LEIDSCH DAGBLAD.
WOENSDAG 27 JANUARI. - TWEEDE BLAD,
Politie.
FEUILLETON.
No. 13475
Anno 1901
PERSOVERZICHT.
In De Kroniek is een kritiek van A. P.
over de rede van prof. Bolland, op
I 'Zondag 16 Januari in liet Academiegebouw
'te Leiden gehouden, over: ,,Het maat-
I Schappelijk vraagstuk en zijn slechte onein-
jdigheid."
Wij gingen, schrijft A. P., de redevoering
fcooren; de ontgoocheling wan bitter.
„Als het kapitalisme zoo productief is,
nis Kautsky zegt, zoo sprak Bolland, de
groot» dialecticus, wat heb jullie er dan op
jtogen Marx' waardeleer negeert eenzijdig
I de gebruikswaarde, zoo sprak Bolland, de
I discipel van Hêgel, maar in höt 3de deed
van „Das Kapital" moest hjj dae er toch
I weer bij in halen (1) Zou de schim van
Hegel, als die soms anders de vele aanroe-
pers van zijn naam te Leiden pleegt te om-
zweven ditmaal niet het venster uitgevlucht
I zijn, het frisscho Rapenburg op, uit schaam-
te over dezen discipel? Hegel kende steeds
I ide wetenschappelijke theorieën, waar hij
over sprak; Hegel was een groot man en be-
1 heersohte zijn tijd. Bolland, die op platte
verstandigheid neerziet, smaalde, dat de
domme massa geloof noodig heeft, en daar-
I om de leddere blind volgt. Bolland, die over
eenheid van tegendeelen schrijft, noemde
Kautsky'a uiteenzetting over de ellende-the-
orio jezuïetisch, een qualificatie, die al
I 'leen tot verzet zou prikkelen, als zij benoden
het niveau der andere uitingen stond. Bol
land zag overal slechts tegendeelen (en hoe
zag hij ze!), maar de eenheid zag hij niet.
En wij, die in hem de twee-eenheid van re-
del ij-k phliloöoof en reaction nair bourgeois
dachten, wij zagen slechts de cene zijde, de
holle phraseologïo van den dammen, be
krompen reaobionnair; en de andere zijde,
de philosoof, was zoek. Bij het eerste tref
fen van don Grooton Bolland met het soci
alisme werd Hegel, de twee-eenheid van re
volutie en reactie, op zij gezet, en bleef al
leen do reactie over.
Moeten wij hier zijn andere uitlatingen
over socialisme en marxisme bespreken en
weerleggen? Zc opnoemen is voldoende, om
ze aan de kaak te stellen. De waarde van
dc arbeidskracht sluit in zich het onder
houd der kinderen, dus is de arbeid van 'n
straatveger met 12 kinderen heb meeste
waard De waarde wordt gemeten naar don
arbeidstijd, dus in een socialistische maat
schappij moet een kiezentrekker, die een
vur aan een kies staat te morrelen, 120 keer
zooveel ontvangen, als een tandarts, die de
kies in een halve minuut er uit heeft. De
socialisten hebben nooit aangetoond, dat
zonder concurrentie, zonder prikkel van het
eigenbelang do voortbrenging zelfs op het
zelfde peil zal blijven. Dat zegt Schafflo
zelf, ook al een rooie, mij ten minste veel te
rood. Kautsky zegt, niet te weten, wanneer
het socialisme zal komen, en evenmin hoe;
verduiveld, wat weten ze weinig! ook
weten wij niet, zegt K., hoe dc maatschap
pij dan ingericht zal worden dat weten ze
ook al niet; en dat is nog wel dc hoofd
zaak Die Welt vorpöbelt sich. De groot-
et» dwingelandij zou de heerschappij van
Koning Demos zijn.
Dezo en vele andere woorden van Wijsheid
vloeiden van do lippen van den Grooten
Wijsgeer. En wij, die gekomen waren om
hegélische wijsheid, en daar niets dan bê-
tises hoorden, die voor twintig jaren reeds
■weorlegd zijn, on die wij niet meer dachten,
dat zelfs een gewoon kruidenier weer zou
durven opwarmen wij stellen vast, dat
Bolland gezondigd heeft tegen den Heiligen
Geest der Waarheid.
