LEIDSCH DAGBLAD, ZATERDAG II JUNI. - TWEEDE BLAD. PERSOVERZICHT. FEUILLETON. De erfgename van Desmond. No. 13588 Anno 1904 In Het Vaderland schreef dc oud-hoog leeraar di. P. van Geer een uitvoerig arti kel over „Het Hooger Onderwijs" voor do Eerste Kamer." De schrijver bespreekt hierin o.a. de quaestie der etaats- oxamors on hij merkt op, dat in het afdee- lingsver6lag „het middel wordt aangewe zen, dat uit den doolhof, waarin hot ont werp ons heeft gebracht, kan voeren en tot hot rechte pad terugbrengen. Dit middel is het ontnemen van den ef- fcctuB civilis aan alle universitaire graden en de verbinding hiervan met staatsexa mens, /.ooaJs dit ook in Duitschland ge schiedt. Aan deze oplossing zijn groot© voordeelen verbonden; de waarde der aca- demisoha examens zou in hooge mate stij- gen, omdat daarbij do eischen der piacti- sohe toepassing konden ter zijde gesteld wordenvooral de doctorale graad zou in waarde en beteekenis winnen, wanneer daar aan elk recht werd ontnomen, zoodat hij van zuiver weteuscha-ppclijken aard werd. Ongetwijfeld zijn hieraan ook bezwaren verbonden, dooh deze moeten niet te zwaar worden gewogen. Reeds valt dc theologische faculteit buiten beschouwing, omdat haar examens meer tot het gebied der Kerk dan tot dat van den Start behooren. Ook de medische faculteit kan buiten beschouwing blijven; reeds geven haar examens geener lei bevoegdheid en is deze slechts aan staats examens vei bonden. Zoo blijven nog drie faculteiten overom trent de juridische mag ik mij geen oordeel aanmatigen, doch bepaal mij tot den wonsch, dat het recht om practijk uit te (oefenen, om te worden opgenomen in de rechterlijke macht, wordt geregeld, gelijk dit voor onze geneeskundigen is geschied. Blijven dus ter beschouwing de literari sche en do wis- en natuurkundige facultei ten. In beide bepalen zioh de rechten tot het geven van onderwijs aan instellingen van middelbaar on voorbereidend hooger onderwijs. Hoogst wenschelijk is het om de ze rechten slechte toe to kennen aan hen, dio voor een Staatscommissie bewijzen hebben gegeven van geschiktheid tot het op treden voor de klasse; thans laat zoowel de voorbereiding als het onderzoek veel to we-nsohen over. Dc noodige kennis kan blij ken uit do academische examens, waarvan do bewijzen bij de Staatsexamens moeten overgelegd wordende geschiktheid blijke uit dit laatste, gólijk dit thans reeds ge schiedt bij do akte-examens M. O. Bij een dergelijke regeling kan geen be zwaar bestaan om de getuigschriften, afge geven door een bijzondere universiteit, on der do noodige waarborgen, aan to nemen als gelijkwaardig met die der openbare universiteiten. Immers, dit geschiedde reeds vóór de invoering der bestaande wet op heb Hooger Onderwijs; toen bestond nog dc verplichting om testimonia omtrent het bijwonen van- enkele colleges bij het examen over te leggen. Die athenaea had don niet het recht examens af to nemen, maar wol werden de door de hoogleer aren dezer instelling afgegeven testimonia als geldend aangenomen. Langs dezen weg is due een oplossing te vinden, die tot verzoening kan leiden, maar het aanhangige wetsontwerp kan daardoor niet woi den gered. Het onder werp hangt ten nauwste samen met het bij de Tweede Kamer aanhangige ontwerp van wet tot herziening der wet op het Middel baar Onderwijs ik behoud mij voor daar op bij een andere gelegenheid terug te ko men." De verschillende adressen, ook van ver- eenigingen, dio met het H. O. in geen ue- trokking staan, geven don schrijver ten slotte deze opmerking in de pen „Zoo wordt de politiek betrokken in een zaak, die daaraan vreorr l is en vreemd moet blijven. Anders wordt de oplossing vervalsoht en daaruit kan nooit iets goeds voortkomen. Velen, die de verwerping van het aanhangige ontwerp met voldoening