De vrouw bij het zwarte, het
roode en het gele ras.
Oorlog.
ken de Indianen, dat ze dit zelf hebben ge
daan I"
Toen de Roodhuiden ver genoeg waren
gegaan, inspecteerde de professor zijn man
schappen.
Shakespeare had een pijl door zijn neus,
maar dit schaadde blijkbaar niet aan zijn
opgeruimde gemoedsgesteldheid.
(Jromwell h. een schot midden door het
hart, maar stond recht als een kaars I
Alleen Daniel Lambert, een der bescher
mers van de levende strijders: was omgeval
len.
Men zette don gesneuvelden held weer op
do beenon ,en wachtte nu minder bevreesd
den tweeden aanval af.
Het duurde 'geruimen tijd, voordat de
Roodhuiden zich lieten zien, en de protes
tor meende reeds, dat de onbeweeglijke bel
den, die stokstijf bleven staan als ze wer
den getroffen, den Indianen zoo'n geweldi
gen schrik hadden ingeboezemd, dat zij van
verdere vervolging der bleekgezichten afza
gen, toen opeens het hoofd van Napoleon
van den romp tuimelde.
Hunter, 'die achter den keizer zat, werd
pijnlijk getroffen, maar hij herstelde zich
gauw, want het was geen pijl, dooh alleen
de wassen kop, die hem op het hoofd was
gevallen.
Geen Indiaan was echter te zien en daar
door had hij de gelegenheid Napoleon weer
tot mensch te maken, door hem het hoofd
op zijn plaats te brengen.
Het stond wol niet, zooals het behoorde,
want geheel onbeschadigd was de kop niet.
Maar juist dit feit mankte het beeld van
den held nog menschel ijker.
Hunter was Z09 gauw mogelijk weer ach
ter het beeld gekropen, en spoedig daarna
begon de pijlenregen opnieuw.
Maar de aanvallers waren blijkbaar zóó
verbaasd over den heldhaftigen moed van
die onbeweeglijke verdedigers, die schoten
loeten zonder hun kalmte te verliezen, cat
zij, niet tevreden met bet hanteeren van pijl
en boog, tevens een luid krijgsgeschreeuw
aanhieven.
Vooral koelde hun woede zich op Wash
ington, die maar steeds zijn bcn'de met ge
biedende handbeweging aanmoedigde.
Zijn lichaam begon langzamerhand te ge
lijken op een speldenkussen, zóó was het
aan alle kanten bezet met pijlen.
Maar de held versaagde niet.
Eindelijk schenen de aanvallers te begrij
pen, dat het met zulke blijkbaar door een
hoogeren geest beschermde bleekgezichten
geen vechten was.
Met een vervaarlijk gehuil verdwenen zij
in de verte.
De professor en de zijnen voelden zich wel
heel daokbaar gestemd dat't gevaar was af
gewond, maar een blik op de wassen hel
den stemde hen diep treurig.
Wat zagen ze er uit, met hun door pijlen
verwonde aangezichten en rompen I
Maar toen de familie in California was
aangekomen en haar avontuur met de Indi
anen bekend werd, wilde ieder de met pij
len doorboorde wassen beelden zien; de
tent van professor Hunter was nog noc.o
zoo druk bezocht geweest.
Bij de wilde volken is de vrouw nog ten
eenenmale de slavin van den man. Die sla
vernij is het ergst bij het zwarte ras. Bij
sommige stammen mag de vrouw den man
niet dan geknield naderenof zij moet als
een lastdier werken onder de zweep van
nijlpaardenhuidin ieder geval is het leven
voor haar slechte zwoegen en lijden. Behal
ve het bewerken van het ijzer en het kappen
van boomen, moet do vrouw allen arbeid
verrichten; zij maalt tusschon twee steenen
het graan voor de brij: zij is pottenbakker,
looier, wever, metselaar; zij vergezelt de
karavanen en zorgt voor het aanvullen van
den watervoorraaden voor al die onmis
bare diensten geniet zij geen enkel voor
recht, integendeel. De man leeft op haar
kosten, en na zijn dood moe* op zijn be
vel zich verminken of zelfs een eind aaD
haar leven maken.
