No 13493.
LEIDSCH DAGBLAD. WOENSDAG 17 FEBRUARI. - TWEEDE BLAD.
Anno 1904
PERSOVERZICHT.
FEUILLETON.
De "Vervolgde.
Het Handelsblad schrijft onder het hoofd
je ,,Bij elkaar houden":
De redactie van dc Stichtsche Courant
geeft op haar eerste bladzijde aan een stuk
je, dat, al staat er „Ingez." onder, toch een
driestar krijgt. De schrijver meent, dat de
leus van ,,de partijen" men weet wel wel
kein 1905 zal zijn „vóór het kabinet.'
En dan vervolgt hij:
„Welnu, zij men dan op zijn hoede. Voor
al in Utrecht.
„De hardheid van het cement der coalitie
laat hier en daar onder het volk wel iets
te wensohen over. En daarom zou ik willen,
dat zoo weinig mogelijk werd ten onderste
boven gehaald, maar dat wij als coaliseeren-
dc partijen bij al onze voorloopige bespre
kingen een voorleuzo in het oog hielden,
nl. het „status quo."
En De Slan<laard haalt onder het op
schrift „Werven" uit De Drie Provinciën
een opwekking aan, een propaganda-stukje,
waarin de lezer gerustgesteld wordt: „heeft
hij ook maar één keer iets gemerkt van wat
naar Roomsch overwicht zweemen zou?"
enz.
Hoe is het? Beginnen de stuurlieden iets
van nattigheid in het ruim te merken? Zou
het kiezersvolk niet meer zóó overtuigd zijn,
dat Rome en Dordt toch zulk een mooi
spannetje vormen? „Geen broertje-lief gaan
spelen met liberaal of conservatief," raadt
de schrijver in de Stichtsche Courant; „er
wordt met lust en met ijver gearbeid," zet
de redaobie van De Standaard onder het
stuk, dat zij aanhaalt.
Is dat geen waarschuwing, dat er ook van
dc linkerzijde gewerkt moet worden, on mis
schien niet zonder goede kansen? vraagt
Eet Handelsblad,
De Prov. Gr on. Courant heeft een hoofd
artikel over de mogelijkheid van samen
werking van allo liberale ele
menten.
Het blad herinnert aan de verklaring van
mr. Druoker, dat voor de vrijzinnig-demo
craten geen program aannemelijk is, waar
op niet voorkomt de grondwetsherziening
om te komen tot toekenning van liet kies
recht aan alien, die niet om ovorwegendo
redenen van algemeen belang daarvan moe
ten worden uitgesloten. Daartegenover heeft
mr. Van Houten in Onze Eeuw" het een
groteske dwaling genoemd, indien de heeren
Druoker en Borgesius (verondersteld, dat
deze met den eerstgenoemde meegaat) er
zioh mee vleöen door het schibboloth van
alleman skies recht de Kuyperia&nsohc meer
derheid te kunnen verdrijven. Volgens mr.
Van Houten is do oenige kans op een libe
rale meerderheid, dat eerlijk voor goed van
verdere uitbreiding van kiesrecht bij de
manlijke bevolking wordo afgezien, en dal
alle vrijzinnigen gezamenlijk gaan strijdeq
voor de z-aken, waarover zij het eens zijn of
eens kunnen worden, omdat er overeenstem
ming is ten aanzien van het einddoel, Als
men zich op dit standpunt stolt, dan is, naar
het oordeel der Prov. Gron. Crtmet ze
kerheid te zeggen, dait do aaneensluiting
zal on moet blijven ontbroken; want de vrij
zinnig-demooratisohe partij kan cn wil op
het punt van kiesrecht niet terug.
Dan betoogt het blad, dat de vrijzinnig
democraten geen allemanskiesreoht verlan
gen of aanbevelen. Zij willen behalve do ver
plichte uitsluitingen, ook uitsluiting o.a.
van hen, bij wie wegens volkomen maat
schappelijke onzeilfstandigheid het kiesrecht
niet veilig is. Deze inkleeding snijdt pour
parlers en overleg niot zonder genade af.
