LEIDSCH DAGBLAD. WOENSDAG 23 MAART. - TWEEDS BLAD. Anno 1904 PERSOVERZICHT. FEUILLETON. "Verijdelde plannen. No. 13523 alleen predikanten, die er den staf over breken. Ik ken theologische professoren, door den Staat benoemd, die dit doen. Zelfs uit het kamp der modernen gingen in den laatsten tijd beslist afkeurende stemmen op. Ik zou namen kunnen noemen van enkele hooggeplaatste liberale Kamerleden, die oordeelen, dat in 1870 aan de theologische faculteit onrecht is geschied. En dat is geen wonder, want wat heeft men destijds met haar gewild en van haar gesmaakt Er moest een faculteit zijn, waar de gods dienst tot object van wetenschappelijk on derdook word gemaakt. Zooveel mogelijk neutraal moest zij zijn, opdat elk, die wilde, hetzij hij protest-antsch of roomsoh, of ook jood was, er een doctorstitel in de Godge leerdheid zou kunnen verkrijgen. Vandaar, dat men do dogmatiek schrapte, want daar bij kwam het standpunt van den docent te geprononocord uit. Vandaar, dat men bijna alle vakken tot louter historische vakken maakte, als: geschiedenis der leer aangaan de God; geschiedenis der godsdiensten in hot algemeen; geschiedenis van don Israelieti- schen godsdienst; geschiedenis van het Christendom; geschiedenis der leer-tellingen van den Ohrietelijken godsdienst. Vandaar, dat het een faculteit van godsdionstwetcn schap zou zijn. Men verkeerde in den waan, dat er jonge menschen zouden worden ge vonden, die, zonder zioh aan den dienst van de een of andere Kerk te wijdon, den gods dienst qua talie zouden gaan bestudeeren, en drukte daartoe op de vroegere theologi sche faculteit het merk van het moderne dogma der godsdienstwetenschap. Feitelijk werd zij dus een liberale propa- gandaschool. Ik zeg <üt niet, doelende op de professoren. Dab zij verre van mij Maar ik zeg dat met het oog op do series lecti- onum. Welnu! daarvoor is de liberale par tij aansprakelijk. Zij heeft onze theologi sche faculteit verminkt. Do officicole stuk ken van 1876 wijzen dit uit. Dc lieer Meea brak cr dan ook nu weder een lans voor En zijn invloedrijke stem bewijst, dat wij voor wat wij noemen: ,,het herstel der theo logische faculteit" niets te wachten hebben van de geestverwanten van dien goachten afgevaardigde Ik hoop, dat onze vrienden dat goed in het oog houden. Men kan Kuy- pers wetsontwerp afkeuren en bestrijden, maar niemand koestere ook maar één oogen- blik do verwachting, dat de linkerzijde haar werk van 187G ongedaan zal maken. Daar voor is zij te liberaal in den doctrinairen zin des woords!" Dc schrijver maakt voor eon enkelen li beraal onderscheid, maar de linkerzijde a.ls zoodanig, zegt hij, herstelt ongetwijfeld de theologische faculteit nooit, zelfs niet in dem vorm van vóór 1876. Dr. De Viseer meent, dat dc laatste weken daarvoor zelfs een sprekend bewijs leveren. ,,Men kont namelijk", schrijft hij, „het amendement, dat dc heeren Tal ma-, Sohok- king en ik hebben ingediend en door den Minister werd o-ver go nomen. Daartegen nu kwam men in en buiten de Kamer, juist van liberale zijde op, omdat daarin een voor sprong aan de Ned -Herv. Kerk werd gege ven. Zelfs las ik in een liberaal orgaan, dat het streod met artikel 168 van de Grondwet, waar staat: „Aan alle kerkgenootschappen in hot Rijk wordt gelijke bescherming ver leend." Hoe is het mogelijk? De Ned.