No. 13502.
LEIDSCH DACBLAD. ZATERDAG 27 FEBRUARI. - TWIEDE BLAD.
Anno 1904
PERSOVERZICHT.
FEUILLETON.
De vorige week namen wig in ons Pers-
verzicht op een kort artikel, overgenomen
liit het Algemeen Handelsblad, waarin
het gewraakt werd, dat een wetenschappe
lijk werk, uitgegeven door het bestuur van
het Rijks-Ethnographisch Mu
seum, in het Duitseh was verschenen.
"Wij namen het over, zonder dat wij ons
daarom partij stelden tegenover het be-
stuur van het Museum. Wij vertrouwden
'wel, dat men er goede reden voor zou hob-
bon en dat geen geringschatting van onze
Noderlandsche taal als zoodanig er aanlei
ding toe zou hebben gegeven. En in dat ge
voelen zijn we bevestigd door een driestar in
Het Huisgezin van 19 dezer. Onder het
hoofd te felle critiek schrijft dit
blad:
,,Door het bestuur van 'a Rijks Ethnogra-
phisch Museum te Leiden is een werk van
den Borneo-reiziger dr. Nieuwenhuis: ,,An-
thropometrischo onderzoekingen bij de Da-
•jaks", in het Duitsch uitgegeven.
Het Handelsblad is hierover gebelgd.
Het spreekt van verloochening onzer taal
Bn vraagt, of ,,wij ons ook some schamen,
dat er nog Nederlandsche geleerden zijn",
,,I8 er voor zóó felle verontwaardiging
voldoende reden
„Het boek van dr. Nieuwenhuis behan
delt zooals reeds uit den titel blijkt
allesbehalve een populair onderwerp. De
koopers van een Nederlandsche uitgaaf
dus nagenoeg uitsluitend Nederlanders
zouden niet velen in getal zijn.
„Wat is nu beter: dat een werk als dit,
j in het Hollandsch uitgegeven, bijna onver-
I kocht en ongelezen blijft liggen; of dat het,
i gepubliceerd in een wereldtaal, in veel rui-
[mcr kring de aandacht trekt en waardee-
joring vindt?
„De vraag: „of wij ons ook soms scha
men, dat er nog Nederl. geleerden zijn",
j is eenigszins naïef daar juist de Duitsche
itiitgavo den roep van dr. Nieuwenhuis als
Nederl andsch geleerde verder zal varbïei-
I den dan een ongelezen gebleven Nederland-
scko uitgave had kunnen doen.
„Nu had men een Nederlandsche on een
Duitsche uitgave hét licht kunnen doen
zien. Zeker, maar de eerste zou 6tellig een
verliesi" :st hebben opgeleverd, en waar men
dit op zijn vijf vingers kan uitrekenen,
'gaat een practisch Nederlander er niet toe
over. Te minder, daar die landgenooten,
^ïvelko dn dr. Nieuwenhuis' arbeid belang
©tellle®, ook de Duitsche uitgave wel zullen
I Verstaan
„Een Nederlandsche uitgave ware dus
Jc©n parade-artikel geweest ,en daaraan is
toch immers geen behoefte."
j De Nieuwe Rotterdavische Courant hoopt-,
dat het door minister Loeff ingediende
ontwerp tot regeling van het- arbeids
loon tract vóór do „verkiezingsstormen"
|Van 1905 mag worden afgedaan.
„Daartegen kan niet het minste bezwaar
■i bestaan. Het ontwerp is zoo doorwerkt en
j Voorbereid, dat het eigenlijk slechts adhae-
jaie vraagt, behoudens op enkele strijdpun-
j Üen een wisseling van denkbeelden met be-
'elissdng in den een of andoren zin. En on-
'der'die omstandigheden ia ook de tijd niet
Ikrap toegemeten. Van alle kanten in do
I jKamer ia hier steun te wachten. Mr. Druc-
!ker zal de leiding nemen, en zoo worde bin-
jnenkort het Nederl andsch burgerlijk recht
jmet de reeks nieuwe bepalingen omtrent do
Iarbeidsovereenkomst begiftigd en verrijkt"
Schr. is met den Minister van oordeel,
l'dafc de regeling zich op het terrein van het
[burgerlijke recht moet blijven bewegen.
