No. 13514. LSIDSCH DAGBLAD. ZATERDAG 12 3/IAART. - TWEEDE BLAD. Anno 1904 PERSOVERZICHT. lea verloving. r g B Do Regeering heeft, gelijk men weet, in haar oorspronkelijk wetsontwerp tot w ij- ziging der Drankwet verschillende wijzigingen gebracht. De Arnhemsche Courant schrijft naar aanleiding daarvan Zonder thans in een nadere beoordeeling te treden van deze wijzigingen in het oor spronkelijk ontwerp, mag toch daaruit stel lig wel de gevolgtrekking worden afgeleid, dat het standpunt, „na ornstig wikken en wegen" door de Regeer ing gekozen tusschen de beide uiterste richtingen in, juist niet door groote vastheid uitmunt, zoodat, als zij verklaart daarop pal te willen staan, zij in eigen kracht, desnoods in het dreigen met de kabinetsquaestie als ultima ratio, het middel zal moeten vinden om aan het trekken naar rechts of naar links weerstand te bieden, nu zij blijkbaar op wankelen bo dem staat. Maar of op die wijze een n a tionale wet tot stand te brengen is, waarnaar de Regeering zegt te streven, er is alle reden daaraan te twijfelen. En waarom? Omdat naar onze overtui ging de Regeer ing zich een geheel onjuiste voorstelling maakt van de oorzaken der im populariteit en der mislukking van de Drankwet van 1881. In par. 7 der Memorie van Antwoord ontkent zij de juistheid van het betoog in het Yoorloopig Verslag, „dat de voorgestelde maatregelen het gezag der wet nog meer zouden helpen ondermijnen, waar op bid. 5 der Memorie van Toelichting erkend wordt, dat de wet nu reeds impo pulair is." En zij antwoordt: „Hier wordt het betoog der Regeering omgekeerd. Im- rr>£-3, zij betoogde: de wet wordt gedeelte lijk ontdoken ten gevolge van haar zwak heden, en is dientengevolge impopulair. Hieruit volgt logisch veeleer, dat, wanneer het gelukt den clandestienen verkoop te fnuiken, het gezag der wet zal hersteld wor den en de impopulariteit zal verminderen." Hierin nu dwaalt, naar onze vaste over tuiging, de Regeering, die blijkbaar alleen het oor leent aan het veelal rumoerig drij ven der drankbestrijders, die voor do strengst mogelijke beperking, kon het zijn geheel verbod van drankgebruik ijveren, zonder daarbij te letton op andere belan gen dan het in hun oog grootste en alles beheereohendede drankzucht geheel uit te rooien. Gaf de Regeer ing zich echter ook re kenschap van de meening, misschien wel van het grootste dee! der bevolking, dat om haar belemmering van „het maatschap pelijk verkeer" en de vaak lachwekkende oon9©quontiën van de toepassing barer be palingen, om do vele strafvervolgingen we gens handelingen, waarvan het groote pu bliek het delictueuzo niet inziet, enz. do Drankwet impopulair is en juist daarom op groote eohaal ontdoken wordt, zij zou met de leden, in het Voorloop ig Verslag aan het woord, instemmen, dat verscher ping dor Drankwet slechts helpen kan het gezag der wet. nog meer te ondermijnen en dat ook deze proefneming zal mislukken. Want zij kan er staat op maken, dat haar scherpzinnigheid in het uitdenken van wet telijke voorschriften toch altijd nog over troffen zal worden door de scherpzinnig heid der belanghebbenden om middelen te vinden, ten einde de impopulaire w9t te ontduiken. Hot lijdt dan ook geen twijfel of de Re- gearing cal, als zij meent met de verscherp te Drankwet haar populariteit te rerhoo- gen, bedrogen uitkomen." De Standaard ia van oordeel, dat in de Memorie van Antwoord in zake de Drank- vet de Regeering heeft gedaan, wat een Kabinet vooral bij zulk een wetsontwerp als zijn plicht heeft te beschouwenze heeft namelijk op duidelijke wijze leiding gegeven aan hot komend debat, door haar eigen standpunt in klare woorden uiteen te zotten. En dan resumeert De Standaard dit stel ling-nemen der Regeering aldus: Ze deed dit in de eerste plaat® door helder ie doen uitkomen ,dat deze Drankwet een der principale