zullen begroeten, zouden zeer teleurgesteld zijn, indien zij den val van het Kabinet of zelfs van zijn leider na zich mocht sleepen. Vooral na zijn onlangs gehouden rede ovor de kwalen vajr de tegenwoordige maat schappij, zich openbarende in neo-mal- thusianisme, in dc zucht naar onedele ver maken, in de moderne literatuur cn kunst smaak, zien velen met verlangen te ge- moet welke middelen hij kan en wil aan wendon om die kwalen te bestrijden. Laat hij op dat gebied zijn kracht cn invloed toonenbehalve aan zijn volgelingen zal hij voldoening geven aan zoovele anderen, die met al hun kraoht de ondermijning van het Hooger Onderwijs trachten tegen te houden, maar gaarne zullen medewerken om de zedelijke grondslagen van het maat schappelijk leven uit de hen dreigende geva ren te redden. Laat hij dus van woorden tot daden overgaan. Zodra hij deze taak aanvaardt, kan hij rekenen op de instem ming van velen, die, hoewel niet tot zijn richting behoorende, toch met belangstel ling zijn arbeid zullen waardeeren en naar vermogen steunen." De hoofdartikelen-schrijver in de Provin ciale Groninger Courant is van oordeel, dat „men niet zonder succes de stelling zou de kunnen verdedigen, dat de Eerste Ka mer, wil zij aan haar roeping getrouw blij ven, dit ontwerp behoorde te verwerpen, zelfs zoo haar meerderheid dc richting der Regccring en van do bovendrijvende partij en in de Tweede Kamer vertegenwoordigde on niet bij „zeer vele" harer leden de „on overkomelijke bezwaren" bestonden, die het Yoorloopig Verslag ontwikkelt in een vorm, die heb zeker moet afleggen al's straks het antwoord van den premier er naast wordt gelogd, de 6tukken der Eerste Ka mer zijn niet juist proeven van taal en stijl maar met een rijkdom, die den Minister voor zijn weerlegging werk geven zal. Tegen het toekenden van do promotie-bevoegdheid met practisch effect aan zoogenaamde bij zondere universiteiten, op de keper be schouwd aan do Vrije Universiteit te Am sterdam, do propaganda- instelling op cal- vinistischen grondslag van dr. Kuyper, heeft aan do linkerzijde der Tweede Kamer ieder, Van Kar nebeek tot Troelstra, zich verzet. Do minderheid in de Tweede Kamer heeft aaneengesloten, van den eersten tot den laats ten man, vorklaard, dat door de wijze, waarop hier, op zoo volslagen onvol doende voorwaarden, in strijd met alles wat. tot nu toe op dit gebied heeft gegolden en is geëischt) de gelijkstelling van dr. Kuy- pors universiteit met de openbare univer siteiten is voorgenomen, het ontwerp wordt gestempe. I tot een allerbedenkelijksten partij maatregel, tob een zeer stellige begun stiging van dc calvinistische universiteit, die, onder de leus der rechtsgelijkheid door- gevoerd, ondraaglijke rechtsongelijkheid schopt. Waar de Eerste Kamer rekening heeft te houden met een zoo compacte, een zoo on verbrekelijk verbonden, minderheid, dio an ders waarlijk niet door eenheid zich onder scheidt, daar wordt voor haar de vraag der verwerping reeds een ernstige. Maar nu komt er bij, dab bij de meerderheid zelve de maatregel ganschelijk niet algemeen on on verdeeld met bijval is ontvangen.... Zoo staat naast do aaneengesloten min derheid een sterk verdeelde meerderheid en do bekentenis van het Kabinet zelf, dat do tegenstand niot uit oppositiegeest mag wor den verklaard. Daarom: dat dit besluit der mceidorhoid, tegenover het unaniem verzet der minderheid en de ernstige bezwaren in eigen boezem doorgedreven, ondersteld mag worden te strooken met de rechtsovertuiging der natie: niets is zóó onwaarschijnlijk. Kan het dan twijfelachtig wezen wat onder deze omstandigheden de Eerste Kamer staat te doen Nooit was, sedert 1848, voor haar de aanleiding een grootere tot tegenhouden. Tot tegenhouden zóólang, totdat duidelijk en stellig is gebleken, dat de