Mr. Van Houten zoo wordt verder op
gemerkt moot in zijn eigen gedaohten-
gong, met het oog op het door hem gc-
wensohte kiesrecht der vrouw, ook grond
wetsherziening nooddg achten.
En tegenover mr. Van Houten's oordeel,
dat met> zijn kieswet de grens van uitbrei
ding van het kiesrecht bereikt is, wijst het
blad op de daartegenover staande mconing
van mr. Plemp van Dniveland in hetzelfde
nummer van Onze Eeuw.
Het artikel der Prov. Gron. Crt. eindigt
aldus:
„De liberale vaan kan slechts overwin
nend zijn, als allen gezamenlijk gaan strijden
29)
Ik moet bekennen, dat het mij niet aange
naam aandeed Isabella in ziohtbaar zeer
•vriendschappelijk onderhoud te aanschou
wen, maar ik onderdrukte mijn gekrenkte
gevoelens, nam een schaar en knipte do tweo
Medhurst er af. Toen kuste ik Dolly op het
voorhoofd, en begaf mij naar do rookkamer,
waar ik Charles en dr. Beddersley aan
trof.
Dr. Beddersley was in de wolken.
„Maar kunt u de ware gelaatstrekken
van den man daaruit ontdekken vroeg ik
„Ik wil het probeeren met behulp van een
vergrootglas. Deee photographieön zijn niet
geretoucheerd en alle plooien zijn dus zicht
baar. Gun mij twee uur tijd."
Dr. Bedderelcy sloot zich nu een paar uur
met het noodige materiaal in de bibliotheek
op en tegen vier uren kwam hij te voorschijn
met een schets. Het was een vreemd gelaat
en ik had onmiddellijk het gevoel, dat ik
het reeds ergens gezien hadhet was niet
de waarzegger, niet do dominee, niet de
dichter en toch geleek het op die allen...
j hier in Londen moest ik het aanschouwd
hebben.
Charles, die over mijn schouder keek,
i riep plotseling uit:
„Ik ken dien knaap, SeyJe moet je het
toch ook herinneren 't Ia de broeder van
Finglemore, die niet naar China wilde
gaan."
Ja, thans schoot het mij te binnen, dat
voor de zaken waarover zij het eens zijn of
eens zullen worden." Wij onderschrijven de-
zo uitspraak van mr. Van Houten van het
eerste tot het laatste woord. Maar zij legt,
gegeven de politieke omstandigheden, de li
beralen den plicht op met ernst en met op
rechte begeerte naar toenadering te beproe
ven, of men „het eens kan worden" over
de oplossing van het kiesrecht vraagstuk.
Dat anders de gemeenschappelijke actie niet
mogelijk is, staat na het jongste begroo-
tingedebat onherroepelijk vast. Maar noch
de toen gevoerde discussie, noch het aanhan
gig voorstel tot grondweteherziening van de
vrijzinnig-democraten sluit de mogelijkheid
uit, dat men het eens wordt over een oplos
sing, te minder nu zelfs in het stelsel-Van
Houten grondwetsherziening noodig is. Is
dan de inzet het niet waard, liever een ern
stige poging in deze richting te beproeven,
dan nu reeds een hooghartige weigering te
laten klinken, waarmede de afstand van de
hereeniging gedecreteerd en de bestendi
ging der regeermacht van de tegenwoordige
meerderheid verzekerd is?
De Standaard bevat een interessante
beschouwing over het moderne journalis
tieke middel, heb of de interview.
„De dagen van de oude diplomatie, die
zich steeds achter do schermen hield, zijn
voorbij, cn de pers heeft haar roeping ver
staan, om het publiek eenigormate op do
hoogte te brongen van wat er in do poli
tieke en oeoonomiBche wereld omgaat,
door moed te grijpen, open spel te spelen,
on kundige, vaardige leden der redactie
rechtstreeks bij staatslieden en gezanten
to introduoeeren, ten einde een onderhoud,
een interview aan te vragen.