Omtrent het roode ras, dat nog tal van
vertegenwoordigers telt, deelen welingelich
te schrij\ers, ten opziohte van de positie
der vrouw, de meest tegenstrijdige bijzon
derheden mede. Hier toont men ons vrou
wen, aan den meestbiedende verkocht, mot
den zwaarsten arbeid belast; ginds hot mar-
triarchaat, de regeering van de oudsto
vrouw van den stam, de Raad, voor vier
vijfden bestaande uit vrouwen.
Bij het gele ras heerscht de wet van den
sterkste.
De beschaving der Chineezen, sinds 4000
jaren op dezelfde hoogte gebleven, verzet
zich tegen elke verandering, Hun maat
schappij is gegrond op hot gezin, waar do
vereering der voorouders tot aanbidding
wordt, waar ieders plaats vooraf bepaald
ia, waftr oneerbiedigheid tegenover de
ouders vreeselijk gestraft wordt, zoodat or
geen sprake kan zijn van persoonlijk leven.
En zonder dit is geen verbetering mogelijk.
De vader heerscht als despoot; dc zoon
wacht geduldig af, dat zijn beurt als gezag
hebber zal komendo vrouwen hebben
slechte te gehoorzamen. Het meisje wordt
van haar geboorte af verstooten door haar
vader, geminacht door haar broeders; in
plaats van een naam, heeft zij slechte een
nummer; niemand geeft zich de moeite
liaar de vijf of zes duizend teekens van het
Chineesche alphahcth te leeren: enkele
spreuken van Confucius en van Meng Tsen
zijn al wat haar als geestelijk voedsel wordt
meegegeven.
Op haar zesde jaar worden haar voeten
omwonden, om haar de hoogste schoonheid
te verschaffen: den kleinen voet, die veel
op een geitenhccf gelijkt, die haar een wag
gelenden gang bezorgt, waarbij zij, om zich
in evenwicht te houden, de armen als ba
lanceerstokken moet gebruiken. Later, als
zij door het voortdurend thuiszitten te
dik zou worden, moet zij zich bovendien de
pijniging van het lange korset getroosten.
Na een treurige jeugd verlaat zij het va
derlijk huifi voor de woning van een echt
genoot, dien zij niet heeft gekozen, dien zij
heer zal noemen, in wiens bijzijn zij niet
mag gaan zitten of eten, wien zij eerbied,
gehoorzaamheid en onderwerping verschul
digd is. Zelfs de dood van dien echtgenoot
brengt feitelijk geen verandering in haar
toestand. Zijn bloedverwanten ervon zijn
gezag on hebben hot recht, haar te slaan, te
verhuren, te verkoopen of haar opnieuw
uit te huwelijken.
Men verwacht weinig van het decreet,
dat do Keizerin van China in 1902 gaf,
waarbij de mandarijnen werden aange
maand te zorgen, dat de vrouwen haar
voeten niet meoT zouden verminken. Om
werkelijk verbetering te brengen in het lot
der Chineesche vrouw, zou er een groote
omwenteling moeten plaats hebben, die al
le bestaande wetten en gebruiken omver
wierp.
Bij de Japanners verkeert de vtouw in
veel beteren toestand. Zij mag voor de
rechtbank getuigen, doch niet stemmen Zij
mag op haar eigen naam zaken doen. In 't
huwelijk beeft zij ongeveer dezelfde rechten
als de Europeesche vtouw, dooh haar man
kan gemakkelijker dan zij echtscheiding
aanvragen.
In Mandsjoerije is het lot der vrouw zeer
hard; zij wordt daar niet eens meteen
nummer aangeduid. Bij de Tartaren ver
richt zij al den zwanen arbeid, terwijl de
man het vee hoedt, speelt of drinkt, even
als bij de Ostiaken, de Samojeden en ande
re Noordaziatisehe volken.
Thibet maakt daarop een uitzondering.
Daar geniet de vrouw achting en heeft zij
rechten. Alleen moet zij haar gelaat besme
ren met een vettig, zwart mengsel, om
niet te veel de bewondering op te wekken'
(Een complimentje dus I)
In Engelsch-Indië worden vaak kleine
meisjes uitgehuwelijkt aan mannen van zes
tig jaar en ouder. Het gevolg daarvan is,
dat er een groot aantal weduwen zijn. En
het lot eener weduwe in Indië is niet te be
nijden. De Engelsche regeering heoft wel
is waar den brand stapel afireecbnft, doch dc
arme vrouwen zijn veroordeeld, zich het
hoofd kaal té scheren, slechte éénmaal per
dag te eten en nooit in een bed te slapen.
