H\ 13453 Vrijdaa 1 Januari. A0 10 34. t i.io. feze jouraat wordt dagelijks, met uitzondering van (Zon- en feestdagen, uitgegeven. ÏJEUWJAA. SCROET. Yan 't Oude in 't Nieuwe. EEN NIEUW JAAR. IEIBSCH DAGBLAD PRIJS DEZER COURANTI foo» Leiden pe? week 8 OenUi pel 8 meenden Bulten Leiden, pei loopef en waai agenten geteeügd rijn Fraaoe per peet 1.30. 1.66. PRIJS DER ADYEIMKNTIÜNl Van 16 rsgeli fl.06 lodere regel meer /0.17$. - Grootere lettert naar plaatsruimte. - Kleine advertentiön trd 30 noorden 40 Oents ooutant i elk tiental woorden meer 10 Oents. - Voor \iot iac&ssoereo wordt 0 06 berekend. Het middernachtoiyk uur ran den 3lslen December maakte een echeiding tusschen het ou«Je, dat voor by la gegaan, en het niauwo, dat komen zal. Het moge leiteiyk wa^ zUnr dat de dag van heden in allee yc komen •geiykt op dien van gisteren, voor ot> gevoel is er groot verschil. Gisteren wan"1 we £6* i eiemd totoon oudeJaarsavond-myme',nK» heden voelen we ons opgewekt tot een nieuwjaars- morgengroet. Gisteren sloegen we een tertgblik op het 'verleden, vandaag houden wy oog gericht Daar de toekomBt. Toen leefden we van de hefinnerinf>» thans vervult ons hoop en verwacpng. Wy behooren nu niet ir^er too aan het onveranderiyke gisteren, mar-' aan het morgen, dat verandering, wellicht verbetering bren- •gen zal. Doch het zou van gr^te ondankbaarhoid getuigen het verleden te-villen vergeten, ook indien het mogeiyk war'. Een mensch is niet als een dier, dat zich a'*eei"t van zyn ouders, zoodra het hun hulp an bystand niet meor Doodig heeft. Het heden bohoort ons, maar we woten dat het heden is gevorden uit het verleden, dat ons ls ontglipt den laatsten klokslag van twaalf. En nu staan wi weer voor een jaar, dat ons zal geven te genieten %of te ïyden, te werken en te stryon zeker. Het nieuwe jaa zal vragen onze krachten van hand en hat, van geest en gemoed. Wio boBeffen watdat boteekent, zy mymeren niet meer on afan niet langer met don blik naar achteren, y nemen den reisstaf weder op en maken zih goreed voor den tocht. Daarby past en hartig woord. Daarom zy onze niouwjaarsmorgongroet gebracht aan vlenl 't Eerst aa u, onder onze medereizigers, die op den p.dejaarsavond gevoeld hebt die inneriyke drolheid, welke de ziel overmant by hot besef ran tekortkomingen en schuld. Daar zyn bl het terugzien op dio afgelegdo baan, voor u!opgerezen gedachten en daden, die u tot onder verstrekken en die niet ongo daan kunnen worden gemaakt, 't is waar, maar weet o) dezen morgen: 't is nog niot. te laat, 't is nooit te laat om het goede te willen en te iloen. Ontvang met onzen groet een handdruk ter bemoediging. Nieuw zU uw zelfvertrouwen, nieuw uw begoeren naar datgene, waarnaar de ziel eens menechon alt yd uitgaat in haar beste oogenblikken naar reuheid en heiliging. Ann u onze nieuvjaaremorgengroet, die eenzaam en verlaten op den oudejaarsavond -in stillen weemoed bobt verwijld by de lieve dooden, wiens hart nog bloedt van de won den In 't oudo jaa: geslagen en vreest do kracht te missen [lot de taak, waartoe gy geroepen zUt. In onzen groot frilt deelneming, maar ook een aansporing cm in den arbeid oen troost te zoeken in be: vervullen van den plicht, de kracht om 't bed in lydzaamheid te dragon. Ook u groeten wy op den eersten morgen van liet nieuwe jaar, voor wio het oude was een tydperk vo' van zorgen en beslomme ringen, die