„De verhouding tusschen arbeider en
Iwerkgever dreigt inderdaad onder den druk
(der wanverhoudingen, die er te dikwijls
joan het lioht komen, in haar rechtskundi
gen aard wel te worden miskend. Voor hot
bestrijden van die wanverhoudingen wordt,
;èn terecht, naar het publiek recht uitgo-
Izien. Doch daarbij mag nooit worden ver-
goten, „dat do arbeidsovereenkomst is een
'privaatrechtelijk contract; dat de plaats,
iwaar zulk contract uitteraard thuis be-
hoort, is het Burgerlijk Wetboek," en dat
!öo regeling hiermee moet blijven in harmo
luie, „dat diensvolgcns regelingen van pu
bliekrechtelijken of eoonomisch-publiek-
rechtelijken aard en vooral een na-ar het
publiekrechtelijke zwee-mende opzet der ma
terie zelve, hier zooveel mogelijk behoort
te worden geweerd."
Dit was ,,de verstandige gedragslijn,"
door mr. Druckor bij het ontwerpen van
zijn stel bepalingen gevolgd; en van deze
zelfde lijn heeft ook de minister Loeff niet
vorder willen ai wijken dan o vermij delijk
was.
Dit alles schijnt oils juist ingezien en
juist gezegd.
De publiekrechtelijke bepalingen omtrent
leeftijd, arbeidsduur, rusttijd, veiligheid in
de werkplaats, ongevallen- of ziekteverze
kering hebben niet slechts waarde door haar
directcn invloed op dc feitelijke toestanden
in hot leven van den werkman, zij zijn ook
voor het civielrechtelijk arbeidscontract
onmisbaar. Zij moeten den bodem, waarin
het geplant wordt, stevig houden, on do
lucht, waarin het zal moeten groeien, zui
ver. Maar zij vervangen niet de civiel-rech-
telijke regeling zelf.
Dit vooreerst; cm dan is het ook waar,
dat, hoe minder samengesteld en ingewik
keld deze stof wordt gehouden, hoe lichter
ook do pogipgon, om haar tot goede rege
ling te brongen, zullen slagen."
Schr. acht het uitnemend gezien, dat het
ontwerp van minister Loeff los is gehou
den van het ontwerp-arbeidswet van minis
ter Kuyper.
„Men zou het verband tusschen het pri
vaatrecht en het publiekrecht in deze ma
terie aldus kunnen formuleeren De civiel
rechtelijke verhouding is een juridische, oq
dat karakter moet van den kant der beide
sociale groepen, werkgevers cm arbeiders,
worden gevoeld. Dc bestemming, waarop
ook het scheppen van deze juridische ver
houding is aangelegd, is een sociale, en die
bestemming moet door de beide civielrech
telijke contractanten, werkgever en arbei
der, worden begrepen.
Zoo worde dus niet minder beoogd dan
een harmonisch naast-elkaar-liggen van
beide zijden van het vraagstuk. En dat de
Minister, die thans do civielrechtelijke re
geling voorstelt, het juiste standpunt in
neemt, laat hij den lezers van zijn Memo
rie wel uitstekend voelen in deze zinsnede:
„dat de ontwerper eeoier civiel rechtelijke
regeling bij eiken stap, dien hij doet, zich
behoort te herinneren, dat de arbeidsover
eenkomst in do eerste plaats een sociale
overeenkomst ia"
Ook in zake het collectieve arbeidscon
tract is schr. het geheel mot den Minister
eens.
„In het collectieve contract, gesloten tus
schen organisatie en organisatie, zal een
maal de verzoening liggen tusschen pri
vaatrecht c-n publiekrecht in deze materie.
