LEIDSCH DAGBLAD, ZATERDAG 20 FEBRUARI. VIERDE BLAD. Tweede Kamer. Deukt om Schoolkindcrvocilin» 1 HELDE 1ST. FEUILLETON. Grelouterd. No. 13496 Anno 1904. werk van helden geweest. Overal, waar wij ia onze wereld do sporen ontdekken van eenvoud en waarheid en zachtmoedigheid en barmhartigheid en liefde en opoffering, daar zien wij in onze verbeelding den held, dio ons deze goddelijke oigenschappen ge toond heeft. Waarom ik dit zog? Is heldenvereering bewondering van hetgeen eens hclds is, ja, laat ik maar zeggen, van de goddelijke zijdo van den mensch, dan is heldenvereering een getuigenis, dat wij uitreiken aan onszelvon, een getuigenis van den adel onzer mensche- lijke natuur. Zeker, do werkelijkheid laat ons vaak andere dingen zien, maar daar om te meer, als vrij in do stille huiskamer den eenvoud, de waarheid van de aiefde zien, die zich geeft, dio zich opoffert, dan staan wij stil, wij bewonderen, wij aanbid den. Want heldenvereering is aanbidding. Verbeeldt u eens, 'dat wij uit een andere we reld zoo op eenmaal in deze wereld konden komen, dat wij nooit menschen hadden go- sproken, nooit menschen over andere men schen hadden hooren sproken, natuurlijk over al hun ondeugden en gebreken en ver keerdheden en zonden haddea hooren spro ken, dat wij zóó eens op eenmaal in deze we reld verplaatst konden worden, wat zou dan onze eerste indruk zijn? Ik wed, ik weet ze ker: die van bcwondcron van het groote en ware en goede en reine en liefdevolle. Welnu, laten wij trachten die blankheid onzer ziel te bewaren of terug te krijgen, zoodat wij bewonderen kunnon. Niet alleen, omdat bewondoren een genot is, maar om- vlat bewondoren straks wordt aanbidden en aanbidden wordt heiligmaking. M. e. w. helden bewondoren maakt helden. En onze tijd, evonals iedere tijd, heeft ze noodig, de helden. De heldentijden zijn do hoogtijden in do mcnschcngeschicdenis, ook in de geschiedenis van den enkelen mensch. En helden kunnen wij allen zijn, want wij zijn tot helden geboren, kindoren Gods als wij allen zijnl Vergadering van Vrijdagnamiddag. Hooger Onderwijswet. De algomeene beraadslaging wordt voort gezet. De heer Heemskerk geeft toe dat dit ont werp niet beantwoordt aan het ideaal der anti-revolutionaire partij. Neon waarlijk niet, want dan zou het ei4 heel anders uit zien. Spr. hecht volstrokb zooveel waarde aan het ontwerp niet voor de Vrije Univer siteit, die kracht moet vinden in zichzelf. Men moet het dus niet zoo overdreven voor stellen. Spr. is geen voorstander van par tieel© herzieningen, dooh wel voelt hij veel voor rationeeJe herzieningen. Zooals or hior een wordt voorgesteld, een hervorming a u s einem Gusz, wordt zoo gemakkelijk maar niet gemaakt. Dat de anti-revolutionaire partij meer krijgt dan zij gevraagd heeft, gelijk de heer Troelstra gisteren boweordo, is onjuist, het geen uit het program van actio Wijkt, dat Spr. voorleest. Een program van actie ia overigens minder een wet daji eon p i a v o t a. Spr. zot verder uiteen dat er alle reden bestond voor een parbieolc herziening. Ook do herziening der teohnisoho hoogeschool lag geheel in do geestesrichting van dezen Minister. Nu heeft men aangevoerd, dat de draagwijdte eener parbieele herziening zoo moeilijk te overzien is. Spr. geeft dit ge deeltelijk maar toe, maar wat voor het la ger ondorwij3 gedaan is, behoeft daarom nog niet gedaan te worden voor het hooger onderwijs. Tegenover den heer Yan Idsinga verklaart Spr., dat z. i. een hoogeschool niet in de eerste plaats diont tot opleiding. De hooge school moet zijn een brandpunt van woten- sahap. Maar hoe moeten de professoren die wetenschap halen? Bij de Koningin? Bij den Staat? Neen, op