LEIDSCH DAGBLAD.
WOENSDAG 23 MAART. - TWEEDS BLAD.
Anno 1904
PERSOVERZICHT.
FEUILLETON.
"Verijdelde plannen.
No. 13523
alleen predikanten, die er den staf over
breken. Ik ken theologische professoren,
door den Staat benoemd, die dit doen. Zelfs
uit het kamp der modernen gingen in den
laatsten tijd beslist afkeurende stemmen op.
Ik zou namen kunnen noemen van enkele
hooggeplaatste liberale Kamerleden, die
oordeelen, dat in 1870 aan de theologische
faculteit onrecht is geschied. En dat is
geen wonder, want wat heeft men destijds
met haar gewild en van haar gesmaakt
Er moest een faculteit zijn, waar de gods
dienst tot object van wetenschappelijk on
derdook word gemaakt. Zooveel mogelijk
neutraal moest zij zijn, opdat elk, die wilde,
hetzij hij protest-antsch of roomsoh, of ook
jood was, er een doctorstitel in de Godge
leerdheid zou kunnen verkrijgen. Vandaar,
dat men do dogmatiek schrapte, want daar
bij kwam het standpunt van den docent te
geprononocord uit. Vandaar, dat men bijna
alle vakken tot louter historische vakken
maakte, als: geschiedenis der leer aangaan
de God; geschiedenis der godsdiensten in hot
algemeen; geschiedenis van don Israelieti-
schen godsdienst; geschiedenis van het
Christendom; geschiedenis der leer-tellingen
van den Ohrietelijken godsdienst. Vandaar,
dat het een faculteit van godsdionstwetcn
schap zou zijn. Men verkeerde in den waan,
dat er jonge menschen zouden worden ge
vonden, die, zonder zioh aan den dienst van
de een of andere Kerk te wijdon, den gods
dienst qua talie zouden gaan bestudeeren,
en drukte daartoe op de vroegere theologi
sche faculteit het merk van het moderne
dogma der godsdienstwetenschap.
Feitelijk werd zij dus een liberale propa-
gandaschool. Ik zeg <üt niet, doelende op
de professoren. Dab zij verre van mij Maar
ik zeg dat met het oog op do series lecti-
onum. Welnu! daarvoor is de liberale par
tij aansprakelijk. Zij heeft onze theologi
sche faculteit verminkt. Do officicole stuk
ken van 1876 wijzen dit uit. Dc lieer Meea
brak cr dan ook nu weder een lans voor
En zijn invloedrijke stem bewijst, dat wij
voor wat wij noemen: ,,het herstel der theo
logische faculteit" niets te wachten hebben
van de geestverwanten van dien goachten
afgevaardigde Ik hoop, dat onze vrienden
dat goed in het oog houden. Men kan Kuy-
pers wetsontwerp afkeuren en bestrijden,
maar niemand koestere ook maar één oogen-
blik do verwachting, dat de linkerzijde haar
werk van 187G ongedaan zal maken. Daar
voor is zij te liberaal in den doctrinairen
zin des woords!"
Dc schrijver maakt voor eon enkelen li
beraal onderscheid, maar de linkerzijde a.ls
zoodanig, zegt hij, herstelt ongetwijfeld de
theologische faculteit nooit, zelfs niet in
dem vorm van vóór 1876. Dr. De Viseer
meent, dat dc laatste weken daarvoor zelfs
een sprekend bewijs leveren.
,,Men kont namelijk", schrijft hij, „het
amendement, dat dc heeren Tal ma-, Sohok-
king en ik hebben ingediend en door den
Minister werd o-ver go nomen. Daartegen nu
kwam men in en buiten de Kamer, juist van
liberale zijde op, omdat daarin een voor
sprong aan de Ned -Herv. Kerk werd gege
ven. Zelfs las ik in een liberaal orgaan, dat
het streod met artikel 168 van de Grondwet,
waar staat: „Aan alle kerkgenootschappen
in hot Rijk wordt gelijke bescherming ver
leend." Hoe is het mogelijk? De Ned.-Herv.
