N£. 13582
De iang verwachte.
Slachtoffers van het Onweder.
AAAA»V\\/V
Op een zomerachtermiddag keerde Geor-
ges Mor val, treurig en liet moe zijnde alleen
rond to wandelen, op zijn kamer in het hotel
terug. Een vrouw was juist bezig het ver
trek schoon te maken
,Ga maar door", zei Georges, ,,'t hindert
niets."
En zich in con leunstoel voor het geopen
de venster, dat op den tuin uitzag, latende
neervallen, begon hij droevig na te denken
over het leege in zijn bestaan, zonder doel,
zonder liefde.
Wees sinds zijn prilste jeugd, had Geor
ges geen ander familielid dan een oudere
neef. Deze deed hem op het college en
meende zijn plichten als voogd na te komen,
door zooveel mogelijk het fortuin van zijn
pleegkind to vorgrooten. Toen Georges
'meerderjarig was geworden, was hij zeer
rijk, maar in zijn verlatenheid was hij te
vens terughoudend, beschroomd en verdrie
tig geworden, en kende geen vreugde in zijn
leven. Zelfs aan den oever van het bekoor
lijke meer, dat hij van uit het venster kon
zien, voelde hij zich treurig en somber ge
stemd.
De blik van den jongen man dwaalde door
den tuin en onder de groote olmen her
kende hij de oude darao met het mooie,
blecke gelaat en den zoo diep-droevigen blik,
die den vorigen avond vreemd gesidderd
had, toen zij elkaar in de schemering vluch
tig waren voorbijgegaan.
„Zij schijnt nog treuriger dan ik," mom-
pelde hij luid.
Dc kamermeid, die do tafel dicht bij hem
afwreef, en den blik van Morval volgde, ver
oorloofde zich te zeggen: „Mijnheer spreekt
zeker van die goede mevrouw Valvin?... Zij
is krankzinnig, de arme!... O, niet gevaar
lijk, neen... Haar zoon Maurice studeerde
aan een universiteit, toen hij, nu vijf jaar
geleden, op een jachtpartij gedood werd.
Deze dame was toen zeer ziek; men durfde
haar den dood van haar kind niet meedee-
len... Zij leed veel door het onverklaarbaar
wegblijven van haar zoon. Zij werd droef-
geestig en nooit is haar geest heel goed meer
geweest. Zij gelooft, dat zij haar Maurice
zal vinden en steeds verwacht zij zijn te
rugkomst. Elk jaar komt zij hier. Maar als
liet seizoen der toeristen aanbreekt, verwon-
i deren en hinderen haar 'droefgeestig gelaat
en haar zonderling gedrag de reizigers. Z.j
begrijpt zelf, dat haar tegenwoordigheid ons
schade berokkent, en zij keert huiswaarts.
Vandaag v "trekt zij weer, aanstonds al,
haar rijtuig is besteld."
„Arme vrouw!" zuchtte Morval. „Haar
eeuwige onrust verklaart mij thans haar
ontroering van gisteren, toon ik haar onder
de olmen vlug ben voorbijgeloopen."
„Zij is steeds heftig ontroerd bij het
zien van jongelieden, die dep, leeftijd kun
nen hebben van dengene, dien zij verloren
heeft. Dat zij beefde, toen zij u, mijnheer,
in de schaduw rag, verwondert mij niets;
indie® zij u van meer nahij en in het volle
daglicht gezien had, zou zij nog veel meer
ontroerd zijn. Gij gelijkt zeer veel op haar
zoon 1"
„Hoe weet gij dat?"
„Deze dame zet, waar zij ook is, steeds
het portret van haar zoon op een tafel bij
haar. De valiezen zijn ingepakt en gesloten,
maar het portret staat nog op de tafel, want
mevrouw Valvin neemt het in haar hand-
taschje mee. Wil mijnheer zelf de gelijkenis
beoordeelcn V'
Alvorens Morval zich daartegen kon ver
zetten, liep do vrouw weg en kwam spoedig
terug met het portret in een koperen lijst
je. De jonge man bekeek het aandachtig.
„Inderdaad, daar is wel gelijkenis in.
Breng het maar weer gauw weg; ik zou niet
graag hebben, dat die dame mijn onbeschei
denheid vermoedde".
Alleen gebleven, begon Morval er over na
tc donken, dat hij verkeerd gedaan had,
die dame zoo vlug voorbij te loopen. Wel
licht zou zij gelukkig geweest zijn, hem beter
te zien en hem aan te spreken
„Indien mijn trekken haar werkelijk die
van haar zoon herinneren," dacht Georges,
„zou mijn gezicht in het hart dier arme
moeder een herinnering van geluk, een
vluchtige, maar zoete illusie gewekt hebben 1
O, indien k, al ware het slechts een seconde,
een weinig geluk aan iemand kon geven I"...
In deze gedachte verdiept, begaf Morval
zich in den tuin. Mevrouw Valvin, in een
leunstoel onder de olmen zittend, was inge
sluimerd.