„Dit is door mcerdore staatslieden en
gezanten op hoogen prijs gesteld, en het
is juist aan deze interviews, dat we do
laatste twintig jaren niet zelden interes
sante mededeelmgen to danken hebben, die
licht ontstaken in veel duisternis.
„Hier te lande vernam men hiervan
minder, omdat ons land klein is en onze
pers niet de afmeting heeft van do Engel-
sche en Amerikaansche pers. Toch zijn ook
hier te lande herhaalde interviews voor
gekomen, on mannen van allerlei groepen
bobben zich er too geleend. Zoo b.v. tij
dens de jong9te ministerieele crisis."
Juist echter omdat het interview van
hoogst ernstig en zeer gezocht middel van
informatie is, behoort het gebonden te blij
ven aan regelen van eerlijkheid.
Die regelen zijn: 1. dat de aangezochte
zelf te beslissen hebbo, of hij een inter
view wil toestaan al dan niet; cn 2: dat
geen interview geplaatst worde, zonder
dat dc aangezochte vooraf gezien en goed
gekeurd hebbe, wat men publicocren wil.
„Vraagt alzoo iemand vanwege welke re
dactie ook een interview, on verklaart de
aangezochte geen interview te kunnen toe
staan, dan eisolit goede opvatting, dat do
rapporter dan ook niets in zijn blad zegge.
Veroorlooft hij zich daarentegen, nadat hem
een interview geweigerd is, toch allerlei
mededeel ing te do-Mi omtrent hetgeen be
leefdheidshalve bij het bezoek voorviel,
dan schiet hij als man der pers in goede
manieren te kort.
„Do interview moet haar ernstig barak-
ter behouden. Zo mag niet verloopen in de
poging, om pikante bijzonderheden op te
disschen dio tot hot domein van het per
soonlijk leven bchooron, en evenmin bedoe
len uit halve woorden door eigen vinding
een geheel to fabrioecren, om dit geheel
als van den ondervraagde herkomstig voor
te stellen. Er moet dc wil van de redactie
en de wil van den aangezochte zijn, om aan
zokero feiten of beschouwingen publiciteit
te geven. Het mag geen ontfutselen of af
troggelen van onrijpe gegevens worden;
het interview moet gebaseerd zijn op ge
meen acooord."
Juist, de omstandigheid echter, dat ver
keerde reporters, die meer nieuws-jagors
dan organen dor publieke opinie zijn, in
dit opzicht zoo vaak tegen de goede manie
ren zondigen, heeft in breeder kring begen
dit nieuwe verschijnsel op informatiege
bied tegenzin gewekt. Zoo sterk, dat meer
dan één man van beteekenis, dien heb
hoogst belangrijk zou zijn eens to intervie
wen, vast besloten is, elk reporter onver-
ik het gezicht gezien had bij den makelaar
op den dag vóór onze rois Daar Amerika.
„Hoe heette hij ook weer?" vroeg ik.
„Paul. Paul Finglomorc," antwoordde
Charles; „en Paul heette ook de man, dien
go den rogenmatei hebt ontnomen."
„Wil je hem in hechtenis laten nemen?"
„Dat kan ik toch niet mot dit ééne be
wijs?"
Op dit oogenblik trad de huisknecht met
het theeblad binnen cn Charles kreeg opeens
den inval om dezen man, die toch ook Mod-
huret had gezien, to vragen of hij dat por
tret kende.
„Kijk eens hier, Dudley", sprak hij, hem
de teekoning voorhoudend. „Ken je dat ge
zicht?"
„Ja, air Charles", antwoordde Dudley
zonder aarzolen.
„Nu?"
Wij verwachtten allen, dat hij den naam
Lebenstein of Medhurst zou noemen, maar
tot onze groote verbazing, zeide hij, grinni
kend:
„Dat is Cesarlne's vrijer."