wordt getroffen door tegenspoeden en rampen en daarom den laatsten avond neerzat naast de pakken, angstig by de wetenschap, dat, als de morgen daagde, de last weor moest worden opgenomen. "VVio weet, of met dit jaar niot de wisselende kans dor fortuin u gunstig zal zyn, en in 1904 u zegen wacht. Onze groet zU u een hoopvol woord en een aansporing tot ver nieuwde inspanning en meerdere geestkracht. Onze nieuwjaarsmorgengroet ook aan u, die zoo vroolUlc lachend het nieuwe jaar te gemoet gaat, omdat het oude u zoo veel geluk en vreugde bracht en ge uw pogen en trachten met zegen zaagt bekroond. Vindt ge onzen groet te ernstig, laat hy u leeron, dat bot leven ernstig is en dat stof felle voorspoed en licbameiyk welzUn nog niet de «enige voorwaarden zyn van echt menschengeluk. Wy groeten hedenmorgen ouden van dagen, voor wie elk nieuw jaar, hun toegemoien, mogeiyk het laaisto zal zyn, en jongen van jaren, die staan aan 's levens opgang en die het nauweiyks begrypen, dat de jaren voorby gaan als schaduwen. Ook eon groot aan u, stad onzer Inwoning, wior wol en wee zoo Dauw verbonden ls met het onze, Moge het nieuwe jaar voor onze gemeente oen gezegend jaar zyn. Moge de wetonschap bloeien, onze handel en nyverheid verhoogd worden en de arbeid tot zyn recht komen I Welvaart heerache er in «Jie lagen der targerU en geen partyschap •tor* den vrede in one midden! Wy kunnen niet allen geiyk denkon en gevoelen, maar wy moeten wel hebben eerbied voor eikanders eeriyke overtuiging. Zoo zie ons het jaar 1904 ook als burger van eenzelfde stad, aan zyn begin en aan het einde. Laat de zon, die nu is opgegaan, ook over onze voste niet oud geworden zyn vóór door aller samenwerking is tot stand gekomen wat tot een verhoogden bloei en vermeerderde wei vaart van de stad, one ailea Lirtff -gj k&n Xb»dow«*r<k«ii Onze groete aan u, ons vaderland, dat ons onder al de natiön het naast aan het hart ligt, omdat het ons vaderland ls. Uw wel en wee is ook hot onze, als burger vau het land deelen wy in uw voor- en tegenspoed. In het jaar, dat voorby is gegaan, hebt gy niet all yd biyk gegeven van inwendige eenheid en kracht, er was woeling en stryd, dio storend heeft gewerkt op den gang van zaken, velen troffon flnancieele rampen, ver oorzaakt door speel- en winzucht, welke mia- schien nog erger waren in hun gevolgen dan do felle stryd, omdat zy het vertrouwen heb ben gescbokt en moedeloosheid ten gevolge hadden, die verlamt. Wy hebben weer noodig vastberadenheid en onderling vertrouwen, energie en kracht om door eeriyken arbeid in eigen ondernemin gen op velerlei gebied onze maatschappy tot welvaart te brengen, ons vaderland tot bloei. Worde dan gespaard, o Nederland, voor burgertwist, staatskrakeel en partyschap, worde weder ryk In welvaart, gezegend door vrede en vryheid. Gy hebt, steunend op uw traditie, nog kracht genoeg om ryk te zyn en groot in alles, waarin eon kleine natie groot en ryk kan zUn. Onze nieuwjaarsmorgengroet aan allen, aan machtigen en grooten, die het heil des volks liever hebben dan eigen gonot en weelde, aan kleinen en geringen, wier oogenscbyniyk nietige arbeid evenmin kan gemist worden voor de instandhouding en den bloei van het geheel. Wy zyn het nieuwe tydperk weder binnen getreden als staatsburgers, als gemeentebur- gors, als menschen, laat het zyn met ernst, maar ook met goeden