LEIDSCH DAGBLAD. ZATERDAG 5 DECEMBER. - TWEEDE BLAD. FEUILLETON. No. 13432 Aimo 1903. PERSOVERZICHT. Be Nieuwe Courant zegt, dat dc minis ter van financiën als met een effon gozioht opnieuw voor den dag komt met een ver warrend en onjuist spraakgebruik: Vóór alles fiscaal zal mijn tarief zijn, want- het zal zooveel meer opbrengen. ,,In één adem'', schrijft het blad, „wordt daaraan intusschen toegevoegd, dat dit „voor alles fiscale" tarief verder zal reiken dan inr. Pierson's ontwerp! En nu weet .men, hoe het met de fiscaliteit van den heer Harte staat! De minister van financiën, aldus spre kend, blijft geheel in do lijn, door den mi 1 nister van binnenlandsche zaken vooraf, ge trokken. In de vergadering der Tweede Ka lmer van 4 December 1901 had deze laatste immers reeds gezegd, dat heb Kabinet do in voerrechten „fiscaal bedoelt",„want 2r slaat uitdrukkelijk, dat, waar de toestand van 's Rijks schatkist onvoldoende is of za1 blijken, in de eerste plaats tot verhooging van lbct tarief van invoerrechten zal worden overgegaan om dit tekort aan middelen te dekken." Men ziet, dat dr. Kuyper hier reeds den toon aangaf: fisoaal staat gelijk met voordeelig voor den fiscus. Maar er was, zei dr. Kuyper verder, tweeërlei fiscali teit: men kon rechten heffen alleen op dat, wat in 'b eigen land noch geproduceerd, noch verwerkt werd, en reen kon rechten heffen ook op wat hier word verwerkt en gepro duceerd. En die laatsto soort van een „fis oaal" tarief had dit Kabinet gekozen cn zóó was te verstaan de bijvoeging in de Troonrede, dat ,.dic verhooging van het tarief tevens zal kunnen strekken tot bo- vordering van den nabionalen arbeid". „Er is dus" zei dr. Kuyper „in het uitgangspunt van een verhooging van het tarief in den zin van protectie geen spra ke." Maar drie regels later heet het, dat het stolsel der Regeering aldus gekozen is. dat „het fiscaal tarief tevens do strekking heeft om te protegeeren." Uitgangspunt... strekking! Hior zit de kneep. Het uitgangspunt zal zijn: fiscaal; do strekking (en dus het gehoopte gevolg) i zal zijn: protectie. En daarom zal dit ta rief moeten heeten... hoe? wel, gij raadt het: „vóór allee fiscaal Het blad merkt verder op, dat de aange haalde passage uit dr. Kuyperis rede ter kenschetsing der strekking van heb tarief au door mr. Harte in de Memorie van Ant woord, klaarblijkelijk dus met* volle instem ming, wordt herhaald. „En ziedaar", zegt heb „waarom wij niet de minste waarde hechten aan het „vóór al- lcvs fiseaal" van den heer Harte. Dit „voor alles fiscale" tarief zal de Regeering hooft het gezegd en herhaald 3e strek king hebben om te protegeeren. Er is hior een gegoochel met woorden, dat ons nu juist een schitterende proe ve van oprechtheid, van waarheid in het staatsbeleid toelijkt. Meonen deze bewinds lieden, dat onze nijverheid is een zinkend schip; oordeelen zij, dat protectie kan baten, welnu, laten zij dan, met open vizier strij dend, zeggen: wij willen den nabionalen ar beid bevorderen door bescherming Daar over valt dan te praten. Er zijn er in den lande, die inderdaad geloovon, dat onze wol vaart onder het vrijhandolssteleel geleden heeft en deswege een protectionistisch ta rief prediken. Dab is ons wèl; wij zullen er hen op wijzen, dat onze welvaart inte gendeel na '62 zich sterk heeft ontwikkeld en wij zullen er hen ook op wijzen, dat the orie en praotijk do protectie als een a/ve- Teohtsoh middel ter bevordering van volks welvaart doen kennen... Doch wanneer het ,heet: ons uitgangspunt is fiscaal; in ons uitgangspunt is van protectie geen sprake; maar de verhooging zal