„Cesarino'8 vrijer I" riep Amelia uit.
„Dudley, jo vergist je zeker I"
„Neen, mylady", antwoordde Dudley
overtuigd. „Hij komt zoo dikwijls hier, dat
ik mij onmogelijk kan vergissen."
„Wanneer denk je, dat hij weer zal ko
men?" vroeg Charles.
„Hij is op *t oogenblik beneden", ant
woordde Dudley, zonder üe vermoeden, dat
hij een bom wierp in onzen vreedzamen
kring.
Opgewonden sprong Charles van rijn
stoel op esn plaatste zich met den rug tegen
de deur.
„Houd dien man vast", zeide hij tot mij.
biddelijk de deur te wijzen. Vooral zij, die
zioh min gemakkelijk in de evolutie der
levensvormen schikken, gaan hierin ver.
„Ons lijkt dit geneesmiddel wel ietwat
draconisch, al geven we toe, dat het streng
moet worden toegepast op elk reporter,
die al te stout de goede manieren schond.
Doch waarom zou het misbruik, door min-
goede reporters van iemands bereidwillig
heid gemaakt, ook aan de waarlijk verdien
stelijke reporters ten kwade moeten wor
den aangerekend? Er zijn onder de goede
reportera zoo in vollen zin talentvolle
mannen, roet eigonaardige gave om te ver
staan, èn wat op con gegeven oogenblik
moot geweten worden, èn hoe ze dit door
vernuftig ondervragen in do juisten vorm
te woten kunnen komen, en die er tevens
zoo uitnemend op zijn aangelegd, om wat
ze vernamen in den juisten vorm te gieten
(men denke ten onzent b.v. aan don heer
Elout) dat het o. .i niet aangaat, ter wil
le van het onkruid, ook zoo deugdelijk ge
was tem doode te doemen.
„Maar wat men wel kan doen, is, onver
biddelijk de slecht gemanierde reportage
aan do kaak stellen, en altoos weer de
goede regels, die het interview bchccrschen
moeten, op den voorgrond plaatsen."
Schr.'s conclusie is, dat het misbruik
moet gekeerd, maar het reohtmatigo inter
view de wereld niet uLE moet.
Nu hot werk in de sectiën der Tweede
Kamer verleden week niet ie afgeloopen,
kan het wel laat worden, voordat in deze
weok het wetsontwerp op 't Hooger
0 n d e r w ij s aan do orde komt. En daar
mee rekent men zoo schrijft do Haag-
soho corespondent dor N. Gron. Ct. tot
ongeveer half Maart bezig te blijven. Be-
hal vo de interpellatie-Lindeman zal er dan
(dit staat nu wel vast als een paal boven
wator) een spoedwetje onderzocht cn afge
daan moeten worden, met hot oog op de
onmogelijkheid om voor 1 Moi de'n« dzako-
lij'ko voorziening in de afgoloopen bepa
ling dor Drankwet door de definitieve her
ziening der wet te verkrijgen. En als er dan
van hetgeen nu in do secties is onderzocht,
inmiddels een gedeelte voorbereid en in
staat van wijzen is, zal men dat nog voor
het Paasohreoea behandel on. Denkelijk komt
dan dc Kamer ongeveer half Mei nogmaals
terug, om de Drankwet en zooveel mogelijk
ook de rest van het werk te behandelen en
de inmiddels ingekomen tarief-wet tc onder
zoeken. Hoe het verder zal gaan, hangt sor
men met den niot wel te voorziencn loop
der gebourtenisscn.
Met dit laatste doelt de correspondent
voornamolijk op do vraag, wat er met do
wet op het Hooger Ouderwijs in de Tweede
èn in do Eerste Kamer gebeuren zal.
