LEIDSCH DAGBLAD. WOENSDAG 27 JANUARI. - TWEEDE BLAD, Politie. FEUILLETON. No. 13475 Anno 1901 PERSOVERZICHT. In De Kroniek is een kritiek van A. P. over de rede van prof. Bolland, op I 'Zondag 16 Januari in liet Academiegebouw 'te Leiden gehouden, over: ,,Het maat- I Schappelijk vraagstuk en zijn slechte onein- jdigheid." Wij gingen, schrijft A. P., de redevoering fcooren; de ontgoocheling wan bitter. „Als het kapitalisme zoo productief is, nis Kautsky zegt, zoo sprak Bolland, de groot» dialecticus, wat heb jullie er dan op jtogen Marx' waardeleer negeert eenzijdig I de gebruikswaarde, zoo sprak Bolland, de I discipel van Hêgel, maar in höt 3de deed van „Das Kapital" moest hjj dae er toch I weer bij in halen (1) Zou de schim van Hegel, als die soms anders de vele aanroe- pers van zijn naam te Leiden pleegt te om- zweven ditmaal niet het venster uitgevlucht I zijn, het frisscho Rapenburg op, uit schaam- te over dezen discipel? Hegel kende steeds I ide wetenschappelijke theorieën, waar hij over sprak; Hegel was een groot man en be- 1 heersohte zijn tijd. Bolland, die op platte verstandigheid neerziet, smaalde, dat de domme massa geloof noodig heeft, en daar- I om de leddere blind volgt. Bolland, die over eenheid van tegendeelen schrijft, noemde Kautsky'a uiteenzetting over de ellende-the- orio jezuïetisch, een qualificatie, die al I 'leen tot verzet zou prikkelen, als zij benoden het niveau der andere uitingen stond. Bol land zag overal slechts tegendeelen (en hoe zag hij ze!), maar de eenheid zag hij niet. En wij, die in hem de twee-eenheid van re- del ij-k phliloöoof en reaction nair bourgeois dachten, wij zagen slechts de cene zijde, de holle phraseologïo van den dammen, be krompen reaobionnair; en de andere zijde, de philosoof, was zoek. Bij het eerste tref fen van don Grooton Bolland met het soci alisme werd Hegel, de twee-eenheid van re volutie en reactie, op zij gezet, en bleef al leen do reactie over. Moeten wij hier zijn andere uitlatingen over socialisme en marxisme bespreken en weerleggen? Zc opnoemen is voldoende, om ze aan de kaak te stellen. De waarde van dc arbeidskracht sluit in zich het onder houd der kinderen, dus is de arbeid van 'n straatveger met 12 kinderen heb meeste waard De waarde wordt gemeten naar don arbeidstijd, dus in een socialistische maat schappij moet een kiezentrekker, die een vur aan een kies staat te morrelen, 120 keer zooveel ontvangen, als een tandarts, die de kies in een halve minuut er uit heeft. De socialisten hebben nooit aangetoond, dat zonder concurrentie, zonder prikkel van het eigenbelang do voortbrenging zelfs op het zelfde peil zal blijven. Dat zegt Schafflo zelf, ook al een rooie, mij ten minste veel te rood. Kautsky zegt, niet te weten, wanneer het socialisme zal komen, en evenmin hoe; verduiveld, wat weten ze weinig! ook weten wij niet, zegt K., hoe dc maatschap pij dan ingericht zal worden dat weten ze ook al niet; en dat is nog wel dc hoofd zaak Die Welt vorpöbelt sich. De groot- et» dwingelandij zou de heerschappij van Koning Demos zijn. Dezo en vele andere woorden van Wijsheid vloeiden van do lippen van den Grooten Wijsgeer. En wij, die gekomen waren om hegélische wijsheid, en daar niets dan bê- tises hoorden, die voor twintig jaren reeds ■weorlegd zijn, on die wij niet meer dachten, dat zelfs een gewoon kruidenier weer zou durven opwarmen wij stellen