Hot privaatrecht had na de omwenteling
der 18do eeuw een bij uitstek individualis
tisch karakter gekregen, en omdat het dau
toch rocht heette, werd in zijn heiligheid
en nuttigheid maar al tc vast geloofd.
Do rechtsband legde plichten op, maar gaf
toch ook rechten. Het privaatrecht bevei
ligde ook don werkmandie zijn contract
gesloten had, was door het „pacta servan
da" beschermd. Dat werd geloofd, totdat
de werkelijkheid hot eophismo van dit pri
vaatrechtelijk dogma ontrafelde.
„Do werknemer is" schrijft de Neder
landsche minisber „individueel staande
tegonover den werkgever, heden ten dage
veel zwakker dan voorheen en niet zelden
als het ware overgeleverd aan diens wille
keur." Toen is het publiekrecht geroepen
geworden om in te grijpen „Overtuigd,
dat de wet is het postulaat zijner vrijheid,
heeft do arbeider, om te ontkomen aan don
druk, waaronder hij als enkeling zuchtte,
haar hulp met beide handen dankbaar aan
gegrepen." Maar onder die hulp heeft hij
niet vergeten, welke kracht tot eigen ophef
fing gelegen is in hemzelven, verbonden
met anderen. De publiekrechtelijke wet
kan slechts de ergst? misstanden tegengaan''
of temperen. Zooveel nog is overgelaten en
moet overgelaten blijven aan de afspraak
van do eene partij en do andere. Maar wan
neer die partijen niet willen zijn enkelin
gen, doch organisaties, dan is een deel dor
kracht van de publiekrechtelijke hulp ge
varen in hot privaatrechtelijk instrument,
het werkcontract, en is daarmee de verzoè-
ning bereikt.
De Minister verwacht die hervorming;
hij voorspelt haar.
Toch laat de profetische stemming hem
het hoofd koel on heeft hij vrede met het be
scheiden werkötük, dat hij thans qan de Ka
mer voorlegt: de regeling van het indivi
ducel contract.
Om twee redenen. Omdat de vakorgani
satie een trap van hooge ontwikkeling nog
niet heeft bereikt; en de collectieve over
eenkomst, althans hier te lande, nog te zeer
een toevallig en ephemerisch karakter
draagt En dan omdat voor het individueel
contract al zoo lang een volledige regeling
urgent is, dat óf het wachten op de ontwik
keling van het collectief contract in do
praktijk, óf het beproeven reeds nu van een
wettelijke regeling daarvan een vortraging
zou brengen, die voor de eenvoudiger, maar
toch zeer wezenlijke behoeften van het indi
vidueel contract niet te verantwoorden
ware.
In deze paragraaf is een toekomst afge-
tcekenddoor de daarin gestelde zinsneden
zal menig angstvallig individualist tot die
per nadenken en hooger voelen worden ge
bracht; maar zal ook, naar wij hopen, me
nig vurig collectivist, ook in de Kamer, ge
noopt worden om niet te bestrijden het een
voudige en nuttige, dat hier wordt gebo
den." v
Ten plotte toont schr. aan, dat in do
meeste détails dit ontworp niet van het ont
werp van mr. Drucker afwijkt.
De Rotterdammer schrijft:
„Mr Parijn wil algemeen kies
recht.
Om versohillende redenen.
Ookhierom
De Sta ten-Generaal heet volgens de
Grondwet to vertegenwoordigen de geheele
natie. Velen zien in deze uitspraak thans
een fictie. En door algemeen kiesrecht
zal dc wet aan zedelijke kracht winnen.
Aldus 6prak hij.
Hij legde dus verband tusschen het alge
meen kiesrecht en de bepaling van artikel
78 der Grondwet: „Do Sbaten-Generaal
vertegenwoordigen hot geheele Neder
landsche volk."
Ach, ach I
Moge® wij, als antirevolutionair blad,
dus als orgaan van „geestdrijverige" rich-
ring, daar iet-s tegen opmerken?