Kerk, die nog iets heeft trachten te maken
van do in 1876 verminkte faculteit, had toch
zeker wel dat gering bewijs van dankbaar
heid van dieai kant verdiend. Want stel
eens, dat zij zich die faculteit niet had aan
getrokken In dat geval had de Staat 3
maal 4 theologische professoren te bezoldi
gen gehad, zonder dat bijna iemand van hun
onderwijs had genoten, om eons niet te spre
ken van het gemis aan collegegelden, dat
hij pijnlijk zou hebben gevoeld. Want nie
mand gaat naar de Universiteit om alleen
een doctoraat in de Godgeleerdheid te ver
krijgen, dat in hot practische leven hoege
naamd geen bctcekenis heeft. De eenigo
hoop, dat die vereneden theologische facul
teit nog iets zou uitwerken, was gevestigd
op de Ned.-Herv. Kerk en zij heeft in dit
opzicht de liberale paj-tij van 1876 niet in
den steek gelaten. Ook al was hot zeer te
haren nadsele I Want de methodologische
studiegang voor toekomstige herders en leer-
aare deugt niet. Wij zuchten onder hot ge
mis aan behoorlijke dogmatische voorberei
ding en practische vorming. Vandaar niet
het minst tegenwoordig zooveel wind van
leerMaar hoe dit zij, ik vraag of er een
welmeencnde geest tegenover de Ned.-Herv.
Kerk spreekt uit die aanvallen op ons amen
dement, dat, als in terugbetaling voor de
diensten door genoemde Kerk aan den
Staat en aan de faculteit der godsdienstwe
tenschap bewezen, dit kleine voorrecht
vroeg? Zeer hoop ik, dat het antwoord op
die vraag onze vrienden tot behoedzaam
heid zal stemmen.
Daaraan verbind ik een verzoek. Op de
Predikanten vergadering van verleden jaar
deed ik het voorstel, een commissie te benoe
men, die het tegenwoordig wetsontwerp en
vooral zijn bctcekenis voor de theologische
faculteit in studie zou nemen. Dat voor
stel werd aangenomen. Ik beoordeel niet of
die commissie aan de opdracht heeft vol
daan. Maar wèl leg ik er de nadruk op, dat
het meer dan tijd is lo. om het vraagstuk
te onderzoeken hoe dc theol faculteit kan en
moet worden hersteld, en 2o. om de mannen
in onze Kerk, die te dezen opzichte van goe
den wille zijn, samen te brengen, opdat zij
tot eenstemmigheid komen. De strijd tegen
den bestaande n methodologisohen studie-
gang der aanstaande dienaren des Woords
kan dan eerst met een overwinning voor
ons eindigen, als wij weten wat wij willen.
Vóór dien tijd staan wij tegenover de libe
ralen zwak cn hebben wij aan do toezeg
ging van minister Kuypor niets."
Het Huisgezin zegt over het recht op
petroleum:
Onder de artikelen, waarop wij het in
voerrecht liever niet verhoogd hadden ge
zien, behoort petroleum.
Vooreerst is ccd recht op petroleum een
zuiver fiscaal recht, daar geen inlandsch
product er door besohermd wordt
Op de tweede plaats drukt een recht op
petroleum zwaar op de min dergegoeden,
die hot meerctndccl dor consumenten uitma-
ken.
Om deze twee redenen ware het beter
gowcest, het recht op petroleum niet van
0 50 op /0.75 per 100 kilogram te vorhoo-
gen.
De Minister zegt wel, dat dece verhooging
can arbeideregezin op een meerdere uitgaaf
van slochts li 2 cent per week. zal te staan
komen.
Maar dezo vermeerdering is, waar nog
andere offers gevraagd worden, zoo goring
niet.
En voor een eerste levensbehoefte lijkt ze
ons vooral hiorom te groot, omdat zo enkel
cd alleen aan de schatkist ten goedo komt.
Het hoogcr recht op minerale oliën zal
naar schatting plus minus 4 ton moor op
brengen.
Onder die 4 ton is ook de opbrengst van
naphtha, benzine, enz. begrepen, maar de
petroleum alleen draagt toch stellig 3 ton
bij.