vast, dat Bolland gezondigd heeft tegen den Heiligen Geest der Waarheid. Hot geschiedde in de aula van de Leid- Bche academie, d.w.z. het was een openbare vergadering zonder debat. Debat was ook niet noodig, om den dommen Eigenwaan te doen tuimelen van het voetstuk, waarop blinde vereering van oollegianten hem had geplaatst. Het uitsproken van do redevoe tring was daartoe voldoende; en ons blijft niets anders te doen, dan urbi et orbi, over stad en land, te verkondigen den smarelij- ken val." Het Handelsblad schrijft naar aanleiding van de ingediende Arbeidswet: „Het ontwerp telt 444 artikelen, sommigo mot een opschrift, andere er zonder, som mige in algebraïschen vorm, andere ver staanbaar gesteld, sommige voor vroegere in-werking-treding vatbaar dan de andere. Deze versoheidenheid in den vorm der ar tikelen van één en dezelfde wet is geen fraaie proeve van wetgevend talent; zij wijst er op, dat hier wel zeer veel is bijeen gebracht onder één hoofd, en, als het ont werp ooit aangenomen wordt, in één Staatsblad-, maar dat de stof toch eigenlijk over verschillende wetten verdeeld had be- hooren t» worden. Die samenkoppeling is vooral onvriendelijk tegenover de Eerste Kamer, die over een wetsontwerp in zijn geheel moet stemmen, en altijd te berekenen krijgt of de gebreken van het ontwerp als geheel grootor zijn dan zijn deugden. Het ontwerp ligt nu echter zoo. Het is vergezeld van eon uitvoerige memorie van toelichting, door den minister van binnen- landscho zaken niet alleen onderteekend, maar ook blijkbaar geheel doorweven met zijn geest. Dr. Kuyper heeft zich gaarne don man der „kleine luyden" genoemd, toen hij nog geen minister was. Sinds zijn ministerschap, d.w.z in 2£ jaar, hebben die kleine luyden weinig van die liefde be speurd, behalve in strenge pogingen hen van spel en dronkenschap af te houden op een wijze, die vermoedelijk hen doet vragen of zij als kleine kinderen behandeld mo gen worden. Maar nu komt do Arbeidswet en nu zullen zij zien in welko richting hun vriend hun, dae van arbeid leven, te hulp wil komen." Met een rondborstigheid, z»gt hot blad verder, die wellicht onvoorzichtig zal blij ken, geeft de Minister in den aanhef der Memorie van Toelichting zijn richting aan; zoo duidelijk als slechts mogelijk is, zonder blot kind bij zijn waren naam te noemen, zegt hij: Ik stuur aan op herstel dor gil den. „Dat de arbeiders en kleine neringdoen den daarmede ingenomen zullen zijn, is" zoo gaat het blad voort, „evenmin te ver wachten als dat de werkelijk vooruitstre- venden den manisterieolen weg als de hunne zullen kunnen beschouwen. Dit is noch de- roooratisch, noch vooruitstrevend. De in stelling tooh van publiekrechtelijke licha men met dwingend gezag op het gebied van nijverheid beteekent verlies van een onzor vrijheden, dae wij werkelijk niet meer be dreigd achtten; de vrijheid, om dien handel er dat bedrijf uit te oefenen, waartoe men zich geroepen gevoelt. Reeds meer dan een eeuw geleden zijn de gilden in Nederland afgeschaft. Zij bezwe ken onder algomeene afkeuring, omdat men geen middel kende hun grove misbruiken tc keer te gaan. Zij drukten even zwaar op den verbruiker als op den arbeider. Zij dwongen den verbruiker bij een beperkte groep personen zijn inkoopen te doen en af te hangen van hetgeen deze daarvoor vra gen zouden. Zij pasten den arbeid in een keurslijf, dat zijn ontwikkeling