stukken is van hot Regce- ringsprogram, zoodat zdj de verwerping van deze voordracht in geen enkel geval wensoht to overleven. In de tweede plaats verklaart zij zich haar standpunt te hebben gekozen tusschen do beide uiterste groepen, en zich noch door de tegenstanders van alle gebruik der alooho- lia, noch door de minnaars van deze dran ken van haar standpunt te zullen laten af dringen. En in de derde plaats toont zij die juiste opvatting van het gemeen overleg te heb ben, die er op bedacht is, in alle opzich ten, die de hoofdgedachte der wet niet ra ken, aan het verlangen der Kamer te willen toegeven. Zoo laat ze het Gothenburger stelsel los, reg:lt de poaibie der sociëteiten op betere wijze, komt aan het platteland tege moet, laat de sluitingsuren vallen, brengt de leeftijdsgrens op achttien jaar, geeft lan ger overgangstermijnen en stelt meer dis pensatie in uitzicht. Men mag dan ook hope koesteren, dat het meerendeel der tegen dit ontwerp gerezen bedenkingen thans ondervangen zullen zijn, en dat bet beteugelen van de drankzucht metterdaad cal gelukken. Een bespreking van de herziening van het Drankwet-ontwerp na de Memo rie van Antwoord leidt de Nieuwe Rotter damsche Courant in met de opmerking, dat de redactie van onze wetten in den laats ten tijd een bedenkelijk aanzien krijgt: het stel eel van verwijzingen viert hoogtij, zoodat d® meeste webten voor den gewonen burger met geoonde zinnen, die er iet® van wil weten, een gesloten boek blijven. Het blad meent, dat het wel op den weg van den Raad van State kon liggen om een gedragslijn aan te geven in de aangegeven lijn van vereenvou diging. Waar de Regeer ing verklaard heeft te heb ben gehandhaafd haar middensysteein, tus schen de beide uitersten in de Kamer wat de drankwetpolitiek botreft, wijst het blad er op, dat toch hot meerendeed van de 25 wijzigingen concessies zijn in de richting der drankwetbestrijders, niet in die dor drankbestrijders. En dan treft bijzonder de uitspraak, dat de poging om een eerste proeve mest het Gothenburger stelsel moge lijk to maken, als voor de strekking van het ontwerp bijkomstig, wordt losgelaten. Gewichtig, en ook als opening van iets wat op gelegenheid tot een soort „local op tion" wijst, schijnt het blad de bepaling, dat elk_ zesde jaar een gemeenteraad van dc Kroon de beslissing kan vragen, dat alle na 1 Mei 1904 door B. en Ws. verleende ver gunningen zullen vervallen en nieuwe niet zullen worden verleend. „Daarmee is ook voorgoed afgesneden de opvatting, die nu al zooveel bezwaar gegeven heeft, alsof ooit het privilege van een n ie uwe vergunning zou zijn een verkregen recht, waaraan zelfs de wetgever te raken niet vermocht." Verder maakt liet blad met instemming er gewag van, dat de uitsluiting van vrouwen bij de nu zuiver odviseerende commis sies uit do ingezetenen is weggevallen en het besluit zijn artikel „In voorochriften, dien den olandestienen drankverkoop hebben te weren, blijft o. i. altoos hot zwaartepunt liggen van een drankwet als de onze, met haar systeem van een maximum der toelaatbare vergunnin gen. Daarom hebben wij de handhaving van het voor bierhuizen verlangde verlof met in stemming gezien. Voor terugneming daar van waren wij ook niet beducht geweest. Maar merkwaardig is wel, dat de Regcering zelfs eeD stap verder deed en meeging met hem, die voor dat verlof heffing van een verlofsrocht verlangden. Waarom? „Bij na dere overweging erkent de Regeering, dat een verlofsrecht het instituut vollediger cd dus tot wering van wetsontduiking doel treffender zal maken." Hoe zoo? Hier kan niets andera bedoeld zijn dan dc mogelijk heid van opruiming op deze wijze van aller lei kleine b ierhuizen, die de clandestiene drankwinkels waren bij uitstek en die het „recht" niet zullen kunnen betalen. Deze opvatting is zeker niet onjuist. Maar is daarmede