moed. Met ernst, want de tyden zyn moeiiyk on ei8chen veel, maar ook met moed, omdat wy gelooven in den triumf van het goede. Met onzen liartelyken nieuwjaarsmorgen groet de wonsch aan allen, dat het ons niet inogo ontbreken aan het ernstig voornemen om strong te 2yn jegens onszelven en geduld te hebben en onbaatzuchtig te wezon jegens anderen. Wy hobben velerlei plichten te vervullen, doch do grond van al die plichten is ten slotie onze eigen handel en wandel. Letten wy m hot nieuwe jaar daarom ook allereerst op onszelven I Bowaren wy boven alle dingen een onorger- iyk geweten I Dit klinke voor allen na in onzen harto- ïyken nieuwjaarsmorgengroet. Druk slofte zij door het kleine, lage ver trek. Uit do 6malle muurkast haalde zij twee koppen, twee schotels. Bracht ze één voor één over naar do tafel Moest zij voor zichtig mee zijn, want dien blauwen kop, den kleinsten van de twee, had ze al drie on twintig jaar; gekregen op den dag van haar zilveren bruiloft. Ja, ja, op haar zil veren bruiloft; nü waren ze acht en veertig jaar getrouwd, en er was nog geen barstje in in dat kopje... De groote kop met het vierkante oor was van hemde voet was hier en daar beschadigd en do afge- schilverde plekjes staken zwartbruin af le gen het wit van het glazuur Het was z ij n kop. Zijn handen waren wat beverig en bij het neerzetten klinkte altijd de kop tegen den schotel „Als dat maar goed gaat," zei zij dan, schrikkend bij het geluid. „Als het niet goed gaat, is-ie kapot," grinnikte hij dan terug. „Mot-je 'n nieuwe koopen... Geld genoeg, hè, hè, hèrijke luiskinderen on ik hoovon 't nergens om to laten." In het najaar was hij acht en zeventig geweest. Maar, zoo placht hij to zeggen, drie zaken zijn nog in volmaakte orde; m'n bcencn, m'n oogen en m'n humeur, hè, hè, hè... Alleen de handen laten me in den steek, en dat kost mc dan wel 's 'n nieuwe kop. Daarom koopt m'n vrouw voor mij wit spul Kan ze gemakkelijk 't zelfde dikkcratief bijkrijgen. Ze liet hem maar praten. Ze kende 'm Ze wist het zoo goed: T~*era smaakte de kolj"% fie wel uit 't witte „spul" als zij ze maar schonkEn vanavond zou hij cr chocola uit drinken. Van Van Fouten, 't Was 'n uit gaaf, maar 't was alle dag geen ouwejaar. Ed morgen, Nicuwejnar, kreeg hij dat moest-io morgen maar eens zien. Voorloo- pig bleef het haér geheim. Hij zou 't wel lusten.... En met drukke beweginkjes slofte zij van de kast naar dc tafel en van do tafel naar de kast, 't Most compleet wezen vanavond. Het presenteerblad met zilveren rand, het pronkstuk, dat al veertig jaren lang het pronkstuk was, precies op 't midden van do tafel Precies op 't midden van het presen teerblad de kan, de koffiekan, waaruit nü chocola zou worden gedronken. En tegen den rand van het blad het vierkante doos je, waarop met paarlemoeren letters het woordLepeltjes Ddérin lagen de Apostelen. Jawel, de Apostelen. Twaalf lepeltjes, met mannen koppen op het handvat. H ij kende ze allc- ouuü b<S naam; hü hid seht m vvertif jaar geleden, toen ze dio twaalf lepeltjes van haar moeder cadeau hadden gokregon, beweerd, dat düt nou do twaalf Apostelen weren en dat die één daar met z'n langen baard Petrus was. Dat lepeltje moest hij altijd in zijn kopje hebben. Smaakte 't 'm veel lekkerder. Dat lepeltje had hij al acht en veertig jaar lang gebruikt, èlkeu Zondag, èlken verjaardag, èlk Oude- en Nicuwejaar. En