ten zeerste belemmerde en tot allerlei misvormingen aanleiding gaf. Zij dwongen den arbeider geheel te gaan, zooals zijn patroons, do meestors wilden. Elke oorspronkelijke in val, elke uitbreiding der nijverheid op een tot dusver nog niet bet-reden gebied, werd door dit dwingend gezag onmogelijk ge maakt. Do arbeiders werden gesplitst in kasten, en slechts dc zoons en gunstelingen der meesters konden hopen mettertijd hun meesterschap en daarmedo een zelfstandig bedrijf te verwerven. Het blijkt noodzakelijk, dat wij die oude liorinneringen nog eens opslaan, en nog eens goed - nagaan wat onze bet-over-groot- vadors onder do gilden hebben geleden. Men zij dan ook niet blind voor do onmogelijk heid, om deze oudo versloten banden weder tc leggen om dc gedurende de 19de eeuw zoo krachtig ontwikkelde nijverheid. Alleen de zeer rijken, die jammeren, dat men thans geen voorwerpen meer kan koopen, waaraan een workman eenige jaren van zijn leven besteedde, zullen zich verheugen, dat dr. Kuyper de herleving dier mees terstukken" in de hand wil werken. De anderen, dat is dus de over-overgroo- te meerderheid van het volk, kunnen van de herleving der gilden slechte nadeel in elk opzicht verwachten. Dc „noodigo waar borgen", die de Minister reeds terstond toezegt, zullen blijken des te minder waar borg te zijn naarmate zij noodigor worden. Wij gelooven niet, dat er in Nederland velen zijn, die behoefte gevoelen aan nieu we lichamen, nieuwe bestuurders en nieuwe personen^ bekleed met een nieuw „dwin gend gezag." Do vooruitsfrrevonden zullen oordcolen, dat bescherming van den arbeid beter toevertrouwd is aan de versterking der economisch zwakkeren en aan betere verzekering van lmm vrijheid om voor hun belangen te waken, dan aan dc instelling van nieuwe gezaghebberfcjes, die ozoo spoe dig tirannetjes zullen worden. Een arbeids wet, welke die richting opgaat, moge in de bijzonderheden goede bepalingen bevatten, haar algemeen streven dringt ons achter waarts, niet vooruit." De Middelburgsche Courant noemt den inhoud van het ontwcrp-A rbeidswet „even belangrijk als in menig opzicht prij selijk." Over de algemeene strekking wil het blad thans een woord spreken. En het blad ci teert den aanhef der Memorie van Toelich ting: „Daarover, dat het arbeidsvermogen in den boezem dor natie, zonder bescher ming van overheidswege aan zichzelf over gelaten, schade lijdt, bestaat thans weinig vorsohdl van gevoelen. Al moge hot tot op zekere hoogte mogelijk zijn, dat volwassen manlijke arbeiders in normale omstandig heden door Yakvereonigingen behoorlijk hun belangen behartigen kunnen, voor vrouwen en kinderen, voor mannen ook in gevaarlijke bedrijven, is deze mogelijkheid niet aanwezig; te hunner bescherming en be veiliging behoort de overheid haar sohild op te heffen." Bovengeschreven woorden noemt de Mid- d-elburgsehe Courant merkwaardig. „Niet, omdat zij onjuist zouden zijn of gewaagd; neen, juist, omdat zij de werkelijk heid weergeven, juist, omdat thans weinig tegenspraak ondervindt wat nog geen gene- ratio geleden onverschilligheid wekte hier, heftigo tegenwerking ginds. Het is nog zoo lang niet geleden, dat kerkelijke partijen zich om sooiale wetgeving niet bekommer den, en evenmin, dat men de leden der voormalige liberale partij kon hooren ver kondigen, dat do overheid niet in moert grijpen in het „natuurlijk" verloop van het