voldoende gerechtvaardigd het heffen van een „license" voor dezen tnk van bedrijf alleen? Het verlof, zegt de Regee ring, is een privilege en voor een privilege mag men gold vragen. Zeker. Maar is dit zoo vanzelf een privilege en ia de redeneo- ring niet een oercle vioieux? Wij willen de quaestie die immers voor allo bedrijven kan golden ook met deze vragen niet op gelost achten. Maar betwijfelen onzerzijds, of de Regeering aan wie tegen dit voorstel zich mochten opponeeren harerzijds een af doend antwoord gaf. Een zuiver fiscaal mo tief zou beter klinken, doch ware hier bui ten de orde. Maar dit?" De Tijd verklaart zich geen partijgenoot van dc wanhopige pessimisten hoe on gunstig het blad ook over de werking der Drankwet van 1881 moge denken die hot met zooveel woorden onbewimpeld uitsproken: laat den boel maar waaien, or is toch niets aan te verbeteren. Juist in de verscherping eo de eventueel verscherpte toepassing dor wet ziet het blad een waarborg tegen het in-minachting- geraken der van overheidswege vastgestelde verordeningen van den kant van het volk. Zoowel de uitspraken van de ernstige en verlichte drankbestrijders als de ervaring, in andere landen opgedaan, schenken De Tijd de overtuiging, dat er tegen den volks- kankcr der drankzucht, door wettelijke re- glemenbeering van het herberg-wezen, w e 1 iets te doen is; dat de wetgever zijn roeping zou vergeten en zijn plicht verzaken, dat de tegenwoordige bewindslieden speciaal „de door hen beleden beginselen zouden verloo chenen," wanneer zij het gesignaleerde euvel ongehinderd lieten voortwoekeren Het tweede ontwerp geeft het blad heel wat meer hoop dan het eerste, dat de wet gever zijn doel zal bereiken en wol met ver mijding van meer dan één der kleingeesti- go plagerijen en noodelooze hardheden, wel ke in de vorige editie der nieuwe Drank wet gegispt waren. En als verbeteringen geeft De Tijd dan vooral aan, dat me>n het centraliseerende en generaliseerende systeem heeft [aten va ren on meer overliet aan de locale bestu ren. In het algemeen, zoo luidt het oordeel van dit Kath. orgaan, ademt het gewijzigd ontworp een heel wat mildoren geest maar de verscherpingen in het tweede ontworp vinden zeer grooten bijval: lo. Volstrekt verboden wordt het aan reizigers verstrekken van sterken drank Ln een openbaar middel van vervoer, en wacht kamers daarvan, tenzij uitsluitend in in ternationaal verkeer gebezigd; 2o. do verbodsbepaling ton aanzien van jeugdige personen wordit uitgebreid tot 18 jaar; 3o. van bierhuishouders zal een verlof- recht worden geheven. „De laatste bepaling achten wij met het oog op de beperking van de bierhuizen, wel ke hieruit onvermijdelijk zal voortvloeien, van zóó groot gewioht tot beteugeling van de drankzucht in sommige streken van ons vaderland, dat wij wegens bet opnemen van deze verscherping alleen aan de nieuwe Drankwet verreweg de voorkeur geven bo ven het vorige ontwerp en van gangcher hart© wenschen, dat zij zoo spoedig moge lijk in het Staatsblad verschijn©. Met de be paling onder No. 2 stommen wij volkomen in, No 1 vinden wij wel wat rigoristisoh." Het blad betreurt dan nog, dat de Re geering er niet toe kon overgaan om het stelsel van vergunning en verlofsrecht los te maken van de gemeente-financiën. Bij de Kamerverkiezingen van 1897, zoo herinnert De Hollander (anti-rev.), gingen onze wederpartij de rs ons te lijf met do leu ze: geen duur brood. En dit naar aanleiding van een punt op het a.