wol strekken tot be vordering van den nationalen arbeid en ons fiscaal tarief zal wel do strekking heb ben om te protegeeren... dan protesteeren wij tegen dergel ijk© vleermuizorijdie uit- roepttlk ben fiscaal, zie mijn uitgangspunt; ik ben protectionistisch, zie mijn strekking. Hier wordt geen klare wijn geschonken; hier wordt verwarring stichtende taal ge sproken". Be Standaard zegt, dat de bladen van de onderscheidene politieke richtingen breede beschouwingen aan het wetsontwerp tot herziening van de Drankwet hebben gewijd, en dat in al die beschouwingen war me ingenomenheid en hartelijke sympathie spreekt met het doel, dat de Kegeering zich met haar wetsontwerp voorstelt, alsmede met de wijze, waarop de Regeering poogt dat doel to bereiken. „Dit pleii/', schrijft het blad, „eensdeels voor de woord- cn penvoerders onder bet Nederlandsche volk, omdat daaruit blijkt, hoe ernstig gezind men ia om krachtig op te treden tegen „dc volkszonde van het mis bruik van sterken drank" en alzoo de Re geering te steunen in haar pogingen. Maar ht pleit niet minder voor de werkkracht van 't Ministerie-Kuyper, dat bij al zijn omvang rijken arbe-J. nog tijd kon vinden om het vraagstuk van de Drankbestrijding, geheel afgezien nog van den bekenden fatalen ter mijn, principieel aan de ordo te stellen. Hierover is men het toch vrij algemeen eens, dat wat nu wordt voorgesteld, ruimer en broeder is opgevat dan hetgeen door de mi nistère Borgesius en Pierson was ontwor pen. lots wat van te grootor beteeken is is, daar de heer Borgesius bekend stend als een deskundige, als een specialiteit op het ge bied van drankbestrijding. Slechts één groep onder de Nederlandsche purgers is met het ingediende wetsontwerp allesbehalve ingenomen; de groep van cLo tappers. Maar dit juist pleit, dunkt ons, vóór het wetsontwerp." De Zulphensche Courant brengt in een paar artikelen over de Drankwet hulde aan het goede, dat het ontwerp bevat, maar vorheolt niet, dat het ontwerp aanleiding geeft tot veel crïtiek. Do hulde betreft de invoering van het Goühenburger stolsel, •het eisohon van een (kosteloos) verlof voor het houden van bierhuizen, de gedeeltelijke verbetering ton opzichte van het recht van overgang aan de weduwe, de flinkere be strijding van den clandestionen drankver koop, het verbod van uitbetalen van loon in huizen met vergunning, en vorsohillende andere verbeteringen van het bestaande stel sel. De critiek daarentegen betreft speciaal de bepalingen ten opzichte van het koffiehuis leven. „Een koffiehuis met of zonder vergun ning (de sociëteiten worden in dit opzioht cn andere uitgezonderd) zaïl voortaan aan den openbaren weg „volledig inzicht" moeten geven, en wanneer het uit vorschil- lendo aan elkander grenzende localiteiten bestaat, zal ten minste één dier lokalen „volledig inzicht" moeten geven, en tus- schon de local iteiton zal zoodanige gemeen schap moeten bestaan, „dat ook in de ande- ro localiteiten het volledig inzicht van den openbaren weg af onbelemmerd is." Bij het opnemen van deze bepaling is do Minister blijkbaar uitgegaan van het denk beeld, dat men het verblijf in do koffiehui- zon niet al te aangenaam moet maken, en hij heeft dat trachten te bereiken door er aan to ontnemen een der voornaamste ele menten van gezellig samenzijn, ill. dat men „enfcro nous" is cd riet door iedereen ge zien wordt." Nu streeft men hier liet oogmerk van do wet, het overmatig gebruik van eterken drank, ten eenenmale voorbij. Men behoeft tooh geen verslaafd koffiehuisbezookor te zijn, om te weten, dat men mot deze onmoge lijke beperking van de