Artikel 78 der Grondwet heeft letterlijk
niets mot do saamstelling der Staten-Gene-
raal te maken.
Het wil eenvoudig zeggen, dat do leden
der Staten-Generaal niet, zooals vroeger
hier te lande het geval was, de belangen
van een deel moeten behartigen, maar
thans van het geheel.
Mr. Lehman zegt hierover in zijn werk
„Onze Constitutie":
„Die roeping is een andere dan die van
dc Generale Staten - gedurende dc Repu
bliek, vermits deze niet het geheele Noder
landsche volk, maar de souvereinc provin
ciën vertegenwoordigden."
Maar mr. Parijn wil zoo'n „geestdrijver"
als mr. Lobman, misschien evenmin als ons
willen gélooven.
Daarom dan de overtuigende wooirilen van
de® grootmeester der liberalen, van nie
mand minder dan prof. Buys.
Deze deelt ons mede, dat art 78 dor
Grondwet het groote punt van verschil aan-
geeft „tusschen den middcleeuwschen en
den modernen Staat"
Hij acht het verband, dat men tusschen
dit artikel en het kiesrecht zoekt, onge
rijmd, en noemt het niet. onnoodig daar
eens met nadruk de aandacht op to vesti
ge®.
En dan zegt hij
„Of rs het in den grooten strijd onzer da
gen over hervorming van het kiesrecht geen
vaste gewoonte geworde® om elk pleidooi
voor uitbreiding van de kiesbevoegdheid,
voor algemeen stemrecht zelfs, onder be
scherming tc stellen van art. 74 (thans 78)
Grondwet? De Grondwet wil, dus is de
schering cn inslag van al de hier bedoelde
vortoogen dat do Staten-Generaal een
getrouwe afbeelding zullen zijn van de po
litieke denkbeelden, welke onder al de scha-
kceringen van het Nederlandsche volk wor-
Grelontercl.
10)
„Wat staat gij daar zoo lui, zoon der
woestijn 1
Vertel van je zonnig, warm vaderland
lopdat- ik het mijn meester, die dichter is,
;kan laten opschrijven."
De Bedouin keek onderzoeke®d op den
[©preker neer. „Maak g^en inktvlek op mijn
'gewaad 1 Ge wilt je meester dus meedeelen,
•wat ik je vertel Ei, kijk eens aan I" hij
keek nog eens onderzoekend naar de koddi-
|ge gedaante en tikte daarbij lachend tegen
diens zwarten neus: „Mij dunkt, gij hebt
jje meester bij je, zijn zware ziel steekt in je
'tomhulsel."
„Zoo is hot, zoon der woestijn. Maar ik
Tou je raden, je stem een weinig te verande-
•ren, anders houdt men jou niet meer voor
]den wandelaar van het Zuiden, maar voor
[den leeuwerik van het Westen en vervolgt
Ije."
Beiden lachten. Daarop zeide dc Bedouin
[haastig: „Vrienden moesten op een gemas
kerd bal nooit bijeenstaan, als zij niet her-
[kend willen worden Daarom adieu, Cas
tor
„Adieu, Pollux!" Do inktpot verdween
pn do menigte en de Bedouin betrad een
jklein prieel, nam een oogenblik het masker
ta-f ©n veegde met den zakdoek zijn vochtig
geworde® voorhoofd af. Daarop deed Heli-
kners want hij was liet haastig het
(masker weer voor.
r zafht geritsel der palmbladeren deed
hem omkijken cn op zijde naar de dcuT zien
en plotseling staarde hij verrast naar de
verschijning, welke in de groene omlijsting
onder dc muzen stond.