Hot geschiedde in de aula van de Leid-
Bche academie, d.w.z. het was een openbare
vergadering zonder debat. Debat was ook
niet noodig, om den dommen Eigenwaan te
doen tuimelen van het voetstuk, waarop
blinde vereering van oollegianten hem had
geplaatst. Het uitsproken van do redevoe
tring was daartoe voldoende; en ons blijft
niets anders te doen, dan urbi et orbi, over
stad en land, te verkondigen den smarelij-
ken val."
Het Handelsblad schrijft naar aanleiding
van de ingediende Arbeidswet:
„Het ontwerp telt 444 artikelen, sommigo
mot een opschrift, andere er zonder, som
mige in algebraïschen vorm, andere ver
staanbaar gesteld, sommige voor vroegere
in-werking-treding vatbaar dan de andere.
Deze versoheidenheid in den vorm der ar
tikelen van één en dezelfde wet is geen
fraaie proeve van wetgevend talent; zij
wijst er op, dat hier wel zeer veel is bijeen
gebracht onder één hoofd, en, als het ont
werp ooit aangenomen wordt, in één
Staatsblad-, maar dat de stof toch eigenlijk
over verschillende wetten verdeeld had be-
hooren t» worden. Die samenkoppeling is
vooral onvriendelijk tegenover de Eerste
Kamer, die over een wetsontwerp in zijn
geheel moet stemmen, en altijd te berekenen
krijgt of de gebreken van het ontwerp als
geheel grootor zijn dan zijn deugden.
Het ontwerp ligt nu echter zoo. Het is
vergezeld van eon uitvoerige memorie van
toelichting, door den minister van binnen-
landscho zaken niet alleen onderteekend,
maar ook blijkbaar geheel doorweven met
zijn geest. Dr. Kuyper heeft zich gaarne
don man der „kleine luyden" genoemd,
toen hij nog geen minister was. Sinds zijn
ministerschap, d.w.z in 2£ jaar, hebben die
kleine luyden weinig van die liefde be
speurd, behalve in strenge pogingen hen
van spel en dronkenschap af te houden op
een wijze, die vermoedelijk hen doet vragen
of zij als kleine kinderen behandeld mo
gen worden. Maar nu komt do Arbeidswet
en nu zullen zij zien in welko richting hun
vriend hun, dae van arbeid leven, te hulp
wil komen."
Met een rondborstigheid, z»gt hot blad
verder, die wellicht onvoorzichtig zal blij
ken, geeft de Minister in den aanhef der
Memorie van Toelichting zijn richting aan;
zoo duidelijk als slechts mogelijk is, zonder
blot kind bij zijn waren naam te noemen,
zegt hij: Ik stuur aan op herstel dor gil
den.
„Dat de arbeiders en kleine neringdoen
den daarmede ingenomen zullen zijn, is"
zoo gaat het blad voort, „evenmin te ver
wachten als dat de werkelijk vooruitstre-
venden den manisterieolen weg als de hunne
zullen kunnen beschouwen. Dit is noch de-
roooratisch, noch vooruitstrevend. De in
stelling tooh van publiekrechtelijke licha
men met dwingend gezag op het gebied van
nijverheid beteekent verlies van een onzor
vrijheden, dae wij werkelijk niet meer be
dreigd achtten; de vrijheid, om dien handel
er dat bedrijf uit te oefenen, waartoe men
zich geroepen gevoelt.
