No. 18526 LEIDSCH DAGBLAD. ZATERDAG 26 MAART. VIERDE BLAD. Anno 1901 FEUILLETON. De aanneming van het ontwerp tot wijziging der Wet op bet Hooger Onderwijl Zooals mon weet, is het Hooger-Onder- ijs-ontwerp door de Tweede Kamer aan- [■.nomen met 56 togen 41 stemmen. Dr. De bisser is d© enkeling rechts, die tegen stem de. Overigens zegt ,,De Tel". was het Je scherpste partijstemming, welke tot nu oe onder dit Kabinet plaats had, de eerste aal, dat de linkerzijde het christelijke ut ander proef do dan door het eten ge- jmengd. De drie stemmen, welke aan het honderdtal ontbroken, zijn die van de vrij- jxinnig-dcmocraten Van Raait© en Marchant en do nog onvervulde vacature-Van Wijck. Beide corstgenoemden waren wegens fami lie-omstandigheden verhinderd. De aanne ming was zeker, alleen was het nog raden naar hot stemmen van de heeren De Vis eer en Schokking, de opposanten aan de rechterzijde. Do tegenstem van dr. Do Vis eer kon, na zijn houding der jongste da gen, weinig verbazen, trouwens het gansohe debat door hield hij aan zijn van don aan vang gesteld principieel ,,non possumus" vast, en liet zich door de toeschietelijkheid van minister Kuyper met het zittingsrecht dor kerkelijke hoogjecraren in den Senaat niet verlokken. Dr. Da Visser is dan ook een te doorkneed politicus, om zich met keu rig ingepakte kluitjes in 't riet te laten stu ren. Do heer Schokking echter is voor den mi- nistericelen sirenenzang bezweken. Het heeft wel wat lang geduurd, het kostte veel moei te en vreeee, want de heer Schokking stond niet vast ter been, wat wel te vergeven is, als minister Kuyper aan den eenen arm trekt en de Hervormde predikanten aan 'den anderen; maar heb ontwerp heeft dan toch ten slotte zijn stem gekregen. Een kor te raotiveering ging vooraf. Zijn bezwaar te gen deze partieeJo herziening was hog on verzwakt, maar daar hij ongaarne tegen een maatregel van deze Regeering stemde, kon hij vrede hebben mot voornamelijk twee te gemoetkomingen lo. dat de minister met dc scheiding tus- eohon de principieole on indifferente uni versiteiten niet die tusschen goloovigc en ongeloovigo bedoelde; 2o. de toezegging van een onderzoek naar de mogelijkheid van het herstel der leerstel lige theologische faculteit. Die eersto stelling is door den minister in zijn eerste rede verkondigd Het blad wees toen dadelijk reeds op de scherpzinnige tactiek met dezen zet. De minister genoot er thans het resultaat Van. Wol is nergens uit het verdere debat gebleken de bijzondere waarde, welke dr Schokking heden aan die stelling hechtte, maar bowijs voor haar tactisohe deugdelijk heid was nu toch, dat zij de dreg vermocht te zijn, om dr. Schokking uit den ooeaan van den twijfel bij minister Kuyper te bren gen. Jammer voor den minister, dat dr. De Visser zoo goed zwemmen kan. Hag twee- do argument is leeg, omdat dc ministeri ele verklaring, waarop het steunt, ook leeg was. Do houding van dr. Schokking bij dit wetsontwerp was bijster zwak; blijkbaar was hij een beetje van de wijs gebracht door hot plots opduiken van cle oude theolo gische twisten, die de politieke kansbereke ning drommels ingewikkeld maakten. Doze afloop moge voor de Regeer ing mate rieel een overwinning heoten, debatten zoo wel als eindstemming over een zoo princi pieel regeeringsvoorstel kunnen moeilijk re den ook tot moreel verheugen geven. De belangstelling was raadselachtig groot. De tribunes waren overvuld en in de Ka mer hcerscht© een opgewonden drukte, als of de