-Herv. Kerk, die nog iets heeft trachten te maken van do in 1876 verminkte faculteit, had toch zeker wel dat gering bewijs van dankbaar heid van dieai kant verdiend. Want stel eens, dat zij zich die faculteit niet had aan getrokken In dat geval had de Staat 3 maal 4 theologische professoren te bezoldi gen gehad, zonder dat bijna iemand van hun onderwijs had genoten, om eons niet te spre ken van het gemis aan collegegelden, dat hij pijnlijk zou hebben gevoeld. Want nie mand gaat naar de Universiteit om alleen een doctoraat in de Godgeleerdheid te ver krijgen, dat in hot practische leven hoege naamd geen bctcekenis heeft. De eenigo hoop, dat die vereneden theologische facul teit nog iets zou uitwerken, was gevestigd op de Ned.-Herv. Kerk en zij heeft in dit opzicht de liberale paj-tij van 1876 niet in den steek gelaten. Ook al was hot zeer te haren nadsele I Want de methodologische studiegang voor toekomstige herders en leer- aare deugt niet. Wij zuchten onder hot ge mis aan behoorlijke dogmatische voorberei ding en practische vorming. Vandaar niet het minst tegenwoordig zooveel wind van leerMaar hoe dit zij, ik vraag of er een welmeencnde geest tegenover de Ned.-Herv. Kerk spreekt uit die aanvallen op ons amen dement, dat, als in terugbetaling voor de diensten door genoemde Kerk aan den Staat en aan de faculteit der godsdienstwe tenschap bewezen, dit kleine voorrecht vroeg? Zeer hoop ik, dat het antwoord op die vraag onze vrienden tot behoedzaam heid zal stemmen. Daaraan verbind ik een verzoek. Op de Predikanten vergadering van verleden jaar deed ik het voorstel, een commissie te benoe men, die het tegenwoordig wetsontwerp en vooral zijn bctcekenis voor de theologische faculteit in studie zou nemen. Dat voor stel werd aangenomen. Ik beoordeel niet of die commissie aan de opdracht heeft vol daan. Maar wèl leg ik er de nadruk op, dat het meer dan tijd is lo. om het vraagstuk te onderzoeken hoe dc theol faculteit kan en moet worden hersteld, en 2o. om de mannen in onze Kerk, die te dezen opzichte van goe den wille zijn, samen te brengen, opdat zij tot eenstemmigheid komen. De strijd tegen den bestaande n methodologisohen studie- gang der aanstaande dienaren des Woords kan dan eerst met een overwinning voor ons eindigen, als wij weten wat wij willen. Vóór dien tijd staan wij tegenover de libe ralen zwak cn hebben wij aan do toezeg ging van minister Kuypor niets." Het Huisgezin zegt over het recht op petroleum: Onder de artikelen, waarop wij het in voerrecht liever niet verhoogd hadden ge zien, behoort petroleum. Vooreerst is ccd recht op petroleum een zuiver fiscaal recht, daar geen inlandsch product er door besohermd wordt Op de tweede plaats drukt een recht op petroleum zwaar op de min dergegoeden, die hot meerctndccl dor consumenten uitma- ken. Om deze twee redenen ware het beter gowcest, het recht op petroleum niet van 0 50 op /0.75 per 100 kilogram te vorhoo- gen. De Minister zegt wel, dat dece verhooging can arbeideregezin op een meerdere uitgaaf van slochts li 2 cent per week. zal te staan komen. Maar dezo vermeerdering is, waar nog andere offers gevraagd worden, zoo goring niet. En voor een eerste levensbehoefte lijkt ze ons vooral hiorom te groot, omdat zo enkel cd alleen aan de schatkist ten goedo komt. Het hoogcr recht op minerale oliën zal naar schatting plus minus 4 ton moor op brengen. Onder die 4 ton is ook de opbrengst van naphtha, benzine, enz. begrepen, maar de