economisch leven. Vooral dit laatste, hot echt liberale dog ma, dat de Staat geen goed kan doen en niet „ingrijpen" moet, heeft in botvekkolijk korten tijd heel wat om niet to zeggen al le levenskracht verloren. En tooh heeft ddt leerstuk zulk een groote rol gespeeld in de geschiedenis van alle Wertorschc landen Van het liberalisme toch meent het blad behoort men zorgvuldig twee be stan ddcclen te ondorsoheiden: het bestand deel der vrijzinnigheid en het bestanddeel der Staatsonthouding. Vrijzinnigheid, do opvatting, dat het be lang dor gomccnschap het best gediend wordt door verwezenlijking van politieke vrijheid: vrijheid van drukpers, van vcr- eeniging en vergadering, van godsdienst, van onderwijs, door een .zoo ruim mogelijke uitbreiding ook van hot kiesrecht. Deze beste t-raditiën van het liberalisme zijn en blijven bij de vrijzinnigen in cere bohooren het althans te blijven. Maar het tweede bestanddeel van het libe ralisme, de Staatsonthouding, het niot-in- grijpon door de overheid in de maatschap pelijke verhoudingen, dit beeft in do prac- tijd zéó zeer geleid tot een onderdrukking van den zwakke, ten bate van de sterkeren; bet ie zóó zeer een sociale mislukking ge weest, dat onder dc liberalen nog slechts de zeer conservatieve elementen, en ook de ze weifelend en vol inconsequentie, aan het oudo heilige leerstuk der Staatsonthouding •vasthouden." De Telegraaf schreef: „Onlangs deelden wij mede, dat do heer Pop, directeur-generaal dor posterijen en telegraphic aan ons (Amsterdamsch) post kantoor, een langdurig bezoek had gebracht cn van '6 avonds halfncgcn tot 's morgens halfvicr in het gebouw vertoefde, ten ein de zich op do hoogte te stellen van den nachtdienst. Nader vernomen wij, dat dit bezoek in verband staat met een uitbreiding van dien dienst. Tot dusver werden brieven, voor Rotterdam en Don Haag bestemd en hier na 7 uren 'e avonds gepost, niet meer op genomen in de eerste bestelling in die ste den, evenals dit te Rotterdam en Don Haag het geval is mot briovon voor Amsterdam bestemd. Ten einde aan de door den handel over deze regeling meermalen geuite klachten t» gemoet te komen, zullen binnenkort twee nachttreinen worden ingelegd, waar van de een om 2 uur van Rotterdam via Den Haag naar Amsterdam on de andoro om 2 uur van Amsterdam naar Rotterdam vertrekt. Hierdoor wordt het tevens mogelijk brie ven, met dezen trein verzonden, te expediee- re-n met de eorete treinen naar het Noorden en Zuiden. Over het. geheel dus een maatregel, dio heb postverkeer zeer ten goede zal komen." De bron, waaruit dit bericht komt, zegt nu De Controleurmaakt het wenscliclijk, er niet al to grif geloof aan te slaan. Mochten cr echter plannen be staan voor zulke posttreinen, dan zou liet zeker sterke overweging verdienen, deze ook dienstbaar te maken aan het perso nenverkeer, De verbinding Amsterdam Don HaagRotterdam is in don laten avond gebrekkig; do laatst» trein uit Am sterdam in dio richting vertrekt vóór half- elf, die uit Rotterdam elf uur; een trein, die ongeveer middernacut dc Maasstad ver laat, gaat niet verder dan Leiden. Behalve do brieven zijn or ook wel men sehen tó vervoeren. In De Tijd bespreekt „Momus" do lecr- pliohtwet in do practijk" cn behan delt de bovoegdhoden der „commissie tot woring van schoolverzuim". Hij geeft het verhaal van de eerste vergadering ccner zoo danige commissie, waarvan