al acht en veertig jaar lang had zij hem er om uitgelachen, om dat het toch precies hetzelfde bleef, of jo Petrus of Johannes had. Was je tóch in goed gezelschap. Maar één lepeltje bleof altijd liggen. Wou géén der oudjes gebruiken. Op het knopje 6tond een kop met hollo oogen. Dat was Judas! In 't doosje werd-ie geduld, omdat jo zonder hem geen vol dozijn had. Aan do Apostelen mocht er desnoods wel eentje ontbreken: bleven er toch nog elf goeie overmaar lepeltjes most je toch twaalf van hebben De Apostelen kwamen alleen 's Zondags uit de kast, en op feestdagen. In de week deden ze het met tinnen. Verbogen, grijsver- kleurdo tinnen lepeltjes Had hij jaren gole- den van de markt thuisgebracht, meenonde een zeldzaam koopje te sluiten, toen io 'n schelling voor dc zee betcalde. En op dien zelfden dag had hij in alle stilte oen duren eod gozworen, nooit meer eonig huishoude lijk artikel te zullen koopen, aangezien z! n vrouw, toen hij met z'n verrassing thui6 was gekomen, éérst do lepeltjes door do vingers had laten glijden met de opmerking, „dat 't lood was" en daarna op zijn vraag: Wat zij dacht, „dat zo wel kostten V' geantwoord had: Voor 'n stooter zij/ ze duur gonoeg Hij was toon verlegen en boos te gelijk ge worden, maar onder een glimlach van „zich goed houden" had io voor dc eerste maal haar voorgelogen „Ze Losten 'n dubbeltje", had ie gezegd.,Hij sprak cr met geen woord van, dat zo hem bovendien nog twee weken zakgeld kostten En dc volgendo beide Zon dagen had hij geen sigaren gerooktom dat hem plotseling: ,,'t Was casuweel, de pijp véél beter smaakte I" Nu zat hij achter de kachel en dampte dampteZij had hem vanmorgen in een zakjo vier sigaren meegebracht. Hij rookte ze anders van de zes, maar vandaag moest het wat fijns wezen, 't Was 'n uitgaaf, maar 't was alle dag geen Ouwejaar Gisteren had zo reeds groote schoonmaak gehouden. Dddr was vandaag geen tijd voor en den laatsten dag van 't jaar most jo huis toch schoon we&ou i wilde ze niets, n i o 18 doen. Morgen zou 't alléén feest zijn i En vanavond ook. En terwijl ze, al dribbe lend, babbelde en druk-doend „den boel" op tafel zette, zat h ij te dampen en den gek te steken mot hddr ijver. Maar in zijn ouwe oogen viel nog iota anders waar te nemen. Al straalde hem ,,d' ondeugd or uit", zij ving uit zijn gekscherend woord heel beet ook dat andere op. Z ij wist, hoe dio trek van schalkschhoid om dc ouderdomslip- pen er tevens een was van dankbaarheid.... O, zoo iomand, dat wist zij, hoe gevoelig hij was voor haar vriendelijken blik, voor haar goedkeurend woord. Hoe hij opging in het heilige liefdeleven, het liefdeleven van deze twee oudo menschjes. Hoe eerlijk hij in do aoht cn veertig jaren van hun hu welijk lief en leed met haar had gedoeld, aJ had hij dan ook 6teeds getracht van het leed de grootste helft voor zich to nemen. Hoe moedig hij de stormen, die er zoovele door hun oude leven waren gegaan, getrot- seerd had. Hoe hij don moed daartoe had gevonden in haar bijzijn. Hoe droevig die vroolijke man zou zijn, als hij haór niot bij zioh had. Hoe zwak die sterke man wel we zen zou, als z ij niot daar was om hem te steunen, te verzorgen, op te beuren. Hadden zij niet alles, alles samen doorgemaaktcn gesteund op elkanders liefde en trouw? Was niet hun beider leven ineengeweven als het kleed, dat hen dekte? Zou niet elk van deze