Stofgoud, Raadsel. massa, dan is dit een ziekte en moet de ge- heele bijenstal ontsmet worden. Voeder zoo Jioodig nog steeds. In den hoenderhof moeten de meeste hoenders nu beginnen te leggen of aan het jjeggen zijndie te laat beginnen, geeft fnen een helder-rooden ring tot observatie om één poot. In Maart zoo noodig om (den anderen en broed althans niet van do eieren dezer hoenders. Broedmachine^ en kunstmoeders (op fok machines) kunnen jreeds in werking worden gesteld. Geef vastzittendan leghoenders vooral ook Een vuurtoren zonder Richt. Een vreemdsoortige zoo niet de vreemd- Boortigste vuurtoren bevindt zich op de jArniahrote, die van het eoland Lewis is ge scheiden door een kanaal van meer dan 500 kvoot breedte. Dit eiland is een der Hebri- don, bij Schotland. Op do rots is een kegel vormige zuil opgetrokken en op den top daarvan een lantaarn, waaruit het licht eiken nacht straalt en in wijden omtrek door de viasohers gezien wordt. Toch be vindt ziich geen brandende lamp in de lan- ,taam, en geen licditwaahter gaat er ooit 'heen, om de eenvoudige reden, dat er geen jlatmp te ontsteken is, en geen pit na te zien, noch olie in de reservoirs te doen. 1 De manier, waarop deze vuurtoren ver licht wordt, is deze: Op het eiland Lewis. ,600 voet ongeveer van daar, staat een vuur toren en door een venster in den muur daar van wordt een stroom van1 licht geworpen in een spiegel in de lantaarn op den top der Arnish-rosts. Deze stralen worden terug geworpen door een sein toestel van prisma's, er zoo worden zij geleid door een brandpunt buiten de lantaarn, van waar zij uitstralen 'in de verlangde lichting. Hier is dus een volledige vuurtoren zon der lamp of liohtwaohter en toch verspreidt hij voldoende licht in aanmerking geno men de eigenaardige inrichting en even veel, als ware er een uitstekende en kostbare vuurbaak, met lampen, en allerlei woon-, slaap- en werkvertrekken, bergplaatsen voor olie, water, enz., enz. op den top der rots gebouwd. Hij is naar mijn meening het best opge voed, die het geluk en den tegenspoed des levens het best kan verdragen; waaruit 'volgt, dat de ware opvoeding niet zoozeer in leeren als in oefening bestaat. J. J. Rou88oau. De grens tusschen zedelijk kwaad en over treding van maatschappelijke instellingen 'is moeilijk te trekken. Multatuli. Ware rust is niet gebrek aan beweging; zij is het evenwicht der bewegingen. Feuchtersleben. Daar is een woekering, daar God geval in heeft; Gelukkig, die zijn geld aan Hem op rente geeft 1 Zijt gij bekommerd hoe 't ten hemel in zal raken, Geef het den armen maar, zij zullen 't overmaken. 0 Huygens. ALLERLEI. De bankroetiers. „Wenscht u „h la carte" te dineeren?" vroeg de beleefde kellner aan den gedistin geerd en vreemdeling. „Wat heb je voor diners?" antwoordde deze. „Van f 1.50 on van f 2.50, meneer." „Goed, geef mo dan maar een diner van f 2.50, met een flcsch fijnen Bordeaux. Kan ik dadelijk bediend woTden?" „Zeker, meneer; „a la minute 1"" De bezoeker ging op zijn gemak zitten .en beschouwde de rijke inrichting der zaal, waar voortdurend nieuwe gasten binnen kwamen Het diner smaakte werkelijk goed; na het dessert vroeg de vreemdeling sigaren. Hij stak er een in zijn monu en de andere in zijn zak. Intusschen houdt or een rijtuig stileen heer stapt uit en treedt binnen. Hij vraagt den chef te spreken en gaat met dezen in de vestibule. „Ik ben een bes nbte der geheime politie. Ik zoek een koopman, beschuldigd van bedrieglijke bankbreuk. Wij meenen zoker te weten, dat hij hier is." „Och kom! Weet u dat wel zeker? Heeft u hem dan gezien „Ongetwijfeld; 't is die heer met dien donkeren knevel. Ik heb de opdracht, hem te arresteeren." „Als u dat dan maar wil doen zonder opzien." „Laat dat maar aan mij over! Stuur den kellner naar dat heerschap toe en zeg, dat baron De F au vage hem wenscht te spre ken, zonder getuigen." De vreemde zat onder een flesch Heid- aieck, toen de kellner hem do boodschap bracht, welke hem aangenaam scheen aan te doen. Hij verliet de zaal. Doch wie beschrijft zijn ontzetting, toen de beambte hem tegemoet kwam en iets in het oor fluisterde Dit ontging den restaurateur, die op eenigen afstand het tooneel gadesloeg, niet. De man trachtte eerst te weerstreven, doch eindigde met te gehoorzamen en in het rijtuig te stappen. „'t Is goed afgeloopen," zei de politie beambte. „Heeft hij al betaald? Niet? Nu, stuur de nota maar aan het hoofdbureau van politie." Het rijtuig reed weg. „Goed gesmaakt?" vroeg de beambte der geheime