neerhaling der werkclijko vrijheid van Hooger Onderwijs, de toekenning aan bijzondere instellingen van veel beduidende rechten tegenover poo- vore waarborgen en de noodelooze verscher ping der partijschappen, inderdaad met do wenschen der bevolking strookt. Dr. Nolens schrijft in de Venlooschc Cou rant: Het staat te vreezen, dat vooral ten op zichte van de Tariefwet heel wat ver warring en gewild of niet gewild misver stand de discussie tusschen voor- en tegen standers zal bemoeilijken. Do zaak is uit haar aard reeds ingewik keld en moeilijk. Ze wordt nog moeilijker door de omstan digheid, dat ieder geneigd is ze van het standpunt van engere of ruimere groep van pereonon to bezien, terwijl het eenig juiste standpunt van beoordeeling dat is van de welvaart van het Nederlandsche volk in zijn geheel. Het minst, wat verlangd kan worden, nl. dat men elkaar tracht te verstaan en te be grijpen, wordt niet boreikt, als men ver keerde termen gebruikt of overdrijft.. Als van vrijhandel gesproken wordt, ter wijl bedoeld is eenzijdige vrije invoer. Als meen dan voor dien eenzijdig vrijen in voer argumenten aanvoert, die „de we tenschap" aangeeft voor den internationa len vrijhandel. Als men hot doet voorkomen alsof tot op den dag van heden in Nederland geen in voerrechten geheven worden, en derhalve door deze Tariefwet het stelsel van eenzij dig vrijen invoer vervangen wordt dooi dat van bescherming. Als men vergeet, dat ook Pierson, de Mi nister van Financiën in het vorig Kabi net, taeoret-isoh vrijhandelaar „si quis ali us" verhooging van invoerrechten voorstel de. Als men een beroep doet op „dc" weten schap, dio zou lceren, dat protectionism© onheil sticht, terwijl in alle Slaton, mot uit zondering van Engeland, van eenzijdige vrij en invoer geen sprake is, zoodat de practi- sdhc politiek daar weinig naar de lessen „der" wetenschap schijnt te luisteren, cn de Staten er tooh wel bij varen. Voor een vruchtbare discussio is echter in ieder geval ee>n antwoord noodig op deze prealabele vraag: Welk verband legt ge tusschen invoerrechten in sociale politiek, en wel met het oog op den toestand, waarin ons land verkeert, ook wat zijn financiën betreft? De verklaring: „Geen sociale maatregelen tot den prijs van hooge invoerrechten," klinkt zeer beslist en kordaat, maar daarmee kan een partij niet volstaan. Ik laat in het midden of or naar aanlei ding van liet ontwerp-Tariefwet van hoo- g e invoerrechten gesproken kan worden. Een partij, die zich thans tegen sociale maatrcgolon zou verklaren en over die so ciale politiek „la mort sans phraso" zou uitspreken, zou haar eigen doodvonnis tec- koncn. Maar sociale maatregelen kosten geld. Do Ongevallenverzekering komt slechts voor een zeer gering deel ten koste van den Staat. Geheel anders is het o. a. met de ver zekering tegen ouderdom en invaliditeit. Zonder krachtige hulp van den Staat gaat hot daarmee niet. En nu "bezie ik de za~ slechts van de zen kant en laat buiten beschouwing de lasten, dio door dezen m. i. noodzakelij ken maatregel op dc bedrijven wordt ge legd. Maar geld van Staatswege is noodig. Is dat er zonder nieuwe bron van in komsten Do Regccring verzekert van niet, en al licht zal het spoedig blijken, dat zc daar goede' gronden voor heeft. Deze Regccring, zooals trouwens haar li berale voorgangster, al was het in minde re mate, wil het halen uit een verhooging van invoerrechten. Is men van dat middel niet- gediend, dan heeft men te kiezen en openlijk uit te spre ken óf geen sociale politiek, die den Staat geld kost, óf aanwijzing van een andere bron van meerdere inkomsten. De prealabele vraag; de vraag, die voor allo andere beantwoord dient te worden door de tegenstanders van de ingediende Tariefwet is deze Geeft gij do sociale politiek prijs? Zoo