En die 3 ton zal voor het meercndeol
door don kleinen man moeten worden be
taald
Dat mag, dunkt ons. van hem niet worden
gevergd.
In De JAmburger Aankondiger komt een
hoofdartikel voor over „het tarief-ont
werp en de boeren."
Daarin wordt gewezen „op znlko gTovo
fout, op zulke onrechtvaardigheid in het
tarief, dat, wordt deze niet verbeterd, het
goheele ontwerp voor ons onbruikbaar wordt
en wij een „non possum us" cr over moeten
uitspreken." „De talrijkste, do voor ons
volksbestaan onmisbaarste, de gchcele Boe
renstand wordt getroffen met een belasting
van millioenen per jaar". En dat, terwijl
„de boerenstand toch al niet bloeiend is en
door gebrek aan arbeidskrachten zcor ge
schaad wordt, welk laatste euvel, wanneor
door de invoering van het nieuwe tarief de
Industrie in ons land tot grooteren bloei
mocht gebracht worden, zeer zal verergeren
en denkelijk den achteruitgang van het boe
renbedrijf snel zal doen toenemen."
De fout is, dat, terwijl men den accijns op
hot geslacht behoudt, men de producten van
het geslacht, worden zij uit den vreemde in
gevoerd, luttel belast of geheel vrijlaat.
De oorzaken vam do fout zijn ten eorste
gTjL - IMTTTV ■J-KIIIIMiMlHBlr.t-rr.T-rrwv-
Uit een ingezonden stuk in De Nederlan
>r blijkt, dat een der predikanten, die
bekende a/d rossen tegen het Hooger
n cl e r w ij s-o ntwerp med e-ondertee -
nd heeft, door dr. Kuyper's buitengewone
schikkelijkheid op de twee laatste dagen
a het debat, bekeerd is. Dr. P. J. Krom-
!t schrijft:
„Andere bezwaren laat ik nu eens rusten,
di voor mij was hoofdbezwaar tegen deze
dat geen horstel der theologi-
cbe faculteit aan onze Staats-
niversitciiten was voorafgegaan. Nu
door het aannemen van 't amendement-Do
i.ver m. i. gegeven, wat op dit oogenblik
ogelijk was in deze richting. Daarbij
nu door minister Kuyper de opzettelijke
rklaring gevoegd, dat het „in zijn b e-
oel i n g ligt do theologische faculteit bij
komende reorganisatie van het Hooger
nderwijs te herstellen met de dogmatiek als
itogreerend deel". Wol heeft de Minister
ierbij de oproeping gevoegd tot de „ge-
•digden" om nu zoo mogelijk te komen mot
n eenstemmig voorstel, doch do „bedoc-
ing van don Minister om de theologische
•culteifc te herstellen" blijft daarvan
oh uit don aard der zaak onafhankelijk,
r.endien heeft do Minister naar aanlei-
ing van een woord van dr. Schokking dui-
elijk gezegd, dat hij de tegenstelling van
■n heer Mees (óf handharing van den tc-
nwoordigeai toestand óf opheffing
ologisohe faculteit) niet aanvaardde.
Al blijf ik dus de indiening van dit wets-
nt.werp o n t ij d i g noemen, al acht ik het
n hooge mate bedenkelijk, dat feitelijk ter
ille van de Vrije Universiteit alles, wat
b Christelijke actie betreft, opéénworp
g o z e t, zoo meen ik toch, dat nu de
..''•;wen omstandigheden" dermate zijn ge-
ijzigd, dat, nu hot wetsontwerp cr een-
:.ial ligt, dit compromis kan worden
anvaard."