Reeds meer dan een eeuw geleden zijn de
gilden in Nederland afgeschaft. Zij bezwe
ken onder algomeene afkeuring, omdat men
geen middel kende hun grove misbruiken
tc keer te gaan. Zij drukten even zwaar op
den verbruiker als op den arbeider. Zij
dwongen den verbruiker bij een beperkte
groep personen zijn inkoopen te doen en af
te hangen van hetgeen deze daarvoor vra
gen zouden. Zij pasten den arbeid in een
keurslijf, dat zijn ontwikkeling ten zeerste
belemmerde en tot allerlei misvormingen
aanleiding gaf. Zij dwongen den arbeider
geheel te gaan, zooals zijn patroons, do
meestors wilden. Elke oorspronkelijke in
val, elke uitbreiding der nijverheid op een
tot dusver nog niet bet-reden gebied, werd
door dit dwingend gezag onmogelijk ge
maakt. Do arbeiders werden gesplitst in
kasten, en slechts dc zoons en gunstelingen
der meesters konden hopen mettertijd hun
meesterschap en daarmedo een zelfstandig
bedrijf te verwerven.
Het blijkt noodzakelijk, dat wij die oude
liorinneringen nog eens opslaan, en nog
eens goed - nagaan wat onze bet-over-groot-
vadors onder do gilden hebben geleden. Men
zij dan ook niet blind voor do onmogelijk
heid, om deze oudo versloten banden weder
tc leggen om dc gedurende de 19de eeuw
zoo krachtig ontwikkelde nijverheid. Alleen
de zeer rijken, die jammeren, dat men
thans geen voorwerpen meer kan koopen,
waaraan een workman eenige jaren van
zijn leven besteedde, zullen zich verheugen,
dat dr. Kuyper de herleving dier mees
terstukken" in de hand wil werken.
De anderen, dat is dus de over-overgroo-
te meerderheid van het volk, kunnen van
de herleving der gilden slechte nadeel in
elk opzicht verwachten. Dc „noodigo waar
borgen", die de Minister reeds terstond
toezegt, zullen blijken des te minder waar
borg te zijn naarmate zij noodigor worden.
Wij gelooven niet, dat er in Nederland
velen zijn, die behoefte gevoelen aan nieu
we lichamen, nieuwe bestuurders en nieuwe
personen^ bekleed met een nieuw „dwin
gend gezag." Do vooruitsfrrevonden zullen
oordcolen, dat bescherming van den arbeid
beter toevertrouwd is aan de versterking
der economisch zwakkeren en aan betere
verzekering van lmm vrijheid om voor hun
belangen te waken, dan aan dc instelling
van nieuwe gezaghebberfcjes, die ozoo spoe
dig tirannetjes zullen worden. Een arbeids
wet, welke die richting opgaat, moge in de
bijzonderheden goede bepalingen bevatten,
haar algemeen streven dringt ons achter
waarts, niet vooruit."
De Middelburgsche Courant noemt den
inhoud van het ontwcrp-A rbeidswet
„even belangrijk als in menig opzicht prij
selijk."
Over de algemeene strekking wil het blad
thans een woord spreken. En het blad ci
teert den aanhef der Memorie van Toelich
ting: „Daarover, dat het arbeidsvermogen
in den boezem dor natie, zonder bescher
ming van overheidswege aan zichzelf over
gelaten, schade lijdt, bestaat thans weinig
vorsohdl van gevoelen. Al moge hot tot op
zekere hoogte mogelijk zijn, dat volwassen
manlijke arbeiders in normale omstandig
heden door Yakvereonigingen behoorlijk
hun belangen behartigen kunnen, voor
vrouwen en kinderen, voor mannen ook in
gevaarlijke bedrijven, is deze mogelijkheid
niet aanwezig; te hunner bescherming en be
veiliging behoort de overheid haar sohild
op te heffen."
Bovengeschreven woorden noemt de Mid-
d-elburgsehe Courant merkwaardig.
„Niet, omdat zij onjuist zouden zijn of
gewaagd; neen, juist, omdat zij de werkelijk
heid weergeven, juist, omdat thans weinig
tegenspraak ondervindt wat nog geen gene-
ratio geleden onverschilligheid wekte hier,
heftigo tegenwerking ginds. Het is nog zoo
lang niet geleden, dat kerkelijke partijen
zich om sooiale wetgeving niet bekommer
den, en evenmin, dat men de leden der
voormalige liberale partij kon hooren ver
kondigen, dat do overheid niet in moert
grijpen in het „natuurlijk" verloop van het
economisch leven.