In De Hollander heeft de heer A. Brum-
melkamp een drietal, artikelen gos hrevon
naar aanleiding van de weldra in behande
ling komends Hooger-Onderwijswet. In zijn
slotartikel behandelt hij de bedenking, dat
do Vrije Universiteiten propagamla-scholen
zouden rijn In den hoogsten zin geeft spr.
dat too:
,,In zekeren zin, in den hoogsten zin, ja.
Want hot ligt in den aard der wetenschap
om alle denkendo geesten te bereiken cn
voor haar uitkomsten to winnen. Geen man
met gezond verstand, die dat zal ontkennen
Do wetenschap wensebt per se volgers te
maken. Anders ia zij geen wetenschap. Zij
boot haar karakter in, wanneer zo deze pre
tentie opgeeft. Zij voelt in zich den drang
om licht te ontstoken op elk gebied van mon-
sohelijk kennen cn kunnen; en dien drang
hebben weer zoowol de geloovigc als do on-
goloovigo wetenschap mot elkander gemeen".
Doch in dien zin is het niet bedoeld; men
mikt lager met zijn opmerking; maar ook
dan verwijt de schrijver den strijders voor
het monopolio der Overheids-univeraiteiten,
dat door hun scholen vooral propaganda
is gemaakt:
„Ei zoo, is het u daar misschien niet om
to doen? Durft go u op do geschiedenis te
beroepen, om dat togen te sproken?
„Hoo komt bet dan, dat de verschillende
richtingen, die aan de openbare universi
teiten hebben gedooeerd, steeds de publie
ke opinie allengs achter zich hebben gekre-
.Welken man?" vroeg ik verwonderd.
„Majoor Clay? Den vrijer van Ceearino?"
„Neen; Dudley," beval Charles.
Ik legde do hand op don schouder van den
knecht, zonder to begrijpen wat Charles
eigenlijk wilde. Dudley schrikte hevig en
zou gaarne 't vertrek verlaten hebben, in
dien zijn heer hem den uitgang niet had
versperd.
„Ik heb toch niets geen kwaad gedaan",
stamelde hij, met bleek gelaat. „Ik hob u
nooit bedrogen 1"
„Neen, dat weet ik wel", zeide Char
les. „Maar je moogt het vertrek niot verla
ten, voordat majoor Clay in hechtenis is ge
nomen... Ik doorzie alle©. Cesarine is de
bondgenoot van dezen majoor Clay, hij be
vindt zich bij haar, en wanneer wij Dudley
de kamer uitlaten, zal hij naar beneden loo-
pon on ze waarschuwen. En voordat wij er
op bedacht zijn, is de aal ons tusschen de
vingers doorgegleden. Indien wij hem thans
niet pakken, i6 hij morgen weer op reis naar
Madrid of Petersburg."
„Je hebt gelijk 1" riep ik uit. „Nu of
nooit 1"
„Dudley," zeide Charlos streng, „je blijft
hier, totdat ik je verlof geef de kamer te
verlaten. Amelia on Dolly, zorgt, dat hij
niet van zijn plaats komt. Seymour on dr.
Beddersley en ik gaan naar beneden. Ze zijn
zeker in de dienstbodenkamer, nietwaar,
Dudley
„Neen, sir," zeide Dudley, bevend van
angst. „Ze zijn in de kamer van de huis
houdster."
Met ons drieën daalden wij dus in hot
sous-terrain af. Voor de deur van de kamer
der huishoudster bleven wij staan en luis
terden naar de stemmen daar binnen. Een
gen, en die ten slotte geheel hebben be-
heerscht
„In de tweede helft der vorige eeuw
kwam Opzoomer te Utrecht verkondigen,
dat wonderen onmogelijk zijn en het geloof
aan het bovennatuurlijke ongerijmd is. Is
er niet spoedig daarna een tijd gekomen,
dat do predikanten op den kaneel, de leer
aren aan gymnasia en hoogero burgerscho
len, de couranten cn tijdschriften, kortom
dat de geheelq beschaafde maatschappij
zwoer bij dat Opzoomcriaansch erioma?
„Was hier geen propaganda?