Er zal nu -r- meent dr. Kromsigb eorlij-
i? en „vriendschappelijke" concurrentie
;unnon zijn in do wijze, waarop dr. Kuy-
»r o.a ©enerzijds en de Ned.-Herv. predi
on ten anderzijds ohristel ijken invloed op
wis volk kunnen oefenen
Dr. Schokking kan zich dunkt De
fitri/tce Courant nu aan zijn geestelijke
vorstelingen met zich zelf onttrekken en
voorstemmen. Of echter hot boven vermelde
artikel tjo ook het rcoht inzicht van don
boer De Visser tot kromsigt maken zal
De Nederlander bevat een artikel van
prof. dr. P. D Chantopio de la Saussaye,
die meent, dat het hoogst zonderling moet
koeten, dat eeai wetsvoord racht, die
cell liet verwachten reeds bij het optreden
vin dit bewind, di© vele maanden in haar
tefd;trek ken bekend was, eerst te elfder
de predikanten der „Volkskerk" op de
éecn brengt.
„Indien," zoo schrijft hij, „werkelijk een
ion groot gevaar die „Volkskerk" bedreigt,
tonden wijsheid en plicht geboden hebben,
daartegen tijdig cn beraden stappen te
doen, niet in de haastigo opwinding van
b' f laatste oogenblik. Eer predikanten der
„Volkskerk zulke oollectieYo 6tappen doen
op politiek terrein, inogen zij zich wel af
vragen, of door een dergelijk optreden do
„Volkskerk" niet ruim zooveel verliezen
kan aan geestelijken invloed dan winnen
aan politieke macht.
Maar, het ligt er toe: in het uiterste ge
vaar zullen zij nu te hoop loopon. Laat
ons althans zien of en waarin dit gevaar,
dit „nadeel voor leven on bloei" der No
de id - Herv. Kerk bestaat. Aan de theolo
gische faculteiten onzer openbare universi
teiten is niet geraakt; de cenige aange
brachte wijziging is, dat do hooglecraren
der „Volkskerk" voortaan zitting zullen
verkrijgen met adviscerende stem in die fa
culteiten'. Er is dus geenerlei verandering
gekomen in een opleiding, waartegen van
de zijde van predikanten in don loop der
jaren m. i. veel te weinig ernstig protest
18 vernomen.
Do voorgedragen wet, die aan de Vrije
Universiteiten, met name aan de Vrije Uni
versiteit te Amsterdam, voorrechten gunt,
17)
Neen, neen, als men dat bedenkt dan heeft
jouw idee veel voor, heel veel voor. Maar
het. spijt mij toch. En dus doe mij het ge
noegen ten minste nog en wees hier nog
een beetje fideel en amuseer je, meisje. En
gij moet ook nog bandig met het geweer
leeren omgaan, voordat gij gaat, ten eerste
is het een genot, en ten tweede kan een
monsch nooit genoeg nuttige dingen lee
ren
Hij was bepaald aangedaan onder het
spreken geworden en nu nam hij het kleine
geweer ter hand, bekeek het met tecderhcid
en zeido zuchtend: ,,Jc moeder was zóó met
dit dingetje ingenomen, dat ik dikwijls te
gen haar gezegd heb: „Gerti, het ontbreekt
er nog maar aan, dat gij het ding mee naar
bed neemt. Ja, zulk een pleizicr had zij er
aan. Nu zult gij het hebben, kind, ik schenk
het jo hierbij plechtig, gebruik het zeer
veelhet is een fijn werk, zeg ik je."
Waltrud beschouwde het wapen met wel
gevallen en poetste met den zakdoek het
zilveren beslag. „U is zoo goed, lieve papa",
zcidc zij met trillende stem. „Ik voel hot,
dat u het zoo goed met mij meent en ik
ben zoo blij, dat ik hier bij u mag zijn. U
zal zien, dat ik met dit ding spoedig zal we
ten om te gaan."
Op eens echter moest zij aan Lisbetha
denken.
„Ik ben echter bang, dat tante Lisbetha
bet niet goed vindt, als ik hier bij u zulke
aan haar promotion den effect us civil ia ver
bindtverandert hoegenaamd niets aan de
positie der openbare theologische facultei
ten, heeft cr zelfs niet indirect invloed op.
Want die veel besproken effectus civilis
beteekent voor do theologische faculteit
niets; immers is voorshands niet te ver
wachten, dat de studie aan de Vrije Uni
versiteit den weg baant tot don kansels in
de Nederd.-Herv. Kerk.