Vooral dit laatste, hot echt liberale dog
ma, dat de Staat geen goed kan doen en
niet „ingrijpen" moet, heeft in botvekkolijk
korten tijd heel wat om niet to zeggen al
le levenskracht verloren. En tooh heeft
ddt leerstuk zulk een groote rol gespeeld in
de geschiedenis van alle Wertorschc landen
Van het liberalisme toch meent het
blad behoort men zorgvuldig twee be
stan ddcclen te ondorsoheiden: het bestand
deel der vrijzinnigheid en het bestanddeel
der Staatsonthouding.
Vrijzinnigheid, do opvatting, dat het be
lang dor gomccnschap het best gediend
wordt door verwezenlijking van politieke
vrijheid: vrijheid van drukpers, van vcr-
eeniging en vergadering, van godsdienst,
van onderwijs, door een .zoo ruim mogelijke
uitbreiding ook van hot kiesrecht.
Deze beste t-raditiën van het liberalisme
zijn en blijven bij de vrijzinnigen in cere
bohooren het althans te blijven.
Maar het tweede bestanddeel van het libe
ralisme, de Staatsonthouding, het niot-in-
grijpon door de overheid in de maatschap
pelijke verhoudingen, dit beeft in do prac-
tijd zéó zeer geleid tot een onderdrukking
van den zwakke, ten bate van de sterkeren;
bet ie zóó zeer een sociale mislukking ge
weest, dat onder dc liberalen nog slechts de
zeer conservatieve elementen, en ook de
ze weifelend en vol inconsequentie, aan het
oudo heilige leerstuk der Staatsonthouding
•vasthouden."
De Telegraaf schreef:
„Onlangs deelden wij mede, dat do heer
Pop, directeur-generaal dor posterijen en
telegraphic aan ons (Amsterdamsch) post
kantoor, een langdurig bezoek had gebracht
cn van '6 avonds halfncgcn tot 's morgens
halfvicr in het gebouw vertoefde, ten ein
de zich op do hoogte te stellen van den
nachtdienst.
Nader vernomen wij, dat dit bezoek in
verband staat met een uitbreiding van dien
dienst. Tot dusver werden brieven, voor
Rotterdam en Don Haag bestemd en hier
na 7 uren 'e avonds gepost, niet meer op
genomen in de eerste bestelling in die ste
den, evenals dit te Rotterdam en Don Haag
het geval is mot briovon voor Amsterdam
bestemd.
Ten einde aan de door den handel over
deze regeling meermalen geuite klachten t»
gemoet te komen, zullen binnenkort twee
nachttreinen worden ingelegd, waar
van de een om 2 uur van Rotterdam via
Den Haag naar Amsterdam on de andoro
om 2 uur van Amsterdam naar Rotterdam
vertrekt.
Hierdoor wordt het tevens mogelijk brie
ven, met dezen trein verzonden, te expediee-
re-n met de eorete treinen naar het Noorden
en Zuiden.
Over het. geheel dus een maatregel, dio
heb postverkeer zeer ten goede zal komen."
De bron, waaruit dit bericht komt, zegt
nu De Controleurmaakt het wenscliclijk,
er niet al to grif geloof aan te
slaan. Mochten cr echter plannen be
staan voor zulke posttreinen, dan zou
liet zeker sterke overweging verdienen, deze
ook dienstbaar te maken aan het perso
nenverkeer, De verbinding Amsterdam
Don HaagRotterdam is in don laten
avond gebrekkig; do laatst» trein uit Am
sterdam in dio richting vertrekt vóór half-
elf, die uit Rotterdam elf uur; een trein,
die ongeveer middernacut dc Maasstad ver
laat, gaat niet verder dan Leiden.
Behalve do brieven zijn or ook wel men
sehen tó vervoeren.