-r. Pro gram van Actie, dat de wenschelijkheid van een zeer matig invoerrecht op granen be pleitte. ,Nict het minst door die pakkende keuzo werd do kleine man, voor zoover hij niet beslist aan onzen kant stond, voor de li beralen en socialisten gewonnen. Een voortreffelijke leuze alzoo voor den tegenstander. En deze spitste zich er reeds op, dat in het plan van dit ministerie, om hot tarief van invoerreohten uit te breiden, ook graanrechten, voor hot minst invoerrechten op meel, zou den zijn opgenomen. Hier en daar werd dit op meetings, op volksvergaderingen, door de socialisten, ook door liberalen, -als vast aangenomen Men sohotberde daarop voort en onder luid ap plaus van liberalen, halve on heele socia listen werd dan ten slotte de oonclusie op gemaakt, dat het brood voor den werkman duurder zou worden, en dat ten slotte het geld, hetwelk do Regeering noodig had voor de ouderdoms-vorzekcring, door den werk man zelf zou moeten betaald worden. Eenmaal dat aangenomen, viel het na tuurlijk niet moeilijk om het reactionaire, om het onbarmhartige van dit zoogenaamd Christelijk ministerie aan de kaak te stel len. Zelfs Ln de liberale pers werd hierop min of meer gezinspeeld. En wat blijkt nu? Dat granen en meel beslist buiten de nieuwe bariefwet vallen, en dat er dus geen sprake is van duur brood. Deze leuze zal aJzoo bij do Statenverkie zing niet kunnen gebruikt worden. Het is werkelijk jammer voor onze tegen partijen, dat het snelvuurgesohut van „duur brood", dat in 1897 zulke wonderen deed voor do liberalen en socialisten, thans is vernageld." De Provinciale Overyselsche en ZiooDche Courant wijdt een artikel aan de nieuwe pensioenwetten van de Regeering, in verband met het adres aan de Tweede Kamer van liet bestuur dor Pcnsiocnvcr- eeniging van Burgerlijke Ambtenaren, in welk adres het verzoek wordt gedaan: lo. het ontwerp aldus te amendeeren, dat do pensioenen der weduwon en weezen worden verhoogd met een dorde van de thans daar voor vastgestelde bijdrage en 2o. eiken band te verbreken, die het wetsontwerp bindt aan het ontwerp tot regeling dor pensioe nen van weduwen en weezen van onder wijzers. Het blad gaat uitvoerig do geschiedenis na van de pensioenregeling, herinnert aan do regeling voor dc burgerlijko ambtenaren van 1816, aan den arbeid van do Staats commissies, welke in I878 en in 1891 werden benoemd om do grondslagen te onderzoeken, waarop aan weduwon on weezen van burger lijke Rijksambtenaren pensioen zou kunnen worden verleend, en de twecdo om na on derzoek van den toestand van het bestaan de fonds nadero voorstellen te doen. Ein delijk kwam het in 1888 tot een begin van uitwerking, herinnert het blad, in do wet van minister Godin do Beaufort. De beken de resultaten van do twee wetenschappelij ke balansen, opgemaakt 5 cn 10 jaar na de in-werking-treding dier wet, cn de beschik king, welke do Minister in het thans aan hangige wetsontwerp getroffen heeft voor do aan de schatkist terug te geven 4 milli- oen, geven het blad ten slotte in do pen, dat do opneming der onderwijzers op dc ge noemde voorwaarden op den duur zeer voor deel ig voor den toestand van het fonde zal zijn. Do aanstellingen toch van dezen ge schiedde op veel jongeren leeftijd dan die der burgerlijke ambtenaren, en de bijdrage van 5 pCt. 's jaars zal voor hen zeer waar schijnlijk op den duur te hoog blijken te zijn, hetgeen dan tot versterking van het fonds zal leiden. Waar het zulk een gewichtigcn maatregel geldt, waarbij de belangen van zoovel cn zijn betrokken en waar do Regeering blijk geeft van ernstigen wil om in toekomstige nooden te voorzien, daar wil liet blad, dat de leemten niet al te breed worden uitge meten. In het Sociaal Weekblad vonden wij on der het hoofd„Dejaarlijksche ver dienste van een werkman" het vol gende vermeld: Er zijn maar weinig werklieden, die regel matig aanteekoning houden van hun ver- dionsten. Dit aal, naar aanleiding van de Ongevallenwet, die don werkman belang geeft bij een hoog jaarloon, nu wel veran deren. Interessant ineen stuk in het TwenL sohe blad De Nieuwe Tijd, waarin het een on ander door de redactie wordt medegedeeld over don toestand der bouwvak-arbeiders. Daarin wordt als voorbeeld genomen een opperman, dio toevallig het goheele jaar door aanteekening heeft gehouden van zijn verdiensten En daaruit blijkt sprekend de moeilijkhoid van des werkmane strijd om het bestaan De redactie zegt: ,,'t Is een braaf en oppassend man, degelijk en flink FEUILLETON. 