Evenwel: de protesteerende predikanten
willen zich blijkbaar op een ander stand
punt stellen. Tegenover de voorrechten, aan
de Vrije Universiteiten geschonken, vragen
zij, als contraprestatie, „herstel van do
theologische faculteit aan de Openbare
Universiteiten," en voor de vage beloften,
door den Minister dienaangaande gegeven,
eischen zij degeb'jke waarborgen.
Mon vorgote toch niet, zegt de schrijver
verder wat dit „herstel" medebrengt.
„Indien de dogmatische cn practische
vakken weder aan d© openbare hoogescho-
len zullen worden onderwezen, dan kan de
bezetting dezer, voor de Kerk zoo gewich
tige, leerstoelen in geen andere handen
zijn dan in dio van den minister van bin-
nenlandschc zaken. Achten predikanten dit
belang in de handen van eiken minister
van B. Z .veilig? Hebben niet juist de pre
dikanten, uit wier kringen doze oproeping
komt, zich uiterst gebelgd getoond over de
laatste benoeming in de theol. fae. der
hoogesohool te Utreoht door den tegeu-
woordigon minister va-n B. Z. Toch was
de benoemde wel een openbaringsgcloovi-
ge; maar... niet „de noe amis" 1
Wanneer voorgangers der Gemeente ais
zoodanig in het openbaar een woord spre-
kon, dan moet het zijn uit den drang der
oonsoientie. Eore aan de oproepers, dat
zij daarvan niet reppen. Zij «preken alleen
van belangen. „Heiligo belangen" wel is
waar. Maar: hot opkomen voor belangen
eener Kerk, zoolang deze in geen harer
vrijheden wordt aangetast... is het niet uit
don boozo? Hot is opkomen niet voor iets
geestelijks, maar voor uitwendige macht.
Trouwens, reeds in do oproeping zien
wij hoe dit zichzelf straft. Onder de pun
ten, ter overweging aanbevolen, is d „of,
met cenigen grond, iets to berekenen valt
omtrent do gevolgen eenor evontueele ver
worp ing van dit wetsontwerp door Tweede
of Eerste Kamer."
Predikanten willen dus „berekenen",
„gevolgen berekenen". Erg verstandig In
zijn laatste allocutie moot Pi us X gezegd
bobben: „Wanneer ik mijn plicht doe als
Paus, houd ik geen rekening met de poli
tieke gevolgen." Zouden waarlijk predi
kanten onzer „Volkskerk" nog iets kunnen
leeren... van den Paus?"
Prof, Chantespie do la Saussaye kan in
het optreden van predikanten voor de
„heilige belangen" der „Volkskerk" geen
wezenlijken inhoud ontdokken; hij ziet er
niets anders in dan ongobluschten wrok
tegen hun ouden vijand uit de dagen der
doleantie.
Dr. J. Th. do Visser zegt, ook in Dc Ne
derland-er, dat het voldoende is gebleken,
dat hij, om meer dan één reden, principieel
tegenover het wetsontwerp op het Hooger
Onderwijs staat. Maar hij meent een woord
van. afkeuring te moeten doen hooren over
hon, die bet doen voorkomen, alsof nu eigen
lijk voor het eerst door den togenwoordigen
minister van binnenlandsche zaken de the
ologische faculteit aan onze Rijks-univer
siteiten wordt bedreigd
„Ik heb", schrijft hij, „bij deze goheele
kwestie naar mijn diepste overtuiging ge
sproken cn gehandeld, los van alle pilitiek,
en dat wensch ik thans ook te doen tegen
over de langzaam opkomende beweging on
der de vrienden der Ned.-Hervormde Kerk.
En dat te eer, omdat deze bewoging eerst
dan waarlijk goede vruchten zal afwerpen,
wanneer zij bijtijds in het goede spoor wordt
geleid I
Men heeft zioh, vooral in de liberale
pers, eemgszins verbaasd over mijn critiek
op dc tegenwoordige theologische faculteit.
Dit zou zeker niet geschied zijn, wanneer
men in onze kringen beter bekend was
Want gedurende do laatste jaren is do on
tevredenheid over den bestaanden toestand
steeds grooter geworden. En het zijn niet
jongensachtige dingen doe. Ik zou aan zoo
iets ook nooit gedacht hebben. Zij zal mij
beknorren cn zij heeft geen ongelijk, als zij
het doet."
