Van een Boekhouder.
menigvuldig theaterbezoek zeer vreemd ge
vonden.
Allerlei geruchten liepen er over en die
geruchten waren doorgedrongen tot de
overheid van het stadje. Het gevolg daar
van woe een tamelijk hoogloopende eohtelij-
ke twist, in welks verloop de heer burge
meester de minst© bleek: te zijn, want hij
stond werkelijk onder het sierlijke pantof
feltje zijner gade.
Maar ook vrouwe Van Stralil oordeelde
het beter haar theaterbezoek te staken, op
dat haai' gemaal zich niet weer zoo toornig
«oude toonen.
Wederom was het zomer geworden, en
een rondreizend tooneelgezehchap Klatsch-
roda binnengekomen.
Maar tevergeefs wachtten de inwoners,
dat de burgemeestersvrouw zich in den
muzentempel liet opmerken.
Vrouwe Van Sbralil wilde dem lieden nu
eens welgevallig zijn en het theater ditmaal
niet bezoeken.
Maar, merkwaardig, nu was haar weg
blijven den lieden ook niet recht duidelijk,
nu beweerde men, dat vrij vrouwe Van
Strahl was to voornaam om het kleinsteed-
sohe theater te bezoeken, waaruit men be
grijpt, 'dat men het den Klatschrodaërs
niet zoo gemakkelijk naar den zin kan ma
ken.
Toen besloot de burgemeestersvrouw toch
eenmaal het theater te bezoeken, en zoo be
gaf zij zich op eon avond alleen daarheen,
want haar echtgenoot kon het niet van zich
verkrijgen, aan het kunstgenot deel te ne
men, daar hij met den kantonrechter en
den dokter, beiden ongehuwd, beiden
bondsbroeders van de universiteit en bei
den beproefde pretmakers, zijn skatavond
hield.
Vrouwe Van Sfcrahl nam alleen de eerste
plaats in. Achter haar op do ongenummer
de plaatsen zaten de overige toeschouwers,
welvoorzien van den noodigen mondvoor
raad terwijl 'de vrouwen nog haar brei
kous bij zich hadden. Zij waren hoogst ver
wonderd, het vrouwelijk opperhoofd der ge
meente in don lang gemeden kunsttempel
te zien verschijnen eh zochten ijverig naar
een reden va/n het bezoek. En waar er geen
voldoende oorzaak voorhanden is, daar
vinden de Klatschrodaërs er wel een, wan
neer zij er naar zoeken.
Vrouwe Van Strahl lette niet op het ge
fluister achter haar, maar bestudeerde het
programma, dat: „Rozenmaandag of
moord en zelfmoord te Venetië" aankondig
de. De hoofdrol van „held en hiinnaar"
word vervuld door Hans Ponte. De voor
stelling nam een aanvang. De vrouwen lie
ten bij de roerendste oogenblikken haar
breikousen zinken, brachten haar groote
gekleurde zakdoeken te voorschijn en huil
den als kettinghonden.
Vrouwe Van Strahl hoorde en zag echter
opmerkzaam toe, want Hans Ponte ontpop
te zich in het verloop der voorstelling als
(een knap, talentvol tooneelspeler, wiens
spel bij dat der andere „kunstenaars" op
merkelijk afstak.
De burgemcestersvrouwe gaf dan ook met
luid handgeklap haar bewondering te ken
nen en dat viel den Klatschrodaërs op.
Toen echter aan het einde van het eerste
tooncel een omvangrijke lauwerkrans,
waaraan een groote witte enveloppe bevcs-
tigd was, op het tooncel vloog, werden de
•hoofden bijeengestoken, en werd er gemom
peld en gegist.
En nog lang na het slot der voorstelling
werd er over den krans en de vermoedelijke
schenkster gesproken.
Den volgenden morgen zat hefc burgc-
meesfcerlijk echtpaar aan de theetafelhij
■woordkarig en somber, nu en dan heime
lijk een wantrouwenden blik op zijn gade
werpendzij vroolijk en stralend van ge
zondheid. De heer burgemeester had be
paald iets op het hart. Met de linkerhand
trommelde hij ofschoon hij ganscli niet
muzikaal was zenuwachtig een marsch
op het tafelblad, met de rechter- draaide
hij met verwonderlijke geschiktheid, brood
kogeltjes, zooals geen apotheker het hem
hnd kunnen verbeteren. Vrouwe Van Strahl
lachte echter ongemerkt.