„Zelfs gedurende den slaap dezelfde uit
drukking van smart op het bleeke gelaat
zuchtte de jonge man. „Ik zal terugkomen,
als zij ontwaakt is.''
Toen hij terugtrad, stiet hij een stoel om,
en door het gedruisch schrok de oude dame
plotseling wakker haar groote oogen schit
terden van vreugde
„Maurice!... mijn zoon. gij... gij...?"
En de ongelukkige vrouw, zich om den
hals van den jongen man werpend en hem
in haar armen drukkend, barstte in snik
ken uit.
„Ik heb je eindelijk weergevonden 1 Ja,
ik wist het wel, dat gij zoudt terugkomen...
Omhels mij!... Gij zijteen weinig veranderd
sedert al 'die jaren... Gij rijt een jonge man
geworden... een knappe jonge man!... O,
wat hen ik gelukkig!... Maar omhels mij
toch I En antwoord toch, dat ik ook je stem
herken, mijn lieve, grooto jongen."
Maar zonder hem den tijd te laten te ant
woorden, den blik vol moederlijke liefde en
teederheid op hem gericht, vervolg-de zij:
,,0, ga niet weg van mijIndien gij wist,
wat ik geledon heb I Ik zocht je overalIk
geloof, dat ik gek geweest benEn nu ben
ik zoo bang je te verliezen... Verlaat mij
niet; zeg, dat gij je mofcder nimmer meer
zult verlaten."
Door medelijden bewogen, bleef Morval
stom. Hij voelde zijn oogen vochtig worden
van tranen.
„O, mijn kind, gij weent, gij weent ook!
Gij zijt dus gelukkig je oude moeder weer
te zien? Het verdriet heeft haar dus niet
onkenbaar voor je gemaakt O, hoe deed
mij het hart pijn en thans, hoe gelukkig ben
ïk nul... Ik ben genezen!... Omhels haar
krachtig, je oude moeder; zij heeft je kussen
noodig, om te gclooven, dat zij niet droomt.
...O, indien ik droomde, indien ik ontwaakte
en mij alleen moest bevinden ik zou ca- van
sterven
Morval had den moed niet, de waarheid
te bekennen.
„Waarom haar hart verbrijzelen?"'
dacht hij.
En daarop stamelde hij: „Ween niet meer I
Ik ben thans bij je... Ween niet!..."
„A 1 je stem... Wat is je stem veranderd 1"
riep de oude dame. „Het is die van een
man tegenwoordig, maar ik herken ze toch
en ik hoor ze nog liever dan vroeger, zoo
helder en zoo ernstig... Gij zult mij alles
vertellen, wat gij gedaan hebt. Mijn hoofd
is nog zoo zwak, dat het geheele verleden
in mijn hoofd ronddraait..."
Daarna vroeg zij met smeekende stem,
die van ongerustheid beefde: „Ik ben ver
plicht te vertrekken, vertrek met mij
Gij zult met jo arme moeder vertrekken,
nietwaar? Gij znlt niet weggaan. Het lij
den heeft mij zoo koud gemaakt..."
„Ik zal u volgen," zei Morval, door me
delijden bewogen. „Wij zullen samen ver
trekken. Ik zal u niet meer verlaten."
„Ga je dan klaar maken, het rijtuig
staat aanstonds klaar."
En toen 'de jonge man zich verwijderde,
zei mevrouw Valvin nogmaals, door onge
rustheid gedreven
„Ik heb vertrouwen in u, mijn zoon...
O, indien gij niet terugkwaamt, indien gij
niet terugkwaamt..."
Bij deze gedachte werd haar gelaat weer
bleek en wankelde zij.
„Ik zal terugkomen I" zei Morval.
Op zijn kamer gekomen, slaagde de jonge i
man er in, zijn ontroering te bedwingen en
na te denken.
Zijn aarzeling was kort.
Het scheen hem een onwaardige lafheid
toe, zijn woord te breken en die ongelukkige
vrouw te verlaten. Hij zag haar wanhopig
stervend bij het vernemen, dat haar zoon
voor dc tweede maal vertrokken was, ver
van haar...
Tien minuten later liet Georges Morval,.
naast die oude, onbekende vrouw zitteud,
die zich zijn moeder waande, zich meenemen,
ver weg, naar een onbekende woning, naar
een geheimzinnige toekomst. En zonder na
te donkon over al do moeilijkheden, die hij
in zijn rol zou ontmoeten, het hart vol ver
trouwen, luisterde de jonge man glimla
chend naar do woorden dier gelukkige
vrouw.
„Dat is de eerste maal, 'dat ik iemand i
gelukkig maak dacht hij.
In hot „Bulletin de la Sociétó Astrono-
mique do Franoe" vonden wij enkele bijzon
dorheden en gegevens omtrent de uitwer
king van onweder en blikaen^ inzondot-