„Hm, hm", bromde hij; „ja, ja, die Bet
ty, 'die heeft wat te bestellen. En wij wil
len haar niet ergeren, begrijpt gij, omdat
zij zoo onaangenaam kan worden. Zij heeft
haar eigenaardigheden, nu, wie heeft die
nietMaar wij behoeY'cn haar immers niet
alles dadelijk aan den neus te hangen. En
dit schietgenocgen behouden wij stilletjes
voor ons."
„Maar als zij mij vraagt, papa?"
„Hm, ja, ja^ als zij je vraagt... Nu, dan
vraagt gij dadelijk wat anders, begrijpt ge,
hij voorbeeld of het sigaretten rooken voor
'dames eigenlijk gezond en of omberen een
prettig spel is, enz. Papa had gezegd, dat
tante Betty haar dat maar moest leeren,
begrijpt gij. Zoo leidt gij haar af en zij laat
je met rust Zoo lang gij hier buiten bij je
eenzamen en ziekelijken papa zijt, meisje,
willon wij het ons hier recht genoeglijk ma
ken. Wat mij betreft, ik heb het noodig.
En nu: het geweer aangepakt! Hier, daar
staat nog een geheele dooa met patronen."
Achtste Hoofdstuk.
Toen Waltrud den volgenden morgen van
den majoor had afscheid genomen, om met
Kuno Lisbetha behield nog het bed
naar de kerk to rijden liet de heer des
huizes zijn huishoudster bij zich ontbieden.
„Wel, mamsel Dörte, hoe'staat het met
uw lijf naaister, de vosharige Dittmarsche?"
begon hij.
„De majoor meent zeker vanwege ons
oomtesje," antwoordde mamsel met een oolij-
ken glimlach. „Ja, ja, een persoontje als
zoo'n elfenkoningin, en daarbij gekleed als
nu, hoe zal men zeggen als een uit
het weeshuis. Dat geeft geen pas, majoor,
volstrekt geen pas."
„Juist daarom," antwoordde hij. „Juist
daarom moet Dittmarsche hier komen. Maar
do zaak moet listig overlegd worden, want
gij begrijpt wel, dat de freule, dio voor
den eenvoud is, niet tusschenbeide mag ko
men. Do kleine zelve zal wel voor een chi
que kleeding zijn, als men haar dat aan
het verstand brengt. Nu, mamsel, gij zult
dat wel beredderen en haar dat goed uit
een zetten."
„Daar sta ik borg voor, majoor," beves
tigde zij. „Mijn hemel, dat zou toch de ver
keerde wereld wezen, als zoo'n meisje
niets voor een goede kleedij over had en al
haar leven in zoo'n koffiezak rondliep."
„Welnu dual Als ik de zaak goed taxeer,
zal de freule zich nog een paar dagen in
haar vertrekken ophouden. Intussohen moet
de gedaanteverwisseling plaats hebben. Mij
dunkt, als u morgen met don eersten troin
naar de stad gingt, kocht wat noodig wae,
Dittmarsche desnoods met geweld meepakte,
als zij bezwaren mooht opperen, in den wag
gon, en dan kan 'e middags hier de knipperij
reeds van stapel loopen. Of Dittmarsche het
wel netjes doet?" vroeg de majoor.
„Die?" Nu of ze! Die heeft smaak voor
twee, al kan zij dien ook aan mijn eenvou
dige kleederen niet tot zijn recht laten ko
men." antwoordde Dörte.
„Zij moet onder het voorwendsel hier zijn,
dat zij, zooals anders altijd, voor u komt
naaien. Mamsel, gij begrijpt het, nietwaar?
En opdat het niet geheel gelogen is, moet
gij voor mijn rekening dadelijk een japon
netje voor u meebrengen, mamsel, een
zwart wollen of witte mousselinen met roo-
de strikken. Het mag twintig mark kosten,
als gij do zaak goed in orde brengt."