mogelijkheid eoner verwerping in plaats de volkomen zokorheid der aanne ming bestond. Geen lid bijna zat in de ban ken. Allen liepen opgewonden op politieke vrienden en vijanden af en er zweefde een roezemoes, dat minister Kuyper's toelich ting op zeven en twintig redactiewijzigin gen er in verloren ging. Niemand luister de on men zag alleen het kalm praat-bewo gen van den ministorieelcn mond Minister Harte, die toen nog niet wist, dat zijn na- vorderi ngs-ontwerpje heel gewoontjes zon der hoofdelijke stemming zou worden aange nomen, had «ern deel van de spanning ook voor zijn rekening genomen en zat heel apar tjes in gewichtige, zooals bleek noodeloozo conferentie met den voorzitter van de Com missie van Rapporteurs, over zijn ontwerp. De heer 8ohokking genoot bijzondere belang stelling. De heer Lohman kwam blijkbaar voor de zekerheid nog eens informeeren; cle heer Nolens kwam nog eens heel bedaard poolshoogte nemen, ook cle heer Talma was duidelijk belangstellend. De heeren lieten dr. De Visser echter in ruste. Toen de minister, na zijn nietigehoorde toelichtingen, eindelijk ging zitten, werd het dadelijk volstrekt stil en geschiedde de stemming. Toen de uitslag gevallen was, liepen er naar de ministeretafel; maar de minister was verdwenen. Volgons de „N. R. Ct." is het feit, dat alle logos bezet en de tribunes boordevol waren, een bewijs, dat het groot© publick de opvatting van den minister van binnen- landsclie zaken, die de boteekenis van het ontwerp tot de kleinst mogelijke propor tion heeft willen terugdringen, niet deelt. Er waren 97 leden op het appèl; 57 ter rechterzijde, 40 ter linker-. Zooals ook vol gens do ,,N. R. Ct." te verwachten was, heeft alleen do heer De Visser zich van de meerderheid afgescheiden en dat de heor Schokking ton slotte zijn stom aan het ont werp heeft gegeven, verwondert haar nies Schier alle tegemoetkomingen, waartoe de minister van binnen! an dsche zaken bij de behandeling der artikelen van het ont werp is te verkrijgen geweest, waren er blijkbaar 6p gericht, dezen afgevaardigde nog voor het ontwerp te winnen, 's Minis ters werkzaamheid in die richting is dan ook met bijna volledig succes bekroond ge worden. Wij schrijven zegt het blad opte- lijk: met „bijna" volledig succes. De rarzc- ling, waarvan deze afgevaardigde heel de discussie door de blijken heeft gegeven, nacl hem immers ook nu nog niet volkomen ver laten. Vrij somber klonk het eerste gedeel te van zijn korte stemmoti veer ing, waarin hij verklaarde, het „ernstig te betreuren", dat deze volstrekt niet urgente, partieel© herziening van de hooger-ondorwijswet was ingediend, op een oogenblik, waarop een al geliccle herziening werd voorbereid. Ook erkondo hij, dat de bezwaren, welke door hem tegen het ontwerp waren te berde ge bracht, in den loop der discussiën niet ge heel wanen opgeheven. Ten slotte meende hij echter zijn stem aan het ontwerp te kunnen geven, omdat... Ja., waarom? De heer Schokking liet bij dit gedleelte van zijn belijdenis zijn stem nog wat meer zakken; hij begon nog wat vlug ger te lezen, dan hij in don aanvang gedaan had. Het was, alsof hij zelf or ©enigszins verlegen onder was. Het blad bepaalt zich tot een kort© mede- dceling van de twee punten die de st°m van den heer Schokking beheerschten, en treedt niet andermaal in de gehouden dis cussiën terug. In een zijner laatste redevoe ringen heeft de minister van binnenland sche zaken zich tegenover de linkerzijde op het toekomstig