petroleum alleen draagt toch stellig 3 ton bij. En die 3 ton zal voor het meercndeol door don kleinen man moeten worden be taald Dat mag, dunkt ons. van hem niet worden gevergd. In De JAmburger Aankondiger komt een hoofdartikel voor over „het tarief-ont werp en de boeren." Daarin wordt gewezen „op znlko gTovo fout, op zulke onrechtvaardigheid in het tarief, dat, wordt deze niet verbeterd, het goheele ontwerp voor ons onbruikbaar wordt en wij een „non possum us" cr over moeten uitspreken." „De talrijkste, do voor ons volksbestaan onmisbaarste, de gchcele Boe renstand wordt getroffen met een belasting van millioenen per jaar". En dat, terwijl „de boerenstand toch al niet bloeiend is en door gebrek aan arbeidskrachten zcor ge schaad wordt, welk laatste euvel, wanneor door de invoering van het nieuwe tarief de Industrie in ons land tot grooteren bloei mocht gebracht worden, zeer zal verergeren en denkelijk den achteruitgang van het boe renbedrijf snel zal doen toenemen." De fout is, dat, terwijl men den accijns op hot geslacht behoudt, men de producten van het geslacht, worden zij uit den vreemde in gevoerd, luttel belast of geheel vrijlaat. De oorzaken vam do fout zijn ten eorste gTjL - IMTTTV ■J-KIIIIMiMlHBlr.t-rr.T-rrwv- Uit een ingezonden stuk in De Nederlan >r blijkt, dat een der predikanten, die bekende a/d rossen tegen het Hooger n cl e r w ij s-o ntwerp med e-ondertee - nd heeft, door dr. Kuyper's buitengewone schikkelijkheid op de twee laatste dagen a het debat, bekeerd is. Dr. P. J. Krom- !t schrijft: „Andere bezwaren laat ik nu eens rusten, di voor mij was hoofdbezwaar tegen deze dat geen horstel der theologi- cbe faculteit aan onze Staats- niversitciiten was voorafgegaan. Nu door het aannemen van 't amendement-Do i.ver m. i. gegeven, wat op dit oogenblik ogelijk was in deze richting. Daarbij nu door minister Kuyper de opzettelijke rklaring gevoegd, dat het „in zijn b e- oel i n g ligt do theologische faculteit bij komende reorganisatie van het Hooger nderwijs te herstellen met de dogmatiek als itogreerend deel". Wol heeft de Minister ierbij de oproeping gevoegd tot de „ge- •digden" om nu zoo mogelijk te komen mot n eenstemmig voorstel, doch do „bedoc- ing van don Minister om de theologische •culteifc te herstellen" blijft daarvan oh uit don aard der zaak onafhankelijk, r.endien heeft do Minister naar aanlei- ing van een woord van dr. Schokking dui- elijk gezegd, dat hij de tegenstelling van ■n heer Mees (óf handharing van den tc- nwoordigeai toestand óf opheffing ologisohe faculteit) niet aanvaardde. Al blijf ik dus de indiening van dit wets- nt.werp o n t ij d i g noemen, al acht ik het n hooge mate bedenkelijk, dat feitelijk ter ille van de Vrije Universiteit alles, wat b Christelijke actie betreft, opéénworp g o z e t, zoo meen ik toch, dat nu de ..''•;wen omstandigheden" dermate zijn ge- ijzigd, dat, nu hot wetsontwerp cr een- :.ial ligt, dit compromis kan worden anvaard." Er zal nu -r- meent dr. Kromsigb eorlij- i? en „vriendschappelijke" concurrentie ;unnon zijn in do wijze, waarop dr. Kuy- »r o.a ©enerzijds en de Ned.