„Dat is een woord, majoor. Hartelijk
dank," zeide zij verheugd. „En wat moet
voor het comtesje aangeschaft wórden?"
„Wat u goedvindt. Het moet fijn zijn en
elegant. En voor een bijzonder mooicn hoed
moot ook gezorgd worden. Kortom, piek
fijn 1"
Dörte sloeg zich met de vlakko hand te
gen het voorhoofd. „Er is immere nog een
heelo kast vol kleercn van mevrouw zali
ger," riep zij. „En wat voor kostuumpjes
zijn daaronder! Ik wed, 'dat het figuurtje
past. En gemoderniseerd en veranderd, nu,
Dittmarsche is dat toevertrouwd. Dat
wordt prachtig."
„Maar pas op, dat de zaak niet te vroeg
uitlekt. Wij willen de freule verrassen. Maar
nog één ding: als u morgen naar dc sta/d
gaat, breng dan de een of aardige attentie
voor mijn nicht mee, een mooien bouquet
van den tuinman, dat spreekt vanzelf, maar
ook nog zoo wat tot opwekking van liet ge
moed. Ik geloof, dat zij van iels pikants
houdt; nu, laten wij zeggen, een half pond
kaviaar, in een luxe-verpakking En een
paar flesschen madera moogt gij er op den
koop toe nog bij nemen. Steeds feudaal,
mamsel Dörte."
„Zeker, majoor, men kent 'dat immers.
U kan zich geheel op uw mamsel verlaten."
Zij wilde heengaan, maar de majoor riep
haar nog eens tot zich en zeide geheimzin
nig: „Voor de freulo alle respect; zooals
vanzelf spreekt alle respect. Maar geef op
de kleine goed acht. En als zoo allerlei
grillen mochten voor den dag komen van-
het niet hooren van landbouwbonden cn boe
renbonden en ten tweode de bangheid van
den minister van financiën om door het
heffen van invoerreohten, geëvenredigd aan
die hier geheven worden van de producten
van geslachte beesten, de margarine-fabri
kanten te benadeel en.
Worden hier beesten, behalve varkens, ge
slacht, dan betaalt men daarvan 10 pCt.
van vlcesch, huiden, vet, enz. Dat brengt
jaarlijks op pl. m. 4 millioen gulden, welke
belasting uitsluitend op dc boeren drukt-
Wil men dit niet gelooven, men vergelijke
den prijs van het vee in naburige landen
niet dien van hier.
„Ingevoerd vleosoh, versch of gezouten,
bet-aait hier slechts zes gulden por 100 kilo
gram of ongeveer zeven procent. Vet van
runderen cn schapen, ongesmolten betaalt
slechts f 3, maar is liet gesmolten, dan is
het vrij Beenderen zijn vrij. Huiden zijn
vrij; on van dat alles heeft de arme boer
hior tooh tien procent te betalen. Is het niet
God geklaagd, dat in ons land, nu tooh an
dere industrieën beschermd wordem, de boer
alleen bij het buitenland zoo sohandelijk
wordt ten achter gesteld.
Wij borusten er in, dat zijn granen niet
beschermd worden, maar nooit zullen wij er
in berusten, dat op hem alleen blijve drukken
een jaarlijksohc last van vier millioen gul
den, terwijl de vreemdeling voor diezelfde
goederen, bij invoer hier te lande, weinig
of niets betaalt. Is men hot hierin met ons
eens, dan ook op ten strijde, gij allen, land
bouwers en vrienden der Iandbouwors.
Toont nu, gij onze afgevaardigden, dat het
u ernst was, toen gij beloof dot voor de boe
ren!) o langen te zullen zorgen, en de zege zal
ons zijn. Wij hebben heit bij de Drankwet ge
zien. Do brouwers, branders, do hotelhou
ders, die, in een bond vereenigd, hun «tom-
mon deden hooren, hebben hun zin gekregen.
Ook gij, boeren, zult uw zin krijgon, mits
gij nu eendrachtig uw stommen verheft on-
dor de leus: Wij willen niet bij de buiten
landora achtergesteld worden. Daarom óf
vrijdom van den accijns op het geslaoht, óf
bolasting van den vreomdo, minstens zoo
zwaar als rij."