In De Tijd bespreekt „Momus" do lecr-
pliohtwet in do practijk" cn behan
delt de bovoegdhoden der „commissie tot
woring van schoolverzuim". Hij geeft het
verhaal van de eerste vergadering ccner zoo
danige commissie, waarvan hij zelf lid ia
Nadat de „godaagdo" een vader, wiens
kind in hot afgcloopcn halfjaar, in stede
van de gooorlooido zes, dertien onwettigo
verzuimen had gehad door den voorz. op
de vorpliohting was gowezon zijn zoon trouw
tor school te zonden cn hij ernstig tegen
herhaling zijner nalatigheid gowaarschuwd
was, maar naituurlijk want dat ken de
commissio niet hem geen straf wae op
gelegd, toen liep, verhaalt Momus, „den
volgenden dag als een vuurtje door liet
dorp, dat go voor do „schoolcommissie" heel
niet bang behoeft te zijn, want tlat u die
niks maken kan."
„Mijn vertrouwen in dc nuttigheid onzer
commissie", zoo gi t nu do schrijver in
De Tijd verder „onder dezo omstandighe
den werkend, bekleed met zoo weinig macht
wat zeg ik gedost in schijnmacht, die
haar bij de eerste dc beate gelegenheid als
klatergoud van do leden gleed, was deer
lijk geschokt.
En mijn geloof in 't goed recht van b
staan dor commission tot woring van school
verzuim, zooals zij door den wetgever zijn
ingesteld in do Leerplichtwet, is verzwakt
bij elke van de vele vergaderingen, die onze
commissie na dezo eerste nog gehouden
heeft. Thans ben ik op dit punt een onge-
loovigo.
Want óf de gedaagden verschenen niet on
lieten den voorzitter met zijn bijzitters „zit
ten", óf ze kwamen on gaven hooghartige,
soms brutale antwoorden over „ongepermit
teerde wotten" en ongepermitteerde dits
en ongepermitteerde data.
Welk „raison d' êtro" had in beide ge
vallen do commissie?
Maar boido categorieën handelden aldus,
wijl hun duidelijk was geworden dat do
„commissie tot woring van schoolverzuim",
hoe straf haar naam ook klinko en hoe strak
haar loden ook kijken, hun geen kwaad kan
doen.
Omdat zooals con zich, zeer cynisch, maar
niet minder waar uitdrukt», „zc wel blaft,
maar niet bijt."
En sinds wanneer jagen „blaffende"'
honden vrees aan?
't Is daarom mijn overtuiging, dat bij een
oventueelo herziening der Leerplichtwet de
commissiën tot wering van schoolvorzuim
morton worden georganiseerd, opdat zij
niet langer op den on machtigen vogelver
schrikker lijken in den kersoboom, die wel
dreigend en waarschuwend de lange staak
armen uitstrekt, maar niet kan slaan.
En als reorganisatie niet wel mogelijk
blijkt, dan: A bne les commissions do car
ton 1"
Het Vaderland meent, dat-, wanneer de in
December gehouden bogrootingsdehalton één
resultaat hebben gehad, dat een practisch
resultaat van groote betcckenis kan blijken,
hot dan wel do toezegging is van don mi
nister van justitie, dat bij, zoodra hij mot
zijn ander werk gereed i6, de wetgeving op
do naamloozo vennootschap
pen teT hand zal nomen. Een toezegging,
zegt hot blad, dio to meer beduidt, nu bleek,
dat or in do Kamer een haast volslagen een
stemmigheid bestond ton aanzien van den
te wenschen inhoud eonor nieuwe regeling.
„Van allen kant, zonder onderscheid van
politieke kleur," schrijft zij, „schijnt hier
samenwerking mogelijk t» zijn.
Nu is het mogelijk, drt men, een ontwerp
regeling eens vóór zich hebbend, nog op
moeilijkheden stuit, dio voorloopig mis
schien wat licht zijn geacht, moeilijkheden,
speciaal wat het praotisch laten werken dor
verscherpte strafrechtelijke verantwoorde
lijkheid aangaat. Herinnerd moge hier wor
den bijv. oaD do waarschuwing, dio reeds
cenige jaren geloden een met do practijk
des levens vertrouwd jurist als mr. A. C.
Wcsenhagen hooren liet, toen hij zeidc ti
vreezen, dat het dikwijls hoogst moeilijk
zou blijken den geslepen misdadigers uil
hoogoren stand de straf to doen toekomen,
welko zij moralitcr zoudon verdienen.