hun knieën moeten zij hoofd en hart daarbij inspannen. Het is een zaak tussohen hen en God. Volstrekte vrijheid dus voor do hoogeeohool, met een zeker poli tie-toezicht voor de studio. Dat is noodig. Maar aangezien do wetenschap vol komen vrij is, mag de overheid haar niet binden aan een gedwongen marschroute. Als men het ,,Jus promovenda" geeft aan een openbare universiteit, dan ia er geen enkole reden om dat recht aan eon bijzon dore universiteit te onthouden. Spr. con stateert, dat de Staat volkomen bovoegd is tot het instellen van bijzondere leerstoelen. Hierna treedt Spr. in een bestrijding van de redevoering van den lieer Troelstra, die gisteren onjuist citeerde. In een door Spr. uitgegeven brochure staat niet, dat do theo logie de eindbeslissing heeft in allo weten schap, maar dat bot Sohrift-gezag in alle theologische wetenschap don doorslag ge ven moet Komende tot den heer Yan dor Vlugt, dien Spr een liberaal op anti-revolution- nairen grondslag noemt, bestrijdt hij diens bewering, dat de Openbare Universiteiten niet propagandistisch zijn. Vela gevallen zou hij daarvoor kunnen aanvoeren. Het werd altijd zoo netjes en ovortuigend ge zegd, dat men wel moest goloovcn, dat waarheid was hetgeen vorteld werd. Spr. herinnert aan een voorval uit zijn studen tentijd. Hij heeft eens de stelling verde digd: de partij van dr. Kuyper is gevaar lijk voor den Nedcrlandschen Staat. Dit dcod Spr. onder den invloed van prof. Buys, die het stelsel der Staatssouvoreini- teit verdédigde en allo andere stelsels steate-govaarlijk noemde. De heer Yan der Ylugt, die toon lid van het bestuur der Do- batingclub was, was zoo fijn gevoelend, om voor te stellen niet over die stellingen to stemmen, daar dr. Kuyper dien avond als Introducé aanwezig was. De hcor Van der Vlugt kwam op tegen dc eenzijdige richting van dc Vrije Univer siteit en noemde hen etumpords, die hun kinderen bij zieh willen houden zonder om zich heen to zien. Spr. betwist die opvat ting. Zij willen volstrekt van hun kinderen geen wassen poppetje® maken, maar zij wil len hun kinderen laten leiden Ln een door hen gewilde richting. En de professoren aan dc openbare universiteit leiden, wil- lcn«j of onwillens, hun toehoorders toch ook in een bepaalde richting. Eon groot gevaar bestaat ©r voor de Vrije Universiteit, waar voor zij moet waken, nl voor cóteriegeest. Maar hoe meer men do Vrijo Universiteit verdrukt, hoo meer men dion cóteriegeest zal aankweeken. Spr. heeft zelf een zoon aan de Vrije Universiteit. Maar al die jongelieden zijn niot allen overtuigde Calvinisten. Do heer Troelslra: Deo to erger. Do heer Heemskerk, vervolgende, zegt. dat die jongelieden wel degelijk om rich heen zion en over allee donken. Zij gaan naar die universiteit, omdat hot do wensch is van hun vader. Waar dit zoo is, had de heer Van dor Vlugt zich niet zoo minach tend mogen uitlaten over het onderwijs aan de Vrijo Universiteit. Wat do gestelde voorwaarden voor oen universiteit betreft, ook Spr. vindt die niet in alle opzichten een ideaal. In do grondgedaohte is Spr. het eens dat een inrichting eigenlijk geen univereiteit is wareneer er geen 5 facultei ten zijn; maar dat gaf nog geen aanleiding tot een zoo ernstige grief aan do Regee ring. Keulen en Aken rijn niet op één dag gebouwd. Gaat het nu aan to eischen, dat aan een Vrijo Universiteit evenveel facul teiten zullen rijn als aan een Openbare? Dat is toch onbillijk. Dat do gcloovigo we tenschap de ongeloevige wetenschap noo dig heeft om gecorrigeerd to worden, zou Spr. don heer De Visser niet gaarne nazeg gen. Neon, de gcloovigo wotonschap moet zichzelf oontroleeren. Staatsexamens acht Spr. in dit wetsont