Een souple, bruin gewaad omhulde een
slanke gostalte. Slechts op de schouders
door gespen, om het middel door een cein
tuur vastgehouden, viel het op do kleine
voeten met sandalen neer. De openvallende,
Grieksche mouwen lieten twee prachtig ge-
vormdo armen vrij, en zwaar, donker haar
viol Ice over de heupen naar beneden Een
zwart masker verborg volkomen het gelaat,
maar op het hoofd prijkte een zonderling
tooisel: een krans van doornen
Langzaam, aarzelend trad Hellmers op
haar toe. „Hoe zijt gij hierheen verdwaald,
met uw lijdenskroon, onder vroolijke men-
schen?" vroeg hij het masker.
„Ik ben het verlangen", antwoordde een
diepe, zachte altstem, „ik dwaal en dwaal,
ik zoek hot geluk."
Bolangstellend keek hij op haar neer Hij
voelde, dat hot hier geen gewone carnevals-
grap betrof.
„En denkt u dat hier te vinden?"
„Ik vond het reeds; want waar zou Het
anders toeven, zoo niet bij n, zijn lieveling?
Men zeide het mij, dat het u had gezegend."
„Kent u mij
„Ik ken u. Maar gij kont mij niet meer,
ofschoon gij mij ee®s voor lange jaren hebt
gekend; toen greep het geluk uw hand en
troondo u mee en gij vergat hot verlangen."
Hij legde de hand tegen zijn voorhoofd.
„Wie was dat?" Er ging iets betooverends
uit van die eigenaardige schoone gestalte,
die zoo vreemd en raadselachtig scheen en
die hem toch herinnerde aan, ja aan wat?
Hij wist het niet, maar het was iets liefs,
Iieta bekoorlijks.
Hij wees op een der verscholen zitjes
tusschen groepen bladplanten.
„Kom en vertel mij meer van dien rijd,
waarin ik u kende Misschien valt dan dc
sluier van hot vergeten weg, waarmede het
geluk mij dc oogen houdt bedekt."
Zij schudde het hoofd. „Neen, neen, nu
is het geluk er immers, cn willen wij het
genieten Ik heb het zoolang gezocht, zoo
lang en nu zal het ook mij voor enkele uren
de liand reiken. Wij willen ons daar binnen
onder al die gelukkige menschen mengen,
ons wiegen op de maat der muziek en vroo
lijk zijn."
„Ja, vroolijk rijn", herhaalde hij stra
lend en haar hand in rijn arm leggend,
leidde hij haar in het bonte gewemel van
gemaskerden.
Hot scheen, alsof zij werkelijk haar lij
denskroon had vergeten, zij babbelde en
lachte als ee® gelukkig zorgeloos monschen-
kind, en haar lachen klonk als het kwinke-
leeren van een vogeltje.
Dit lachen Waar had hij het toch reeds
gehoord? Hoo langer hij met zijn gezellin
samen was., des te hartstochtelijker werd
bij hem het verlangen om te weten te ko
men, wie rij was. Dat was geen nieuwsgie
righeid, dat was iete anders, iets nieuws,
iets vreemds.
Zij keek hem verwonderd aan, toen hij
niet sprak, en ontmoette zijn peinzende®
blik, welke onafgewend op haar rustte.
„Ik dacht, dat gij een levenskunstenaar
waart," zeide zij schalksch, „maar gij zijt
een dwaas. Gij verknoeit de uren met vruch
teloos peinzen, in plaats van die ten volle
te genieten. Hoort gij die vroolijke wals-
melodie? Kom, laat ons dansen 1"
den aangetroffc®ons kiesstelsel kan ech
ter zulk een beeltenis onmogelijk scheppen
en daarom is dat stelsel niet met de Grond
wet te rijmen. Dat men due sprekende maar
weinig eerbied aan den dag legt voor de
wetten va® de logica, schijnt in den regel
niet te worden opgemerkt-"
Zoo schreef Buys, de autoriberit van de
vrijzinnigen, reeds in 1883.
Toch spotten sommigen zïïner volgelin
gen nog maar steeds „met de wetten van de
logica."
En dat noemt men dan, ook nog na twin
tig jarenvooTuitetroven."