„Daarna kwam do theoloog Soholten met
rijn Determinisme. Er is eigenlijk geen zon
de aJs schuld. Wat gij zonde noemt, is bot
noodzakelijk doorgangspunt tot de deugd
„En £ol men nu de propaganda van dit
Loidsche „dogma" loochenen, als men de
volgers van Lombrose op oongrc«sen, en tot
in do dwaaste romans too, ons thans hoort
vertellen dat er geen eigenlijke misdadigers
zijn, maar slechts ongelukkige „zwaarbelas
ten", door een fatum vervolgd, en die de
maatschappij met medelijden moot behande
len?
„En nu eindelijk het pantheïsme alle mas
kers afwerpt, en in het Historisch Materia
lisme do Marxisten ons komen verzekeren,
dat er niets is dan de stof; dat zelfs de geest
opkomt uit de stof; en Mevrouw Roland
Holst verkondigt, dat deugd en ondeugd
stuivertje gewisseld hebben, voelt men nu
niot hoe die Leidsohe kathodor propaganda
beeft gesmaakt, rel fa in kringen, waar men
aan geen cigenijk wetenschappelijk onder
zoek deed?"
En de schrijver wijst er dan op, dat die
propaganda zoo gemakkelijk kan wordon ge
maakt, omdat stelselmatig do andere rich
tingen aan de Overheids-hoogesohool wer-
don uitgesloten. £>io uitsluiting wordt we!
ontkend, maar een feit is het intussohen,
dat, zooals do Minister van Binnenland
sohe Zaken in zijn Meanorio van Antwoord
zegt, van dc 98 O verhei ds-hoogl e e ra r e n or
slechts 13 cn, trekt mon er 8 theologen af,
slechte 5 kunnen wordon genoemd, die niet
van do moderne levensbeschouwingen uit
gaan.
Na te hebben gesproken mn de misken
ning van een man als Groen van Prinstc-
rer, die he-t zelfs niot tot lid van een plaat
selijke schoolcommissie brengen kon, beant
woordt do soli rij ver do bedenking dat men
ja, vijftig jaar geloden zoo bekrompen was,
maar thans heel wat ruimer van blik zou
rijn.
Doch ook dit is niet juist. En om dat
te bewijzen zegt de schrijver:
„Denk dan eens aan de beroering dio het
Ministerie-Maokay in hot moderne Leiden
teweegbracht., toen het don koenen denker
Gunning daar tot hoogleoraar benoemde.
Tc Leiden hadden immom de moderne the
oiogen het monopolie I
„Of donk eens aan do ontroering in 1 - bijna
stilstaande Utroohteoho watoren onlangs
verwekt, toen do Minister Dr. Yisscher be
noemde, een Gorcf. theoloog, voor wien men
in dien ethischen kring geen plaats meende
to hebben
„Inderdaad moot het iemand, die een wei
nig van doze dingen afweet, verbazen, dat
men van do overzijde nu nog durft herha
len om dc richting sluiten wij niemand
uit.
Feitelijk hebben do bovendrijvende rich
tingen bij do hooglêeraarsbonoomingen vijf
tig jaar laqg het monopolio gehad. Die
mochten propiganda maken onder do stu-
deeronde jongelingsschap, maar do anderen
niot. En die andere richtingen mochten zich,
buiten den universitairen kring, weren zoo
hard zo wilden, in dien kring mochten ze
niot komen, om de zwaarden met de tegen
standers to kruisen. Dat was kennolijk te
gevaarlijk voor de bovendrijvende partij I
„Zoo is dan ook deze tweede en dorde
bedenking op den keper beschouwd van nul
en gconor waarde en wio ernstig over deze
dingen nadenkt, zegt ten slotte: het is toch
maar goed, dat Minister Kuyper dit mono
polie komt breken."