werp niet gewenscht. De opportuniteit van dit ontwerp acht Spr. allosrins bewezen. Dinsdag 11 uron voortzetting. ZAZA. Zooals reeds werd goanoncoord, zal do Fransohe Opera uit Don Haag op Vrijdag 26 Februari in don Schouwburg alhier op- vooren ,,Zaza", hot beroemde werk van don bekenden oomponist van Paljas", Léonca- vallo. De opvoeringen in Den Haag en Am sterdam hebben een ongekend succes gehad, zeker niet te verwondoren, omdat zoowel hot orkest als do solisten om hun goede vertol king uitbundig werden geroemd. De hoofdrollen, dio van Zaza en van Mar cel Dufresne rijn respectievelijk in bandon van Madame Marignan en Mr. Font-ai no, twee dor beet© solisten, dio een honorarium goreieten, welke verscheidene operazangers hun zullen benijden. Dit maakt dan ook dat de opvoering zoo bijzonder kostbaar is; want veel koristen en deooratiof rijn bij deze opera overbodig. Daardoor zal dozo opvoering hier gelijk staan bij dio van andere plaatsen in ons land. De bezetting van alle rollen is gelijk als in Den Haag en het volledige orkest zal meewerken. Naar wij vernemen, rijn er al vorschoide- ne plaateen genomen, maar het kan nog veel voller worden. En dat verwachten wij ook, omdat ,,Zaza" nu eens een opera is, wolko nooit te Leiden is opgevoerd on omdat zoo wel muziek- als tooneellicfhebbers bij dezo vertooning een groot genot wacht. Do Fransoho Opera komt zoo zelden hior, dat wij hopen, dat rij nu eens te Leiden zal vinden een uitverkocht gebouw. llillogoiu. Maandag 22 dezor, des namid dags te één uur, zullen door den gemoento. raad do navolgende onderwerpen worden be handeld: Ingokomen stukken. Vaststelling instructie directeur. Gasfabriek. Uit breiding personeel gemeente-secretarie.. Ter gemeente secretarie ligt ter Inzags oen verzoek mot byiagon van M. J. C. Dissel koen, wiuKolier te Hillogom, tot oprichting van een koek- on bankotbakkory ln het pand staando aan ds Hoofdstraat No. 92 binnen deze gomoente kadastraal bekend seolie A No. 8998. Bezwaren tegon dit verzoek kunnon worden ingebracht ter gemeente-secretarie op Dondordag 8 Maart a. s. Katwijk. In de afgeloopon week brachten B buiiuucii alhier hun vangst ln afslag mot een boaomming, locponde van f 22.20 tot f 44.20. Tong bracht op f 0.40 tot f 0 90, griet f 1.60 tot f 2.50 per stuk; Schar 6., braad f 7, schol fl tot f 10 por mand; tarbot werd niet aangevoerd. Ijcimuiden. De volgende week zal oen aanvang wuidun gemaakt mot de werkzaam heden tol bouw dor Par. Zualersschool. In bot najaar moot bet werk worden opgeleverd. Lisso. De Commissie tot wering van School verzuim In doze gemoento heelt tot voorzitter en socrotaris bonoemd, rospectiveiyk de hoe ren 0. L. F. do Moulder en J. C. Zaneveld. Biykens do vastgestelde Kiozersiyst voor de Kamer van Arbeid voor Bloemüollontoelt, bedraagt het aantal Kiezers voor patroons 06 en voor werklieden 274. De vorklezing van oon lid van don Ge meenteraad (vac-Blokhuis) zal plaats hebben op Woensdag 2 Maart a. a. en do stemming en horstemming, zoo noodig, op 16 on 28 Maart d. a. v. Oudslioom. Gedurende het Jaar 1903 wor- deu uitgereikt 45 arbeidskaarten. Op ultimo 1908 waren 31 arbeidskaarten nog geldig. Op 1 Maart a. s. moeten ondor de wape nen opkomen de volgende lotellDgonH. Heenk, G. v. d. Bosch, M. Koppo, H. de Vos, B. den Hertog on J. KUnovold, allen van de lichting 1904, F. Offers van de lichting 1903, en op 16 Mei D. v. Eyk on A. P. 0. Rozestraten van de lichting 1904. KUpweterlng. 