neen, welke nieuwe belasting wilt gc dan invoeren, welke bestaande wilt gc vcr- hoogen In De Gelderlander bestrijdt A. K. do voorgestelde vorhooging van het r e ebt op tabak. Hij zegt o.a. De tabaksindustrie beschermt om het zoo eons uit te drukken zichzelve door haar kolossalen omvang, haar bijzonder grooten bloei in ons land. Zij is misschien hier te lande de ecnige industrie, welke niet de oonourrentie van buiten te vrcezen heeft-, dooh die trotseert, meer nog: dio de buiten!andsche industrie verre ©n verre in omvang overtreft-. Het duidelijkste bewijs dezer beweringen vinden wij in het volgende feit: Als wij hier aankomen met een verhoogd tarief van in voerrechten, dus met- represaille-maatrege len, dan krabt die buiten!andsche indus trieel, do buitenlandscho leveranoier zich achter het oor; met leede oogen ziet hij het verhoogdo Nederlandsche tarief aan; en do groote buitenlandscho pers schreeuwt, zoo- als wo reeds vroeger mededeelden, moord en brand mede. Zij wil dan dat lieve Hol land mores leerenMaar bij de vorhoo ging van een tabaks recht is dat niet het ge val. Een verduidelijking: Wij gaan bijvoor beeld Duitsch ijzer belasten, omdat onze ijzerindust-rie hier niet voldoende be schermd wordt... do Duiteche staalfabri kanten zullen dan al het mogelijke aanwen den, om dio belasting af te weren; en wel, omdat zij hier in Nederland een groot de biet hebben. Wij gaan manufacturen, zijden stoffen, enz. belasten: de Parijsohe en Brusscl'scho warenhuishoudere, de Crofelder fabrieken, enz. zullen daarmede allesbehalve gediend zijn, omdat zij hier bij groote hoeveelheden hun waren, vrij kunnen fbvoeron en plaat sen bij hun talrijke vertegenwoordigers. Maar, wanneer hier wordt aangekondigd eon hoog recht op do tabak, dan zullen do heoren van Bremen en van andere groote handelssteden in het buitenland in hun vuistje lachen en ons vol vreugde toeroe pen: „Toe maar, lief landokc, beschermt hior maar zooveel gij kunt; hoe meer hoe lie ver wij het hebben! Reeds lange en vele ja ren watertanden wij er naar, uw schooono tabaksmerken bij ons verplaatst te zien, als Nederland, dat zooveel geeft-, op hot gebied van handelstractaten sluiten eerst zorgt voor andoron cn ten slotte voor zichzclvcn. Och, goedertieren cn lief Nederland, wat smaakt ons uw tabak heerlijk, onzen heston dank voor liet lekker pijpje!" Een ieder evenwel zal begrijpen, dat dit niet mag opgaan; en het zou een bedenke lijke dwaling onzer protcct-ionisten zijn dit niet te begrijpen. En daarom kunnen wij het in geen goval eens zijn met een onlangs geplaatst inge zonden stuk in De(n) Noordbrabantcr waarin men den bloei der tabaksindustrie in verband wil brengen met den vrijhandel en lot wel, lezerdat verhoogde recht klaarblijkelijk wil goedkeuren omdat... ja, omdat dc bloei der tabaksindustrie door don vrijhandel zou t-ot stand zijn gekomen Men zou hier terecht mogen spreken van een fanatiek protectionisme; zoo'n bestrij ding schaadt do zaak der protectie meer dan zij ze voordeel doet. Met voorbeelden zal de schrijver in een volgend artikel nantooncn, dat vooral' el ders, waar dc tabak belast werd, de indus trie óf to gronde ging, óf aanmerkelijk in omvang verminderde. In de Haagscho correspondentie van de Zutfensche Courant heet liet, dat van het standpunt, door de Regeering bij de schrif telijke gedachten wisse ling ovor de Drank- wot ingenomen, zoo goed als niets meer is overgebleven, Sohicr eiken dag wordt zij nu eens van deze, dan weer van gene zijde gedwongen tot concessies, die zij cenige we ken geleden zeker onmogelijk zou hebben geaoht. „Onberekenbaar kan men echter do hou ding dor Regeering niet- noemen. Als er een ingrijpend amendement komt van de linkerzijde en het wordt niet of slechts zwakjes door enkele leden der rechterzijde