh te buigen onder do Gods-Waarheid dos goloofs, dio do redelijke geloofsgronden on ierstelt, terwijl het een oisch der we tenschap is zich te buigen onder de Gods- Waaiheid, wier afstraling dc hooge begin selen zijn der wetenschap? Waarom moet do wetenschap de op- standelinge zijn, die zich opwerpt togen den zich uiot allo gewisheid meededen don God, want dat is de bovennatuurlijke Gods Openbaring, terwijl zij do „vast gestelde" waarheids-,,artikelen", in de na tuur des mensohen door God ingegeven, nL de eerste wetenschappelijke beginselen, zonder ccnige mooi-te, zonder eenige zelf ver laging ondersteld wordt tc aanvaarden t Ziedaar mijn vraag En wie daar geen antwoord op weet, „buigt niet do knie voor God", docli voor een hersenschim. Hij onttroont den God der Waarheid, hij bcporkt bet Oneindig Wezen, hij weigert to erkennen, dat die God de maclyt heeft Zioh tc openbaron of voor Zijn Openbaring onderwerping te ©i6chen. Welnu, het Oneindig Wezen zonder een dezer bende bevoegdheden ia een tegenspraak in de tonnen. Mijn vraag herhaalt zich: „Wat heeft prof. v. d. Vlugt toch togen do afhanke lijkheid der mensohelijko wetenschap van de Eeuwige Waarheid Gods?" In het Ncderlandsch Tijdschrift voor Geneeskunde schrijft dr. H. K. do Haas, inwonend assistent der oogheelkundige afdool ing van het Academisch Ziekenhuis tc Leiden, over in dat ziekenhuis oederb jaar en dag voorgekomen endemieën van diarrhcc, waarvan dc oorzaak maar niot te ontdekken viel, tot men haar vond in de slechte vertin ning van oen grootcn koper on ketel, die in den; Laateiten tijd alle tweo maanden ten koste van /30 opnieuw vertind word, maar se dert eonigc maanden die bewerking niet had ondergaan, omdat in een nieuwen nik kelen kctol allo zure spijzen gekookt wor den. De oorzaak van de diarrhee was dus kopervergi ft igi n g. Maar van dic-n koperen ketel kwamen andere lcelijkc dingen aan het lioht. Hot tin, dat voor de vortinning gebruikt werd. 28) - „.Ja, ja, ik weet wel water bij u omg .atl" riep zg h rtsteohtelijk. „Ge begint er nu zelf de dwaslioid van in te zien, hè, kleine Gyp? Nu ziet go zelf het fijne wassen pop petje eens met de bezittingen dor Des-r monds achter haar rug. Zeg, zullen ze geen mooi paar vormen? En wat een prachtige, vroolijke bruiloft zal het zijn 1 En gij en ik zullen hun alle mogelijk» geluk en voor spoed toewenschon, nietwaar meisje?" Gypsy zag haar pijnigster met donker», uitdagende oogen aan, maar sprak geen woord. „Wees zoo goed niet verder daarover te spreken, goede vrouw," zeide freule Des- mond koel en uit de hoogte. „Het verveelt mij. Dit jonge meisje is op het strand ge weest, misschien, zal zij mij wel' willen zeg gen of zij ieta van mijn paard gezien heeft ihier in den omtrek?" „Niets," antwoordde Gypsy droog. Grootje Darke hinkt© weg en kwam even later met naald en draad terug, waarna zij zelve de scheur in het rij kleed dichtnaaide. Al dien tijd stond Let donkeoroogige en donkerharige meisje onbeweeglijk tegen den muur geleund, zonder den blik van de jonge erfgename af be wenden. „Wat een mooi schepseltje," dacht Oora- lie. „Waarom zou ze mij zoo aanstaren? De Hemel geve, dat Arthur spoedig terug komt." Een groote, geelharigc buldog, met bloed dorstige, rood-beloopen oogen; kwam het vertrek binnenstappen en legde zich aan haar voeten. Min of meer verschrikt, 6ohoof Coralie haar stoel een weinig achterwaarts. Grootje beet het draadje met haar tanden af en stond op. „Dat is Steefs hond", zeide zij, het dier een por met haar kruk gevende. „Hij heeft heimwee naar zijn meester. Hij weet het wat goed, dat Steef weg is; hij zoekt hem overal." Gypsy zette het fraai gevormde kleine voetje op den nek van den hond. Het dier bromde nijdig, maar zij nam haar voet niet weg. „Ge doet beter mot niet te ver tc gaan," zei grootje. „Steef en zijn hond hebben veel van elkaar, zij verdragen zulke dingen niet." „Zoo verdragen zij het niet?" zei Gypay minachtend, ,,'t Is andera juist de plaats, uio hun toekomt." Freule Desmond stond op en begaf zich naar het raam. Het werd haar te benauwd i.i die enge, kleine ruimte. Zij kon den blik van het jonge meisje niet langer ver dragen. „Waar heb ik dat gezicht meer inzien V' vroeg zij ziehzelve telkens en telkens weder af. „Waar heb ik dat donkere, mooie ge laat meer gezien?" Op dit oogenblik vernam zij het getrap pel van naderende paardenhoeven en erven later verscheen