-Herv. predi on ten anderzijds ohristel ijken invloed op wis volk kunnen oefenen Dr. Schokking kan zich dunkt De fitri/tce Courant nu aan zijn geestelijke vorstelingen met zich zelf onttrekken en voorstemmen. Of echter hot boven vermelde artikel tjo ook het rcoht inzicht van don boer De Visser tot kromsigt maken zal De Nederlander bevat een artikel van prof. dr. P. D Chantopio de la Saussaye, die meent, dat het hoogst zonderling moet koeten, dat eeai wetsvoord racht, die cell liet verwachten reeds bij het optreden vin dit bewind, di© vele maanden in haar tefd;trek ken bekend was, eerst te elfder de predikanten der „Volkskerk" op de éecn brengt. „Indien," zoo schrijft hij, „werkelijk een ion groot gevaar die „Volkskerk" bedreigt, tonden wijsheid en plicht geboden hebben, daartegen tijdig cn beraden stappen te doen, niet in de haastigo opwinding van b' f laatste oogenblik. Eer predikanten der „Volkskerk zulke oollectieYo 6tappen doen op politiek terrein, inogen zij zich wel af vragen, of door een dergelijk optreden do „Volkskerk" niet ruim zooveel verliezen kan aan geestelijken invloed dan winnen aan politieke macht. Maar, het ligt er toe: in het uiterste ge vaar zullen zij nu te hoop loopon. Laat ons althans zien of en waarin dit gevaar, dit „nadeel voor leven on bloei" der No de id - Herv. Kerk bestaat. Aan de theolo gische faculteiten onzer openbare universi teiten is niet geraakt; de cenige aange brachte wijziging is, dat do hooglecraren der „Volkskerk" voortaan zitting zullen verkrijgen met adviscerende stem in die fa culteiten'. Er is dus geenerlei verandering gekomen in een opleiding, waartegen van de zijde van predikanten in don loop der jaren m. i. veel te weinig ernstig protest 18 vernomen. Do voorgedragen wet, die aan de Vrije Universiteiten, met name aan de Vrije Uni versiteit te Amsterdam, voorrechten gunt, 17) Neen, neen, als men dat bedenkt dan heeft jouw idee veel voor, heel veel voor. Maar het. spijt mij toch. En dus doe mij het ge noegen ten minste nog en wees hier nog een beetje fideel en amuseer je, meisje. En gij moet ook nog bandig met het geweer leeren omgaan, voordat gij gaat, ten eerste is het een genot, en ten tweede kan een monsch nooit genoeg nuttige dingen lee ren Hij was bepaald aangedaan onder het spreken geworden en nu nam hij het kleine geweer ter hand, bekeek het met tecderhcid en zeido zuchtend: ,,Jc moeder was zóó met dit dingetje ingenomen, dat ik dikwijls te gen haar gezegd heb: „Gerti, het ontbreekt er nog maar aan, dat gij het ding mee naar bed neemt. Ja, zulk een pleizicr had zij er aan. Nu zult gij het hebben, kind, ik schenk het jo hierbij plechtig, gebruik het zeer veelhet is een fijn werk, zeg ik je." Waltrud beschouwde het wapen met wel gevallen en poetste met den zakdoek het zilveren beslag. „U is zoo goed, lieve papa", zcidc zij met trillende stem. „Ik voel hot, dat u het zoo goed met mij meent en ik ben zoo blij, dat ik hier bij u mag zijn. U zal zien, dat ik met dit ding spoedig zal we ten om te gaan." Op eens echter moest zij aan Lisbetha denken. „Ik ben echter bang, dat tante Lisbetha bet niet goed vindt, als ik hier bij u zulke aan haar promotion den effect us civil ia ver bindtverandert hoegenaamd niets aan de positie der openbare theologische facultei ten, heeft cr zelfs niet indirect invloed op. Want die veel besproken effectus civilis beteekent voor do theologische faculteit niets; immers is voorshands niet te ver wachten, dat de studie aan de Vrije Uni versiteit den weg baant tot don kansels in de Nederd.