2) Ofschoon er geen zucht van verluch ting gehoord word, voelde ik toch het equivalent er van in de manier, waar op iedereen op zijn gemak ging zitten en een gesprek voerde, dat veel levendiger was dan een oogenblik te voren. Het jonge meis je, dat wol een beetjo van streek was door de verlegenheid, waariii ze zich bevonden had, of door het feit, dat haar tafelheer ale het ware genoodzaakt was weer naast haar te komen zitten, verwelkomde hem met een vriendelijk glimlachje, waarin iets van dankbaarheid doorschemerde, en wel dra waren zij in een druk gesprek gewik keld en scheen de kleine „contretemps" vergeten te zijn. Zoolang de sigaren brandden was alles goed, maar zoodra ze tot asch vergaan wa ren, was het weer mis. Vier van de gasten gingen naar de biljartkamer en twee man- oolijko gasten maakten van de gelegenheid gebruik om in het donkere deel van de ver anda te verdwijnen. We bleven dus met ons zessen over en nauwelijks had mevrouw Wallace dat opgemerkt, of ze vroeg me vrouw Baxter den heer Bocrum en mij of >wo een kaartje wilden leggen. Onder de gegove- omstandigheden namen we haar uitnoo iging aan en verhuisden dadelijk naar de leeskamer, het paartje aan hun lot overlatend. Ik zou wel eens willen weten wat zij op dat oogenblik dachten van een gastvrouw, die hen geen van beiden uit- noodigde om mee te spelen? Ik heb altijd opgemerkt, dat de wereld geëngageerde menschon heel bespottelijk en onbeleefd be handelt, en uit geval sterkte mij in mijn meening I Zooals men wel kan begrijpen, schikte juffrouw Rcmson zich niet in h" r lot en we hadden maar een paar spelletj« i ge daan, toen zij en dc lieer Denslow de lees kamer doorkwamen om naar de biljartka mer te gaan, en later op den. avond von den we hen daar nog. De anderen hadden hun schijnbaar gevraagd om mee te spelen en 'dus was het tweede deel van den avond waarschijnlijk het aangenaamst voor hen. De volgende dag was een Zondag en be halve het feit, dat onze „verloofden" aan het ontbijt natuurlijk naast elkaar zaten, gebeurde cr niets bijzonders voordat het kerktijd werd. Toen vertelde onze gast vrouw ons, dat, aangezien er maar tien personen in 'do brik konden zitten, twee van ons met de phaeton j oesten gaan, en tien van do gasten wisten dadelijk wie de twee zouden zijn. Mevrouw Wallace ver zocht juffrou".' Rcmson in de phaeton te gaan zitten en dan wekte zij ons aller ver bazing op door te aarzelen en al de onge trouwde heeren een voor een aan te kijken, maar dat was maar een slimme streek, om het noemen van zijn naam minder te doen opvallen. Het gelaat van juffrouw Remson was waard bestudeerd te worden cn als ze niet al baar plaats had ingenomen, geloof ik, dat ze er tegen zou zijn opgekomen. Maar nu reden ze zonder verzet weg en ik heb er dikwijls over gedacht welk karakter dat rijtoertje wel gedragen zou hebben Maar ons eigen rijtuig bevatte zeker negen personen, die erg in hun nopjes waren, als ze aan die twee in de phaeton dachten. Mijn eigen meening was ietwat onder den j invloed van het feit, dat juffrouw Remson, toen we uit de kerk kwamen, de mogelijk heid van een herhaling voorkwam door te zeggen, dat de zon haar te veel op haar hoofd scheen en dat ze dus liever in dc brik zou gaan zitten. „Ik vrees, dat zo een beetje gekibbeld hebben, fluisterde mevrouw Baxter. „Ik ben er zeker van, dat u je vergist," antwoordde ik; bet veiligste antwoord, dat iijpn kan geven als meTrouw Baxter iets zegt. Ondanks dat gezegde van mij, scheen haar theorie bewezen te worden door een doodgewoon voorval. Toen wc na den lunch