'Ion huize van Cath. Zoote- melk heefi ue jaariykecbe biljart-wedsiryd wederom plaats gehad, waaraan 12 s, ui^ra deelnamon. De pryzen werden na langdui igou kamp ten slotte behaald door de hoeren J. van Ryn lste en W. Zoetemelk 2do prya; beiden van Rypwoteriug. Het concours wortf mot belangstelling door vele toeschouwers gevolgd. Ik zal p robeeren om uwat over helden te «eggen, omdat ik meen, dat heldenvereering een van de schoonste -deugden is van een volk en van een mensch, omdat rij pleit ▼oor der. adel hunner natuur en omdat rij zelve weer den heldengeest wakker kan .roepen. Wie of wat een held is? Als ik naar waar heid dio vraag zal beantwoorden, dan zal er natuurlijk menigeen teleurgesteld afko men, die zich nu wel eens verbeeldt het te zijn. Er ia eens gezegd: een held, dio po seert, is geen heros, maar een kunsthondje, in welks blikken bakje gij een paar oenten werpen moogt. Een held, die poseert (d. w. z., die zich daarvoor uitgeeft, zich als zoo danig aanstelt, die op zijn gelaat, in zijn postuur wil laten lezen of zien: vindt gij mij niet een held, een kermiskunstenmaker bijv., of een goochelaar met zijn opschroe- verij) een held, die p rt, zouden wij or bij kunnen voegen is als een bulhond, die blaft, maar niet bijt, maar wiens woede ge aanstonds met een lekker beentje bezweert. Een held ,die poseert, is als een straatjon gen, een groote of een kleine, die met bloo- te gespierde armen uitdagend voor de me nigte staat, maar die zijn armen laat zak ken en wegloopt, als hij een sterkere ziet aankomen, dien hij niet aandurft. I. e. w. een held, die poseert, is geen held. Een held is spontaan. Hij is eenvoudig, waar, zon der opsmuk, zonder v©T6icrselen van goud of van zilver. Hij is groot, maar groot vooral in het kleine. Groot bijv. in de keu ken, groot achter dc toonbank, groot in de werkplaats, groot op het kantoor, groot in de fabriek, groot in de school, maar hij gaat niet op de hoeken der straten, niet vooraan in vergaderingen, niet overal voor aan bij, met die stille nevengedachte, laten wij maar gerust zeggen, met dien stil Ion novonwenschWat zullen do menschen wel van m ij zeggen? Wat een held is; ja, dat hangt af van de waardecring der menschen en daarom, zoo lang die waardeering bij velen niet zuiver der is, niet hooger staat, zoolang zullen de straks genoemde heidon nog altoos voor helden doorgaan, de jonge en oude mannen, die niet alleen onverschillig zijn voor het heilige, maar die den trcurigen moed heb ben, arme helden, die rij zijn, om het hei- ligo ten spot, lichaamskracht en geweld on vertoon en schijn te verheerlijken. Natuur lijk hun ideaal is een sportheld, een uit- gaansheld, een kleerenheld, een openbare- mecning-verachtendc held, een heldspottor, een hold-onverschillige, een schooljongen heid, enz. Natuurlijk, dat hangt van de waardeoring af. Al geven die soort helden, met permissie gezegd, geen heel hoogen dunk van die waardeering Het spreekt, in do tijden, dat lichaams kracht No. Eén is, is de sterke een held. Zoo in de vroegste oudheid in het algemeen. Straks komt er bij die kracht als waarde- meting nog iets zedelijks, totdat in den tijd der hoogste beschaving een held is een man of vrouw, die uitmunt door de hoogste eigenschap van den mensch: zichzelvcn ver geten, zichzelven verloochenen, zichzelvcn opofferen. Maar altoos is in een held iets van God. Enkele voorbeelden ter opheldering. Als van zelf komt ons voor do ee#ste categorie van holdon Lamech voor den geest. Pas is bet ijzeren wapen uitgevonden, of hij roept zijn vrouwen Ada cn Silla, wij zien in onze verbeelding hem daar uittartend zwaaien met dat stuk ijzer, en zegt, dat is de beteekenis immers van zijn woord: Was Kain al machtig met zijn knods, wie durft I Het concert was uit. In do zaal klonken nog telkens daverende toejuichingen, er scheen geen einde aan te zullen komen. Tweo, in pelsjassen