koffiehuizen niets anders bereiken zal dan don matigen ge bruikers, of zelfs hun, die geen spiritualiën, maar bier, of een onnoozelen kop koffie of thee gebruiken, onaangenaam to zijn. De schrijver wijst op te goeder naam en faam bekend staande localiteiten, als „Krasnapolsky" en dc „Poort van Clecf." die or door getroffen zullen worden. En zoo komt bij tot de conclusie, dat bij d-i meeste koffiehuizen Ket inzicht niet volle dig is en bii invoering van de wet, onveran- dord, vrijwel 90 pCt. van do bestaande kof fiehuizen als voor afbraak aangewezen kunnen beschouwd worden. „Feitelijk zal dc geheel© koffiehuis-archi tectuur onder hot nieuwe regime con af doende hervorming moeten ondergaan. Er zal een nieuwe speciale koffiohuisstijl moe ten geschapen worden. Het meest met het moraliteitetype over eenkomende zou wel zijn de volgende platte grond: Plattegrond van een koffiehuistypo volgens de nieuwe Drankwet, waarin de stippellijn het doorloopende raam aan de straat voorstelt, zonder pe nanten of andere gelegenheden voor den koffiehuisbezoeker om zich verdekt op te stellen. Het bovenstaande typo is reeds zeer goed, maar de volgende zullen nog meer aan bet ministerieel© ideaal voldoen. Plattegrond van een zeer gewild ministerieel type van koffiehuis volgens de nieuwe Drankwet. Plattegrond van een bijzonder voortreffelijk type van koffiehuisbouw, onz. Ook zullen geen voorschriften mogen ont breken betreffend bet interieur. Tocht- eohotten zullen natuurlijk als verboden moeten worden aangemerkt. Hooge para- pi uies land aards ook. Het buffet zal zooda nig moeten geplaatst zijn, dat het „volledig inziobt" er niet door belemmord wordt. Wie weet, welke schandalen er anders achter konden gebeuren I Zelfs i6 het de vraag, of *t doel der geciteerde bepalingen wel behoor- lijkt bereikt wordt, als men tafeltjes en stoe len in do café's toelaat, tenzij dan geplaatet bij den achterwand, zoodat zij het „volledig inzicht" niet „belemmeren" en zóó, dat de bezoekers met hun gelaat naar het groo te raam zonder penanten gekeerd zitten, een inrichting, welke schrijver dezes leven dig herinnert aan dio van een plattelands- catechisatiekamer, waarin hij menig uur van zijn jonge jaren doorbracht. Waarom dan maar niet liever ineens voorgeschreven, dat ieder koffiehuis, onver schillig of het vergunning heeft, dan wel zich bepaalt tot het schenken van bior of wijn, geheel van glas moet zijn gebouwd!" Na op de zonderlinge consequenties van deze oaié's met „volledig inzicht" te heb ben gowezen, toont do schrijver aan, dat door dezen dwazen maatregel voeleer het mis bruik van sterkon drank in de hand zal wor den goworkt, want verwijder, verdrijf de duizenden uit hun gezellig cafó-hoekjo, waar zij niemand kwaad doen ook zichzelf niet en zij zullen kamers gaan huren en klei- no sooiëbeibje8 gaan oprichten, waar de rem mende en beteugelende werking ontbreekt van do openbaarheid, die het koffiehuie leven kenmerkt. En dan zegt de 6chrijvor ten slotte: „Dit alles zal met onafwijsbare zekerheid geschieden, indien deze dwaze en onmonsch- kundigo bepalingen wet worden. En dat kan niet andere, want zij zijn ge baseerd op de groote ondeugd, die de eoha- duw van de ware dougd en vroomheid is, do meneohelijke eigengerechtigheid, dio op do ware en vermeende zonden van anderen het volle licht laat vallen, en vervolgeus zichzelf en wie er mede van gediend is, het vergrootglas reikt om dat kwaad onder een „Heer, ik dank U, dat ik niot bon gelijk één van dezen 1" in zijn vollen omvang te doen aanschouwen. En het kind van dese zonde is de huichelarij, die zich afzondert