Arthur, het wegge loopen paard aan den teugel leidende, terwijl zijn eigen viervoeter achter hem aan liep. Hij vond Ooralie met bleek en verdrietig ge zichtje naar buiten starende, terwijl Gypsy, tegen den muur geleund, hem uitdagend aanzag, haar voetje nog steeds op den nak van den hond. „De paarden zijn gereed," zeide Arthur, een diepe buiging makende voor de klein dochter van grootje Darke, die deze met een blik vol verachting beantwoorddo. „Durft gc uw paard weder beetijgen, Co ralie?" „Stellig 1" Zij zette den hood weder op de gouden lokken. Arthur ging, half aarzelend, naar don haard. Zijn oogen waren op Gypsy Darke gevestigd. Toen hij naderbij trad, be woog do hond zioh onrustig onder den druk van den kleinen voet^ en deed een waarschuwend gebrom hooren, „Pas op 1" krijsoht© grootje. „Pas op, jonge mijnheer, het beest heeft het niet op u begrepen 1" Gypsy greep den hond bij den halsband en hield hem stevig vast. „Ik ben gereed," zeide Coralie. „Ze zullen ons op heb kasteel stellig reeds met de lunah wachten, denk ik. Laten wij nu gaan. Arthur trad met haar op de deur toe. Eensklaps echter wendde hij zioh weder om alsof er iets sprak in zijn hart, waar aan hij onmogelijk weerstand kon bieden. Gypsy Darke liet den hond los ca ging langzaam achterwaarts, als wilde zij den langen hartstochtelijken blik, die op kaar rustte, ontvluchten. „Gypsy I" zeide hij. Zij strekte als afwerend beide handen uit. Met woest gebrom volgde haar de hond. Hij vloog op haar aan, als wilde hij haar verscheuren. Misschien was dc geest van den meester in het beest gevaren. De met bloed beloopen oogen fonkelden. Hij vloog haar naar de keel. De sterke, natte kaken zetten zich in het jonge, blanke vlcesch. Geen geluid ontsnapte haar. Zij slaagde er in haar sterke handen om den nok van bot beest te krijgen en hom zoo den strot dicht te knijpen, dat hij zich genooodzaakt zag, zijn prooi los te laten. Juist wilde hij een tweedon aanval wagon, toen een slag van Arthur Desmonds rijzweep hem tot onder werping bracht. Even later lag Gypsy ge knield bij het vuur; met ijzeren greep hield zij den hond ten onder en liet zij een regen van vuistslagen op zijn kop nederdalen. Het waren mecdoogenlooze, krachtige, drif tige vuistslagen en de hond kroop ten laatste, geheel overwonnen, jankend en huilend in een hoek. „Gij leel'ijko, gemeene sletl" schreeuwd# grootje. „Hoe durft ge? Het is Stephen's hondHoe durft gij zijn hond zoo slaan „Ik wenschto, dat het Steef zelf geweest was!" antwoordde Gypsy, met korten lach, terwijl zij zich het schuim van den hond van haar handen schudde. Arthur Desmond nam die kleine handjes, bedaard, maar beslist, als waren zij zijn eigendom, tusschen de zijne. „Juffrouw Darke", zeide hij op onver schilligen toon, „gij moot wat heter op dion hond passen, leg hem vast, hij zal nog eens een van u allen vermoorden." „Laat Gyp hom dan ook met rust \bt ten." bromde de vrouw. Gypsy trok haar handen ruw uit de zijne en trad achtorwaarte. ,Ik ben niot bezeerd," zeide zij koud, „en wal Pipe betreft-, ik zal hem nog wel an ders loeren, eer ik met hem heh afgerekend. Uw aanstaande vrouw wacht, Arthur Des- mond; er bestaat dus hoegenaamd geen reden voor u om langer hior te blijven. Ga!" Zij stampt© ongoduldig op don grond. In de deur staande had Coralie dit allca met do grootste bovTcomding en verba zing gadogeslagen. „Ja, Arthur, als het u hetzelfde is, we moeten thans gaan," zoido zij koel, „ik geloof, dat het meer dan tijd is." Misschien dacht hij dit thans ook. Hij i hielp haar ten minste stilzwijgend in het zadel en even stilzwijgend reden zij huis- w aarts. Op het strand wondde Dcemond nog eenmaal het hoofd om. Hij zag niets dan do gebogen figuur van grootje Darke, die, op haar kruk geleund, in dc open deur staande, de wegrijdenden nakeek. „Komaan", mompelde hij, tusschen d© vast opeengeklemde tanden, „de stee-n is thans geworpen! Ik wil haar hebben, wat het ook moge kosten En de erfgename van Desmond, in diep stilzwijgen naakt bom rijdende, herhaald© telkens ën telkens weder bij ziohzclve do vraag, die haar ook reeds in de herborg een onoplosbaar raadsel' was geweest: „Waar heb ik dat gelaat vroeger gezienl Waar heb ik dat wilde, eigenaardig schoo- ne gelaat vroeger meer geeien? Het ver volgt mij als een droom, als een herinne ring". (Wordt vervolyd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1904 | | pagina 5