«Gij zijt gisteren in het theater geweest",
bromde hij eindelijk.
„Hm," knikte zij en lachte weer; nu be
greep zij ongeveer uit wolken hoek de wind
waaide.
Dit lachen echter deed den heer des hui
zes in woede opstuiven, want uitlachen kon
hij niet verdragen, wat men van iemand van
zijn stand overigens r:.t anders verwach
ten zou.
„Moet gij dan ook altijd naar die ver-
wenschte tooneelvoorstellingen,?" brak hij
eindelijk los. „Dat is om razend te wor
den" Hij sprong op en liop de kamer op
en neer.
„Maar lieve Dagobert", de heer bur
gemeester heette nl. werkelijk Dagobert
„maar lieve Dagobert, ik begrijp u niet,"
zegt vrouwe Van Strahl op kalmen toon.
De burgemeester bleef staan, want als
zijn vrouw hem Dagobert noemde, was het
altijd een slecht teeken.
Maar hij wilde zich ditmaal nu eens geen
vrees laten aanjagen. „Zoo? Gij ucgrijpt
mij niet?" riep hij schijnbaar nog woeden
der. „Nu, dan zal ik wel duidelijker moe
ten woorden. Is het ooit gehoord," hier bleef
do vrijheer hoog opgericht voor zijn gemalin
staan, „dat gij, terwijl ik, niets vermoe
dend als een kind, mijn Skat speel, ergens
eon kwast van een tooneelspeler een reuzen-
krans met een heimelijk verborgen honderd
mark-stuk toeworpen laat! Hè! Dat ergert
mij bovenmate. Begrijpt gij mij nu?"
Dit zeggende wierp de burgemeester een
verfrommelden brief op tafel Toen echter
hield hij het voor raadzaam spoedig het
tooneel te verlaten ,wat hij dan ook deed,
niet zonder de deur met een donderenden
slag achter zich dicht te werpen.
Vrouwe Van Strahl was gelukkig niet ze
nuwachtig van aard en kromp dus niet in
een bij den cffectvollon aftocht van haar
echtgenoot-, maar zij streek bedaard den
verkneukelden brief glad en las:
„P. P-
Heer burgemeester, wanneer gij weten
wilt, wie gisteravond den tooneelspeler
Hans Ponte een lauwerkrans, waarin een
honderd-mark-stuk verborgen was, vereerd
heeft, zoo behoeft gij het slechts uw echt
genoot© te vragen.
Een wölmceoonde."
Dat was het dus I En daarom was die
goede Dagobert nu zoo vertoornd I Hefc was
toch heusch om te lachenVrouwe Van
Strahl lachte dus ook, en de kleine wrevel i-
go trek, die even op haar gelaat te zien was
geweest, verdween langzamerhand.
Zij zette zich aan haar schrijftafel en
schreef aan den eenigen tuinier in het stad
je een hoffelijk briefje, waarin zij met bij
voeging van hefc naamlooze schrijven om den
naam verzocht van dengen e, die den krans
besteld had.
Toon de burgemeester aan het middag
maal verscheen, ontving hem zijn vrouw
met een veelbetcekenend lachje, maar zij
zei de niets.
Dit zwijgen was den vrijheer zeer pijnlijk
des t© erger echter liet veelbetcekenend
lachen van zijn vrouw. Hij had er een on
bestemd gevoel van, dezen morgen weer een
domheid begaan te hebben. Nadat ze beiden
een tijdje gezwegen hadden, reikte zij nog
altijd zoo onheilspellend lachend haar ge
maal een briefje over
En deze las:
„Zeer geëerde Vrouw Burgemeester!
Ofschoon eigenlijk het zaakj heim de ver
vulling van uw wensch verbiedt, zoo wil
ik toch, uw bijzondere omstandigheden in
aanmerking genomen, voor U mijn beste en
voornaamste klant een uitzondering maken
en U mededelen, dat de heer Hans Ponte
don krans zelf besteld heeft.
Tn de enveloppe bevond zich de rekening.
Hoogachtend, Uw dw. dienaar
'August Flebbe,
bloemist."
De burgemeester keek zijn vrouw verle
gen aan.