Het Volk steekt den draak mot den wa-
ber-en-melk-avond va® do „Liborale Unie",
dien het voor do ontwikkoling van onze po-
litieko toestanden niet meer waard acht
dan de nutsavondjea van Aarlandcrvecn.
„Do stellingen waren uit het dikke kies-
rechtboek van de „Unie". Grondwetsher
ziening om tot ander kiesrecht te kom n,
cemsus weg, ovonredige vertegenwoordi
ging, enfin, al wat een liberaal ma\r ver
zinnen kan om hrt land aan do rooden over
te lovere® on aldus datzelfde land tc bren
gen aan den rand van den afgrond.
Maar als een liberaal dreigt te verdrin
ken in de democratie, is or altijd wel
iomand in de buurt, die hom con stók toe
steekt.
U wil toch geen urgentie? zei de heer
El out.
Do heer Borgosius schrok or van. Gossic-
mijne, riep hij, urgentie, wat denkt- u wol
van mol Heb ik in dc laatste twintig ja
ren ooit haast gemaakt? Het rapport
spreekt niet van urgentie. Maar als we het
allen eens worden, dan zal hot kiesrecht to
pas komen bij de verkiezingen in 1905."
Schr zegt
De „Unie" moest nu maar zwijgen; ze
heeft haar rijd van spreken laten voorbij
gaan, en al wat ze nu zoggen kan, daar
wordt toch om gelachen.
Het Vaderland resumeert het in dc Jries-
voreeniging ,,'s-Gravcnhagc" besprokene al
dus:
,,'s-Gravonhago" sprak zioh, verder gaan
de dan het bestaande „Unio"-program, uit
ten gunste van kiesrecht los van den oensus
c® „waarbij allee® diegenen van de stembus
worden geweerd, die om een door dc wet
aangegeven reden van hot kiesrecht worden
uitgesloten." Over dc „urgentie" word niet
geconcludeerd om do eenvoudige c® alles
afdoen do reden, dat hot hoofdbestuur der
„Unie" niet daarover, maar over het com
missoriaal rapport, dat do urgentie Diet
behandelde, do mecning der aangesloten
kiesvereenigingen had gevraagd en de ver
gadering was belegd onkel mot liet doel
aan dit vorzoeJt van het hoofdbestuur te
voldoe®."
Vorder constateert hot blad, dat van oud-
of vrij-libcrale zijde thans uitdrukkelijk is
verklaard, dat samenwerking r»p de basis
van algemeen kiesrecht wordt afgewezen.
Het wetsontwerp, indertijd door minis
ter Idenburg ingediend tot instelling van
een departement van landbouw
in I n d iö, wordt door het Handelsblad
mot ingenomenheid begroot.
„Met belangstelling en laat ons dit cr
dadelijk bij voegen ook met ingenomen
heid hebben wij kennie gonoraen van hot
wetsontwerp en do daarbij bohoorende me
morie van toeliohting betreffende „maatre
gelen in het belang van den landbouw in
Nederlandsch-Indië."
Die maatregelen zullen bestaan in do sa
menvoeging der verschillende takken van
Staatszorg ten opzichte va» den landbouw
in één departement, en in de uitbreiding
van die zorg. Kortheidshalve wordt hier
slechts besprokcD van landbouw, ofschoon
ook veeteelt en vissohorij bedoeld zijn.
De uitbreiding der Staatsbemoeienis is
in de laatste tientallen jaren belangrijk ge
weest Bij '8lands plantentuin te Buiten
zorg werd, voor wetenschappelijk onderzoek
op verschillend cultuurgebied, steeds racer
deskundig personeel aangesteld. Op initia
tief, op kosten of met steun van belang
hebbenden werden proefstations in het le
ven geroepen. Ter voorlichting van den in-
1 andsch»® landbouwer werden proefstations
„Gij hebt gelijk," zeide hij glimlachend,
terwijl hij den arm om haar heensloeg en
met haar weg vloog. Dat was geen dan
sen meer, dat was een zweven; nog nooit
had hij met zulk een genot gedanst. Hij
liet haar pas los, toen zij hom toefluister
de: „Nu is het genoeg."