Toch mag o. i. dio moeilijkheid niet te
rughouden van het scheppen van 6chcrpo
strafbepalingen. In meer dan één geval zal
liet toch wol gelukken don schuldige wol
degelijk zijn straf te laten ondergaan cn één
dorgelijk geval zal preventief werken ten
aanzien van tien ondero.
Wat wij thans zouden wensehen is dit:
In de Tweede Kamer kan do heer Locff
nog niet met stelligheid verklaren óf hij
voor tijdigo bostudecring dezer materio den
tijd zou kunnen vinden. Misschien zal hij
daartoe in do Eerste Kamer in staat blij
ken. Zoo niet, dan gove bij toch, zoodra
hom dit mogolijk zal zijn, daarvan kennis
aan do Tweede Kamer der Staten-Generaal.
Mocht het blijkon, dat den Minister zelf
do tijd ontbreken zal, dan behoorde o i.
van het parlemontair initiatief voor dit go-
val gob ruik te worden gomoi H. Bouwstof
is cr te over; zij wacht slechts op de hand
van hom, die zo ordelijk samonvocgt tot een
behoorlijk geheel. En do znak, welke het
hier geldt, ia er een van zóó groot gewicht
voor do moraliteit van ons economisch lo
ven, dat geen dag langer getalmd mag wor
den dan strikt noodzakelijk is. Do Kamer
leden, dio aan een nieuwe regeling dor
naamloozo vonnootschappon hun naam zou
don weten tc verbinden, zouden doarmeo
een werk afleveren, welks waarde moeilijk
te overschatten zou zijn."
Aoademlonieuw8.
Lelden. Geslaagd Is voor hot doctoraal
examen in do rechtswetenschap do heor P.
J. L. Hartlng.
Govondcn voorwerpen.
Een bont schort. Een pet. Een
Zceuwsche broche. Een zakpen- en pot
loodhouder. Een nijptang, Een bloed
koralen oorbelletje. Vijftien krentenbol
len. Een grijs voet. Een ring met 2
sleutels. Een verlakte koppel mot slot-
plaat. Een cahier. Een zwarte damea-
parapluio. Een sleutelringctje met kleiner
sleutel. Een zilveren manchetknoop.
Twee ledige briquettenkisten. Een munt
biljet. Een bankbiljet. Een bos sleu
tels. Een wollen das. Een gcklcurdo
lap katoen. Een bruine hceronhand-
schocn. Eon rood pluche naaizakje.
Een leesboekje (Rood, Wit en Blauw).
Een zwart wollen handschoentje. Een
notitieboekje (der Nod. taal). Een rozen
krans.
Inlichtingen zijn eiken werkdag tusschon
12 en 1 uur tc bekomen aan het Bureel van
Politie alhier.
De "Vervolgde.
i)
M(Jn naam is Seymour Wilbraham Went-
worth. Ik ben secretaris van sir Charles Van-
drift, den millionnair en den beroemden finan
cier, en tevons zijn schoonbroer, omdat ik
vele jaren geleden, toen Charles Vandrift nog
een onbeduidend advocaat in Cape Town was,
het geluk had zyn zuster te huwen. Veel later,
toen het landgoed met de aangrenzende
boerderij van Vandrift, in de onmiddellijke na-
byheid van Kimberley gelegen, zich langzamer
hand bad uitgebreid LotdeCloetedorpColcnodas,
Limited, bood mijn zwager mU de voordeelige
betrekking van secretaris bij hem aan, en sinds
dien tijd ben ik steeds zijn metgezel on reis
genoot gewoset.
Charles Vandrift is geen man, die zich ge
makkelijk door den eersten den besten laat
bednegon. HU is van middelmatige grootte,
krachtig gebouwd, heeft een mond, die van
een energiek karakter getuigt, en een door
dringenden blik. HU ia bet ideaal, het type
van oen knap man van zaken, en slechts een
zeer slimmen bedrieger is het gelukt, hem
beot te nemen en af te zetten, en deze man
zou, volgens het oordeel van een commissaris
van politie van Nice, een Vidocq en een
Caglio8tro den baas zUn geweest.