In Het Vo'k heeft mr. Troelstra ten ver
volge van zijn rede in do Tweedo Kamer
ovor de financieclc crisis een reeks artike
len geschreven, waarin bij hoofdzakelijk
opkomt tegen den brief van don president
daarvan was de stem van Cesarine, de ando
re herinnerde mij tegelijkertijd aan den zie
ner, aan Quackonbosz en aan Coleyard. Het
gesprek word in het Fransch gevoerd on nu
en dan klonk een onderdrukt gelach.
Wo openden zachtjens de deur en storm
den toen naar binnen.
Ccsarine's vrijer stond eerbiedig op, met
den hoed in de hand. In die houding herin
nerde hij mij sterk aan Medhurst en ook
aan don kleinen geestelijke met zijn deomoo-
digo houding.
Mij een wenk gevend, logde Charles zijn
hand op don schouder van den jongen man,
en terwijl ik hetzelfde deed, keek ik hem in
het gelaat. Vergissen was niot meer moge
lijk: Ccsarine's vrijer was dc brooder van
onzen makelaar.
„Paul Finglemore, genaamd majoor
Clay, ik neem u in hechtenis," zeide mijn
schoonbroer.
Do jonge man keek om zioh heen, verrast
en zichtbaar onaangenaam getroffen, maar
zelfs op dit gewichtig oogenblik verloor hij
zijn tegenwoordigheid van geest en zijn koel
bloedigheid niet.
Intusschen waren nog eonigo bedienden
komen aanloopen en Charles beval den bot
telier den gevangene de handen te binden.
Doch Paul Finglemore trad achteruit, richt
te zich hoog op en zeide:
„Ik verbied u mij aan te raken. Laat
tooh de politie halen, sir Charles. Door
een knecht laat ik mij niet vasthouden.
Maar ik verlang te weten, waarvan ik be
schuldigd word!"
„In Nice, in Mcran, in New-York en in
Parijs hebt ge mij bedrogen 1" riep Charles.
Paul Finglemore schudde het hoofd.
„Neen, neen, dat gaat niet", zeide hij.
dor Bossche Rechtbank, waarbij een ver
klaring was gegeven van de houding der
rechters in zako hot faillissement van de
Noord-Brnbantsche Bank.
Mr Troelstra weidt vooral uit over do
benoeming van mr. Van Leeuwen tot be
windvoerder, later curator van deze Bank,
terwijl hij als president commissaris der
Rijswijkscho vorffabriek een dor grootste
debiteuren was. Aan de hand van verschil
lende cijfers cn gegovens betoogt mr. Troel
stra, hoewol geen reden hebbende om de
eerlijkheid van den curator der Noord-
Brabantsoho Bank bij het beheer van dien
boedel in twijfel te trekken... „dat het go-
heel verkeerd is geweest hom dat beheer op
to dragen."
Tegenover de leeing door mr. Van Meeu
wen, president der Rechtbank, gegeven
van de bekende vergadering van crediteu
ren, welke de voorloopige surséance goed
keurde, stolt mr. Troelstra tal van vragem
waarop voor hem slechte het antwoord kan
volgon, dat de schuldenaar tc kwader
brouw was, zoodat on voorloopige sur
séance had mogen worden verleend.
Hij besluit dan:
„Thans heeft de Rechtbank, door niot
onmiddellijk faillissement uit te spreken,
vele oredirtvorleoningen, die tegen de sta
tuten Ln hebben plaats gehad, aan elke
strafvervolging onttrokken, daar misdrij
ven als dozo in zes jaar verjaren, zoodat
do paar jaar surséance van betaling straf
feloos voor feiten, gedurende twee jaar ge
pleegd, medebracht. Het toebrengen van
vcrliczon aan do Bank door commissaris
sen, die tegen de statuten in toestemming
gaven tot het vcrlcenen van orodicton bui-
ton hen om, woe bijv. alleen strafbaar,
zoodra de Bank failliet was verklaard;
eveneens het niet geregeld boekhouden
door don directeur, dat reeds in het rap
port der deskundigen van 2 Moi 1901 werd
geconstateerd. Door daarna nog defini
tieve surséance te vorleenen, bicven dezo
feiten straffeloos: vandaar ook, dat do wrt
geen surséance wil, waar kwade trouw be
staat.
