N£. 13554
Derde Blad,
30 April 1904.
Drie Schetsjes uit één Leven.
Feest werd er gevierd in het dorpje O.
Daar hadden tweo elkander beloofd immer
lief cn leed te zullen deelende dochter van
den schatrijken burgemeester Van Sen den en
een nog rijkere tweede luitenant der huza
ren Stroct thoo Biersma.
Veel was cr gesproken over dat huwelijk',
er werd gefluisterd over een burgerjongen,
die zich een tamelijke positie verworven had,
en bij de eerste kennismaking een meer dan
gewonen indruk gemaakt had op dc bruid
van zoocven; men gewaagde van -dwang,
door den burgemeester uitgeoefend op zijn
•dochter, omdat hij dien huzaren-officier
stelde boven den burgerjongen. Men wist ook
te zeggen, dat dc cenige reden van dat
voortrekken het geld geweest was; doch een
ieder wilde or van af wezen, omdat ze het
slechts hadden van hooren zeggen."
Doch nu., was men alles vergeten, want
er wercl feest gevierd. Het mocht dan zijn
hoe het wi de mot dat huwelijk, gelukkig
moesten die twee toch zeker zijn, want ze
hadden geld in overvloed en om hun trouw
dag luisterrijk t> maken, was niets gespaard.
Mooi, dat het geweest was in de kerk! Ze
hadden zangers uit dc stad gehad en Hees
uit ,,Het Hert", de directeur van het Dorps-
koor, die alles „zoo oarig zeggen kos" cn
dien dag „zooveel as wegwaizer" geweest was
voor de vreemde zangers, vond, dat er aan
doenlijk mooi gezongen was, en dat het juist
geleken had. als je van het koor op al die
gekleurde „jurken en pakkïes" èn veisiering
keek. of de kerk één mand met bloemen was,
waartusschcn de pastoor, de „mcebedieners"
en het „broidspaar" boog opgeschoten wa
ren.
Eén oogeaiblik wag or een kleine stoorris
geweest; Kees had het zij kunnen zien,
hoe de juffer bij het „jao, rK wil" zoo „aise-
lib bliek" was geworden en zoo „kemiek had
gedoan"maar „'dat zouwen 't mensch der
zenuwen wel weest zain 1"
En het dorp deed niet onder voor de kerk.
Daar had Yan Stijn, de timmerman, zijn
kunst getoond cn eerepoorten neergezet,
mooier nog dan met de „keuninginnefes-
tendaar hingen „groenslingers" en
„lampjons", den vorigen avond door den
bode meegebracht uit de stad; daar was een
commissie tot stand gekoi-ien, met den mees
ter aan het hoofddaar waren feestprogram
ma's aangeplakt en iedere trein bracht nieu
wen toevoer van „volk oit de buurt."
„Het Hert" had weinig plaatsen meer
over, en de benauwdheid, die er heerschte,
gaf, evenals de zwevende tabakswalm, dei
nend bij ieder open- en dichtgaan der deur,
'het recht te vermoeden, dat de gelagkamer
langer dan dit oogenblik zóó bezet was ge
weest Nu "werden juist 'de instrumenten ge
haald, die daar in de kleedkamer van het
tooneel bewaard werden, want het glanspunt
van het program ging afgespeeld worden:
„De begroeting van het Bruidspaar door
de Harmonie."
„Jong, daor motten we bai zain; hier de
hoek omsloan, en 'dan de vijfde buitenploas,
doar is 't. Laten we nou doar goan stoan,
dan kijk je temet op 't balkon. Kos je wel
zien1? Mooi versierd, hè? De tuinman zegt,
't kost om en bij de f 500 an blommen en dan
de versiering van binnen niet meegerekend 1
Hoor, doar kommen zei Zie je 't koper niet
glunsteren? Ik kos den meester al zien zwooi
en met de stok. Of die veel muziek kent? 'k
Gleuf 't niet, dat zwoaien is moar stoasie;
de jongens kijken er niet eens noar; ze ken
nen de stukken veuls te goed. Goa nou hier
op 't gras langs den weg stoan, anders loo-
pen ze je omver. Kan je nou de been op de
vloer houwen bij die mop? Nou, dan zit er
bepoald lood inDaar zwenken ze het hek
in. Aorig, niet, dat je dat ook zoo an do
muziek hooren kos? Jong, zulk spel doet me
nog eens denken an den tijd, dat itc in Leien
bij het Vierde gelegen hebNou mot je zien,
doar kommen ze op het balkonZie je hem,
den luit'nant? W& 'n klein ventje voor 'n
huzaar, hè? Anders een mooi pakkiel Die
andere milit.iiro zain alleraoal vrinden, 'k
zie den grijzen kop van den dokter ook al,
en den pastoor, hij spreekt met den burge
meester 1 Dat had nou die ouwe mevrouw
ook nog moeten beleven SsstDe muziek
begint; wat zacht, hè, 'dat beteckent zeker
zooveul as de vree en het geluk van het hu
welijkEn c'.oar breekt het zonnetje ook nog
doorjoa, 'n gelukkig poar mot het wezen,
...moar... de juffer ziet nog net zoo aiselik
bliek as van mergen..."