hij zelf lid ia Nadat de „godaagdo" een vader, wiens kind in hot afgcloopcn halfjaar, in stede van de gooorlooido zes, dertien onwettigo verzuimen had gehad door den voorz. op de vorpliohting was gowezon zijn zoon trouw tor school te zonden cn hij ernstig tegen herhaling zijner nalatigheid gowaarschuwd was, maar naituurlijk want dat ken de commissio niet hem geen straf wae op gelegd, toen liep, verhaalt Momus, „den volgenden dag als een vuurtje door liet dorp, dat go voor do „schoolcommissie" heel niet bang behoeft te zijn, want tlat u die niks maken kan." „Mijn vertrouwen in dc nuttigheid onzer commissie", zoo gi t nu do schrijver in De Tijd verder „onder dezo omstandighe den werkend, bekleed met zoo weinig macht wat zeg ik gedost in schijnmacht, die haar bij de eerste dc beate gelegenheid als klatergoud van do leden gleed, was deer lijk geschokt. En mijn geloof in 't goed recht van b staan dor commission tot woring van school verzuim, zooals zij door den wetgever zijn ingesteld in do Leerplichtwet, is verzwakt bij elke van de vele vergaderingen, die onze commissie na dezo eerste nog gehouden heeft. Thans ben ik op dit punt een onge- loovigo. Want óf de gedaagden verschenen niet on lieten den voorzitter met zijn bijzitters „zit ten", óf ze kwamen on gaven hooghartige, soms brutale antwoorden over „ongepermit teerde wotten" en ongepermitteerde dits en ongepermitteerde data. Welk „raison d' êtro" had in beide ge vallen do commissie? Maar boido categorieën handelden aldus, wijl hun duidelijk was geworden dat do „commissie tot woring van schoolverzuim", hoe straf haar naam ook klinko en hoe strak haar loden ook kijken, hun geen kwaad kan doen. Omdat zooals con zich, zeer cynisch, maar niet minder waar uitdrukt», „zc wel blaft, maar niet bijt." En sinds wanneer jagen „blaffende"' honden vrees aan? 't Is daarom mijn overtuiging, dat bij een oventueelo herziening der Leerplichtwet de commissiën tot wering van schoolvorzuim morton worden georganiseerd, opdat zij niet langer op den on machtigen vogelver schrikker lijken in den kersoboom, die wel dreigend en waarschuwend de lange staak armen uitstrekt, maar niet kan slaan. En als reorganisatie niet wel mogelijk blijkt, dan: A bne les commissions do car ton 1" Het Vaderland meent, dat-, wanneer de in December gehouden bogrootingsdehalton één resultaat hebben gehad, dat een practisch resultaat van groote betcckenis kan blijken, hot dan wel do toezegging is van don mi nister van justitie, dat bij, zoodra hij mot zijn ander werk gereed i6, de wetgeving op do naamloozo vennootschap pen teT hand zal nomen. Een toezegging, zegt hot blad, dio to meer beduidt, nu bleek, dat or in do Kamer een haast volslagen een stemmigheid bestond ton aanzien van den te wenschen inhoud eonor nieuwe regeling. „Van allen kant, zonder onderscheid van politieke kleur," schrijft zij, „schijnt hier samenwerking mogelijk t» zijn. Nu is het mogelijk, drt men, een ontwerp regeling eens vóór zich hebbend, nog op moeilijkheden stuit, dio voorloopig mis schien wat licht zijn geacht, moeilijkheden, speciaal wat het praotisch laten werken dor verscherpte strafrechtelijke verantwoorde lijkheid aangaat. Herinnerd moge hier wor den bijv. oaD do waarschuwing, dio reeds cenige jaren geloden een met do practijk des levens vertrouwd jurist als mr. A. C. Wcsenhagen hooren liet, toen hij zeidc ti vreezen, dat