twee gelukkige mensohen onbestaan baar zijn zonder de hndere? Acht en veertig jaren lang naast elkaar voortlevend, onder één dak, aan één disch deolende de boslomracringen van klein- hu ishoudentje. Acht en veertig jaren lang in elkaar op gaand, voor elkaar zorgend, kamille-thee kokend bij verkoudheid. Acht en veertig jaren lang, eiken Zater dagavond opnieuw, het weekloontje gevend, ontvangend het kleine weekloontje, dat zooveel overleg vorderde van héar, om hem knap voor den dag te laten komen. Acht en veertig jaren lang, dag in, dag uit, tobbend en rekenend met die enkele guldens, illusies puttend uit nooit bereikte toekomst. Hun dagon van vreugde en hun dagen van 1 eod waren honderden. Hun dagen van zorgen en zorgjee waren duizenden. Maar tien duizenden waren hun dngen en uren van echtelijk geluk, van tevredenheid en we derzijdrche opoffering En niet voor niets lag den ouden man dat prettige lachje om de verweerde lippen, toen zij daar hoon dribbelde en op dien OudojaAiwwotid zorg de.Êorgdo..^„ Met groote omzichtigheid vouwden haar oude vingers het chooola-zakjo open, stro ken do vouwen glad. Een paar korreltjes, verdwaald in de plooien, violon op tafel, werden met den vingertop opgepikt, weer in het zakje gewipt. Dan werd met het le peltjo de chocolade in het trommeltje ge stort, ófgetelde lepeltjes: één, twee, drie... zoo'n zakje was 'n half ons... vior, vijf, zes twaalf centen kostte 'n half ons... zeven, acht... vier kopjes mochten er voor ieder wol wazen negen... het lepeltje was maar klein... tien... zóó was 't goed... èlk vier kop jes en 'n halfje voor 't óverschenken... 'i was alle dag geen OuwejaarI En 't bijna leego zakje werd weer dichtgevouwen en woggoborgen. Toen hot kokend water uit het tuitje in 't kommetje gedruppeld on d- kluitjes geknepen en gewreven. Eindelijk het bruine vocht geroerd n*ot den achter kant van den lepel... Straks zou ze 'm wel afvegen... en dkn in 't kannetje, in 't kan netje met kokende molk. En d' oudjes zaten knusjes om de kachel cn dronken... kop na kop... cn h i„' gaf gap jos op haar kunst! Zij, tevree, gelukkig, opbourend den oudon, vroolijken man met het sneeuwwitte haar, schonk kopjes co smokkelde voor hom éón boven z'n portie... 't was allo dag geen Ouwejaar 1 En toen de avond om was, nam zij van het hookplankje don ouden Bijbol on lei dien voor hem neer Dat was het slot van eiken avond bij Mattheus lag nog hot blaadje van den scheurkalender: 30 December I Maar nu kwam bij de gewoonte de heiliging van den dag en zacht trillend ontvloden de woor den dien ouden mond: Leer ons, Vader, U verheiden, Volgen, waar Gij ons wilt leiden, Steunen op Uw trouw cn macht. Toen 't nachtlichtje zijn walm tegen den zolder stuwde en alles dood-, doodstil was, stamelde dc ingevallen mond: „Rust zacht, mijn goede engel..." De morgen daagde van don eersten dag des nieuwen jaars. Zacht kusten de dikke vlokken daarbuiten het witte sneeuwkleed, de lijkwa van deez' aard. Op de tafel in het kleine kamerke stond de schobel met koekon... de verrassing door haar bereid. Dc koeken, door hódr gebakken toon h ij zijn werk deed. Dat had zij gisteren gedaan, walnt heden wilde zo niets, niets doen. Heden was hot feest! Naast do koeken stond het lampje en «tiet nog altijd zijn walm tegen don zolder Maar thans wierp het op do dunne, witte bedgordijnen een groote, b re ode