De invloed van dienstboden. Stofgoud. Raadgeving. OPGAVE. Groot ia de invloed, dien dienstboden op de kinderen des buizes kunnen uitoefenen Goede dienstboden kunnen hun tot een eeu wigen zegen zijnkwade kunnen hun leven vergiftigen. Deze overweging xnag wel een woordje meespreken bij het aannemen van dienstboden. Dat zelfs de invloed van dienst boden ziah op het breedc terrein van het maatschappelijk leven kan doen gelden, blijkt uit de levensgeschiedenis van den grooten Engelschen philanthroop lord Shaf tesbury. Kort nadat de vroegere lord Achley den titel van lord Shaftesbury had verkregen, hield hij in het Huis der Lords een rede over den treurigen toestand in de kolenmijnen. Hij vertelde van jongens van tien jaar, die van Maandagmorgen tot Zaterdagavond in do nauwe mijngangen als het ware waren ingekerkerd, zonder do zon of het daglicht te aanschouwen. Van vrouwen, die maan- denlang achter elkaar in de mijnen leefden, van kinderarbeid in de fabrieken, en van do ellende der weezen op de haveloozen-scho len. Bij die gelegenheid zeide hij, dat hij met erkentelijkheid wilde gewag maken van een persoonlijke vorplicnting. Hij constateerde, dat het niet de grooto geesten aan dc uni versiteiten waren, aan welke hij de meeste verplichting had, maar dat de groote inspi- ratrico van zijn leven was geweest de oude kindermeid, dio hem opvoedde. Zij was een volgeling van John Wesley. Zij leerde hem den plicht van dc lasten der zwakken te dra gen, de verplichtingen van de patricische klassen, do wet van het „noblesse oblige." De geschiedenis van verschillende hervor mingen gedurende een halve eeuw in Enge land is grootcndeels de geschiedenis van lord Shaftesbury's loven en werken; maar achter lord Shaftesbury stond zijn kinder meid, dio zijn gedachten controleerde, zijn werkzaamheid bepaalde, en hem de hervor mer, ma-akte, die Hij geweest is. Dikwijls moet eigenlijk alles, wat-een groot man in zijn leven verricht, goeddeels ge- steld worden op de rekening van iemand, van wie de wereld nimmer gehoord heeft of hooren zal Hoe onder men wordt, hoo meer ons de arbeid noodig blijkt. Hij wordt eindelijk ons hoogste genot, dat de plaats inneemt van de illusiën, die wij verloren. C o r n e i 11 e. Tracht eigen 6chuld niet goed te maken Door 't kwaad, dat gij van and'ren weet; De modder op des naasten mantel Kn/n nimmer zeep zijn voor uw kleed. E. Laurillard. Slechts een dun lijntje beeft men noodig om een boot te sleepen, wanneer ze d rij fx op de baren, ofschoon een kabeltouw haar nauwelijks in beweging zou brengen, als zij boog en droog op het strand ligt. W a 11 er S co fc t. RECEPT. Trommelkoek. Klop vier eieren met een weinig zout. Yoeg daar langzaam Lij een pond bloem, al wrijvende, totdat er geen klontjes in blij ven. Voeg cr dan liter lauwe melk bij, een ons krenten, goed gewasschen, een ons sol tanerozijnen en wat sukade en een thee kopje gesmolten boter. Men neemt een goed stukje gist, aangemengd met een weinig melk, en roert dit door het beslag. Men laat het deeg een halfuur rijzen op een niet te warme plaats 'der kachel. Men wrijft een blikken vorm met boter in en bestrooit hem met gestampte beschuit, doet er daarna het deeg in en laat het drie a drie en een half uur in bain Marie koken. Men eet den koek met boter en suiker of sfcroopaaus.. Tegen Zweetvoeten. Zweetvoeten te hebben kan, vooral in den zomer, zeer lastig zijn. Zonder nadeel voor de gezondheid kan men gemakkelijk de on aangenaamheden hiervan verminderen of ge heel opheffen door één- of tweemaal in de week in den voet van de kous wat tannine (looizuur) te strooien, bijv. in elke kous een derde gedeelte van den inhoud van een vingerhoed. Tannine verhardt den voetzool. Het zweeten vermindert en de onaangename lucht verdwijnt na verloop van eenige da gen totaal. Tannine is goedkoop met betrekking tot de hoeveelheid, welke men pro dosi noodig heeft. Yoor een 'dubbeltje bijv. kan men zich van een hoeveelheid voorzien, voldoen de voor een geheelen zomer. OVERWERKEN. Natuurlijk kan er, bij voortdurende in spanning zonder uitspanning van eenigen aard, een toestand ontstaan, waarin men zich overwerkt gevoelt. Maar in de meeste gevallen zal een onderzoek leeren, dat er is gebrek aan regelmaat, dio de werkuren verandert in een tijd van spanning en ge jaagdheid. Sommigen van hen, die de grootste taak hebben te volvoeren, schijnen het minst te doen te hebben, en de reden daarvan is, dat hun werk met zorg geregeld is. De dag wordt niet aangevangen met een wanhopigen blik over alles, wat vóór oen avond gedaan moet worden, en een zenuwachtige onzeker heid waar te beginnen. Integendeel, elk uur heeft zijn vastgestelde