In hot Sociaal Weekblad bespreekt do
heer A. van Gijn het gewijzigd ontwerp-
Drankwet en komt tot do conclusie:
„dat do winst op den duur veel grooter
zal zijn dan het verlies, maar tevens, dat
al hetgeen, waarin do nieuwe wetgeving bij
de oude zal achterstaan, terstond zioh zal
doen geivoolcn, terwijl do verscherpingen
grootondeels eerst na een half menschcnlc-
ven in werking timeden.
Wellicht laat zich het voordcolig saldo
nog wat aandikken door can paar geslaag
de amendementen, bijv. strekkende om het
verlof reods bij do eerste overtreding te
schorsen, om de oude slijters van twee li
ters als overgang bij hun twee liters te la
ten, om de oombinaties van den verkoop bij
drie maatjes met andere winkelneringen
to verbieden, om het maximum over cenige
jaren overal te verminderen, enz. Mocht
daarentegen de oppositie in do Kamer nog
wat meer voor haar beschermelingen weten
te bevechten, zonder een goedo compensa
tie op andore punten; mooht het ontwerp
nog vordor worden verslapt, dan gaat do
aanneming daarvan voor de drankbestrij
ders zeor veel op een PyrrhusoverwinnLng
gelijken."
Hot eerste ontwerp mot het tweede verge
lijkende, ontdekte de schrijver in het nieu
we een flinken stap acheruit in zake de op
ruiming van de vergunningen boven het
maximum.
„Want bleef do bestaande wet geldon, dan
zouden de ovorcompleto vergunningen door
don dood dor houders uit de wereld gaan.
Nu krijgen nog daarenboven de weduwen
eon levenslang recht cn zoo al geen tappora-
majoraten, tappersdouairioön zullen wo
toch aanschouwen.
Om de verhooging van het minimum van
2 liters op 10 liters te redden, worden ook
alle bestaande slijters van minstens 2 liters
tot slijters van 3 maatjes gepromoveerd."
En de heer Van Gijn stelt do vraag of do
drankbestrijder de verhooging van hot mi-
j nimum onder zulke omstandigheden nog
I aanvaarden moet en ook, "wat er zulk een
gunst aan dc slijters motiveert.
wego de vrouwenopvoeding nu, zij is im
mers een verstandige persoon en een goed
woord vindt licht een goede plaats. Het
kind, weet gij, moet zich hier nog recht
thuis gevoelen, zoo recht vrij en prettig.
Later, nu, dan moet zij maar zien, hoo zij
het klaar speelt."
„Aan mij zal het zeker niet liggen, mar
joor, zeer zeker niet," verzekerde zij en ver
liet meteen de kamer. Hij echter stak een
sigaar aan, trok de deken hooger over zijn
kniccn en keek in behaaglijk gepeins do
rookwolkjes na, terwijl de wind het gelui
der kerkklokken gedempt overbracht.
Intusschen hadden Waltrud en Kuno voor
het eenvoudige kerkje, welks klokkestoel
in den nauwen toren kraakte en knarste,
stilgehouden. Ter wille van Kuno had de
koetsier nooit tot een kerkgang behoeven
aan te spannen; de majoor woonde wegen®
zijn lijdenden toestand geen godsdienstoe
fening bij on mamsel Dörte had dikwijls,
wegens het toebereiden van het Zondags-
maal, daartoe geen tijd.
De boeren, die van alle kanten naar het
godshuis waren toegestroomd, gaapten zon
der bijzonder verstandige uitdrukking het
rijtuig van den landheer en de persone i,
die er inzaten, aan, en met eenige bevangen
heid liep W ltrud naast Kuno door de
nieuwsgierigen naar de bar.k van den vrij
heer met het grof gesneden wepen aan de
deur. Zij was van plan geweest, vooraf aan
het graf van haar moeder te bidden, maar
haar schucl rheid weerhield haar in het
bijzijn van de nog buiten staande landbou
wers haar voornemen uit te voeren.
(Wordt vervolgd.)