gesteund, dan laat de Minister, gesteund door den lieer Talma, het in den regel op stemming aankomen cn of hij dan al of niot den slag wint, hangt meestal af van. de vraag of de socialisten, die voorstan ders zijn van een scherpe Drankwet, hom fitounen. Blijkt het- echter, dat de oppositie evenzeer van rechte als van links komt, dan eindigt het debat- bijna altijd mot een prijsgeven (Ier bestreden bepaling, voordat hot tot stemming komt, waarbij dan ge woonlijk de verklaring komt-, dat de Regcc ring haar voorstel terugneemt, omdat zy bemerkt, dat het bij zoovele leden van ver schillende richting geen instemming vindt. Treedt de heer Talma, de voorzitter van de Commissie van Rapporteurs, niet als verdediger op, dan is dat een bijna nooit missend sein, dat intrekkng van het Rcgeo- ringsvoorstcl of aanneming van het amen dement te wachten is. In den beginne was dat anders en verdedigde de heer Talma een onkelen keor met kracht de een of ande re bepaling, die toch reeds ten doode was opgeschreven, maar dat dio rol hem niot beviel, is verklaarbaar." Als verontschuldiging van do houding dor Regeering zou schrijver kunnen aan voeren, dat blijkbaar do groote meerder heid van scherpe drank wetbepalingen niet gediend is en dat do Regeer ing bij me or de ro van haar voorstellen, waaraan zij eerst bijzondero waarde hechtte, bijna uitsluitend op de modowerking van haar naaste geest verwanten kan rekenen, maar juist van Katholieke zijde cn dikwijls ook van vrij-ant-i-revolut-ionairo zijde do scherp ste bestrijding vindt. Maar daartegenover horinncrb sohr. aan de verklaring, hij hot begin der disoussie afgelegd, dat zij veel liever haar pogen om een goodo Drankwet tot stand te brengen voorloopig zou op go- ven in do hoop later beter to zullen slagen, dan thans het wotsonbwerp te laten ont wrichten on verzwakken. „Als men nu nagaat" zoo oonoludeert hij „hoe het wetsontwerp, voor zoover het is afgehandeld, er uitziet, dan moot men erkennen, dat het van het ecret voor gedragen© hemelsbreed verschilt niet al leen, maar dat het oorspronkelijke voorstel er bijna niet meer uit te herkennen valt. Ongetwijfeld is het op sommige punten vee! verbeterd, maar naar mijn racening op andore punten ook veel slechter en nog ge compliceerder geworden." Over den vermocdel ijken uitslag dor oindstemming is voor den schrijver in do gegeven omstandigheden nog niets met cenige zekerheid to voorspollen. Maar wat in don beginno zeer werd betwijfeld: dat hot- tot een oindstemming zal komen, acht hij reeds vrij zeker voornamelijk dank zijn den steun der 'sociaal-democraten. Naar Het Centrum van veelal ;ocd inge lichte zijde verneemt, zou het voornemen be staan, om eerst dc z i o k t o-v orzeko- r i n g cn do arboidorsponsion- uooriag in de Tweede Kamer to bo- iliaiidelen, om eerst daarna dc Tarief- we b aan de orde te stellen. Deze volgorde van behandeling wordt door Het Centrum op tactische gronden verdedigd. Volgens dit blad zou cle opposi tie cr in 1005 door in een lnstig parket wor den gebracht. De genoemde sociale wetten zouden vóór de Kamerverkiezingen in 1005 k innon zijn aangenomen en dc Tariefwet zou dan tot na die verkiezingen blijven rusten. De sociaJc wetten zouden echter niet uitgevoerd kunnen worden dan nadab do Kamers ook eerst do noodige gekte i had den gevoteerd. Op die wijze zouden dc vrij zinnigen in 1005 voor het dilemma worden geplaatst: óf dat zij voorloopig geen sociale wetgeving willen, omdat het geld niet to vinden is, óf dat zij het geld willen vinden door verhoog ing van bcdrijfs- cn vermo gensbelasting, invoering van staatsorf- rooht of verhooging van successierechten. Maar het zal hun moeilijk, zoo niet onmo gelijk zijn om op een dezer punten tot een stemmigheid te komen. De noodige gelden uit tariefsherziening