gehulde heeron snelden de breede stoep van het concertgobouw te Stuttgart af en wandelden in de pas gevallen sneeuw door de breede, electrisch verlichte, straten. De kleinste, een ineengedrongen ge stalte, spiak voordurend togen zyn metgezel. „Maar doctor, zeg dan toch ook eens wat", riep by plotseling wrevelig, „ik weet heel goed hoeveel aan uw goede of slechte opinie gelegen is. Heeft by niet prachtig gezongen?" De aangesprokene, wiens scherp besneden, verstandig gelaat met de koelo oogen, gewapend mot oen pince-nez, den criticus deed vermoeden, trok de schouders op. „Gy zegt immer, dat hy prachtig gezongen heeft en het publiek heeft hom dat door oor- verdoovend applaus verzekerd, morgen zal bom ten overvloede diezelfde verzekering nog een dozynmaal in welriekende biljets geworden, wat komt het er dus nog op myn meening aan „Woes toch niet zoo twistziek", viel zyn met gezel hem geërgerd in de rede, „ik geloof myn waarde, dat gy niet tevreden te stellen zyt. Ik weet wel, dat gy altUd „koel tot ln hot hartzyt, maar voor zulk een prachtmeusch ris Hellmers, zoudt zelfs gy toch wel een weinig ia vuur kunnen komen. Aan dien het opnemen tegen mij, mot dit wapen in vie hand? Kracht is macht! De grootste held van Griekenland is Hercules, bekend om zijn 12 wonderen, die hij volbracht, maar een held niet het minst, bewonderenswaardig om zijn lichamelijke kracht zoowel als om zijn zedelijken moed, als hij Prometheus, aan de rots met ke tenen geklonken, omdat hij 'den mensch het vuur uit don hemel schonk, niet alleen van rijn boeien bevrijdt, maar daardoor den weldoener der mensehheid zijn vrijheid te ruggeeft, den bestrijder der goden uit do macht der goden verlost. Maar, ik durf zoo vragen met volle ge rustheid, wie stemt dat niet toe, zij het dan misschien niet altijd met de daad, dan toch met het woord, wie is groolcr held geweest dan do Christus? Niet, omdat Hij dien dood stierf aan hot Kruis, maar om dat Hij dien zóó stierf, zoo onschuldig niet alleen, maar zoo stierf, om daardoor an deren zalig te maken, die door Zijn dcod de grootste zedelijke waarheid omzette in een daad: wie zijn leven verliest, die be houdt het en deze: niemand heeft grootor liofde betoond, dan wie zijn leven geeft voor de naasten. Een daad van een held op godsdienstig zedelijk gebied. Sinds is, 't zoo, dc gedaante dor wereld veranderd, of wilt ge, de waardeering van een held een andere geworden. Zeker, nog vaak keert do mensch op de oude schreden terug. Er zijn nog altijd kroeghelden, en straatheldcn, cn schoolheldcn cn schooljongenshelden en keukenhelden cn huishelden en visitchel- den, enz., enz., maar in 'den grond der zaak is mon 't hier vrijwel over eens, -dat een man of eon vrouw, een oude of een jonge, die zich opoffert en daardoor wint, want hij wint altijd daardoor is een held. Zal ik wat opnoemen uit het dagclijksch leven? De «man, die gehuwd, als zijn huishouding hem niet toelaat meer deel te nemen aan vroeger vermaak, trots alle ver leiding van vroegere kameraden, zich rus tig neervlijt bij den huisehjken haard; de vrouw, die in haar oudeflijk huis geen zor gen gekend heeft, maar in haar eigen huis houden moeite heeft om voor allen tc zor gen cn ongemerkt er zelf wat bij vordient of misschien zonder or wat van te zeggen, het een of ander laat staan om het aan een ander te geven; de jongen, die in spijt van bet gelach en gespot van velen met het hei lige, trouw zijn godsdienstplichten ver vult, al moet hij misschien daardoor het genot van uitgaan missen, dat zijn vrien den, die 't zoo nauw niet nemen, wel sma ken; het meisje, -dat trots de vreesèlijke ver leiding, verleiding van ijdelheid, schijn en