schaduw. Want op de lage rieten stoel vóór de sponde zat hij. Do ellebogen rustten-op de oude knieën, liet sneeuwwitte hoofd ruettc in do stramme, bevende vingere. Dc starre, moede oogen keken vlak, vlak voor uit, in één richting... En naiurt hem, achter de gordijn, rustte zijn „goede engel". Zij zou heden niets meer doen Nu niet en morgen niet en nóóit moorZij bad haar welbesteed leven ge ruild tegen hot Eeuwige Leven In het kleine karnerke werd de eerste dag van het Nieuwe Jaar begroet met con snik. En toen het weor avond word cn hot klei ne liohtje weer zijn walm stiet tegen den zol der, knielde een grijsaard neder voor de. dunne, witte gordijn. En staam'lend vroe gen dc oude lippen: „Leer mij Vader U verbeiden Tot nog toe had hij niet veel notitie van haar genomen. Wel hadden zij elkander bij verschillende gelegenheden ontmoet on nu en dan uit beleefdheid ccnigc woorden met elkander gewisseld, maar daarbij was het gebleven en met een koelen groet waren zij van elkander gegaan. De smaken van die twee verschilden zoo. Dat altijd tevreden, lachende, kleine meis je met haar levendige oogen, die kleine coquette, zooals hij haar noemde, kon on mogelijk bij hom passen I Zoo gingen ecnigo j'.ren voorbij, zonder dat zij iets meer voor elkander waren dan uiterlijk beleefd. Hij wist niet hoe haar blik hem heimelijk volgde, hoe innerlijk ge lukkig zij zijn flinke, slanke gestalte weder gewaarwerd eD hoe zij telkens cn telkens weder met haar oogen naar zijn schoon, mannelijk gelaat zocht. Zoo onverschillig zij hem scheen te wezen, zooveel belangstel ling toonde zij voor hem. Onder de vele menschen, die zij ontmoet had, had zij gezocht naar één, op wicn haar geheelc denken zich conoentrecrcn kon, die het voorwerp zou wezen van haar levendige phantasic, cn zij had hem gevonden: Wou ter, den flinken, jongen man met zijn hel dere oogen en fieren blik. Zij wist het eigenlijk zelf niet waarom zij zich juist tot hem, den vreemdeling, die bijna nog gec-n woord met haar gesproken had, zoo voelde aangetrokken. Het was nicfc bloot een gevoel van vercering voor zijn knappe gestalte, zooals hot bij andere meis jes wel het geval placht te wezen, ook geen plotselinge opwelling van liefde, maar een dieper, ernstiger, intenser gevoel van gene genheid voor hem. Zij keek slechts toe, als hij door andere jon1- dames werd aange wezen en bewonderd, on dikwijls sloop zij ook naderbij om te hooron hoe hij anderen aangenaam onderhield. En voordo het toe val hem in haar nabijheid, of kuste hij haar hoffelijk de hand, dan was het een oogen- blik of zij een ander merroh wa€; dan had zij wol kunnen juichen cn jubelen! Langen tijd hadden zij elkander op dezo wijze al ontmoet als twee menschon, die elk aan een andoren oever ccner rivier voort- wandelen, zonder ooit nader tot elkander te kunnen komen. Wel zien ze elkander zoo nu en "JaD in do oogen, wel spreken ze ondor ling over allerlei dingen, maar tusschen hon bruisen de gel ven en geen brug is er, die hen tot elkander brengt. Dc winter kwam, het jaargetijde van par tijen ©n bals. Op Oudojaarsavond zou er bal zijn, waarvan men do echittcrendsto verwachtingen koesterde. Er zou oen gavot te worden gedanst in het kostuum van zoo veel jaren terug, en wondorlijk, Mario on Wouter zouden bij dezen dans een paar vormen I Hoe moeilijk viel voor beiden het instu- deoren I Het scheen wel of de hcelo gavotte hun meer inspanning kosten dan genoegen brengen zou. Mnar, toen do eerst.'