Het bestuur van een Renzenstad.
gingen zoo langzaam cn eenzaam voorbij.
Plotseling viel liet haar in, dat ze haar
boek had meegenomenze opende het weer.
Eerst hoorde ze weer dien wondervollen toon,
dien ze vroeger altijd bij het openen van
het boek luid gehoord, maar spoedig daar
op klonk or een bitter weonend en klagend
geluid, en daarop stond de groene ridder
voor haar,
,,Ik ga nu sterven," zei hij, en vertelde
haar, dat de stiefmoeder rattenkruid in de
muurkalk had laten mengen, en nu geloofde
hij niet, dat hij nog zou blijven leven, want
hij was vergiftigd. En toen ze het boek weer
sloot, hoorde zo nog eens 'den bittcreD
klaagtoon
Het kamermeisje der prinses had een
broeder, en dien liet ze de boodschap we
ten, of hij den metselaar verzoeken wilde,
de opening der gevangenis zoo groot te
maken, dat zij en haar heerseheres er door
heen konden sluipen. De prinses zou hem
zoo rijkelijk bcloonen, dat hij zijn leven
lang genoeg had.
De man liet zich bepraten en deed het;
daarop braken de gevangenen los, en reis
den weg, en trokken ver, ver door de lan
den heen, en waar ze kwamen, vroegen ze
naar den groenen ridder. Doch niemand
wist iets van hem.
Eindelijk kwamen ze aan een kasteel, 'dat
heelemaal met rouwfloers behangen was, en
toen ze daar juist voorbij wilden gaan, be
gon hot te stortregenen, zoodat de prinses
en haar kamenier in den voorhof van het
slot gingen staan, tot het weder zou beda
ren.
Terwijl zij daar stonden, traden ook een
grijsaard mert een jongen man in den voor
hof, om voor den regen te schuilen. De
prinses trok zich echter met haar kamenier
in de duisternis terug, zoodat ze niet ge
zien kon worden.
,,Hoe komt liet toch, dat dit koningsslot
in rouw is?" vroeg de jonge man.
,.Wcet je dat niet?" zei de oude. ,,De
prins hier in het slot, dien men den groe
nen ridder noemt, ligt op sterven." En
toen vertelde hij nog veel van de ziekte van
den prins, en hoe alles gebeurd was.
Daarop vroeg de jonge man, of er dan
voor die ziekte, 'die wonderlijk ontstaan
was, geen hulp meer bestond.
„Ach neen," gaf de oude ten antwoord,
„want do eenige hulp, die zou geven, kan
hij nooit krijgen. Die hulp zou zijn, als dc
jonkvrouw, die in een huis ingemetseld is,
er uit zou komen, en allerlei kruiden pluk
te, die zij in melk moest koken, en hem
daarmee driemaal wasschen." En toen
noemde de oude man al die kruiden op,
die den zieken prins het leven zouden red
den.
Dat alles hoorde de prinses, en ze verloor
er geen woord van
Toen de regen had opgehouden gingen de
beide mannen heen, en ook de prinses met
haar kamenier verliet haar schuilplaats.
Zij dwaalden door de bcsschen en op de
bergen, om alle hcide-ruiden te zoeken cn te
plukken. Beiden liepcji rusteloos van den
vroogen morgen tot den laten avond, tot ze
zo allemaal geplukt en bij elkaar hadden,
om ze in melk te koken, zooals de grijsaard
gezegd had.
Nu kocht de koningsdochter zich een dok
tershoed en doktersmantel, begaf zich naar
het. koningsslot en zei, dat zij gekomen was,
om den zieken prins weer gezond te maken.
,,Ach, dat kan niet meer',' zei de koning,
„er waren reeds zoo velen geweest die hem
beter wilden maken, maar het is al slechter
en slechter mot. hem gegaan."
Zij liet zich echter niet afschepen, ze be
loofde eerlijk en vast, dat zij hem gezond kon
maken, en wel spoedig en voor altijd.
Nu werd het haar toegestaan, in de kamer
van den zieken prins te gaan, en ze waschte
hem voor het eerst
Toen zij den volgendon dag weer terug
kwam, vond zij hem reeds rechtop in bed zit
ten. Nadat hij gowasschen was, voelde hij
zich steeds beter, en den derden dag vond
de prinses hem al door de kamer wande
lend, en daarop was hij weer "P-zond als een
viseh.