en in het duister „kamertjeszonden" pleegt- De Tweede Kamer zal waarschijnlijk open zin, nuchterheid en menschenkennis genoeg bezitten, om in te zien, da/t de door den minister Kuyper voorgestelde braafheids veldtocht tegen do koffiehuizen een dwaas heid, een onrecht en een kwaad is. Zij tal laten wij het vertrouwen hot vele goe de, dat de nieuwe wet aanbiedt, weten te waardeeron, maar haar zuiveren van al die bij mengsel en, welke de met de Regeering bevriende Maasbode als „Puritijnsoh" be titelde, maar voor welke dat woord nog veel, veel te goed ia." Hoe meer de Nieuwe Arnhenische Cou rant het Drankwetsontwerp toetst aan de werkelijkheid, hoe sterker ook haar overtuiging wordt, dat, ondanks enkoio juis te bepalingen en de overigens onmiskenbaar goede bedoeling, de aanneming van dit ont werp, ïustede van gunstig, zeer ongunstig zal werken op het zedelijk peil dor bevol king. Dat komt er van, zegt zij, ale men confectiewerk levert. Het blad wijst op art. lb. „Zooala men weet," zegt het, „wordt in dit art. verboden, den verkoop Min ster keu drank, in het klein, cLi. bij hoeveelheden van minder dan 10 liter voor verbruik el ders dan ter plaatse van verkoop, anders te doen geschieden dan in gesloten, van meta len doppen voorziene flossehen, kannen of kruiken, inhoudende ten minste een hal ven liter. Voorts vindt men in art. 16, 60 onder de Strafbepalingen vermeld, dat hij, die in een localiteit, waarvoor een vergunning voor den verkoop, bedoeld in art. 1, derde lid, lett. b, ia verleend, sterke drank anders dan in gesloten, van metalen doppen voor ziene flesschen, kannen of kruiken, inhou dende ten minste een hal ven liter, in voor raad heeft of verstrekt, gestraft kan wor den met hechtenis van ten hoogste drie we ken of geldboete van ten hoogste hondcra gulden. Aanvankelijk zagen ook wij in de toepas sing dezer artikelen slechts het middel om zoowel het aantal slijterijen en proefloka len te beperken, als, ten gevolge van do Bcheiding tusschen do drankverkoopplaat sen voor verbruik tor plaatse van verkoop (a) en die voor verbruik elders dan tel plaatee van verkoop (b), het drankdebiet te verminderen. Inderdaad is de kans op vermindering van bet aantal alïjtere als gevolg van deze artikelen groot, grootor wellicht dan de ontwerper der bepalingen zich heeft ge dacht. Of dit waarschijnlijk directe voor deel evenwel opweegt tegen de indirecte na doelen, welke er uit voortvloeien, wagen wij te betwijfelen Zooals bekend is, worden door do fabri kanten do verschillende bittor-extracten: oranje-, Catz-, gonziaanbitter, enz. afgele verd in gelakte of geoapsulccrdo flacons, inhoudende ongeveer een deciliter, en door de slijters op deze wijze verkocht. Tolgons het nieuwe ariikol 16, Öo zullen de laateten voortaan strafbaar zijn, tenzij ze deze bitter-cxtracten verkoopon bij hoe veelheden van ten minste eon halve liter. Een halve liter bitter-extract, waarvan slechts enkele droppels per dag orden ge bruikt, zal wol geen particulier echter op slaan, zoodat de verkoop voortaan onmo gelijk zal zijn. Althans dat verwachten de voorstanders der wet. Wij voor one ver wachten iets anders, nl. dat sommigen den halven liter zullen koopen on allicht con borrel meer zullen drinken, „omdat het an ders te lang duurt." Do moesten evenwel zuilen „ooöperatief" koopen on de hoeveel heid onderling verdoelen. Zoo zal deze bepaling veel laat veroor zaken, geen nut doen en wellicht kwaad." Ernstiger komen het blad evenwel an dere gevolgen van het verbod van verkoop van jenever boneden den hal ven liter voor. „Indien we ons niot bedriegen", schrijft