-Herv. Kerk. Evenwel: de protesteerende predikanten willen zich blijkbaar op een ander stand punt stellen. Tegenover de voorrechten, aan de Vrije Universiteiten geschonken, vragen zij, als contraprestatie, „herstel van do theologische faculteit aan de Openbare Universiteiten," en voor de vage beloften, door den Minister dienaangaande gegeven, eischen zij degeb'jke waarborgen. Mon vorgote toch niet, zegt de schrijver verder wat dit „herstel" medebrengt. „Indien de dogmatische cn practische vakken weder aan d© openbare hoogescho- len zullen worden onderwezen, dan kan de bezetting dezer, voor de Kerk zoo gewich tige, leerstoelen in geen andere handen zijn dan in dio van den minister van bin- nenlandschc zaken. Achten predikanten dit belang in de handen van eiken minister van B. Z .veilig? Hebben niet juist de pre dikanten, uit wier kringen doze oproeping komt, zich uiterst gebelgd getoond over de laatste benoeming in de theol. fae. der hoogesohool te Utreoht door den tegeu- woordigon minister va-n B. Z. Toch was de benoemde wel een openbaringsgcloovi- ge; maar... niet „de noe amis" 1 Wanneer voorgangers der Gemeente ais zoodanig in het openbaar een woord spre- kon, dan moet het zijn uit den drang der oonsoientie. Eore aan de oproepers, dat zij daarvan niet reppen. Zij «preken alleen van belangen. „Heiligo belangen" wel is waar. Maar: hot opkomen voor belangen eener Kerk, zoolang deze in geen harer vrijheden wordt aangetast... is het niet uit don boozo? Hot is opkomen niet voor iets geestelijks, maar voor uitwendige macht. Trouwens, reeds in do oproeping zien wij hoe dit zichzelf straft. Onder de pun ten, ter overweging aanbevolen, is d „of, met cenigen grond, iets to berekenen valt omtrent do gevolgen eenor evontueele ver worp ing van dit wetsontwerp door Tweede of Eerste Kamer." Predikanten willen dus „berekenen", „gevolgen berekenen". Erg verstandig In zijn laatste allocutie moot Pi us X gezegd bobben: „Wanneer ik mijn plicht doe als Paus, houd ik geen rekening met de poli tieke gevolgen." Zouden waarlijk predi kanten onzer „Volkskerk" nog iets kunnen leeren... van den Paus?" Prof, Chantespie do la Saussaye kan in het optreden van predikanten voor de „heilige belangen" der „Volkskerk" geen wezenlijken inhoud ontdokken; hij ziet er niets anders in dan ongobluschten wrok tegen hun ouden vijand uit de dagen der doleantie. Dr. J. Th. do Visser zegt, ook in Dc Ne derland-er, dat het voldoende is gebleken, dat hij, om meer dan één reden, principieel tegenover het wetsontwerp op het Hooger Onderwijs staat. Maar hij meent een woord van. afkeuring te moeten doen hooren over hon, die bet doen voorkomen, alsof nu eigen lijk voor het eerst door den togenwoordigen minister van binnenlandsche zaken de the ologische faculteit aan onze Rijks-univer siteiten wordt bedreigd „Ik heb", schrijft hij, „bij deze goheele kwestie naar mijn diepste overtuiging ge sproken cn gehandeld, los van alle pilitiek, en dat wensch ik thans ook te doen tegen over de langzaam opkomende beweging on der de vrienden der Ned.