„Nu moet hij op jacht gaan," zei do dok
ter.,
Do oude koning kreeg den dokter zoo lief
1 als een vogel het zonnetje; hij wilde hem
nie<t meer laten gaan. Doch de dokter zei,
I «dat hij na«r huis moest
En toen hij thuis kwam, wierp hij dok
tershoed en mantel af, kleedde zich op het
mooist, en bracht alles voor een feestmaal
in orde. Daarop opende de koningsdochter
haar boek weer. Daar klonk eon vreugde
kreet, en met denzelfden klank als vroeger
stond de groene ridder voor de prinses.
Hij was geheel verwonderd en kon niet
begrijpen, hoe alles zoo gebeurd was, en
hoe zij hier kwam. En zij vertelde bean aJ-
les, wat er met hem on haar voorgevallen
was. En nadat ze gegeten en gedronken
hadden, nam hij haar mee naar het kasteel
vnn zijn vader, en vertelde de geschiedenis
den koning, van het begin tot hot einde.
Nu waren er bruiloft en heerlijke feesten.
Toen die afgeloopen waren, reisden ze naar
den vader van de prinses terug, die van
harte blij was, toen hij haar weer zag.
De booze koningin werd uit het land ver
bannen.
Londen is de reuzen stad bij uitnemend
heid. Er wonen bijna zes millioen menschen;
meer dus dan in ons gansche land Het be
stuur van zoo'n stad is dan ook geen klei
nigheid. Aan het hoofd daarvan staat do
County Council of Graaf sch a p sraaddie
de zaken der stad administreert.
De groote stad wordt geen gemeente go-
noemd, maar een graafschap, wat feitelijk
onjuist is, daar het gebied van Londen zich
uitstrekt over drie graafschappen. Een
naam doet echter betrekkelijk weinig ter
zake on de Londensche graafschapsraad
kan het best vergeleken worden bij een ge
meenteraad of bü de Provinciale Staten ten
onzent. Door zijn uitgebreidheid komt hij
meer met de laatste overeen (want de Baad
telt niet minder dan 138 leden, waarvan
19 zoogenaamde aldermen, of zooals wij zon
den zeggen: wethouders of Gedeputeerde
Staten.) De leden van den Graafschaps-
vaad worden gekozen door de belasting
schuldigen, de aldermen door do leden van
den Baad zelf.
Hoe uitgebreid de County Council ook
is, hij zou toch de reuzenstad niet kunnen
besturen, en Londen zelf is dan ook ver
deeld in verschillende afdeelingen, gemeen
ten, welke ieder haar gemeenteraad hebben,
die in hun af deeling beslissen, maar waar
boven de Graafschapsraad troont als op
perste bestuurder der zaken. Zoo mag en
moet de Graafschapsraad geld leenen en
geldleeningcn goedkeuren van de kleine
gemeenteraden. Dat hij overigens zoowat
d e gemeenteraad van Londen vormt, blijkt
wel uit de functiën, die hij alzoo te ver
vullen heeft. Deze omvatten het gansche
openbare leven, gemeentewerken, onder
wijs, ziekenverpleging, ja, zij betreffen
ook bijzonderheden, zooals dc toepassing der
wet op de uren, gedurende welke winkels
geopend mogen wezen, en die, welke voor-
sohrijft, dat de winkelbedienden gelegen
heid tot zitten moeten hebben, en de ver
blijfplaatsen voor drankzuchtigen.
De Graafschapsraad bestaat nu 15 jaren
en in dien tijd heeft hij heel wat gedaan
voor Londen, niet het minst door zijn groo
te zorg voor parken c-n open pleinen, in een
stad als Londen een levensvoorwaarde voor
de stad en haar bewoners. Sedert 1888 is
de ruimte, voor parken bestemd, in Londen
geklommen van 2500 acres tot 8800 acres.