Marie van Senden's werk wilde niets
vlotten. Ze had zoolang al genaaid, dat haar
oogen, vooral nu, bij dat licht, begonnen te
steken. Ze zal dus haar werk maar op ta
fel leggen en oven gaan uitrusten, heur
schort over het gezicht gespreid.
Hè, het deed heur oogen zoo goed, dat zij
zo nu eens kon sluiten;. ze moesten wel
vermoeid zijn, want nu ze zijn gesloten, is
het of er voortdurend sterretjes heen en
weer vonken... sterretjes... ja, wat vond zo
dat vroeger heerlijk, om 's zomersavonds al
leen in hun tuin, in zoo'n lagen linnen stoel,
naar den hemel vol sterren te turen, en dan
maar stil te droomen... AVat was toch alles
vroeger anders I...
Toen leefde vader nog, die altijd droomde
van het geluk zijner dochterHoe zou hij
zich bedrogen voelen, als hij nu eens kon zien
welke gevolgen dat schatrijke huwelijk ge
bracht had! Haar man... ze had hem nooit
bemind, want hij was haar opgedrongen.
doch nu verafschuwde ze hem, omdat hij zich
verlaagd had tot een krocglooper van de
ergste soortEiken avond zeilde hij weer
bij haar binnen, gewoonlijk opgejaagd door
de steenen der straatjongens!...
Ondertusschen moest zij al de zwaarte der
armoede dragenhard werken van 's mor
gens vroeg tot diep in den nachtWat had
ze toch vroeger een geheel ander idee van
armoedo! Met een „hè, da's vreeselijk" meen
de ze al do zwaarte daarvan al doorgrond te
hebben!... Als zo misschien nog eens rijk
werd, zou ze toch eens een bock schrijven,
om alle impressies weer te geven, om aan de
rijken te zeggen, hoe ze de armen het nut
tigst konden helpen, cn om de wereld te
overtuigen, dat, in armoede, geloof de eenig-
sto troost slechts is!...
Zou Fred, „de burgerjongen", zooals vader
altijd zei, nog leven?... Maar hoorde ze daar
niet kloppen, telkens harder? Wat zou het
zijn? Ze zal eens gaan kijken Zag ze good?
Eon agent. En hoorde ze hot goed: „Of je
moar es effe op het broo wil kommen, juffie;
we hebben een man uit de gracht gchoald,
en nou segge se, dat rt do jouwe is
Ze kon het niet weten, neen, of zo het goed.
hoorde; ze raakte het bewustzijn kwijt en
zakte langs de deur ineen, de hand nog aan
den knop geslagen...
Zes kaarsen brandden rondom 'do zwarte,
droevo doodkist; bijwijlen spatten en knet
teren ze even, als wilden ze haar toorn luch
ten over het strookje daglicht, dat tusschen
de spleten der luiken nog binnenvalt, en
haastig sla .n zo dan heur vlammige kopjes
neer, als rekten ze de halzen uit om te zien,
of dat daglicht den haar toevertrouwden
buit niet deed ontwaken!
Ze mochten gerust zijn: kalm sliep de doode
voort en onbeweeglijk bleef het scharpgelijn-
de, doorschijnende gelaat, waarvan zorgen
noch dood 'Je schoonheid hadden kunnen
verjagen, doch slechts een spatj'e er op had
den geworpen: „een smartelijke trek om de
lippen 1" Rustig sliep ze voort, onbewust f
van wat er om haar heen geschiedde; maar
de kaarsen wisten het welZe knetterden
nog eens zoo hard, en bewogen nog woeliger
heur vlammige kopjes, want ze hadden ge
voeld aan den tocht, dat er een door de deur
was gekomen. Hoe vreemd deed die man
Hij was binnengekomen, bleef even staan bij
do deur, en kwam toen langzaam, zenuw
achtig snikkend, naar de kist!
Hè, v/at schrokken de kaarsen daar! 1 o
man had een kandelaar omgestooten, en was
toen met het hoofd in de handen op de kist
gevallen, terwijl ze hem duidelijk: „Ach Mar
rie, Marie!" hoorden zuchten. Hij scheen j
zelfs niet eens bemerkt te hebben, 'dat hij
iets omgeworpen had! Neen, dat begrepen'
de kaarsen niet en vreesachtig woelden ze j
weer mot haar kopjes 1 En wèl was er gevaar
Want als het in diens macht geweest was,
zou dc bezoeker, die niemand anders was dan
„de burgerjongen," de doode wel medegeno
men hebben, heel spoedig, om haar gelukkig
te maken, nu haar man niet meer leefde.
Doch zijn vriend, do gasthuisdokter, had hem
te laat gewaarschuwd, want het leven was
reeds gevloden J
Maar, als was hij van dat laatste nog niet
zeker geweest, hief hij eensklaps het hoofd
weer op, en richtte een amartelijken blik op
de doode 1 En in dien eeneD blik leefde weer
op al de liefde, die hij in stilte voor haar
gekoesterd had leefde weer op het beeld van
dat schoone, lieve gelaat! Maar die pijnlij
ke trek... het hoofd viel weer snikkend in do
handen, want hij govoelde hoeveel doorge
staan lijden daaruit sprak!...
Gejaagd woelde weer de kaars vlak bij de
deur en de andere volgden haar na, want
weer kwam er een binnen.
Wat moesten die menschen toch? Die liep