politie. „Uitstekend." „Nu, dan is het mijn beurt." In do nabijheid van een andere deftige restauratie hield het rijtuig stilde beamb te stapte uit, ging binnen en dineerde kos telijk. Een uur later had dezelfde komedie plaatsde beambte werd nu door den ander voorgesteld. Eu een halfuur later zaten ze in den trein, om een andere luchtstreek te zoeken. Den volgenden morgen werden aan het hoofdcommissariaat van politie twee nota's gepresenteerd, waarvan niemand iets wist en die natuurlijk niet werden betaald. De nieuwe dienst. „Bet, heb je 't in je nieuwen dienst naar je zin?" „Nou, niet zoo heel erg zij laten meer te wmsohen dan te eten over." Goedkoop uit. Twee boertjes komen in stad en lezen voor een gaarkeuken, dat zij daar van 3 tot 6 uur voor 60 cents dineeren kunnen. „Te dekselJanus, daar gaan we in," zegt de oudste van het tweetal. „Drie uur aan één stuk eten voor twee schellingen, wat 'n koopje 1" In de tram. Conducteur: ,,'t Is verbo den hier te rooken." Passagier: .,Ik rook ook niet." Conducteur: „Maar je hebt jc pijp toch in je mond." Passagier: „Nou, ik heb mijn voeten in mijn laarzen en toch loop ik niet." Hatelijk. Een bejaarde ongehuwde juffrouw zegt in den schouwburg tot een corpulent heer, die haar telkens lastig valt om haar te passeeren: „Foei, mijnheer, wat is het toch lastig telkens te moeten op staan." Dikke heer: „Ja, maar juffrouw, zitten blijven is ook niet pleizierig." De pantoffelheld. Vrouw: „Zoo, zou jij gelukkig zijn geweest, als je me nooit gekend hadt? Arme Johan, wat zou je zijn, als je mij niet tot vrouw gekregen hadt?" Man: „In elk geval de gelukkige bezit ter van een huissleutel." it een geschiedenisboekDe hoofden der opstandelingen werden in boeien geklonken en veroordeeld om in de mijnen te werken. Slimme reclame. „Ben ik hier bij mijn* heer Bloemen*?" vroeg een man, de winkel deur openend en binnenkomend. „Neen, dat is hiernaast", kreeg hij ten antwoord. De ander gaat heen en laat de deur open „Zou je ten minste de deur niet achter je dichttrekken?" roept de winkelier hem toe. „Heb jij in huis geen deuren?" „O ja, zeker, mijnheer, maar die sluiten vanzelf, want zij zijn alle voorzien van het gepatenteerde zuigalot met dubbele veer, waarvan ik mij bij deze gelegenheid veroor loof u een model te Laten zien. Geen «lag bij het dichtvallen do deur glijdt zacht in heo slot Als gij zoo'n slot aan uw winkeldeur hebt, behoeft gij nooit weer ongerust te we zen, dat iemand de deur openlaat. Ik geef voor mijn sloten levenslange garantie." Verkeerd begrepen. Kantonrechter: „Ge hebt te kiezen: een dag gevangenis straf of drie gulden." Beklaagde: „Och, Edelachtbare, zou ik dan maar om de drie gulden mogen verzoe ken?" Bondige stijl.De vervolgers kwa men steeds nader. Ridder Boudewijn druk te do lippen op elkaar, een traan uit zijn oog, zijn vrouw aan zijn hart en een kus op haar voorhoofd. Waarom hij tegen de vaccine was. „Vaccinezei een boer. „Allemaal gek heid; dat helpt niemendal. Verleden jaar liet ik mijn jongen van zeven jaar inenten en nog geen drie weken later was de stum per verdronken." Ook een getuigschriftIemand ontsloeg een bekwamen, maar hoogst oneerlijken tuinman uit zijn dienst. Ter wille van zijn vrouw en kinderen gaf hij hem een getuig schrift, aldus luidende: ,,Ik getuig, dat X... twee jaren lang als tuinman in mijn dienst is geweest, en dat hij in dien tijd meer uit mijn tuin gehaaid heeft dan een mijner vorige tuinlieden." Fat„Juffrouw, bij uw schoonheid ver dwijnt alles in bet niet." Dame-. „Hé, dan verwondert het mij, dat u nog niet weg is." Iemand en Niemand. Niemand wil graag niemand zijn, Maar Iemand is graag groot en klsin; Nu, iedereen is i e m a n d Als Iemand zich voor Iemand houdt Dan denkt hij, door verwaandheid stout: Naast mij is Iemand, NiemandI BLOEMEN. Des zomers bloeien bloemen In bosch en beemd en dal, Waarheen we onze oogen wenden Ze bloeien overal. Doch als de barre winter Zijn intocht 'doet in 't land, Dan doodt hij alle bloemen Met koude, kille hand. Ook langs des levens paden Vaak tal van bloemen staan, En die ze weet te vinden Kweek' ze zorgvuldig aan. En is er dan ook 's winters In 't hart nog zonneschijn, Zoo zal eens menschen leven Nooit zonder bloemen zijn. Oplossing van liet Raadsel in het vorig Zondagsblad Een vingerhoed. Mijn eerste draait, mijn tweede draait en mijn geheel zou u, als het niet draaide, in het voortgaan belemmeren- "Wie ben ik? Oplossing in het volgend Zondagsblad^

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1904 | | pagina 14