het dikwijls hoogst moeilijk zou blijken den geslepen misdadigers uil hoogoren stand de straf to doen toekomen, welko zij moralitcr zoudon verdienen. Toch mag o. i. dio moeilijkheid niet te rughouden van het scheppen van 6chcrpo strafbepalingen. In meer dan één geval zal liet toch wol gelukken don schuldige wol degelijk zijn straf te laten ondergaan cn één dorgelijk geval zal preventief werken ten aanzien van tien ondero. Wat wij thans zouden wensehen is dit: In de Tweede Kamer kan do heer Locff nog niet met stelligheid verklaren óf hij voor tijdigo bostudecring dezer materio den tijd zou kunnen vinden. Misschien zal hij daartoe in do Eerste Kamer in staat blij ken. Zoo niet, dan gove bij toch, zoodra hom dit mogolijk zal zijn, daarvan kennis aan do Tweede Kamer der Staten-Generaal. Mocht het blijkon, dat den Minister zelf do tijd ontbreken zal, dan behoorde o i. van het parlemontair initiatief voor dit go- val gob ruik te worden gomoi H. Bouwstof is cr te over; zij wacht slechts op de hand van hom, die zo ordelijk samonvocgt tot een behoorlijk geheel. En do znak, welke het hier geldt, ia er een van zóó groot gewicht voor do moraliteit van ons economisch lo ven, dat geen dag langer getalmd mag wor den dan strikt noodzakelijk is. Do Kamer leden, dio aan een nieuwe regeling dor naamloozo vonnootschappon hun naam zou don weten tc verbinden, zouden doarmeo een werk afleveren, welks waarde moeilijk te overschatten zou zijn." Aoademlonieuw8. Lelden. Geslaagd Is voor hot doctoraal examen in do rechtswetenschap do heor P. J. L. Hartlng. Govondcn voorwerpen. Een bont schort. Een pet. Een Zceuwsche broche. Een zakpen- en pot loodhouder. Een nijptang, Een bloed koralen oorbelletje. Vijftien krentenbol len. Een grijs voet. Een ring met 2 sleutels. Een verlakte koppel mot slot- plaat. Een cahier. Een zwarte damea- parapluio. Een sleutelringctje met kleiner sleutel. Een zilveren manchetknoop. Twee ledige briquettenkisten. Een munt biljet. Een bankbiljet. Een bos sleu tels. Een wollen das. Een gcklcurdo lap katoen. Een bruine hceronhand- schocn. Eon rood pluche naaizakje. Een leesboekje (Rood, Wit en Blauw). Een zwart wollen handschoentje. Een notitieboekje (der Nod. taal). Een rozen krans. Inlichtingen zijn eiken werkdag tusschon 12 en 1 uur tc bekomen aan het Bureel van Politie alhier. De "Vervolgde. i) M(Jn naam is Seymour Wilbraham Went- worth. Ik ben secretaris van sir Charles Van- drift, den millionnair en den beroemden finan cier, en tevons zijn schoonbroer, omdat ik vele jaren geleden, toen Charles Vandrift nog een onbeduidend advocaat in Cape Town was, het geluk had zyn zuster te huwen. Veel later, toen het landgoed met de aangrenzende boerderij van Vandrift, in de onmiddellijke na- byheid van Kimberley gelegen, zich langzamer hand bad uitgebreid LotdeCloetedorpColcnodas, Limited, bood mijn zwager mU de voordeelige betrekking van secretaris bij hem aan, en sinds dien tijd ben ik steeds zijn metgezel on reis genoot gewoset. Charles Vandrift is geen man, die zich ge makkelijk door den eersten den besten laat bednegon. HU is van middelmatige grootte, krachtig gebouwd, heeft een mond, die van een energiek karakter getuigt, en een door dringenden blik. HU ia bet ideaal, het type van oen knap man van zaken, en slechts een zeer slimmen bedrieger is het gelukt, hem beot te nemen en af te zetten, en deze man zou, volgens