oordeel der geschiedenis be roepen. Welnu, ook de toekomst zal over de stem van don heer Schokking haar oor deel wel vollen. Zal hij er nooit spijt Over hobben Van do gelegenheid tot korte stemmoti- vcoring, die door den voorzitter geboden werd, maakte alleen de heer Schokking ge bruik. Do liukerzij'clo had haar waarlijk ook niofc van noode Over do motieven, die daar d© stemmen beheerscht hebben, zal nie mand in het onzekere zijn. De Commissie van Voorbereiding, die volgens het regle ment van orde dor Kamer róór dc eind stemming hare zienswijze over het wetsont werp had mede te declen, adviseerde, wat haar meerderheid betreft, tot aanneming, op grond van de grootere ontwikkeling, zoowel van liet openbaar als van het bijzon der onderwijs, dio zij als gevolg van het ontwerp verwachtde minderheid ge lijk men weet, de heeren Bos en Van der Vlugt ontried de aanneming. Het ontwerp wordt nu schrijft het „Hbl." naar do Eerste Kamer verzon den, van welker beslissing afhangt of deze zoo hoogst bedenkelijke regeling in het Staatsblad zal worden opgenomen. De be slissing zal zich nog wel ©enige maanden la ten wachten, omdat de Eerst© Kamer stel lig een nauwkeurig onderzoek zal noodig achten. „De Nieuwe Courant" merkt op dat de beslissing is gevallen, die sinds de indie ning van het ontwerp, en gedurende de laatste weken met steeds toenemende zeker heid, verwacht werd. Reeds tijdens de algemeen© beschouwin gen bleek, schrijft zij, dat overeenstemming tusschen de regeering en do linkerzijde niet zou worden verkregen. De tegenstelling toe kende zich aanstonds zóó scherp, dat voor pogingen tot verzoening in den aanvang schuchter gewaagd, dra niet de minste kana meer overbleef. Ofschoon er in de beoordee>- ling van het te duchten gevaar verschil viel op te merken tusschen de voorgangers, die van links de oppositie voerden, in de hoofd zaak bleek eenstemmigheid. Hierin namelijk, dat niet' aan een partijleider-bewindsman, door een gecoaliseerde meerderheid ge steund, mocht worden toegestaan de invoe ring cener wet, schijnbaar van algemeene strekking, maar die als eenig direct gevolg zou medebrengen de bevoorrechting van een onvoldoend toegeruste bijzondere instelling van hooger onderwijs, door verleening van gelijke rechtsbevoegdheid als toekomt aan de openbare universiteiten. Deze hoofdzaak stelde al hetgeen het voorstel verder bevat te: de hervorming tier Polytechnische School, de „gelijkmaking" dor bijzondere gymnasia, do sterk bewierookte bijzondere leerstoelen zonder tegenspraak van mi- nisterieelen kant volkomen in dc schaduw. De een mocht aan de bijzondere hoogeschool wegens het beginsel, waarop zij gebouwd is, wetenschappelijk karakter betwistende an der mocht uit het oogpunt van nationale eenheid de ontwikkeling van zulke instel lingen verderfelijk achten; een derde mocht vooral de waarborgen, voor haar bevoegd heid in de wet gesteld, onvoldoende hou den hierover waren allen, links gezeten, het eens, dat het den Staat niet voegt naast de, voor allen bestemde universiteiten bij wege van publieke bedeeling de opkomst van hooger onderwijs-inrichtingcn te bevor deren, die uiteraard voor het overgroot© deel der studeerenden gesloten blijven. Men heeft van Rcgeeringszijde en van rechts dit hoofdpunt trachten te omnevelen door de, gedurende het debat opgekomen voorstelling, als gold het hier slechts dc vermeerdering der Bestaande examineeren- de colleges met die der Vrije Universiteit, welke toch voor een vervulling