vertoon, toch er voor waakt, dat haar naam niet in opspraak komt; de leden van het gezin, die om vrode te bewaren, de minste willen zijn, toegeven, schikken, plooien cn daardoor schijnbaar verliezen; 'de velen, die gewillig de lastdragers zijn in een gezin of van anderen; de ontelbaren, die, al zijn ze van alle kanten door schatten omringd, geen vinger verroeren, om niet oneerlijk to worden, dio allen zijn helden. Neen, -Je we reld kent hun namen niet; deze zullen later ook nooit misschien worden opgeteekend in het boek der geschiedenis. Zij behooren on der de vergeten burgers. Maar helden zijn zij geweest wier geest nawerken zal in ande ren, on door wier geest anderen tot hun navolgers, tot heldenzoncn zullen worden gevormd. Waarom ik u dit zeg, dit herinner? Om tweeërlei reden. Omdat de geschiedenis der wereld de geschiedenis is van groot© man nen. Het zijn helden geweest, de uit God geborenen, die het menschdom hebben ge leid en beheerscht. Al wat er groot cn edel en goed in do wereld gebeurd is, is het man is immers alles harmonie 1 Zyn gestalte, zyn gezicht, zijn lachen lieve deugd, als ik nog eens zoo kinderiyk biy kon lachen, als die jonge kerel lacht zyn stem, ook al spreekt hy maar, heeft zooiets innemends, zoo iets aantrekkeiyb8l Weet gy, hoe de dames hem noomon? Holios; en waariyk, zy bebben geen ongeiyk." De doctor glimlachte sarcastisch. „Een dwee- pend bak\iscbje is een bakerkind by u verge leken, Wilken." „Och wat! Ik ben immers niet de eenige, die met hom wegloopt. Geheel S. verwent hem, vooral de vrouwen", hy lachte zacht by zich zelven „het is ongolooflyk, hoe die hem ver eeren." „Natuuriykl" mompelde do ander woodend. Hy stiet zyn paraplule met alle krachf'op de steonen en maakte plotseling zulke groote passen, dat Wilken hem nauweiyks kon bybiyven. „Maar loop toch niet zoo hard, Mathesius", riep hy verbluft, „wat hebt ge toch?" „De doctor bleef staan en wendde hem zyn grimmig gezicht toe. „Natuurlyk de vrouwen 1" 1 erhaal'e by nog eens, en voegde er met een diepe ademhaling by-, „gy weet, Wilken, dat ik my mot laat influenceeren, ik ben een nietswaardig criticus, zooals menigeen beweert, maar voor uw Helios, weet ge, heb ik een voorliefde. Dat is iemand, zooals ons niet alle dagen onder de oogen komen, van dien zou nog iets kunnen worden, wat echts, wat goeds. Worden, versta goed, worden 1 Ik geef toe, dat hy een stem heeft, zooals Ik die, wat welluidendheid en kracht betreft, zelden heb gehoord, maar hem ontbreekt nog één ding en jui6t dat ls in myn oogen alles, dat maakt pas den echten kunstenaar. Laten wy ons toch geen illusies maken, beate Wilken; als Hollmers niet in zyn uiteriyk, zyn wezen was, die hy is hy is niet eens een Adonis, hy heeft slochts dat onbeschryfeiyko iets, waar mede men do harten wint dan zou zyn ge zang wellicht hoogo waardeering vinden, maar hy zou koud laten. Hem ontbreekt geheel en al het „hemelhoog juichende" on het „ten doode bedroefde", vooral bet laatste; ln één woord, aan zyn liefde ontbreekt do hartstocht I Het leven is immers tot dusver ook slechts enkel zonneschyn voor hom geweest, hy weet niet wat verdriet is; hoe zou hy dus met zyn zang tot in de ziel kunnen treffen, zich aangiypend uitdrukken?" „Dat is waar", braebt Wilken in hot mid den, „hU is het echto type van een zondags kind." „Ik wou", ging Mathesius voort, „dat hem een6 een groote hartstocht overmande, zoo eon, die elke zenuw doet trillen, en hopeloos moet die zyn, dat zou hom helpen. Wilken liep nadenkend Daast hem. „Er dringen zich genoeg vrouwen en meisjes op zyn weg, dus zal toch ook wel eens de zoo genaamde rechte komen." Mathesius trok de schouders op. „Dan wordt het