naar de veranda gingen, vermeed juffrouw Remson den divan als een gevaarlijk meu bel. En voordat het gezelschap uiteenging, sommigen om te wandelen, anderen om een autjo te 'doen, stond juffrouw Remson haastig op, onder voorwendsel, dat zij brieven moest schrijven, en ging de kamer uit. Ze scheen bang te zijn voor een herha ling van de „solitude a deux" van den vo- rigen avond. En dus waren negen men- schen er van overtuigd, dat de gevolgtrek king van mevrouw Baxter een juiste was. Het gevolg daarvan was, dat het gedrag van die twee aan tafel dien avond zeer in teressant werd gevonden en elke toeschou wer had er dan ook zijn eigen meening over: „Zij wilden liever niet, dat wij het zouden merken," en: „Ze speelden heel aar dig komedie, maar het was wel een beetje overdreven," waren de twee meeningen, die ik hoorde uiten. Ikzelf was van meening, dat ze zich gedroegen als twee goed opge voede, beminnelijke menschen. a liet oten gingen we naar de bibliotheek en daar geen der heeren juffrouw Remson aansprak, praatte zy met mevrouw Wallace. Dat was natuurlek een nieuw bewijs voor het feit, dat hot gesprek aan tafel een voor den- gek-houdory was geweest. „Ik wou heusch, dat het maar weer goed was tusschen hen," zei mevrouw Baxter boven in de gang tegen me. „Qolooft u niet, dat er al te veel goed is gemaakt?" Tioeg Ik en ontkwam aan haar antwoord door mijn slaapkamer binnen te gaan. Den Maandagmorgen amuseerden wy ons met het golispol. Onderweg vroeg juffrouw Remson my of wu samen zouden spelen, maar lk deed alsof ik al met juffrouw Manits had afge sproken, on doze was zoo vriondeiyk my ge- lyk to geven. Aangezien geen der andore heoren het waagde haar te vragen, vroeg de heer Denslow na een poosje of ze het mot hem voor lief wou nemen. HjJ verdiende wei- keiyk, dat zyn verzoek werd ingewilligd, en het sproekt vanzelf, dat zij samen speelden. Ik dacht er over na of het niet goed was, dat zoo'n knap en zoo'n populair meisje eens een beetje veronachtzaamd werd door de heeren en ofschoon ik gaarne met haar gespeeld zou hebben, beschouwde lk myn opoffering als zeer edel, Yooral, toon juffrouw Manits later tegen mo zei: „Ik vind het hesrlyk, dat u wist, dat u op my kondet rekenen, en het was erg aardig van u, dat u hem in de gelegenheid stelde het goed to maken." „Waarom moet hij het goed makon en zy niet?" „Weet u dan niet, dat do man het altyd goedmaakt vóór en de vrouw nk het huweiyk?" „Ik heb nooit een wouw leeren kennen, die niet altyd het eon of andor goed maakte," antwoordde ik en keek naar mevrouw Baxter in plaats van naar myn bal. Het gevolg was, dat ik missloeg. voor zijn work. Hij ia geen Maandaghoudor, maar een geheelonthouder". Onder do ver zuimde dagen komen er geen voor, die mon op zijn eigen rekening kan schrijven; wel eenig verzuim wegens ziekte. Yerdie aston over 190 3. Aantal dagen zonder werk. Vor dlena ten. In de maand Januari n f 17.77 a Februari 6 22.42 a Maart 21 10 64 a a a April 3 29.21 8 a Mei 1 52.84 8 8 a Juni 12 22.08 a a a Juli 2 a 42.S0 a o a Augustus 15 V 26.00 a a a September 0 0 48 16 a a a October 1 40.76 a a a November 14 20.64 a a December 27 1000 Totaal 116 f 339.82 Het gemiddelde loon van dezen werkman bedroeg dus /G.50 per week. En daarbij moet uu nog vermeld worden, dat deze work- man dat jaar 1 cent boven hot plaatselijk loon heeft gewerkt! On» wordt toegezonden een nummer van het Maandblad teyen de Kwakzalverij, met verzoek daaruit over te nemen een stuk, ge titeld: Kruidenwijn van Do Haa» te Voorsohoten In hoofdzaak luidt dit ongoteekende arti- keltjo als volgt: De bekende Do Haas heeft het noodig ge oordeeld, behalvo zijn niets boteekenenda kruiden, ook een kruidenwijn aan de lijden de menschen aan te bieden. Van een der verkoopora kregen wij, met het middel, de volgende circulaire: „Mijnheer l Reeds vele