van die taak genoegzame waarborgen heetten te bieden. Die voorstelling is met voorliefde gebezigd door den heer Do Savornin Lohman, na het vernietigende vonnis, door hem over de bijzondere universiteit als wetenschappelij ke instelling gestreken. In het tweede deel van de beraadslaging heeft ook dr. Kuy-i por zijn „wereldprobleem" tot die geringe afmetingen doen imkrimpen. Terecht heeft de linkerzijde geringschattend geweigerd zich met die voorstelling ernstig bezig te houden. Zij weerlegt zichzelfwant het ver wijt van kleinzieligheid, gericht tot hen, dio zoo luttele bede hardnekkig weerstaan, valt weg bij de simpele wedervraag, waarom aan do inwilliging van die bede anderzijds zoo buitengemeene waarde wordt gehecht. In dc gelederen der rechterzijde hebben de roomsch-katholiekcn hun plicht vervuiu van goede bondgenooten, die, eenmaal de alli antie gesloten, optrekken, stil aaneengerijd, waarheen de Weltmarschall hun wijst. Een enkele hunner heeft zijn strategische talen ten, juist zoover als zij den aanvoerder kon den dienen, ten toon gespreid; de anderen hebben gezwegen en heden gestemd. Verder heiinnert het ook dit blad aan de stelling, die do predikanten Schokking en Do Visser innamen, en aan de adresbewe ging dor Hervormde predikanten. Zij staat zoo schrijft „De Nieuwe Cou rant" geheel op zichzelve, deze oppositie, dc liberalen hebben met haar niets uit te staan. Al mist zij eerbiedwaardige beweeg redenen niet, toch spreidt zij een geur van odium theologicum, 'dia ons de vrij© ademhaling beneemt en dus van haar drijft. Niettemin worde nadrukkelijk de logen straffing genoteerd, die zij geeft van dr. Kuyper's slotwoord: dat zijn ontwerp be oogt „de onbelemmerde ontwikkeling van vie beide wereldbeschouwingen, dio ons over on weer dierbaar is ©n waaraan wij links of reohts gehecht zijn". Tusschen links cn rechts zal dus de Eer ste Kamer, bij het bepalen harer houding tegenover het ontwerp, dat nu van haar zijn lot wacht, niet hebben te kiezen. Zij zal zich strikt kunnen houden aan do constitutioneel© taak, die een onzer staats lieden nog onlangs aldus schreef: de behan deling vier regeeringsvoorstellen in tweeden aanleg uit het strenge standpunt van al gemeen belang. Zij zal zich hebben af te vragen of niet een kerkelijk politieke fractie in 'de hand van één man van haar rrachtstelling heeft gebruikt gemaakt om, geholpen door een staatkundig belanghebbende, maar overi gens onverschillige staatspartij ,het votum der Tweede Kamer te verkrijgen op een eisch, die noch in recht, noch in nationaal belang, noch zelfs, zooals hij werd gefor muleerd, in billijkheid wortelt. Materiaal ter beantwoording w. i die vraag ligt voor do Eerst© Kamer opgesta peld in het debat, 'dat aan de andere zijde van het Binnenhof vele dagen lang werd j gevoerd. Een richtsnoer kan zij vinden in j de stemmenverdecling van heden cn in het- j geen zij verder omtrent do gezindheid der I natie vernemen mag gedurende den tijd, j die ons nog scheidt van haar besluit. „Het Vaderland" noemt het een behoorlij ke meerderheid, dio het wetsontwerp haal de, zes cn vijftig tegen écn cn veertig stem men. Maar zoo voegt het daarbij „dit neemt niet weg, dat het wetsontwerp, wordt eenmaal het ontwerp wet, een echte part ij- wet zal zijn, die zolfs op het etiket „chris telijk"' geen aanspraken zal kunnen doen gelden. De stem van den heer De Visser en de tegenstand van een groot aantal „open- barings-geloovige" predikanten getuigen on weerlegbaar anders." „De Residentiebode" eerbiedigt het gevoe. len van dr. 