„In dit allee straalt een lankmoedigheid
door, die mon van onzo rechterlijke macht bij
kloinono vergrijpen on -kleinere monsehen
niot gewoon is en ook dnarom is de indruk,
dat do Rechtbank do bedriegers en zwende
laars dor Noord Bmbantseho Bank oor
spronkelijk de hand boven het hoofd heeft
gehouden, zeer verklaarbaar."
De Standaard schrijft:
De lang gevreesde koor in do op
brengst dor rijksmiddelen is
dan toch gekomen.
Reeds December was niet zeer fortuin
lijk, en Januari was bepaald slecht. Niet
alleen geen vooruitgang, maar ernstige
achteruitgang, en achteruitgang op bijna
allo postenbewijs alzoo, dat do welvaart
tragor loopt.
Sloot nu ons budget, dan kon het iet*
lijdon, maar het sloot niet, en uitzioht op
inhaling van hot nadeelig saldo bestond
alleen, zoo de toeneming van do laatste
jaren aanhield.
Gaat daarentegen do achteruitgang door,
on blijkt bet aeorce tot staan te zijn geko
men, dan zal een aanzienlijk tekort onge
dekt blijven, en zorgen voor do deur staan.
Hoc mon onder zulke omstandigheden
nog kan aandringen, om nu reeds den sui-
koraocijns te verlagen, is dan ook moei
lijk to verstaan. Dit ware alleen denkbaar,
zoo hot accres het verlies goed maakte, of
ook een ouder nieuw, of vorhooging van
eon bestaand middel, hetgeen mon aan dc
suiker verloor, goed maakte.
Doch hiervoor kan de tor ie fs verhooging
niet in aanmerking komen. Die toriefsvor-
hooging is door het Kabinet van meet af
uitdrukkelijk gereserveerd voor de on-
derwijs-quaestio cn de quaestio der verze
kering. Alleen daarom scheen ze gerecht
vaardigd.
Al verstaan ook wij ton volle, van hoe
groot belang het zou zijn, indien wij go-
lijk Engeland dc suiker vrij konden laten,
of gelijk België cn andere landen, aan
merkelijk verlogen konden, geld dat
men prijs geeft, moet dan toch op andere
wijze geïnd worden.
„Wees voorzichbig met uw aanklacht. Hebt
u een volmacht?"
„Onzin; volmacht 1" riep Charles woe
dend.
„Sey, houd hom vast, totdat dc politie
Jcomt."
Simpson, dc huisknecht, dien hij om de
politie gcobuurd had, keerde weinige oogon-
blikken later mot eon politic-man terug,
dien hij in do nabijheid van ons huis had
aangetroffen.
Charles leverde den gevangene aan hem
uit. Toon wij allen het vertrok wilden ver
laten, wendde Finglemore zich nog tot Ce
sarine, en fluisterde haar cenige woorden
in het oor.
Cesarine wierp zioh, in tranon uitbar
stend, aan zijn borst.
„Paul, mijn beste Paul I" riep zij uit. „Ik
laait je niot los; ik ga mee, ik wil mot j«
in de gevangen is 1"
Ik herinnerde mij, dat Algernon Coleyard
indertijd bij don senator gezegd had: „Zelfs
do ergste misdadiger heeft nog zijn e°°do
zijden; zulke monsohen bezitten dikwijU tot
het einde toe de liefde en de tronw van
goede vrouwen."
Do gevangene maakte zich intusschen los
uit do hem vasthoudende armen en spiak
op bijna weeken toon
„Kindlief, 't spijt mij, dat ik 't je zeggm
moet, do wet verbiedt j'e mij te volgen. Iiv
dien het veroorloofd ware, zou ik je gaarn
meenomen, want dan zou ik mij overal ge
lokkig voelen."
(Wordt vervolgd.)