-Hervormde Kerk. En dat te eer, omdat deze bewoging eerst dan waarlijk goede vruchten zal afwerpen, wanneer zij bijtijds in het goede spoor wordt geleid I Men heeft zioh, vooral in de liberale pers, eemgszins verbaasd over mijn critiek op dc tegenwoordige theologische faculteit. Dit zou zeker niet geschied zijn, wanneer men in onze kringen beter bekend was Want gedurende do laatste jaren is do on tevredenheid over den bestaanden toestand steeds grooter geworden. En het zijn niet jongensachtige dingen doe. Ik zou aan zoo iets ook nooit gedacht hebben. Zij zal mij beknorren cn zij heeft geen ongelijk, als zij het doet." „Hm, hm", bromde hij; „ja, ja, die Bet ty, 'die heeft wat te bestellen. En wij wil len haar niet ergeren, begrijpt gij, omdat zij zoo onaangenaam kan worden. Zij heeft haar eigenaardigheden, nu, wie heeft die nietMaar wij behoeY'cn haar immers niet alles dadelijk aan den neus te hangen. En dit schietgenocgen behouden wij stilletjes voor ons." „Maar als zij mij vraagt, papa?" „Hm, ja, ja^ als zij je vraagt... Nu, dan vraagt gij dadelijk wat anders, begrijpt ge, hij voorbeeld of het sigaretten rooken voor 'dames eigenlijk gezond en of omberen een prettig spel is, enz. Papa had gezegd, dat tante Betty haar dat maar moest leeren, begrijpt gij. Zoo leidt gij haar af en zij laat je met rust Zoo lang gij hier buiten bij je eenzamen en ziekelijken papa zijt, meisje, willon wij het ons hier recht genoeglijk ma ken. Wat mij betreft, ik heb het noodig. En nu: het geweer aangepakt! Hier, daar staat nog een geheele dooa met patronen." Achtste Hoofdstuk. Toen Waltrud den volgenden morgen van den majoor had afscheid genomen, om met Kuno Lisbetha behield nog het bed naar de kerk to rijden liet de heer des huizes zijn huishoudster bij zich ontbieden. „Wel, mamsel Dörte, hoe'staat het met uw lijf naaister, de vosharige Dittmarsche?" begon hij. „De majoor meent zeker vanwege ons oomtesje," antwoordde mamsel met een oolij- ken glimlach. „Ja, ja, een persoontje als zoo'n elfenkoningin, en daarbij gekleed als nu, hoe zal men zeggen als een uit het weeshuis. Dat geeft geen pas, majoor, volstrekt geen pas." „Juist daarom," antwoordde hij. „Juist daarom moet Dittmarsche hier komen. Maar do zaak moet listig overlegd worden, want gij begrijpt wel, dat de freule, dio voor den eenvoud is, niet tusschenbeide mag ko men. Do kleine zelve zal wel voor een chi que kleeding zijn, als men haar dat aan het verstand brengt. Nu, mamsel, gij zult dat wel beredderen en haar dat goed uit een zetten." „Daar sta ik borg voor, majoor," beves tigde zij. „Mijn hemel, dat zou toch de ver keerde wereld wezen, als zoo'n meisje niets voor een goede kleedij over had en al haar leven in zoo'n koffiezak rondliep." „Welnu dual Als ik de zaak goed taxeer, zal de freule zich nog een paar dagen in haar vertrekken ophouden. Intussohen moet de gedaanteverwisseling plaats hebben. Mij dunkt, als u morgen met don eersten troin naar de stad gingt, kocht wat noodig wae, Dittmarsche desnoods met geweld meepakte, als zij bezwaren mooht opperen, in den wag gon, en dan kan 'e middags hier de knipperij reeds van stapel loopen. Of Dittmarsche het wel netjes doet?" vroeg de majoor. „Die?" Nu of ze! Die heeft smaak voor twee, al kan zij dien ook aan mijn eenvou dige kleederen niet tot zijn recht laten ko men." antwoordde Dörte. „Zij moet onder het voorwendsel hier zijn, dat zij, zooals anders altijd, voor u komt naaien. Mamsel, gij begrijpt het, nietwaar? En opdat het niet geheel gelogen is, moet gij voor mijn rekening dadelijk een japon netje voor u meebrengen, mamsel, een zwart wollen of witte mousselinen met roo- de strikken. Het mag twintig mark kosten, als gij do zaak goed in orde brengt." „Dat is een woord, majoor. Hartelijk dank," zeide zij verheugd. „En wat moet voor het comtesje aangeschaft wórden?" „Wat u goedvindt. Het