het oordeel van een commissaris van politie van Nice, een Vidocq en een Caglio8tro den baas zUn geweest. We waren voor een paar weken naar de Riviera gegaan, alleen om eens uit te rusten van do vermoeiende flnancieole bezigheden, en vre hadden het niet noodig geacht onze vrouwen mee te nemen. Lady Vandrift zou trouwens geen lust hebbsn gehad, ons te vergezellen, want de „Londen Season" was juist in vol len gang, en ze voelde niets voor de genoegens dor natuur aan de Middellandsche Zee, torwUl sir Charles en ik, wanneer wU ons geheel van onze drukkende zaken hadden losgemaakt, geen grooter genot kenden, dan het leven in Monte Carlo. WU beiden houden zooveel van de natuur, en het verrukkeiyke, rotsachtige landschap van Monte-Carlo mot de Alpen op den achtergrond en de blauwe zee vóór ons, zondor van de indrukwokkende casino's te spreken, is in mUn oogen een der heerlUkste oorden van Europa. Sir Charles koestert oen soort van sontimenteelo liefde voor dit plekje. Een verblijf in Monte-Carlo frischt hem op en doet hem het woelige Londenscho leven vergeten, wanneer hU in den loop van den namiddag een paar honderd franken aan de roulette wint. Ik beweer, dat niets de over spannen, uitgeperste hersens zoo goed doet, als het leven op het land. WU wonen nooit in de stad, want sir Charles is van oordeel, dat voor een geldman Monte Carlo geen aan bevelenswaardig adres is. Daarom neemt hü liever zUn intrek in een mooi hotel aan de „Promenade des Anglais" in Nico, waar hU voor zyn gezondheid leeft en waar hU zUn zenuwen sterkt door dagelUksche wandelingen langs het strand tot aan do speelzalen. Ook dat jaar hadden wU een schuilplaats gezocht in het „Hótel des Anglais" en be woonden op de eerste verdieping oeDige mooie kamers, salon, studeerkamer en slaapvertrek ken, terwijl wU in do gezelschapszalen steeds een zeer aangenamen cosmopolietischen om gang vonden. Geheel Nice sprak toen van niets anders dan van een zonderling, een charlatan; den Mexicaanschen ziener, noemden zo hem, van wiea mea allerlei wonderen vertelde. Een van do eigenaardigheden van mUn schoonbroer ia, dat hU, zoodra hy van zulk oen man hoort, wil beproeven hem te ont maskeren. HU is zulk eon heldorziend zakenman, dat het hem, om zoo te zeg gen, een onzelfzuchtig genoegon verschaft, humbug van anderen to ontdekken en den bedrieger bet masker van het gelaat te rukken. Verschoidene in ons hotel logeeronde dames, dio den Mexicaan gezien en gesproken haddon, vertelden ons telkens voorbeelden van zUn wonderbaarlüke gavon. Aan een harer had hU geopenbaard, waar zich haar wegge- loopen echtgenoot bevond, aan een ander ge zegd welk getal den volgenden avond haar zou doen winnen, en een derde had hU het portret getoond van den man, dien zU, zonder diens medeweten, haar hart had geschonken, enz., enz. Natuurlijk geloofde Charles geen woord van dat alles, maar zUn nieuwsgiorighoid was ont waakt, hy wen8chto kennis to maken met don man, om zUn oordeel over hem te kun nen uitspreken. „Wat zou hU voor een bezoek rekenen?" vroeg hU aan madame Plcardet, de dame, wie hU zulk een goeden raad bU de roulette had gogeven. „0, hU rekent niets; voor geld doet hU het niet, hü heeft slechts het welzUn zUner medemenschon op het oog," antwoordde ma dame Pircardet. „Ik weet zeker, dat hU gaarne bU u zal komen, om u te laten zien, welke wonderen bU kan verrichten". „Neen, neen," zeide