* moeilijkheden waren overwonnen, toen men zioh vrijer on zekerder begon te bewogen, toon schoon van den dans con geheime, wonderlijke toovormncht uit to gaan. Zij hielden elknnder aan dc handen vast, zij moesten elkander in de oogen zien on stecd3 schenen bun blikken, in den bo- ginnc nllecn koel beleefd, itdrukkingsvol- lcr, inniger te worden, tot hun wangen gloeiden en hun viugc bij iedere aanra king beefden. Het li< t der gaslai :i s heen een too- vorachtig effect teweeg to brengen, dc witt© zijde, die in do plooien glansde, de roodo, heerlijk riekende rozen, dat allee verander de dc balzaal in oen wondertuin. Had Wou- tor con zucht van verlichting niet kunnen onderdrukken, toen do corste moeilijkheden gelukkig overwonnen waren, spoedig begon hij heimelijk te verlangen naar de zachte, verleidelijke melodie dor gavotte on naar hot blonde kopje, dat met zulke wonderlijk glanzende oogen tot ham opzag. „Wij moeten ons nog boel dikwijls oefe nen, juffrouw Marie I" lachte hij. „Voorloo- pig kennen wij er nog niets van; allr« moet nog veel, veel beter worden, tot in do puntjes 1" En zij lachte mode cn plaagde Horn: „Nu, ik dacht, dat wij al vlijtig genoeg geweost waren en alle buigingen en passen nauwkeurig hebben bestudeerd I" „Ja, maar toch moeten wo nog voel ovor- leercn I" En zij loerden allo dog n meor, dat bui gen cn zwaaien op de golvende maat der muziek, dat omvatten, dat in dc oogen zien cn handendrukken, dat hopen en ver langen on... liefhebben... Doch dat alles alleen maar voor die par tij op Oudejaarsavond Zij waren beiden zoo vorstandig, zij dach ten alleen maar aan het oogenblik ©n waron schijnbaar gelukkig. Ook waren zij bang voor dc opmerkzame blikken van do andoren, bang zelfs om zich zelf te orkennon, dat een duurzamer liefde in hun harten wortel had geschoten. Nie mand mocht hot vermoeden hoe gelukkig zij in elkanders nabijheid waron, zij, wedorkoe- rig van clkanJor, wel hot allerminst. AIh dc tonen der muziek waren vorslomd cn als dc dansles geëindigd was, doden zij beiden hun best zoo onverschillig on zoo vrool ijk mogelijk te sohijncn, on terwijl Ma rio met andere heeren schertste on lachte, stormde het daar binnen in haar borst on steeds vloog haar blik hoi mol ijk naar ctn toe, die al haar denken in beslag genomen had. En Wouter wondde zich zoo onversohillig als slechte mogelijk was van haar af om met andere dames to gaan schertsen. Hij bleef dan zoo ver als het kon uit haar nabijheid en keek oven argeloos en onnoozcl dat blon de kopje voorbij als vroeger, ja, hij maak te steeds groote haast om afscheid van haar' te nomen. Maar toch helderde rijn gelaat op, als dc volgende dansles op den eerstkomen- den avond werd bepaald. Wat een wonder lijke, zalige tijd gedurende dat licht- schaduwspel tusschen iweo harrenWat een bezorgdheidW;ut een vrees, dat een hunner den ander te voel zou laten bl.jken van al hetgeen diep in hun harten verbt/T- gen lag. Marie, die anders zoo uitstekend met an deren schorteen kon, zoo overmoedig cn z» vrool ijk, werd weinig spraakzaam on verlo gen zoodra zij tegenover hem stond, cn ook Wouter wist in haar nabijheid don vroolij-- ken toon in zijn gesprokken niet meer t# troffen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1904 | | pagina 1