De Romeinen en de dagbladpers. Wekeiyksehe Kalender. Wanneer men thans aan een dagblad denkt, stelt men zich liefst daarbij voor 'die legers van typografen of die wonderbare linotypes, die de letters met spoed tot re gels vormenmen denkt aan de groote rol len,dat eindeloos afwikkelend papier bij de rotatiepersen, aan troepen krantenjongens, zich over de stadspleinen en wijken versprei dende, met een pak couranten onder den arm, uitgillend ,,het laatste nieuws"; men denkt aan die bulletins, waarop het pu bliek bij groote gebeurtenissen van den dag aanvliegt. En in die koorts van vooruitgang, van snelheid, denkt men er niet aan om eens te rug te blikken in het verloden, om na te spo ren den oorsprong van dezen grooten fac tor in'ons modern leven, bij overdrijving of niet wel eens genoemd: de „vierde macht in den Staat." En toch ligt hier si. f voor een belangrij ke en tevens gemakkelijke studie, dank zij hetgeen over deze kwestie bekend is. Als wij liet dagbladschrijven als een vorm van welsprekendheid beschouwen, bestemd om op geregelde tijden c'1 beginselen, die de maatschappij beheerschcn, in herinnering te brengen door die beginselon op de feiten van den dag toe te passen, dan behoeven wij niet tot de middeleeuwen terug te gaan om daarvan den oorsprong te vinden. Als wij daarentegen het als een openbare samenleving van verschillende feiten be schouwen, dan zullen wij verder moeten te ruggaan, tot het Romeinsche keizerrijk, mis schien zelfs tot Cesar. Inderdaad, een tekst van Sempronius doet ons gelooven aan het bestaan van een dage lijks verschijnende bekendmaking te P.one 'in het jaar 620; „De Annalen", zegt hij, „toonden ons alleen aan, welke de feiten geweest waren en in welk jaar zij waren ge beurd, ten naastenbij zooals die, welke thans een dagblad (diarium)* redigeeren, dat de Grieken„ephemerida" noemen, i Men weet, dat behalve de registers van denburgerlijken stand, de lijsten der con suls, de archieven van familiën of van de magistratuur, de Romeinen nog algemeene archieven hadden, bevattende van jaar tot jaar de groote feiten van hun geschiedenis. Deze Annalen loopen tot het jaar 130; en het is zeer waarschijnlijk, dat van dien tijd het diarium dateert, hetzij dat dit de Annalen verving of deze ormoodig gemaakt heeft. Het dagblad zou voor de Romeinen wel dra een wezenlijke behoefte worden. In onze dagen kan de meest eenvoudige mensch, de somberste menschenhater niet meer zonder een courant leven. Hoe zouden dan de Romeinsche veldheeren, die hun ver- overingswork in den vreemde voortzetten, de administrateurs, de handelslieden, die de provinciën afreisden, de gewone burgers zei ven, verspreid in de Campagna romana, hoe zouden zij niet een middel gezocht hebben om geregeld op de hoogte te blijven van het geen in de stad voorviel? Of mochten zij zioh alleen verlaten op de welwillendheid van een vriend te Rome, als gelogenheidscorres- pondent? Moesten zij niet als vanzelf mede werken tot de vestiging van een geregel- den inlichtingendienst? In Rome toch, de stad van ijverzucht, heerschzucht en> trots, waar destijds de volksgunst de macht gaf en ontnam, moest het meest primitieve beginsel van een dag blad een krachtig middel zijn om tot de hoogste betrekkingen op te klimmen; en zij, 'die de volksgunst zochten, konden Langs dezen weg hun eigen heldendaden uitbazui nen, en het volk, van zijn kant, zou er wel zijn lofspraak of zijn bedreiging in laten hooren. Hoewel de Romeinsche journalistiek in den aanvang slechts een