de Nieuwt Arnhemsche Courant, „zal toch door deze bepaling liet gebruik van sterken drank in huis en het bezoeken van tappe rijen ten sterkste worden bevorderd. Wat tooh is bet geval: do verkoop bij de kleine maat, d.i. beneden den hal ven liter, bedraagt 1/3 tot 1/2 van het debiet. Wordt de voorgestelde bepaling wet, dan zal het hier mede uit zijn, en daarmee het bestaan van tal van slijters onmogelijk gemaakt. De voorstanders dor wet zullen hierover juichen, omdat naar hun meoning daarmee het dool der wet: beperking van hot drank- verbruik, wordt bereikt. Wij daarentegen, die hetzelfde willen, rallen niet juichen, omdat naar wo vreo- zon hot tegenovergestelde zal worden bevor derd, nL de toeneming van 't drank verb ruik in huis en van het bezoeken van tapperijen. Do kleine man, die gewend is zijn bor rel thuis te drinken, koopt niet meer tege- lijk dan wat hij noodig heeft Is er geen geld, dan wordt bet koopen uitgesteld of het gebruik verminderd. Voortaan evenwel zal hij steeds bij den halven liter te gelijk moeten opslaan, hij zal dus steeds voo rtiad in huis hebben en do verleiding om méér te drinken dan voorheen wordt sterker. Anderen, wien het aan grid ont' \t om bij don kalven liter te koopen, dooli daar om hun borrel niet willen missen, zullen naar do kroeg gaan en blootgesteld worden aam al de verleiding, welke daar wordt g >- vonden. Instede van occasional of althans matige gebruikers, worden zij, dio voorheen geen kroeg bezochten, gaandeweg geregelde bezoekers en vaste drinkers. Het eenige voordeel uit deze bepaling te trokken, zal komen ten bate van de tappers, die hun kl iten zien vermeerde, u ten kos te van do slijters, waaronder stellig velen gedwongen zullen worden hun bedrijf te laten varen. Of hiermede werkelijk eonig nut wordt bereikt, wogen wij ernstig to betwijfelen, en hot mogelijke nut, door ons wellicht over 't hoofd gezien, weegt in geen geval op to gen het groote nadeel, boven door ons ge schetst. Do Regcering heeft een wctsvoordracht ingediend, waarbij gemocntelijko ex ploitatie, 't z.g. „municipal socialism'' aan banden wordt gelogd. Wordt dit ont werp wet, dan zoJ de gemeente alleen mo gen exploiteeron bedrijven, waarbij door middel van leidingen in of boven don grond ©onigo stof onder boroik dor verbruikers wordt gebracht of hun diensten worden be- wezen. Onder deze beperking vallen eohtor niet instellingen, inrichtingen en onderne mingen ten dienste van het verkeer, dea landbouw, de nijverheid en den handel. Be Kroniekdit wetsontwerp besprekend, zegt am.: „Ook met deze bepaling blijft nog meni ge uitbreiding van gemeentelijke werkzaam heid mogelijk; maar zeer belangrijko en noodigo openbare voorzieningen worden er door afgesneden. Zoo bijv do brand assurantie voor onroorende goederen door do gemeente, dio niet in hot kador der gooorloofdo bedrijven schijnt te passen. Vooral van dezen piiuis ter van binnenlandsche zaken ia dit be vreemdend. Hij hecht veel aan organischo ontwikkeling op historisohon grondslag en viel zijn landgenooten nogal cons lastig met vertoogen over dit onderwerp tot be vestiging dor concrete doeleinden van zijn politiek. En daarin past do gemeentelijko brandassurantie volkomen. In een aantal Engclseho steden hoft men van do aseu rantictnaatsohapp ijen een bijdrtv go in de kosten van de brandweer. Meer af doende echter zijn do openbare brandverze- koringekassen, die men in gemeenten en provincies heeft, in meerdere of minders frequentie verepreid over Pruisen, Oosten rijk, Zwitserland en de Scandinavisch»» rijken. Daar verzekert de overheid on be taalt uit