echter tyd, dat zy komt; want al neemt hy ook nu nog onschuldig als oen groot kind alle huldeblijken aan, langzamerhand zullen zy zyn ydelheid te veel streelen. En dan zal hy zyn gevoelens verspillen door vele kleine minnaryen on steeds oppervlakkiger worden. Ik hoop, dat hy eens diep ongelukkig wordt, dan ware hy geholpen." „Goede hemel, gy wenscht den armen kerel mooie diDgen toel Ik geloof, doctor, dat wat u betreft, de „mensch Hellmers" half te gronde kon gaan, als de „kunstenaar Hellmers" maar tot zyn recht komt." MathesiuB zweeg een seconde en zeide daarop ernstig: „Dit eeuwi.; geviel en ver- heeriykon is vorgif voor hem, zelfs het boste karakter kan dat op den duur niet tordragen. Ik heb Hellmers mot de beste bedooling ge hekeld, ja, bon zelfs met bytenden spot niet karig geweest; het gevolg was, dat het pu bliek van Stuttgart, hun lieve Helios mede inbegrepen, my voor een kniesoor verklaarde. De enkele kunstkenners echter, die wy hier hebben, geven my geiyk: maar wie luistert naar tien bedillers als duizenden lofzangen aanheffen „Waarom zoekt gy zyn vertrouwen niotto winnen?" „Wyi ik my nlot wil laten afwyzon, want daartoe Is hot nu te laat. Maar wat u betreft, Wilken, hy weet, dat gij het goed mot bem meent. De groote hartstocht,"hy glimlachte ironisch, „kunnen wy beiden hem wel niet inboezemen, maar er is nog oen ander punt, waarin gy wellicht kunt helpen. Hollmers be zit talent voor componeeren, de melodieën vliegen hem maar zoo toe, dat weet gy zeker ook, maar by doet dat zoo terloops, „geheel voor genoegen," zooals hy gezegd moot hebben. Hy speelt daarmee; hy goeft zyn composities niot eens uit. Eu toch zyn ze goed, en als Hellmers mot ernst aan het werk ging, zou hy ons wat schoons kunnen leveren. Maar, daar schiet my te binnen, niet waar, gy kent zyn vroeger leven? Hoe komt het, dat hy pas zoo betrekkeiyk laat zich op de beoefening van de muziek heeft toegelegd?" „Dat ie spoedig verteld, doctor. Hy is de eonige zoou van een opperhoutvester, die jong etierf. Zyn moeder overleefde haar man slechts enkole jaren; zy moet een goode en verstandige vrouw zUn geweest, die wel wist, dat haar zoon muzikaal talent bezat. HelJmers spreekt met groote veroering van haar; maar zU stierf, zooals gezegd, zeer vroeg en op ver- langon van den voogd, studeerde Hollmers in do pbilologie. Na oon met goed gevolg afgelegd examen, toon bot kloino kapitaal half op gebruikt was on hy voor het weinig aangename feit stond, zich jarenlang als candldaat en hulploeraar te mooten bedruipen, hoorde Harden hem toovallig In een dilettanten voorstelling. Nu, gy kont Immors den meester; by was vuur on vlam. En Hellmers, wlons goheele ziel aan de muziek hing, en die waar- schyniyk oen zeer middelmatig phlloloog zou geworden zyn, ging dadelUk op zyn plannen in. Hardon zond hem mot een aanbevelings brief eerst naar het conservatoire in M. en behield zich voor, later aan zyn stem do laatste hand te leggon." „Ik begryp niet, dat Harden dan zoo kalm toelaat, dat Hollmers zyn compositietalent verwaarloost." „Gy kent onzen Hardon Immors I HU zou zeer verbaasd vragen: Wat heelt Hellmers dan nog behalve zyn stem noodig? Maar lk zal eens zion of er niet lots aan te doen ls." „Het zou my oprecht verheugen, als gy iets kondet uitrichten." Zy hadden nu de woning van Mathesius bereikt en belde mannen schudden elkaar tot afscheid de hand. „Goeden nacht, doctor, wees morgen ln uw oritiek wat genadig. En terwyi Mathesius de trap naar zUn eonzams jonggozellenwon.'ng opklool, wandelde Wilken ln godachten verzonken naar zyn elegante villa. Wor'di vêrvoJffd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1904 | | pagina 19