moet fijn zijn en elegant. En voor een bijzonder mooicn hoed moot ook gezorgd worden. Kortom, piek fijn 1" Dörte sloeg zich met de vlakko hand te gen het voorhoofd. „Er is immere nog een heelo kast vol kleercn van mevrouw zali ger," riep zij. „En wat voor kostuumpjes zijn daaronder! Ik wed, 'dat het figuurtje past. En gemoderniseerd en veranderd, nu, Dittmarsche is dat toevertrouwd. Dat wordt prachtig." „Maar pas op, dat de zaak niet te vroeg uitlekt. Wij willen de freule verrassen. Maar nog één ding: als u morgen naar dc sta/d gaat, breng dan de een of aardige attentie voor mijn nicht mee, een mooien bouquet van den tuinman, dat spreekt vanzelf, maar ook nog zoo wat tot opwekking van liet ge moed. Ik geloof, dat zij van iels pikants houdt; nu, laten wij zeggen, een half pond kaviaar, in een luxe-verpakking En een paar flesschen madera moogt gij er op den koop toe nog bij nemen. Steeds feudaal, mamsel Dörte." „Zeker, majoor, men kent 'dat immers. U kan zich geheel op uw mamsel verlaten." Zij wilde heengaan, maar de majoor riep haar nog eens tot zich en zeide geheimzin nig: „Voor de freulo alle respect; zooals vanzelf spreekt alle respect. Maar geef op de kleine goed acht. En als zoo allerlei grillen mochten voor den dag komen van- het niet hooren van landbouwbonden cn boe renbonden en ten tweode de bangheid van den minister van financiën om door het heffen van invoerreohten, geëvenredigd aan die hier geheven worden van de producten van geslachte beesten, de margarine-fabri kanten te benadeel en. Worden hier beesten, behalve varkens, ge slacht, dan betaalt men daarvan 10 pCt. van vlcesch, huiden, vet, enz. Dat brengt jaarlijks op pl. m. 4 millioen gulden, welke belasting uitsluitend op dc boeren drukt- Wil men dit niet gelooven, men vergelijke den prijs van het vee in naburige landen niet dien van hier. „Ingevoerd vleosoh, versch of gezouten, bet-aait hier slechts zes gulden por 100 kilo gram of ongeveer zeven procent. Vet van runderen cn schapen, ongesmolten betaalt slechts f 3, maar is liet gesmolten, dan is het vrij Beenderen zijn vrij. Huiden zijn vrij; on van dat alles heeft de arme boer hior tooh tien procent te betalen. Is het niet God geklaagd, dat in ons land, nu tooh an dere industrieën beschermd wordem, de boer alleen bij het buitenland zoo sohandelijk wordt ten achter gesteld. Wij borusten er in, dat zijn granen niet beschermd worden, maar nooit zullen wij er in berusten, dat op hem alleen blijve drukken een jaarlijksohc last van vier millioen gul den, terwijl de vreemdeling voor diezelfde goederen, bij invoer hier te lande, weinig of niets betaalt. Is men hot hierin met ons eens, dan ook op ten strijde, gij allen, land bouwers en vrienden der Iandbouwors. Toont nu, gij onze afgevaardigden, dat het u ernst was, toen gij beloof dot voor de boe ren!) o langen te zullen zorgen, en de zege zal ons zijn. Wij hebben heit bij de Drankwet ge zien. Do brouwers, branders, do hotelhou ders, die, in een bond vereenigd, hun «tom- mon deden hooren, hebben hun zin gekregen. Ook gij, boeren, zult uw zin krijgon, mits gij nu eendrachtig uw stommen verheft on- dor de leus: Wij willen niet bij de buiten landora achtergesteld worden. Daarom óf vrijdom van den accijns op het geslaoht, óf bolasting van den vreomdo, minstens zoo zwaar als rij." In hot Sociaal Weekblad bespreekt do heer A. van Gijn het gewijzigd