Een oogenblik lag zij als uitgeput in een
stoel on hij boog zich angstig naar haar toe
„Wat ben ik zelfzuchtig geweest," zeide hij
berouwvol. Zij 6chuddc levendig het hoofd
e® haalde diep adem. ,,0, dat is geluk, dat
is geluk Ik dank u 1"
Haar donkere oogen, welke hem zoo zon
derling bekend voorkwamen schitterden
hem toe.
„Wie u, liefelijk raadsel, toch kon op
lossen."
„Stil, still Niet vragen, niet onderzoe
ken, anders verjaagt ge het geluk! Als het
mijn naam hoort, dan gaat het op de vlucht
en verlaat u ook 1"
„Gij mij het geluk verjagen?" zeide hij
zacht en rijn stem wan vol innige tceder-
heid. „Mij dunkt, gij hebt mij het pas ge
bracht."
Zij wondde zich ai; het kwam hom voor,
alsof zij met moeite een grooto ontroering
onderdrukte: „Waarom spreekt ge altijd
over mij? Vertel mij van u zeiven. Vertel
mij va® uw verwachtingen omtrent do toe
komst 1"
„Als gij dat verlangt, goed. Maar be
antwoordt mij nog een enkele vraag: Woont
gijwoont uw familie hier in Stuttgart?"
Er had een verandering met haar plaats.
Het vroolijke meisje, dat met verrukking
het leven genoot, scheen verdwenen, voor
hem stond weer het raadselachtige wezen,
dat hij in het begin had gezien.
aangelegd To Buitenzorg verrees een land
bouwschool. Naast de Gouvernomentskina*
cultuur werd de Gou vernemen tegutt-apor-
ohaoultuur in het loven geroepen.
De Gouvernementskoffiecultuur kreeg
steeds meer behoefte aan wetenschappelijke
voorlichting en leidingEn die uitbrei
ding is nog niet tot haar oinde gekomen:
met het oog op de steeds toenemende bevol
king van Java is het dringend noodig, dat
aan de bevordering van den inlandschcn
landbouw meer zorg wordt gewijd en dat
dus bij voortduring waarnemingen en on
derzoekingen plaats hebben, dit tot verhoo
ging der productio zullen kunnen leiden.
Onder deze omstandigheden wordt hot
meer noodzakelijk, do verspreide onderdee-
len der Regeer in gszorg te organiseeren cn
samen tc voegen tot ee® geheel, onder des
kundige leiding."
Met dit alles, zegt het Handelsblad zijn
wij het volkomen eens, en op denzeifdou
grond heeft het bij herhaling aangedrongen
op een afzonderlijk spoorwegd©partement.
Er is tc meer reden om het plan toe te jui.
chon nu het door den loop der omstandig
heden op uitstekende wijze is voorbereid:
„Professor M. Treub heeft-, als directeur
van 's lands plantentuin, sinds jaren de
uitbreiding der Regeeringszorg geleid, cn
ondor zijn jongeren een school gevormd, zoo
dat, onder zijn leiding hot nieuwe departe
ment reeds vóór zijn oprichting, in het bezit
is van een goodo traditie. Hij is, zooals do
Minister oor mededeelt, het aangewezen
hoofd van het nieuwe dopartement; maar
ook wanneer hij van het ombtonaarstooneoJ
aftreedt, is er geen reden om te vreezen,
dat zijn werk verloren zal gaan: do opvol
ger zal het door hem aangowezen spoor
moe ton volgen.
In dat opzioht, wij erkennen hot, is het
nieuwe Landbouw departement grootelijks in
het voordeel bij het, ook door ons gowensch-
t© spoorwegdepartement; voor de spooi"weg-
exploitatie heeft men, voor zoover ons be
kend, in Indië nog niet do bij uitstek des
kundigen, die onder de jongeren con school
vormden.