jaren werd door De Haas, van Voorsohoten, do aandacht gevestigd op de Geneeskundige Kruiden, welke mannen als Boerhaave en anderen hadden ontdekt. De groote resultaten, die Boerhaave in Europa had, waren voor een groot deel te danken aan zijn groote kennis dor kruiden. Door De Haas werden reeds jarenlang do werken van deze mannen bestudeerd. Do resultaten, welke hij had door zijn kruiden aan zieken te geven, grenzen aan het ongelooflijke. Door hem werd do uitwerking van krui- don op het menschelijke lichaam met zorg nagegaan Zijn ondervinding leerde hem, dat do uitwerking van verschillende kruiden het krachtigst was, wanneer ze op wijn wer den getrokken. Vandaar, dat door hem persoonlijk een Cruydenwijn on een Borstcruy- do n w ij u in den handel is gebracht. Do C ruydon wij n werkt id hooge mate versterkend bij zwakken en herstellenden. Herstellende moedors, dio dezen wijn go- bruikton, kwamen in korten tijd weder op kracht. Studeerenden, wien do studie vermoeide, ondervonden spoedig bij het gob ruik v;lq eenigo flcsschen, dat zij over grooter denk kracht konden beschikken. Zij, dio over bloedarmoede klagen en over een slechte spijsvertering, ondervon den de heilzame uitwerking van den Wijn. Ook wordt hij aangewend bij slapeloosheid, reeds na eenigo dagen is de slapeloosheid ge weken." Uit deze circulaire wij hebben het slot, dat ovor do prijzen handelt, maar niet op genomen kan men twee zaken leercn ken nen lo.. De oorzaak van dc groote resultaten, die Boerhaave had; menigeen zal, met ons, gedocht hebben, dat dio oorzaak con geheel andere was, en 2o. Dat do oorzaak van do groote resulta ten van De Haas zit in do wijze, waarop hij op hot groote publiek weet indruk te ma ken. Hot klinkt zoo mooi: „zijn ondervin ding leerde hem" of „vandaar, dat door hem persoonlijk", enz. Dat „persoon 1 ij k" is ecnig; hij, de beroemde De Haas, heeft zich persoonlijk cr toe geleend dien wijn in den handel te brengen. Tot zulke grootdoenerij komt mem, wan neer men overtuigd ia in hoogere kringen steun to vinden voor handelingen, die men Volgens het oordeel dor belangstellenden maakte de hoer Denslow zyu oxe .ses en werd hem vergeven, want toon we togen don lunch naar huis gingen, was er niet veel voor noodig om te zien, dat ons aardig paartjobeel opgewekt en vrooiyk was. En wal nog meer botoekonde, zy bleven achter en liepen zoo langzaam, dat z(j thuis kwamen, toen hot .madame est ser- vio" al uitgesproken was. Iodereon was er verrukt ovor en de blikken en knikjes waren talryk; de meeste waren tot iny gericht als tot den „deus ex machina" en ik nam ze alle zoo nederig mogeiyk in ontvangst. Al onze luchtkasteeien worden dien middag «chter h9el erg bodreigd en dat nist door een rjauw klbbelpartUtje, maar door de komst van oen dorde. Twee van do gasten gingen dien dag weg en er kwamen twee anderen voor in de plaats. Het waren een broer en een zuster, Higgonson gonaamd, en zU kwamen juist terwUl wy zaten thee te drlnkon. Toon allen na de voorstelling gingen zitten, bleok het, dat de heer Higgonson naast juffrouw Remson zat. Dat was niet zoo buitengewoon en de angst werd niot opgewekt door het feit, dat hy er gedurende het theeuurtje bleef zitten. Maar toen hy haar daarna vroeg of ze hem den tuin on do serros eons wild# laten zlon en zy zich samen op het pad be gaven, ontstond er een neiging om den heer Denslow tersluiks gade te slaan. Hier dlonfc opgemerkt te wordon, dat hy zich precies zoo gedroeg als men verwacht had: hy praatt# voort tegen Juffrouw Kramer, maar keok naar Juffrouw Remson en haar „cavalior" en zoo- dra het gezelschap uiteen ging, trok by zich terug ln de rookkamer en ging daar zitten lezen wat iedereen beschouwde als een middel om zyn verontwaardiging te verbergen. (Slot volgt.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1904 | | pagina 5