Bovendien onderhoudt de Graafschapsraad
niet minder dan 91 open pleinen, welke te
zamen ruim 200,000 kosten per jaar. Yeel
doet de Baad ook voor de rioleering; alle
vuil wordt tot op een afstand van 87$ mijl
uit de riolen weggevoerd, waar de vaste I
stoffen dan worden achtergehouden en het
vocht de rivier inloopt. Die vaste stoffen, j
welke jaarlijks met elkaar 2$ millioen ton
wegen, worden naar zee gevoerd in U daar
voor speciaal gebouwde schepen. Dit heeft
natuurlijk een grooten invloed op de rein
heid der rivier en dientengevolge op den
gezondheidstoestand van Londen zelfen
nog steeds gaat men voort het rioolstelsel
te verbeteren.
In do laatste jaren doet de Baad veel
aan eigen exploitatie. Sedert een jaar of
tien reeds geschiedt het bouwen, schilde
ren, plaveien, de aanleg van riolen, enz.
in eigen beheer.
De Graafschapsraad heeft 50 mijlen
tramways aangekocht. Hij heeft deze weer
in onderhuur gegeven aan de North Me
tropolitan Tramway Company" tot het
jaar 1910 en trekt daaruit een huur van
60,000 pd. st. benevens 12$ pCt. van hetgeen
er meer gebeurd wordt dan vóór den aan
koop plaats had. Bovendien heeft hij vier
jaar geleden de trams van de Londen
Tramway Company" gekocht, die 24 mijl
beelaan; deze laatste heeft de Baad in eigen
beheer genomen.
Turksche spreekwoorden.
Niet door lang te leven, maar door veel
te zien leert men iets.
De men8ch is de spiegel van den mensch.
De luiaard zegt: Ik. heb geen kracht.
Men werpt geen steen naar een 'dorren
boom.
Hebben wij geen rijkdommen, laat ons
oer bezitten.
Openen wijzelven onze oogen, opdat ande
ren ze ons niet openen.
Ycle menschen zijn onwetend, omdat zij
niet wisten te luisteren.
Alles, wat gjj geeft, zult gij met u mede-
nemen.
Beik uw hand den ongelukkige, God zal
u niet verlaten.
Wie te veel onderneemt, voleindigt wei
nig.
Do werkeloosheid is de moeder der zor
gen.
Doe goed en werp het in de zee, en weten
de visschen het niet. God zal het weten.
Van trede tot trede komt men boven aan
de trap.
Ik kan dwalen, maar gij moet vergeven.
Beoordeel de stof naar den zelfkant en
de dochter naar de moeder.
Geen schepsel zonder gebrek, geen zonde
zonder berouw.
Van een messteek kan men genezen, van
een steek met de tong geneest men niet.
Hier zonken schepenwat komt gij er
doen met uw broos vaartuig?
Alvorens de kar breekt, zullen velen den
rechten weg wijzen.
Dc wijsheid bestaat niet in het aantal
jaren, maar in het hoofd.
De dood is eon zwarte kameel, die voor
alle deuren nederknielt.
Een kleine handschoenenstatïstlek.
Een Duitsch liefhebber van statistiek
heeft berekend hoeveel geld er door de da
mes wordt uitgegeven aan handschoenen.
Als uitgangspunt nam hij dc vrouw, die
op zekeren voet leeft en nogal eens uitgaat.
Deze heeft gemiddeld vier paar handschoe
nen in dc maand noodig. Hij stelde nu het
paar op 2.50 Mark, dat is dus 10 Mark per
maand of 120 Mark in het jaar, en voor het
tijdsverloop, dat gezegde dame op dezelfde
wijze leefde, rekende hij 30 jaar. Het resul
taat was, dat zij in de 30 j ir aan ..and
'schoenen uitgaf: 30^3 Mark. Maar niet al
leen verslinden de handschoenen onzer da
mes veel geld, ook veel stof valt hun ten
offer. Van de 48 paar handschoenen, die on
ze dame in het jaar gebruikt, kan men een
geheel kostuum laten maken en daar elke
moderne handschoen ongeveer 22 centimeter
lang is, geven 96 handschconen per ja; een
lengte van 22 .12 Meter. Met de handschoe
nen, diode vrouw in quaestie gedurende hef.
verloop van 30 jaar noodig heeft, kan men
hijgevolg een af tand van 633$ Mc', be-
lc-ggen. En voor die 1443 paa" handschoer i
zijn noodig de velletjes van 600 lammetjes
of geiten 1