Meer dan hierbij zal de Regeering in hot
nieuwe landbouwdepa-rtemcnt al dadelijk
vinden „een orgaan, dat in zichzelf volko
men deskundig is en waaraan zij do beharti
ging van al wat op don landbouw betrok
king heeft in den ruimsten zin des woords,
kan toevertrouwen".
Het blad denkt wel, dat het ontwerp be
strijding zal vinden en zegt daarombrent:
„Er zullen zekor personen gevonden wor
den, die, terwijl zij het zeer natuurlijk vin
den, dat in hot moederland con motereolo-
giscli instituut, een ooilego voor de zcovis-
soherijen, een inspecteur van den landbouw,
Rijkslandhouw- cn Rijkstuinbouwleoraren,
winterscholon met proeftuinen, een Rijka-
zuivelschoolRijkslandbouwproofstationa,
onz., onz. bestaan, dergelijke „nieuwighe
den" voor Indië afkouren; mconen, dat hot
daar al zoovcol jaren zonder al dien gelcon
den omslag goed is gegaan, en nu vreczon,
dat het geraamd bedrag mottortijd nog rij
zen zal; wees „voorziohtig", zullen zij zog
gen......
Wij zouden op dorgelijke argumenten uit
den conservatieven hoek slechts antwoorden,
dat hot, blijkens do ervaring, mot den in-
Jandsohen landbouw tot dusver niet goed
is gegaan en hot zeer onvoorzichtig zou zijn,
daaraan niet meer aandacht te wijden. En...
wij hopen, dat dc ondervinding, met de we-
tensoluappelijke bemoeiingen op to doen, zóó
bemoedigend zal rijn, dat men late® alge
meen op haar uitbreiding zal aandringon.
Do kosten zullen dan vormcordoron, zeker,
maar zij zullen veelvoudig worden vorgoea
door do hoogore opbrengst der cultures, ten
bate van den inlander, on ook van 's lands
kas.
Onze landbouwor© zijn van nature óók
conservatief, maar rij hebben do wetenschap
op prijs leer en stellen; in Indië zal het niet
anders gaan.
Men komo dus niet mot argumenten van
kleingeestig fiskaal allooi om don voor
uitgang dor cultures op Java tegen tc hou
den 1"
De Nieuwe Rotterdamschc Courant heeft
na do verschijning het wetsontwerp bcstre-
Waarom vraagt gij dat?" zeide rij met
een matte, toonlooze stem, „ik heb geen
vaderland, ik zeide u immers, dat ik het
verlangen ben."
Hij maakte ccn onschuldige beweging.
„Laat dat comcdicspel varen." En haar
hand grijpend, zcidc hij smeekend: „Wees
barmhartig, beantwoordt mij slechts deze
eene vraag: Woont u hier?"
Zij aarzelde een oogenblik. „Neen 1"
„Neon," herhaalde hij met bittoro teleur
stelling, „mijn hemel, hoe zal ik u dan ooit
plotseling kwam een gedachte bij horn
op: „Misschien evc® buiten do stad?"
„Vraag niet mcerl" Haar stem beefde
nu van harte toch tel ij ken angst. „Ik wil
vergeten, wie ik hen hoort go? Dat wil
•ik I"
Hij zweeg onthutst en vorschrikt Daar
op zeide hij ernstig: ,,Wio gij ook zijt, ik
voel, dat ik vanavond niet voor het laatst
tegenover u sta."
Haar oogen zagen met zulk een weemoedi
ge uitdrukking langs hom heen, dat h<H
hem door de ziel sneed. „Zijt gij boos op
mij vroog hij zaoht
„Neen, slechts op myzelve." Zy haalde diep
adem en dwong zichzelve weer tot vroo'ykheid.
„Hoo komt het toch, dat gU, dien iedereen In
Stuttgart kent, niet lastig woidt gevallen?
Kent niemand uw vermomming
„Niemand," zeide hy lachend", „alleen vriend
Klausen heeft my herkend, maar die verraadt
my niet."
(Wordt 'vervolgd.)