„Nu?" vroeg zij met lieftalligen spot
Daar richtte zich Burgemeester Vrijheer
Dagobert van Strahl hoog op, trad voor
zijn vrouw en zeide luid en duidelijk-
„Ik ben een schaap 1"
„Zwijgen is natuurlijk eerezaak," vulde
vrouwe Hedwig lachend ann en zette
maar men wordt dringend verzocht het
niet verder te zeggen haar man een lan
gen neus. De Klatschrodaërs echter werden
geel en groen van nijd, toen zij des namid
dags zagen, hoe de echtgenooten in de beste
verstandhouding samen gingen wandelen.
Eerste bedrijf.
(De zon in den Kreeft 6chiet haar ver
warmende stralen in het kamertje van Ti-
nus van der Tinusscn, die, naar aanleiding
van oen advertentie in „De Landman",
gesolliciteerd heeft naar een boekhouders
betrekking; behalve hem bevindt zich daar
ook een daarbij betrokken, afgevaardigd
committee).
C.„U lieeft gesolliciteerd naar de be
trekking van tijdelijk boekhouder bij onze
vereeniging „Veiling Bol- en Knolgo-
wassen."
T.„Tot uw dienst."
C.: „Boekhouden zal wel gaan; u is ge
diplomeerd en assistent-accountant Kent
u Fransch, Duitsch en Engelsch?"
T,„Vrijwel als u mij een brief in die
talen voorlegt, zal ik dien wel vertalen
(aarzelend) ook wel beantwoorden."
0.„Wat u noemt, zal wel gaan. Heeft
u verstand van aardappelen, uien enkooi?"
T.„Dat wil zeggen in do hoedanigheid
van consumptie."
C.(glunder lachend): „Wat u noemt zal
wel gaan. Maar heeft u referentiën?"
Tinus gaat aan hefc opbiechten en heeft
het over de verschillende betrekkingen, dio
hij al zoo wat heeft gehad.
C.„Dank u, dank u. Wat u noemt zal
wel gaan. Wij zullen nu maar terstond
overgaan tot het salaris U vraagt twaalf
gulden per week."
T. (oorenspitsend):
C.„Ja, ziet u. Wij hebben verscheidene
sollicitanten, overal vandaan. Wij wilden
tien gulden per week geven."
T.„Om u de waarheid te zeggen, vind
ik dat weinig. Twaalf gulden is toch al niet
veel."
C.„Ja, ziet u, thans kunnen wij niet
meer geven. Maar als de zaak opneemt, kan
hefc misschien een vaste betrekking geven,
waaraan dan veel meer salaris verbon tic»
wordt."
Tinus accepteert.
C „Tot het genoegen."
T. „Tot het genoegen."
C. (onderling): „Vin jij, dat ie er weJ
erg snugger uitziet? Wat is dat eigenlijk:
assistent-accountant? Dat zal die zelf
niet weten, denk ik."
T. (alleen): „Ik ben toch oigenlijk gek."
Tweede bedrijf.
(De zon in den Leeuw zendt van daar
uit haar zengende stralen op een beet in
het aardappelenveld met Tinus er in en
boeren er om).
Jaap: „Jai mot main eerst hellepe!"
Arend: „Stil, Joap, die man ait ommers
genoeg te 'doen Dat werk zou jou niet mee
vallen I Elk zijn beurt."
Teun: „Zeg, baas, jai zal 'fc hier ook
warm hebbe in je hokkie."
Kees: „Chef, je heb een mud te weinig
op m'n brieffic gezet."
Arie: „Wat ken die vent weerlichts gauw
rekene. Dat mos jij kenne, Keesl"
Piet: „Ze zegge, dat ie iD de Oost- ge
weest "is."
Tinus: „Jullie moet niet zoo dringen, an
ders gaat de keet met de heele boekhoucie-
rij te water."
Karei: „Ze zeggen, dat ie dubbel boek-
houwe ook ken."
Joan: „Chef, cheffie. wat is dat dubbel
boekhouwe?"
Tinus: „Bij dubbel boekhouden is hefc ge
ven en nemen. Hier is je briefje, ik geef
het en jij neemt 'L Nou weet je er alles
van. Wie nu? Een beestje gauw alsjeblief,
anders komt er nooit een eind aan."
Hendrik: „Nou, chef, hier is voorloopig
't laatste brieffie; ik begrijn niet b^"> je
't zaakie uit elkaaar hoaidt."