te vinden zou voor hen absoluut uitgesloten zijn na het kabaal, over de aanhangige Tariefwet gemaakt. En komen zij niot tot een gemeenschappelijk fi nancieel program, dan zouden de arbeiders weten, dat een overwinning der linkerzijde gelijkstond met het niet-iuvoeren der aange nomen sociale wetten. In dit geval zouden dc liberalen hun eigen graf hebben gegra ven. Omgekeerd zou de rechterzijde, indien i) „Daar ben ik nog zoo zeker niet van, dat ge mij vertrouwt," zei Gypsy met een schrillen lach. „Den vorigen nacht-, toon ik do douanenboot van „De Behckete Klip" zag wegzeilen, had ik grooten lust om haar een wenk tc geven en den mannen to vertel len. waar ik u heengebracht had. Ja, vloek maarHet is de waarheid en een dezer da gen zal ik het doen ook, dat verzeker ik u." „Hoor dat eonsl" giebelde grootje Dar ke. Stephen greep haar bij den arm en keerde haar ruw naar liet licht. Zijn ge laat etend onheilspellend „Dat meent gij niet!" „Zóó, denkt ge dat?" antwoordde zij tar tend. „Ge zult zien." „Neem, go meent het niet, daarom zal ik u maar niet dreigen. Haal uw mantel, zeg ik cn ga mee. Go behoeft niet bang to zijp. Ik zal u niet wegvoeren vannacht." „Bang!" herhaalde Gypsy, hem van het hoofd tot do voeten trotsch aanziende. „Bang voor u, Stephen Darke? Dat kunt ge i denken Dan kent gij mij niet. Ik zal nu i nog medegaan, maar ik waarschuw u, 't j is de laatste keer." Darke wendde zich om en nam een ge oliede pijjekker van den muur, welke jas hij stilzwijgend omsloeg en vastknoopte, waarna hij een grooten zuidwester over dc ooren trok. Toen verliet hij de herberg en begaf zioh langs den koristen weg naar het Étran'd. Hij bracht clc boot te voorschijn, cn stond toen in mokkend stilzwijgen tc wach ten. Hij was half cn half bevreesd, dat zij eindigen zou met niet te komen. „Vervloekt!" mompelde hij tusschen de tanden, „ik zal heb haar betaald zetten." Het volgende oogenblik wecrxionk or een vroolijk zeemansliedje langs hot strand cn zag hij haar op een draf aankomen, met haar versloten rooden mantel stijf om zich heen gewikkeld, en haar lang dik haar flad derend in den wind. „Steek maar van wal!" riep zij, met óén sprong in do boot springende. Met een enkelen slag van dc riemen had Stephen do boot in het ruime sop. Do zeo was spiegelglad. De zon was on dergegaan; slechts enkele schitterend roo- de strepen lagen nog hier en daar op het water. Gypsy, aan het roer gezeten, ver meed zorgvuldig haar metgezel aan te zien. Zij hadden de eerste in de zee vooruitste kende klip iceds omgeroeid en zetten hun koers, dicht bij het strand blijvend, zuid waarts. „Ge zult zorgen terug te zijn, vóór het getij verandert," zei Darke. „Als dit dan voor het laatst- is, dat ge met mij mede gaat, klein ding. dan wil ik er ook zooveel mogelijk van genieten. Draai u om, wilt ge, en kijk mo eens aan." Gypsy keerde zich langzaam om. „Wat moet ge?" vroeg ze kortaf Hij lachte. „Wol, dat is aardig! Wat moet ge? Ik moet u hebben, Gyp, en wat meer zegt, ik zal u hebben ook I Ik heb. er nu genoeg van. Of ge „ja" ze.gt of „neen" ik heb nu mijn besluit genomen. ïk zal en wil u heb ben." „Zoo, wilt ge?" vroeg zij droogjes. „Het is altijd een goed ding, wanneer men weet, wat men wil." Zijn voorhoofd rimpelde zich. „Houcl mij niet voor den gek meid; ik heb den duivel in vanavond. Laat mc uit spreken. Ik wil u bevrijden uit de klau wen van die oude feeks, daarginds; ik wil u meenemen, ver weg, over do zee. Ik zal een da-me van u maken, net zoo goed als de erfgename van Desmond, op het kas teel. Ik heb u reeds lang als mijn eigen dom beschouwd. Denkt ge soms, dat ik er de man naar ben, om een loopje met mij te laten neimen? Denkt ge, dat ik mij door u op don kop wil laten zitten? Zeg, denkt gc dat soms?" Zij schudde verachtelijk het hoofd. „Weet