ontwerp- Drankwet en komt tot do conclusie: „dat do winst op den duur veel grooter zal zijn dan het verlies, maar tevens, dat al hetgeen, waarin do nieuwe wetgeving bij de oude zal achterstaan, terstond zioh zal doen geivoolcn, terwijl do verscherpingen grootondeels eerst na een half menschcnlc- ven in werking timeden. Wellicht laat zich het voordcolig saldo nog wat aandikken door can paar geslaag de amendementen, bijv. strekkende om het verlof reods bij do eerste overtreding te schorsen, om de oude slijters van twee li ters als overgang bij hun twee liters te la ten, om de oombinaties van den verkoop bij drie maatjes met andere winkelneringen to verbieden, om het maximum over cenige jaren overal te verminderen, enz. Mocht daarentegen de oppositie in do Kamer nog wat meer voor haar beschermelingen weten te bevechten, zonder een goedo compensa tie op andore punten; mooht het ontwerp nog vordor worden verslapt, dan gaat do aanneming daarvan voor de drankbestrij ders zeor veel op een PyrrhusoverwinnLng gelijken." Hot eerste ontwerp mot het tweede verge lijkende, ontdekte de schrijver in het nieu we een flinken stap acheruit in zake de op ruiming van de vergunningen boven het maximum. „Want bleef do bestaande wet geldon, dan zouden de ovorcompleto vergunningen door don dood dor houders uit de wereld gaan. Nu krijgen nog daarenboven de weduwen eon levenslang recht cn zoo al geen tappora- majoraten, tappersdouairioön zullen wo toch aanschouwen. Om de verhooging van het minimum van 2 liters op 10 liters te redden, worden ook alle bestaande slijters van minstens 2 liters tot slijters van 3 maatjes gepromoveerd." En de heer Van Gijn stelt do vraag of do drankbestrijder de verhooging van hot mi- j nimum onder zulke omstandigheden nog I aanvaarden moet en ook, "wat er zulk een gunst aan dc slijters motiveert. wego de vrouwenopvoeding nu, zij is im mers een verstandige persoon en een goed woord vindt licht een goede plaats. Het kind, weet gij, moet zich hier nog recht thuis gevoelen, zoo recht vrij en prettig. Later, nu, dan moet zij maar zien, hoo zij het klaar speelt." „Aan mij zal het zeker niet liggen, mar joor, zeer zeker niet," verzekerde zij en ver liet meteen de kamer. Hij echter stak een sigaar aan, trok de deken hooger over zijn kniccn en keek in behaaglijk gepeins do rookwolkjes na, terwijl de wind het gelui der kerkklokken gedempt overbracht. Intusschen hadden Waltrud en Kuno voor het eenvoudige kerkje, welks klokkestoel in den nauwen toren kraakte en knarste, stilgehouden. Ter wille van Kuno had de koetsier nooit tot een kerkgang behoeven aan te spannen; de majoor woonde wegen® zijn lijdenden toestand geen godsdienstoe fening bij on mamsel Dörte had dikwijls, wegens het toebereiden van het Zondags- maal, daartoe geen tijd. De boeren, die van alle kanten naar het godshuis waren toegestroomd, gaapten zon der bijzonder verstandige uitdrukking het rijtuig van den landheer en de persone i, die er inzaten, aan, en met eenige bevangen heid liep W ltrud naast Kuno door de nieuwsgierigen naar de bar.k van den vrij heer met het grof gesneden wepen aan de deur. Zij was van plan geweest, vooraf aan het graf van haar moeder te bidden, maar haar schucl rheid weerhield haar in het bijzijn van de nog buiten staande landbou wers haar voornemen uit te voeren. (Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1904 | | pagina 5