'Dc Visser, maar betreurt zijn afscheiding, vooral met het oog op de Eer ste Kamer, omdat deze wellicht eer tot me dewerken geneigd zou zijn, indien zij niet eenige afwijking ter rechterzijde had te con- 8tateeren. Intusschen blijft „Dc Rsb." ho pen op haar goed doorzicht in de positie, welke zij in onze staatsinrichting inneemt. Immers, „zoo zij niet de Tweede Kamer blindelings heeft te volgen, zij heeft aller minst tot taak om, do partijschakeering 'der Tweede Kamer overnemend, het politiek in zicht barer meerderheid te stellen tegenover dat der meerderheid, die door het land bij directe verkiezing werd gekozen." „De Nederlander" schryft onder meer: „Dr. De Visser Bprak niet, en behoofdo dit ook niet meer te doon. De Kamer on het land weten voldoende, wat zyn motieven zyn. Hy heeft zich niet aangesloten by de ontydigo on onrype adresbeweging, hy heeft zich daar tegen veoleer, èn In de Kamer ón In ons blad, kloek verzet, maar hy meent, dat de waarborgen yan wetenschappoiykhold, waar onder voortaan juristen en literatoren der Vrije Universiteit den effectus civilis zullen kunnen verkrygen zonder hun examen to behoeven over to doen aan een publieke univer siteit, niet voldoendo zyn. Dit is dan ook het óónige argument, dat het ons mogeiyk valt met den gepaston eerbied te bejegenen. Al het andere, wat aangevoerd is, gaat feitelUk togen het bestaan der VrUe Universiteit zelve, d. w. z. tegen de reeds sinds lange jaren verleende vryheid van hooger ondorwijs. Met name de betoogen van prof. v. d. Vlugt vallen hieronder. Niet of eon parti cularistische Inrichting van hooger onderwys gewenscht is, was by dit ontwerp aan de orde. Al de nadeelon, daarvan opgesomd, biyven in onverminderde mate, wanneer de student zyn afgelegde examens ten overstaan van de Staats- hoogloeraren moet overdoen. Zy^zoudon uok in onverminderde mate blyven, wanneer Staats commissies worden ingesteld, met welk denk beeld toch meerdere liberalen «ich vereenigd hebben. De stryd tegen hot academiaal parti cularisme moet bulten de wot om gevoerd worden, en dit zal in do toekomst nog krach tiger dan vroegor kunneu gedaan worden door de instelling der byzondere leerstoelen aan do openbare academies. Wat thans in geding was, was uitsluitend de vraag, of het complex van waarborgen voldoende is, om aan de gepromoveerden der by- zondeie universiteiten met evenveel goru6t- hoid den effectus civilis te verleenen als aan de gepromoveerden der openbars academies. Deze vraag is door de meeste christ. histo rische. Kamerledon bevoetigend beantwoord. De waarborgen zyn huns inziens wel andere, maar niet minder dan by oe staatsuniversi teiten. Daarby kwam dan, dat in dit ontwerp naast deze quaostie, die zooveel stof heeft opgejaagd, uitmuntende andere bepalingen voorkwamen, als de instelling der bUzondere leerstoelen, de subsidies aan de bijzondere gymnasia, en de reorganisatie van hot technisch hooger onderwijs. Voor wio, ofschoon tegenstander van hot particularisme in het academiaal on derwys, do quaeatio van den efloctus civilis nietonbevrodigond geregeld achtte,moesten deze groote voordeden wel te meer gewicht in de schaal leggen en bokoring geven aan hot ontwerp. Het vei heugt ons, dat de chrisleiyk-hislo- rlschon, die ton slotte niet volkomen eens gezind stonden by de eindstemming, zich In heel dezen stryd alleen door hun zienswyzo omtrent de zaak zelve en door het landsbe