werk; één ding te gelijk wordt aangevat en gedurende den tijd, dat de gedachten daarmede bezig zijn, bemoeit men zich met niets anders, alsof er ook verder niets te doen viel dien dag. Als dit afgeloopen is, word^ het volgende aan gevat, daarna wat volgt, en zoo voort. En als de avond is gekomen, is er geen op stapeling van onafgedaan werk, en geen zorg voor den norgeu. Het is het ontbreken van systeem, de on macht om de gedachten op den arbeid van het oogenblik te conoentreeren, die telkens achterstand van werk en de daarmee ge paard gaande zenuwachtigheid veroorzaakt en het gevoel van overwerkt te zijn ten ge volge heeft. ALLERLEB. Uit de school. Onderwijzer: „Een ab stract zelfstandig naamwoord is de naam van iets, dat men wel' kan noemen, maar niet aanraken. Geeft eens een voorbeeld. Leerling: „Een gloeiende pook." Een kleine wenk. Zij (naar de maan ziende op een koelen avond)„Frits, weet je het verschil tusschen mdjn vinger en de maan V' Frits: „Neen Lize, ik ben geen astro noom." „Dat zeg ik ook niet, Frits!" „Nu, wat is het verschil?" „Om de maan is een ring, Frits 1" De klemtoon. Julie: „Heeft mijnheer Jansen gisteravond nu niet gezegd, beste Clara, toen ik de zaal binnenkwam: „Is dat die mooie mevrouw Pietersen?" Clara: „Ja zeker, met den klemtoon op dat." KwaadaardigDe hertog van Norfolk was erg aan den drank verslaafd. Eens vroeg hij den tooneelspeler Foote: „Weet u voor mij ook een middel om naar de mas kerade te gaan zonder dat ik herkend word?" „Ga er nuchter heen," was het scherpe antwoord. Galant. Zij: „Wat kijk jij vreemd naar mijn waaier. Befalt die je niet?" Hjj: „Mij bevalt niets, wat een verkoe ling tusschen ons beiden kan teweegbren gen." Het rijke meisje. Schuldenaar (tot zijn kleermaker): „Weet u 't al, mijnheer Schaarman, dat ik verloofd ben?" Kleermaker: „Zeker, mijnheer, verschil lende bekenden hebben me al gefeliciteerd." Practisch. Hij: „Dus je blijft er bij, dat je ons engagement wilt verbreken?" Zij: „Ja. Hier heb je den ring terug. Ik zal 't je eerlijk zeggen: ik heb een ander Hij: „Hoe heet hij, en waar woont hiff' Zij: „Hemel! ie wilt tooh niet..." Hij: „Ik wil hem enkel vragen, of hij den ring wil overnemen." V er dwaalde sterren. Een vorst be zocht eens een sterrenwacht met eenige heeren van zijn gevolg, die rijkelijk met kruisen en sterren omhangen waren. De sterrenkundige toonde zich zeer verlegen en één der heeren zei dit den vorst. „De man is verbaasd", zeide toen do vorst, „omdat zoovele sterren verkeerd be land zijn." Zoo niet bedoeld. „Al wat ik voor mijn cliënt vraag," riep de advocaat met verhef fing van stem, „is gerechtigheid." „Het> spijt mij, dat ik daaraan niet vol doen kan," antwoordde de rechter, „maar de wet staat mij niet toe hem meer te geven dan veertien jaar." Met gelijke munt betaald. „Wat bctee- kent het, dat je me maar vier ons biefstuk hebt gestuurd, in plaats van een pond, zoo- als ik besteld heb?" bromde een kruidenier tegen een slager. „Zoo? Dat wist ik niet," zei de slager. „Maar ik zal u zeggen, wat ik gedaan heb. Ik had mijn pondsgewicht niet bij <_e hand, cn toen heb ik maar een van uw pakken thee van een pond in de plaatsgenomen." Een tegenvaller. Een hieer heeft bezoek van een vriend, •voor wien hij met zijn hoó- ge kennissen wil pralen. Daarom vraagt hij den binnentredenden bediende: „Johan, is jonkheer Burcht tot Gravenstein ook hier geweest?" Jöhanfl antwoord luidt: „Neon, taijnbeo», hier is niemand anders geweest als namens uw kleermaker de deurwaarder Hartsteen; morgen komt hij terug." Uit een dorpscourant. -- Gelukkig had de vermoorde zijn geld juist den - ^rigen dag naar de spaarbank gebracht, zoodat hij er met het verlies van zijn leven afkwam. Op het examen. Professor: „Kunt u mij zeggen, welk geslacht in Florence het langst in aanzien is geweest?" Student: „Het sohoone geslacht, profes sor." Barbier: „Hoe wensohft u het, mijnheer?" Heer: „Beiden kort!" Barbier: „Haar en baard?" Heer: „Neen; haar... en geklets 1" Meester: „Hoe noemt men die wezens, die deels in het water, deels op het land leven?" LeerlingBadgasten 1 V er sproken. Heer (tot den nieuwen huisknecht)... „En als mevrouw je iets be veelt, dan moet je even zoo snel gehoorza menik." Oom: „Nu zal ik je eens een kleine les in de beleefdheid geven. Zeg 'reis, waarom draai ik bijv. een dame zoo weinig mogelijk mijn rug toe?" Hans: „Omdat ze uw kaal hoofd niet zien zal, oompiel" Antwoord op de Vraag in bet vorig Zondagsblad: Een nul. Yorm uit de volgende woorden een spreekwoord van drie woorden: Cham acht tram teen dak. [Antwoord in het volgend Zondagsblad^

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1904 | | pagina 12