Charles, „dat is nu maar gekheid I De man moet toch ook leven. Ik wil hem vUf pond ge^en, als bU bU mU wil komen. Waar logeert hU?" „In het „Kosmopolitan-Hotel," geloof Ik," antwoordde de dame; „neen, ik vergis me, hU logoert in het „Westminster Hotel." j Charles wendde zich tot roU on fluisterde mU toe: „Seymour, loop dadolUk na tafel eens gauw naar den kerel toe en bied hom vUf pond voor een voorstelling op mUn kamer; maar zeg hem niet wie lk bon, noem mUn naam niet. Brong hem dadelUk moo on zorg, dat hU niet eerst mot Iemand kan sproken. We zullen eens zien, wat dio vriond ons heeft to vertellen." NatuurlUk deed ik hetgeen van my ver langd word. De ziener was, naar zUn uiterlUk te oordeelen, een zeer interessant persoon, ongeveer zoo groot als mUn zwager, maar slanker en beter gebouwd; met een fraai ge bogen neus, een paar zwarte, doordringende oogen en een gladgeschoren gelaat, dat her innerde aan zeker borstbeeld, hetwelk in onze gang in Mayfair stond. Wat ochtor het meest de aandacht trok waren zyn haren, die ln dichte lokken als een stralenkrans zUn hoofd omgaven, en zyn hoog, wit voorhoofd on zUn fraai ge sneden profiel sterk dodon uitkomen. Zoodra ik hem zag, begreep ik, dat hU diepen in druk op do dames moest makon, want hU zag er uit als een dichter, een zanger en eon profeet tegelUkortyd „Het dool van mUn komst Is," zekle ik, „u te vragen, of u do goedheid zoudt wlllpn heb ben op de kamer van een mUner vrienden een voorstelling te geven. Myn vriend is be reid u vyf pond voor uw moeite te betalen." Senor Antonio Herrera, zoo noemdo li\J zich, maakte, met echt Spaanscho hoileiykheid, een diepe buiging voor mU, en over zUn donker, oiyfkleurig gelaat gleed een glimlach van medeiyden en verachting, terwUl 1/U ant woordde „Ik verkoop myn gaven niet, ze zUn ter beschikking van hom, die er gobrulk van wenscht te maken. Indien uw vriond, uw ongenoemde vriond, de wondoron wenscht te aanschouwen, welko zich door inUn persoon laten openbaren, wil ik zo hem gaarne zondor oonlge vergoeding laten zien. Golukklg ben ik vanavond vrU, gelUk dikwUls het goval Is, wanneer bot geldt een twyfelaar te bekeoren, want myn Instinct zegt my, dat uw vriend oen twyfelaar ls." HU streok met de hand door zyn mooie lange baron on peinsde. „Ja, ik kom," zeido hy olndeiyk, don blik gericht houdende op het plafond, alsof hy met oen onzichtbaar wezon sprak. „Ik kom. Volg my 1" Dit zeggende zette by een grooten sombrero met rood lint op, hulde zich in zUn wyden mantel, stak een sigaret aan en wandolde naast my naar hot „Hótel des Anglais." Onder weg sprak hy weinig, nu en dan oen enkol woord; hy scheen in diepe gedachten ver zonken te zUn en toen wy voor onze deur waren gekomen, liep hy een paar schreden vorder, alsof hy had bemerkt, waarheen lk hem wilde brongen. Toon ik bloof staan, stond by plotseling stil en keek om zich hoen. „Ah, „Hótel de» Anglais"," zeide hU, „dus hior is hethier." De uitspraak yan zyn Engolsch was uit stekend, ofschoon een licht, byna onmerkbaai accent aan zUn ZuidelUke afkomst herinnerde. Ik kon niet laten te glimlachon bU do ge dachte, dat dit kinderachtig comediespel op Charles Vandrift iDdruk zou kunnen maken. Charles wae niet do man om zich door zulk alledaagach hokus-pokus van de wUa te laten' brengen. (Wordt 1 •rvolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1904 | | pagina 5