do premies brandweer on schade. In Berlijn betaalde men voor do laagste risico-klasse in de trien jaren 18861895 aan premie nog geen half por mille gomidr deld. De vorzekerden waren dus groote- lijka gebaat en de belasting-betalende bur gerij had dc brandweer vrij. Is dat nu een moderne inrichting, te don kern aan staatsgevaarlijke en misdadig woe lende socialisten 1 O neen, do verordening is van hot landsvadorlijk bestuur van 1794. Zij komt eenvoudig uit voor do hand lig gende, practischo overwegingen. Dat zullen nu de gemeenten in Neder land niet mogen doen. Men had vecleor mogen verwachten, dat bij nieuwe wettelijke' regeling zij do uitdrukkolijko machtiging tot oen gedwongen verzekering zouden heb-; ben ontvangen. Het denkbeeld van verzok»»- ringsdwang bij openbare kassen is too.; ook' aan deze regcering niet vreemd. Een tweede bezwaar tegen do bep»*rking la, <iat do gemeenten g^n bedrijven zullen i mogen inrichten, die geëischt worden door do volksgezondheid en door de zo-' de 1 ij k h o id. Eet Huis der Yreese. 82) „Wy hebben den vent, dunkt me, bier om hem den mond to stoppen", antwoordde hy, tor- wyi z(Jn gelaat door een loelyke uitdrukking werd ontsierd. „En wy moeten hem binden, zoo dat hy niet met armen en beenen kan slaan en lawaai maken. Doze muren zyn wol dik, maar niet zoo dik, dat er geen gelold doordringt. En wy moeten óok aan de ramen denken. We zullen alles afsluiten en dan leggen wy hem in de andere kamer, waarheen miss Hope gevlucht Is, toen gy op het tooneel verscheent. Die bevindt zich tusschen twee andere ver trekken van my, en bezit het voordeel van geen buitendeur te hebben. Dus blyfteenvan ene belden hier, terwyi de ander haar weg brengt. Draagt dit idee uw goedkeuring weg „Het kan op geen andere wyze geschieden," gaf ik kortaf ten antwoord. „Hebt gy lets by de hand, dat wy kunnen gebruiken om hem te binden?" Gordon dacht een oogenblik na. „Ja; een touw, dat om een oude pakkist In de andere kamer is gewikkeld. Ik zal bet halen." De kaken van den detective bewogen zich onder den stevigen druk van myn hand, en Ik wist, dat hy een wanhopige poging deed om te spreken. Hy kon echter geen geluid voortbrengen, want ik had myn duim onder *ön kin geschoven en deze hield zyn tanden opeengeklemd. Zyn oogen keken my beschul digend aan en lk meende te weten, wat hy wilde zeggen, als hy kon. Ik vond myzelven een ollondige kerel en toch liet Ik zyn mond geen oogenblik los om hem wat verademing te geven. Als ik dat had gedaan, zou hy in minder dan een seconde by de deur zyn ge weest en om hulp hebben geroepen. En zelfs één kreet om bulp had noodlottig voor ons plan kunnen worden. Een paar oogenblikken later keerde Gordon terug met voldoend touw, om zelfe twee man van Marland's grootte te kunnen binden. „Biyf zoo staan, wilt ge?" zelde hy tot my. „Ik zal hem binden. Ik weet een stevigen knoop te leggen. Dan moeten wy hem een prop ln den mond etoppoD, maar daarin ben ik niet zeer bedreven." „Dat kan ik doen," antwoordde ik, terwyi ik myn eucees in dat opzioht met Jonas Heckle- berry herinnerde. „Goed. Dan kunnen wy aan 't werk gaan." Gordon wierp een lus van het touw om Mar land's armen, welke ik op zyn rug byeenhleld, vol genade en ontferming ln myn hart, maar niet in myn handen. „Nog eens smeek ik u dit niet te doen 1" riep de vrouw in het grys. „Mr. Gordon, gy ten minste zult toch wel naar my luisteren. Gy weet, dat gy my kunt redden als gy wilt, zon der deze gewelddadigheid. Gy zelf hebt me dat in zoovele woorden gezegd, juist op het oogenblik, dat Ter...., dat mr. Darkmore tegen de deur klopte. Wees