lang hobben laten ïydon niet door politieko berekeningen en ook niet door ox-parlemen- tairo, op misvatting borustonde moties. Nu is het woord aaD de Eerste Kamer. Wy hopen zeer, dat ook zy in doze eon hoog standpunt zal iunemen. Politieke speculatie biyft haar dan vreemd, en zy zal, doof voor het tendentieus alarm in do iiborale pers, objectief de vraag te over wegen hebben, of dit ontwerp In zyn goheol aan het algemeen belang meer baat dan 6chado zal brengen, of omgekeerd. Zy zal, van baar hooger gezichtspunt, het geheel en de «leelen meer In huu ware proportie en hun juiste gevolgen kunnen overzien; licht en schaduw met meer nauwkeurigheid kunnen meten. Het resultaat, waarloe zy dan konion zal, wachten wy niot zonder eenig vertrou wen af." Alfon. Bij Burg. en Wetlis. dezer ge- meent© is ingekomen een verzoek van J. K. van Leeuwen, pannenfabrikant alhier, om vergunning tot het uitbreiden zijner pan- nenfabriek, door het plaatsen van een pan- oven in het perceel kadastraal bekend in Sectie A No. 1007. Op Woensdag 6 April a. des voormid dags lli uur, zal ten Raadhuize gelegen heid bestaan bezwaren togen dit verzoek in to brengen. Haarlemmermeer. C)p de fortificatie- werken te Hoofddorp heorscht thans oen zoodanige bedrijvigheid, dat men onwille keurig do gedacht© koestert, hot fort spoe dig in zijn gehcolen omvang to zullen zien verrijzen. H :wel dit nog wil geruimen tijd zal duren, hobben do mcor merkbaar groot© vorderingen hot toch reeds tot een groot, bozienswaardig werk gemaakt. Dat de huizenbouw to Hoofddorp een steeds grootoren omvang aanneemt, is voor dit dorp een ware uitkomst, daar velen reeds langen tijd tevergeefs naar geschikt© burgerwoningen hebben uitgezion. Ook van de gemeente worden meor dorpsgronden voor het beoogde doel to koop gevraagd. Naar wij vernemen, worden in doze ge meente pogingen aangewend tot oprichting van een gymnastiekvcrecniging. Mogen ve len on vooral ook zij, die zich nu hierdoor, met het oog op militaire bekwaamheid zou den kunnen ontwikkelen, zich aansluiten bij hen, dio een dergelijke vereeniging in 't levon wonschen to roepen. Moge hun voor nemen in deze, dat wij zeer toejuichen, met de gunstigste resultaten bekroond worden. Nog steeds vindt er in het onderwij zerspersoneel in deze gemeente veel veran dering plaats. Geregeld komen ontslagaan vragen in cn geschieden nieuwe benoemin gen. Verijdeld© plannen. «3j „Zulk een afschuwolijk dier! En toch ziet bet cr zoo aardig uit," zeide zij treurig. „Ik wil u nog iets bekennen," zeide hij onder het verder loopen. „Ik ben een groot liefhebber van de jacht, maar ik schiet nooit op een dier, alleen om te schieten. En in de meest© gevallen spijt het mij zeer, als do getroffen buit voor mij ligt, zelfs al be treft het een gemeen en roover on vernieler. Zijn rooversbestaan was van natuur gerecht vaardigd, evengoed als ons menscholijk zijn, onder ons gezegd, liet grootste rooversbe- etaun onder de zon. En wat dan voor mij ligt in haren en veoren: telkenmale de be kroning van een ontwikkelingswerk van millioenen jaren, telkenmale een wonder werk van doelmatigheid en telkenmale een vernietigd leven. Als men geleerd heeft de natuur der dingen na te gaan, als men be gint lo denken over dit en dat en geen ein de vindt... maar het dient tot niets, als een man on daarbij nog wel een houtvester xoo denkt en sentimenteel© opwellingen krijgt... dat is om zoo te zeggen des duivels Zoo iets mag uw papa van mij niet we ten." Waltrud