eenvoudige infor matiedienst was, verkreeg zij reeds onder de Keizers een politieke beteekenis, welke de .Keizers vreesden, maar waarvan zij soms ook partij wisten te trekken. Tiberius, vneezendo de te groote popula riteit van een architect, die een portiek te Rome had opgericht, verbood, dat de cou- ranten den naam van dien bouwmeester 'bekend maakten. Hieruit valt op te maken, dat. op dien tijd de dagbtaden reeds een aan zienlijk aantal lezers telden- Dezelfde Tiberius maakte in de bladen be kend, wat hij over zijn persoon had hooren zeggen. Hij ging zelf6 zoo ver met dingen te publiceeren, die men met gezegd had, maar waarvan hij beschuldigd zeide te zijnom zoodoende op te kunnen treden tegen dege nen, dio hij beschuldigde deze zoogenaamde verzinsels te hebben uitgestrooid. Hij bewerkte aldus de publieke opinie en trachtte zijn dwingelandij te doen doorgaan voor een gewettigde gestrengheid. Domitlanus van zijn kant verbood, om de herinnering aan zijn wreedheden uit te wis- schen, de namen der aanhangers van Anto- nius te melden. Wat Commedius betreft, deze scheen er vermaak in te vinden al zijn wreedheden en uitspattingen in 'do „Acta Urbis" aan de gTOote klok te hangen. Eenigo dames uit de groote wereld te Ro me maakten van de courant een minder po litiek, maar niet minder eigenaardig ge bruik: Volgens Cassius had Livia, de moe der van Tiberius en Agrippina en de vrouw van Claudius, er pleizier in om in de bladen een lijst te laten openbaarmaken van al de personen, die haar een bezoek had den komen brengen. Uit de wijze, waarop deze kranten ver spreid werden, schijnt men te moeten opma ken, dat het abonnementsstelsel niet bij de Romeinen bekend was; gewoonlijk plakte men de berichten onder de portieken van Rome aan of wel op het Forum. De baardscheerders 1 widen er altijd ter beschikking van hun klanten. Maar het dagbladwezon bepaalde zich niet tot Rome alleenspoedig verspreidde 'de krant zich in de provincie, in Azië cn Afri ka. Mon verhaalt, datOiccro, tijdens hij pro consul was in Cicilië, een jong ridder, met name Celius, had belast, hem geregeld de nieuwstijdingen uit Rome te zenden, en de ze zich van dio opdracht kweet door uittrek sels der bladen aan zijn vriend te zenden. Het is volstrekt niet ongemotiveerd, als men aan de journalistiek van die dagen vooruitgang en ontwikkeling had toege dacht. Maar zijn bestaan was nauw verbon den met dat van het Romeinsche rijk zelf. Toen eenmaal het keizerrijk was gevallen en Europa in stukken verdeeld werd, in klei ne samenlevingen .waarin ieder zijn eigen onafhankelijk bestaan leidde, toen had het dagbladwozen zijn groote reden van bestaan verloren. Van toen af sluimerde het in en zijn slaap duurde elf eeuwen, totdat de uit vinding van do boekdrukkunst het deed ont waken en nu tot een nieuw leven, waarvan het einde niet te voorzien is. "De uitvinder van 't biljartspel. Weet men, wie het zoo algemeen verbreide en nog altijd niet verouderde biljartspel heeft uitgevonden? Allicht heeft menig lief hebber zich dit afgevraagd. Zekere William Kew, een Londonsche pandjeshuishouder, was de geniale uitvin der. Als de man niets te doen had, zoo kortte hij zich den tijd met de drie ballen van zijn uithangbord te nemen en ze, met behulp van een el over de toonbank te stooten in doozen, die aan de zijden waren vastge maakt. Dit hield hem werkelijk aardig bezig; al leen was het nadeel, dat, wuaneer de bal niét in de doos terecht kwam, hij hom moest naloopen cn telkens oprapen. Zoo kwam hij eindelijk o~ den inval om een tafel met randen en zakken te maken, zooals in.een manuscript van het jaar 1750 als volgt beschreven is: „Master William Kcw maakte eer tafel, waarop met drie ballen g. peeld werd, en al de jongelui vonden daar veel vermaak in, voornamelijk de jeugdige geestelijken van St-.