We waren voor een paar weken naar de
Riviera gegaan, alleen om eens uit te rusten
van do vermoeiende flnancieole bezigheden, en
vre hadden het niet noodig geacht onze vrouwen
mee te nemen. Lady Vandrift zou trouwens
geen lust hebbsn gehad, ons te vergezellen,
want de „Londen Season" was juist in vol
len gang, en ze voelde niets voor de genoegens
dor natuur aan de Middellandsche Zee, torwUl
sir Charles en ik, wanneer wU ons geheel
van onze drukkende zaken hadden losgemaakt,
geen grooter genot kenden, dan het leven in
Monte Carlo. WU beiden houden zooveel van
de natuur, en het verrukkeiyke, rotsachtige
landschap van Monte-Carlo mot de Alpen op
den achtergrond en de blauwe zee vóór ons,
zondor van de indrukwokkende casino's te
spreken, is in mUn oogen een der heerlUkste
oorden van Europa. Sir Charles koestert oen
soort van sontimenteelo liefde voor dit plekje.
Een verblijf in Monte-Carlo frischt hem op
en doet hem het woelige Londenscho leven
vergeten, wanneer hU in den loop van den
namiddag een paar honderd franken aan de
roulette wint. Ik beweer, dat niets de over
spannen, uitgeperste hersens zoo goed doet,
als het leven op het land. WU wonen nooit
in de stad, want sir Charles is van oordeel,
dat voor een geldman Monte Carlo geen aan
bevelenswaardig adres is. Daarom neemt hü
liever zUn intrek in een mooi hotel aan de
„Promenade des Anglais" in Nico, waar hU
voor zyn gezondheid leeft en waar hU zUn
zenuwen sterkt door dagelUksche wandelingen
langs het strand tot aan do speelzalen.
Ook dat jaar hadden wU een schuilplaats
gezocht in het „Hótel des Anglais" en be
woonden op de eerste verdieping oeDige mooie
kamers, salon, studeerkamer en slaapvertrek
ken, terwijl wU in do gezelschapszalen steeds
een zeer aangenamen cosmopolietischen om
gang vonden.
Geheel Nice sprak toen van niets anders
dan van een zonderling, een charlatan; den
Mexicaanschen ziener, noemden zo hem, van
wiea mea allerlei wonderen vertelde.
Een van do eigenaardigheden van mUn
schoonbroer ia, dat hU, zoodra hy van zulk
oen man hoort, wil beproeven hem te ont
maskeren. HU is zulk eon heldorziend
zakenman, dat het hem, om zoo te zeg
gen, een onzelfzuchtig genoegon verschaft,
humbug van anderen to ontdekken en den
bedrieger bet masker van het gelaat te
rukken. Verschoidene in ons hotel logeeronde
dames, dio den Mexicaan gezien en gesproken
haddon, vertelden ons telkens voorbeelden
van zUn wonderbaarlüke gavon. Aan een harer
had hU geopenbaard, waar zich haar wegge-
loopen echtgenoot bevond, aan een ander ge
zegd welk getal den volgenden avond haar
zou doen winnen, en een derde had hU het
portret getoond van den man, dien zU, zonder
diens medeweten, haar hart had geschonken,
enz., enz.
Natuurlijk geloofde Charles geen woord van
dat alles, maar zUn nieuwsgiorighoid was ont
waakt, hy wen8chto kennis to maken met
don man, om zUn oordeel over hem te kun
nen uitspreken.
„Wat zou hU voor een bezoek rekenen?"
vroeg hU aan madame Plcardet, de dame, wie
hU zulk een goeden raad bU de roulette had
gogeven.
„0, hU rekent niets; voor geld doet hU
het niet, hü heeft slechts het welzUn zUner
medemenschon op het oog," antwoordde ma
dame Pircardet. „Ik weet zeker, dat hU gaarne
bU u zal komen, om u te laten zien, welke
wonderen bU kan verrichten".
„Neen, neen," zeide Charles, „dat is nu
maar gekheid I De man moet toch ook leven.