Geen wonder, dat velen, indien zij do keue
hadden, don dood zouden verkiezon boven
zulk een bestaan.
Bij de muzelmannen mag de vroüw z:ch
slechts gesluierd of achter tralievensters
vertoonen.
Bij de Perzen behoeft zij niets te doen,
doch bij de Gabylen torst zij de zwaarste
lasten.
Bij de Touaregs laat de vrouw het» zware
werk doen door haar negerslaven. De eigen
aardige schoonheidsbegrippen bij dit volk
veraangenamen echter haar leven niet,
daar zij volgens voorschrift zooveel moet
wegen als do last van een kameel bedraagt.
Treffend is een schets van den Russischeo
soldaat in ,.1'Europeen," een gesprek door
twee eenvoudige soldaten gevoerd in Korea.
En waf de oorlog is komt er uit met ontzet
tende klaarheid I
Het t-ooneel is de oever van do Yaloe. 't Is
een heldere sterrennacht. Oostwaarts rijzen
do sombere massa's van de bergen van Ko
rea. In de diepte hoort men het onstuimig
ruisohen van de rivier door het oeverriet.
Het is zeer koud.
Twee Russische schildwachten staan bij
elkander, dc voeten diep in de sneeuw, de
met witte rijp overdekte geweren in de mer.
wollen handschoenen bedekte handen.
Micha: ,,Geen geluid is te hooren."
Sacha: ,,Ik hoor enkel het stroomen van
de rivier."
Micha: „Niets beweegt."
Sacha: „Enkel het water."
Miolm: „Hoe laat is het?"
Sacha: „Ik weet het niet. Laat ons ho
pen, dat wij spoedig worden afgelost, dan
gaan wij naar bet kamp terug, krijgen thee
en gaan slapen."
„Ik ben 200 moede.'
Micha (na een stilte): „Kom je van ve"rre,
broeder?"
Saöha: „Ik weet het niet goed. Ik heb
vier en dertig dagen in een wagen gere
den. We moesten loopen over een bevroren
meer. Ik kom van het dorp Petrovsky, in
het gouvernement Riasan."
Micha: „Ik kom van Perne"
Sacha: „In het dorp Petrovsky woont een
meisje, genaamd Nataaka. In twee lange
vlechten hangt hour haar. Ik ben vóór ik
wegtrok met haar gehuwd door den pries
ter."
Micha: „Ik heb een oude moeder. Ik heb
twee jaar in een regiment in Siberië ge
diend. Met Kerstmis zond zij mij twee roe
bels. Toen hebben wij vodka" gedronken.
Ik wou, dat ik mijn oude moeder kon weer
zien."
Sacha: „Gij zult haar weorzaen, broeder."
Micha: „Waar zijn wij?"
Sacha: „Ik weet het niet."
Micha: „Wat zijn dat voor bergen, daar
ginds?"
Sacha.: „Wel, bergen, anders weet ik
niet."
Mioha: „Waarom zijn wij hier?"
Sacha: „Omdat het oorlog is. Dat hebben
de officieren gezegd."
Mioha: „Ja, maar tegen wien gaan wij
vechten
Sacha: „Ik weef het niet precies... tegen
buitenlandera."
Micha: „Ja, maar zijn wij niet al in het
buitenland... we zijn zoo ver van huis."
Sacha (droevig): „Ja, zoo ver. Ik wou,
dat ik Nataska kon weerzien."
Micha: „Maar waarom vochten wij?"
Sacha: „Ik denk voor God. voor het Or
thodoxe geloof."
Micha: „Of voor heilig Rusland?"
Sacha: „Ik weet het, voor den Tsaar.
Micha: „O ja, dat begrijp ik..." (Een Ja-
pa nsclie kogel snort over de rivier van de
andere zijde. Micha valt met een gat in zijn
borst).
Sacha: „Broeder 1... mijn kleine broeder
Micha (pogend zich op te richten): „Ik
ben blijde... de Tsaar... is machtig." (Hij
sterft.)
Sacha (weenend): „Zijn oude moeder...
zijn oude moedor. ("Zon Mandajoerijeche