ge wat ik denk, Steef Darke? Ik denk, dat gij vrijwel uw woorden en uw a-dom voor niets verspilt, wanneer gij mij gaat vertellen, dat ge mij hebben wilt. Ik haat uIk veracht uschreeuwde zij, met den kleinen voet stampende, zoodat de boot overhelde. „Wat zijt gij? Een ellen dige smokkelaar, een dief, een moordenaar voor zoover ik weet. Ten minste alles, wat slecht en laag is. Ik zou nog liever in zee springen dan u toebehooren Het gclaa-t onder den zuidwester werd vaalbleek. ..Woorden, liefje, niets dan woorden! Hoor eens, als gij en ik beiden blijven le ven, dan zult go toch met mij trouwenOf ge mij baat of bemint, dat-kan me niet sche len. Ik laat mij niet tor zijde zetten: weg slaan kunt gij mij evenmin. Trouwen wil ik u en trouwen zal ik u F Let op mijn woorden; u zult- nooit van mij afkomen eer er een van ons dood is." „Nonsens!" zei Gypsy. „En nog wat; als er ooit een andere man tusschen ons komt, als gij ooit iemand anders een ander antwoord geeft, dan gij zoo juist aan mij gegeven hebt, dan is hij zijn leven niot zeker. Ik zal er geen woorden om vuil maken, maar laat hij oppassen." „Dreig mij niet!" schreeuwde Gypsy woedend; „maak me niefc driftigIk haat u 1 Ik zeg u, dat ik u haat! Ik zal nooit, nooit met u trouwen ,necn, nooit! Roei door en houd uw mond, zeg ik u, of ik spring overboord en zwem naar het strand terug Er kwam een uitdrukking in de oogen van Stephen Darke, die zelfs Gypsy, onbe- vieesd als zij was, deed sidderen. „Gij zult mij trouwen, al moest het mij het leven kosten, al zou ik er mijn ziel bij verliezen. Ik zeg u nog eens, als or ooit een dorde tusschen ons zou komen, la l hij oppassenIk zal u niet meer vragen, meisje, ik zal u eenvoudig nemen, of gij wi-v of niet, zoodra zich slechts een geschik te gelegenheid daartoe voordoet. Dc rest kan me verder niets schelen Gypsy keek hem met haar gitzwarte oogen dooi dringend aan. „O, als ik maar een mes bij mij had," gilde zij, „dan zou ik het u midden door het hart steken." „Zoo! Zoudt ge?" zeide Darke lachen de; en zijn handen in dc diepe zakken van zijn pijjekker stekende, haalde bij er een groot knipmes uit t: voorschijn, dat hij haar in den schoot wierp. „Daar schatje, daar hebt ge er een, en hier is mijn hart. Steek maai toeAls ge uw doel echter mist, dan sta ik voor de gevolgen niet in." Toen zij bem aankeek, straalde er uit haar oogen hetzelfde voornemen, dat haar lippen zoo juist onder woorden hadden ge bracht. Zij klemde het mes vast in dc hand en .«prong overeind. Hij greep haar bij dca' rok en trok haar met ruw geweld weder' neder. Zfij verzette zioh met alle kraoht. „Vervloekt! Wat woudt go doen?" riep bij. „Ik zal u geen pijn doen. Blijf zitten,; wildo kat, die gc zijt! Go wilt- ons toch niet doen verdrinken?" „Ja, ik verdrink liever dan nog langer met u in dezelfde boot te blijven zitten," antwoordde zij, nog steeds worstelend om zioh los te maken. Hij diuktc haar op de bank neder cn hield haar daar stevig vast. „Nu," zeidc hij, „als het u hetzelfde is, wil ik u ook liever niet langer bij mij bob ben. Gij zijt een duivelin, dat zijt gijl Wacht maar, meisje, gc ontkomt mc toch' niet. Ik heb andero plannen met u. Kijk, daar is dc kreek al', wij zullen dus voor he den afscheid nemen. Blijf zitten I" Onder het worstelen was het mes haar hand ontglipt cn overboord gevallen. „Laat het maar gaan," lachte Darko, „maar als ik u eenmaal in mijn macht heb, dan zal ik zoo goed niet zijn." Mot lange, krachtige slagen bracht hij de boot in de kreek. Geen van beiden sprak cn spoedig werd de kleine schuit met een fraaie zwenking op het zand vastgezet. Do' kiel kraste tegen den roteaehtigen bodem. 8tephen Darko legde cle riemen neer en' sprong aan land. (Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1904 | | pagina 5