Ik wil hem vUf pond ge^en, als bU bU mU
wil komen. Waar logeert hU?"
„In het „Kosmopolitan-Hotel," geloof
Ik," antwoordde de dame; „neen, ik vergis
me, hU logoert in het „Westminster Hotel." j
Charles wendde zich tot roU on fluisterde
mU toe:
„Seymour, loop dadolUk na tafel eens
gauw naar den kerel toe en bied hom vUf
pond voor een voorstelling op mUn kamer;
maar zeg hem niet wie lk bon, noem mUn
naam niet. Brong hem dadelUk moo on zorg,
dat hU niet eerst mot Iemand kan sproken.
We zullen eens zien, wat dio vriond ons heeft
to vertellen."
NatuurlUk deed ik hetgeen van my ver
langd word. De ziener was, naar zUn uiterlUk
te oordeelen, een zeer interessant persoon,
ongeveer zoo groot als mUn zwager, maar
slanker en beter gebouwd; met een fraai ge
bogen neus, een paar zwarte, doordringende
oogen en een gladgeschoren gelaat, dat her
innerde aan zeker borstbeeld, hetwelk in onze
gang in Mayfair stond. Wat ochtor het meest
de aandacht trok waren zyn haren, die ln dichte
lokken als een stralenkrans zUn hoofd omgaven,
en zyn hoog, wit voorhoofd on zUn fraai ge
sneden profiel sterk dodon uitkomen. Zoodra
ik hem zag, begreep ik, dat hU diepen in
druk op do dames moest makon, want hU
zag er uit als een dichter, een zanger en eon
profeet tegelUkortyd
„Het dool van mUn komst Is," zekle ik, „u
te vragen, of u do goedheid zoudt wlllpn heb
ben op de kamer van een mUner vrienden
een voorstelling te geven. Myn vriend is be
reid u vyf pond voor uw moeite te betalen."
Senor Antonio Herrera, zoo noemdo li\J zich,
maakte, met echt Spaanscho hoileiykheid, een
diepe buiging voor mU, en over zUn donker,
oiyfkleurig gelaat gleed een glimlach van
medeiyden en verachting, terwUl 1/U ant
woordde
„Ik verkoop myn gaven niet, ze zUn ter
beschikking van hom, die er gobrulk van
wenscht te maken. Indien uw vriond, uw
ongenoemde vriond, de wondoron wenscht te
aanschouwen, welko zich door inUn persoon
laten openbaren, wil ik zo hem gaarne zondor
oonlge vergoeding laten zien. Golukklg ben ik
vanavond vrU, gelUk dikwUls het goval Is,
wanneer bot geldt een twyfelaar te bekeoren,
want myn Instinct zegt my, dat uw vriend
oen twyfelaar ls."
HU streok met de hand door zyn mooie
lange baron on peinsde.
„Ja, ik kom," zeido hy olndeiyk, don blik
gericht houdende op het plafond, alsof hy met
oen onzichtbaar wezon sprak. „Ik kom. Volg
my 1"
Dit zeggende zette by een grooten sombrero
met rood lint op, hulde zich in zUn wyden
mantel, stak een sigaret aan en wandolde
naast my naar hot „Hótel des Anglais." Onder
weg sprak hy weinig, nu en dan oen enkol
woord; hy scheen in diepe gedachten ver
zonken te zUn en toen wy voor onze deur
waren gekomen, liep hy een paar schreden
vorder, alsof hy had bemerkt, waarheen lk
hem wilde brongen. Toon ik bloof staan, stond
by plotseling stil en keek om zich hoen.
„Ah, „Hótel de» Anglais"," zeide hU, „dus
hior is hethier."
De uitspraak yan zyn Engolsch was uit
stekend, ofschoon een licht, byna onmerkbaai
accent aan zUn ZuidelUke afkomst herinnerde.
Ik kon niet laten te glimlachon bU do ge
dachte, dat dit kinderachtig comediespel op
Charles Vandrift iDdruk zou kunnen maken.
Charles wae niet do man om zich door zulk
alledaagach hokus-pokus van de wUa te laten'
brengen.
(Wordt 1 •rvolgd.)