liop zwijgend naast hom op hot Bmallo pad, dat nu door dennen werd om- ■oomd. Zijn woorden gingen haar door het hoofd, maar zij waagde hot niet daarop in te gaan, want zij had het gevoel, dat zij «lecht© naïeve vragen zou kunnen doen en dat haar wereld een kleine was, een zeer, teer klein©, bij d© zijn© vergeleken. Een on bestemd gevoel van verlangen naar een grootore, een vrijero opvatting werd in haar levendig. Nu vlogen sierlijke, mooie meezen door do takken en nu sprak hij van deze vogels, hoe zij nuttig en twistziek en in klauteren en vliegen bedreven waren en eterk in het eiorenleggen. „Het was heel goed, mijnheer, dab wij den weg te voet aflegden," zeide zij, toen zij bij hot slot arriveerden. „Wij gingen te Munster eiken dag wandelen, maar ik ge loof, dat- ik nu meer ge-zien heb dan in al die jaren." „Ja zien, zelf zien en over het gezieno nadenken, dat is het gravin," antwoordde de houtvester. „Gij zult dat nog eens moe ten toestemmen, gravin." Tiende hoofdstuk. Lisbetha was niet bijzonder gesticht over hetgeen Waltrud haar over haar kerkgang meedeelde, ofschoon het meisje haar op haar vragen slechts een algemeen verslag deed. Do pastoor, zoo vond de freule, was niet alleen, zooals zij immers dadelijk ge zegd had, een boerenpastoor, hij scheen ook tot de wereldsche richting te be-hooren. En dat hij in den heiligen vastentijd, waarin het christelijk gemoed al zijn gedachten op dat bovenaardsch rijk moest richten, over niets dan de schoonheid der lente wiet te spreken, dat maakte den man bepaald be denkelijk; het was bijna eon christelijke plicht, den bisschop van het diocees op de zen zonderlingen vasten prediker attent te maken." In het eerst was Waltrud onthutst over Lisbetha's uitval, doch deze laatste wending wekte haar toorn op. „Ik geloof," zeide zij, „dat, als u deze preek gehoord hadt, gij anders over don boe renpastoor zoudt denken. Ik ben overtuigd dat bij het hart op de rechte plaats heeft. Als ik oprecht zal zijn, dan mag ik hem veel liever dan onzen kapelaan te Münstir met zijn fijne manieren en zijn zalvende woorden." „Arm, onverstandig kind," zeide Lisbetha zuchtend. „Wat weet gij van de waarde van een man af? Je onervarenheid blijft niets over, dan je aan het oordeel der ervaring te onderwerpen, en nu, nu gij voor het eerst in andere omstandigheden komt, gevoel ik het zoo recht, welk een heilig ambt de lieve God mij toevertrouwde, toen Hij jou onder mijn hoede stelde." „Gij hebt u van deze taak naar uw beste weten gekweten en ik ben u daar eeuwig dankbaar voor", antwoordde het jonge meisje hartelijk. „Maar nu ben ik toch vol wassen, tante Lisbetha, en zal voor mijn denken en handelen zelve verantwoordelijk zijn. Ik moet dus mijn best doen er een eigen opinie op na te houclen, nietwaar? Zien, zelve zien en over het geziene naden ken, zooals daarstraks de houtvester zeide." Lisbetha richtte zich met een ruk in haar bed overeind en ondanks haar verkoudheid klonk haar stem schel en scherp, toen zij zeide: „Dus over zulke dingen hebt gij met dien lichtzinnigcn man, dien wereldboeme- loar en avonturier, gesproken, dien de boo- zo zelf jc vader heeft toegevoerd? En ter wijl ik hier lig, moest het mij toevertrouwde pand alleen met zulk een persoon door het bosch loopen. O, deze jongen, deze onuit staanbare slungel, die Kuno I De lummel achtigheid, om zich zoo maar te absentee ren 1 O, o,..." Zij viel schreiend in de kus sens, doch plotseling rees zij weer overeind en riep heftig: „En gij, ongelukskind, te zamen met dezen lentepastoor en dezen op perhoutvester, verzette zich niemand tegen deze onbetamelijkheid? Is het niet onge hoord: een jong meisje met een nog jongen man alleen door het bosch 1 Het is onver antwoordelijk Waltrud hief beleedigd het hoofd op. „Wat is onverantwoordelijk, tante? Ik be grijp u niet. Ik kan u alleen zeggen, dat ik heel prettig met den opperhoutvester ge wandeld en nog nooit van do lente en Gods mooie natuur zooveel gezien heb, als van daag 1 Waarom is dat onverantwoordelijk?" „Dat zal ik jo een andermaal ophelde ren", kermde de freule. „Ga nu, gal Je va der zal naar jo verlangen cn er zal dadelijk voor het middageten geluid wodren. Mij is echter alle eetlust vergaan." „Wat is er voor een Zondageten?" vroeg zij mat, toon Waltrud dc kamer had verla ten en Stino verscheen om te informeeren of zij de zieke freule ook wat eten zou bren gen. En toen zij de spijzen had opgenoemd, zeide Lisbetha lusteloos: „Goed, breng mij van alles. Men mag toch mamsel niet bolcc- digen. Zij kookt goed, dat is een feit. Jam mer maar, dat ik wegens deze verkoudheid geen rechten smaak in den mond heb." Nadat Stinc was vertrokken, dacht Lisbe tha er over na, wat cr gedaan moest wor den, om Waltrud aan de invloeden te ont trekken, welke zich zoo levendig bij haar schonen to doen gelden. Een haastig vertrek zou zekor het veiligste middel zijn, maar zij moest het verwerpen, wijl de majoor daar niets van zou willen hooren. Ook mocht zij het jonge meisje niet tot weerstand prikke len, uit vrees, dat het daardoor aan zelf standigheid zou winnen. Zij besloot nog eenige dagen de zieke te spelen, Waltrud daardoor zooveel mogelijk in haar nabijheid te houden en door gepaste vermaningen cn stichtelijke lectuur den ouden invloed op verstand en gemoed van het meisje te hero veren en, zoo mogelijk, t© versterken. Doch Waltrud was, toen zij tot de ontdek king kwam, dat Lishctha's ziekt© niet veel had t© bctcokencn, er op bedacht om van do groot© vrijheid, welke haar na de jarenlan ge voogdijschap ten deel was gevallen, een weinig partij te trekken. 's Namiddags ondernam zij reeds alleen een kleine ontdekkingsreis door het park. Zij plukt© een bouquetje viooltjes en keer de, zeer voldaan over haar zelfstandige wandeling, naar het slot terug, waar Stine haar met de mcdedeelirg tegemoet trad, dat de freule naar haar gevraagd had en do ma joor liet zeggen, dat hij juist een doos pa- tronon open gemaakt had. Waltrud bedacht zich een oogenblik cn stelde daarop de meid het bouquetje viool tjes met de aanwijzing ter hand, dat aan de freule te brengen, en deze te zeggen, dat zij later zou komen, wijl haar vader naar haar had verlangd. „Ik gcloo dat wij tamelijk bestendig weer krijgen", zeide de majoor, die bij haar binnenkomst een poging tot loopen zonder stok in dc kamer ondernam. „Telkens als het met mijn beenen Y/at beter gaat, blijft het weer vast. Weet ge, het hindert mij toch, dat het, eigenlijk gezegd, zoo ellendig met mij gesteld is. En juist tegenover Lisbetba, die mij in mijn glansperiode f*ls cc i kra nige kerel heeft gekend. Maar nu heb ik wat bedacht. Als ik mij vandaag en morgen ccn beetje oefen, zal ik overmorgen wellioht reeds vrij goed kunnen loopen. Wij beiden willen tante Lisbetha eens terdege impo- neeren cn haar aangenaam verrassen. Kunt gij zwijgen of moet gij er naar vrouwenaard alles uitflappen?" (Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1904 | | pagina 19