-Pawless; vandaar, dat een van de stoo ten Canon de Engelsche benaming voor carambole genoemd werd, om'dat deze door een van bedoelde geestelijken uitgevon den was. Het spel is thans ekend onder den naa' van bill-yard, omdat William of Bill Kew het eerst met yard (el) speelde. De stok, 'die er voor gebruikt werd, heet kue of kewter nagedachtenis van Master Kew, die al lang dood is." Dat de latere benaming tegenwoordig bil jartvan bill-yard en keu van kew ia aigeleid laat na het voorgaande aan waaarschijulijk- heid niets te wenschen over. Onbekende eigenschappen van bal ut Een oplettend Engelsch waarnemer, dio tal van ooren van zijn landgenooten heeft onderzocht, ie tot de verrassende ontdekking gekomen, dat het oor in de Laatste tiental len jaren van het leven blijft voor tgroei en en dat het daarmee niet ophoudt tot den •dood. Als men zioh de moeite getroost, zijn aan dacht te wijden aan een menigte, bijvoor beeld in den schouwburg, dan zal men be merken, dat oudere personen veel groote re ooren hebben dan de jonge. Een vrouw, die op den leeftijd van 20 jaar kleine ootch heeft, zal op veertigjarigen leeftijd ooren van middelmatige grootte en op haar zestig ste jaar vrij omvangrijke ooren hebben. Waarom de ooren het geheele leven door blijven groeien, terwijl dat bij den neus niet het geval is, is een geheim. Ook verscheidene andere opmerkingen be treffende de ooren zijn zeer belangwekkend De gedaante der ooren wordt door overer ving overgedragen. Ieder oor plant zich, om het zoo eens uit te drukken, met geringe veranderingen van vader op zoon, van ge slacht tot geslacht voort. Geleerden, die studie gemaakt hebben van misdadigers, beweren, dat 'dezen heel bijzon der gevormde ooren bezitten, die een des kundige zonder moeite kan herkennen. Er is waarschijnlijk op aarde geen mensch, cLie een paar volkomen gelijkvor mige ooren heeft. Bij de meeste mcnschen verschillen de twee ooren aanmerkelijk van elkaar, en niet alleen in vorm, maar ook wat 'de grootte betreft. Ook door de kleur ver schillen de ooren van vele menschen van elkaar. Dikwijls staan op zij van een bleek ge zicht roode ooren, dan weer bij ton gekleurd gezicht vitte. Zelfs de oorlelletjes blijken bij vergelijking verschillende kleuren te heb ben en dikwijls zitten twee ooren niet op de zelfde wijze aan het hoofd vast. Zondag. Do ergste sabbatsschennis plegen zij, die den Zondag tot een dag van verveling ma ken. Maandag. Ga nooit boos weg van iemand, dien ge liefhebt. Denk eens hoe vreeselijk het /ou zijn, als ge hem niet terugzaagt... Onze daden zijn onze goede of kwade en gelen, die ons volgen waar wij gaan. Dinsdag. Velen arbeiden voor zichzelf en aan anderen, in plaats van aan zichzelf en voor anderen. Woensdag. Getrouwheid in de liefde is een zielstoe stand, die meer van de vrouw 'dan van den man afhangt. Donderdag. De eerste liefdesgevoelens zijn als knoppen d:c niet tot bloei komen; zij vallen af -er zij ontwikkeld zijn. Vrijdag. Niemand kont zijn sterkte of zijn zwak heid voordat de gelegenheid ze op dc proef stelt. O e Zaterdag. Het gebed is de natuurlijke bloesem van een vroom hart.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1904 | | pagina 11