zoo edel, ala het in uw aard ligt te zyn en doe voor my wat ge kunt, maar niet op deze manier." „Ik moet eerst myn voorwaarden stellen," zelde Gordon, terwyi hy voortging met het vastbinden van armen en beenen van den detective. Het plotseling verschUnen van dezen baas kwam zeer ongelegen. Ik heb nog geen tyd gehad om een contract te maken. Vandaar, dat deze gewelddadigheid nu noodzakeiyk is. Maar voor het oogenblik is ons laatste plan goed. Daar, Darkmore, ik geloof, dat ik het werkje heb verricht als een man van het vak. Hy ie gebonden als een vogel, die gebra den moet worden. Nu do prop." Ik legde hem uit, volgens myn laatste onder- vinding, hoe die gemaakt moest worden, en zy werd tusschen de tanden van den armen Mar- land gestooten, vóórdat hy tyd had gehad om een geluld te geven. „Nu zullen wy hem naar de andere kamer brengen en hem daar neerleggen," stelde Gordon voor. „Daar is oen groote canapé. Als by ver standig is, zal hy niet beproeven er af te rollen, maar berustend blyven liggen en het zich zoo gemakkeiyk mogeiyk maken, totdat wy hem komen bevryden." Wy namen de gebonden gedaante, welke nu volkomen hulpeloos was, tusschen ons ln en terwyl wy ons langzaam naar de deur van de aangrenzende kamer begaven, ik met den rug er naar toe, Marland's hoofd en schouders vasthoudend, vestigden myn oogen zich bezorgd op de vrouw in het grys. Zy stond als een standbeeld met haar rug tegen de buitendeur, waartegen zy onbewust een steun scheen gezocht te hebben. ZU scheen biykbaar aan het diepste zieleiyden ten prooi en daar ik medeiyden met haar gevoelde en haar liefhad, voelde ik in dit oogenblik, dat zy boette, zooals nooit te voren, voor de zonde, welke ik meende, dat als een zwarte vlek op haar gemoed lag. Wy bereikten do deur, welke lk met myn schouders openduwde, daar die na Consuelo'» binnentreden niet weer was gesloten. Het volgende oogenblik traden wy het andere vertrek binnen. Er was tot dusver nog geen schikking getroffen, wie van ons belden ConsueloA geleider en beschermer zou zyn, en ik voelde my ellendig by de gedachte, dat, om Bommlge redenen, dit als Gordon's rocht mocht beschouwd worden. Ik wonschte vurig, dat my dit voorrecht zou te beurt vollen. Zoo zy en lk ieder onzen eigen weg moesten gaan, zou het een aangename herinnering voor my zyn, dat ik haar myn geleide verstrekt en haar ln veiligheid gebracht had. „Nu is hy voor het oogenblik uit den weg geruimd," zeide Gordon, „on zal hier blyven totdat wy volkomen zeker zyn, dat er geen gevaar voor haar meer bestaat. Laat ons nu, vóórdat wy naar haar terugkeeren, deze óéne vraag vaststellen: Wie van ons zal gaan, wie blyven?" „Het schynt my het verstandigst, dat gy In uw eigen vertrekken blyft. Gy kunt voor een paar dagen ziekte voorwendon," was lk be gonnen. Maar hy viel my kortaf met een bitteren glimlach in do rede. „Zeer aannemeiyk, mr. DarkmoreI" riep hy uit. Hot wat niot moeilyk op te merken, dat ons kort verbond reeds weer was verbroken. Een voorwendsel is altyd gemakkeiyk te vin den, ale men zyn vernuft laat werken. „Laat haar kiezen," stolde ik voor. Hy aarzelde eon oogenblik en wiorp daarop zyn rulgen kop met een karakteristiek gebaar achterover. „Zeer goed" antwoordde hy. „HetzyzooP Hy stond ter zyde om my over den drem pel te laten voorgaan. Ik deod dit, hy volgde en daarop stond ik zoo plotseling stil, dat ik hem tegen het kozfjn der deur deed aan vallen. De andere kamer was leeg, de vrouw in het grys was verdwenen I Ik vloog do gang in en keek langs de trap naar beneden. Maar er was geen spoor van haar te xlen. Besloten haar te volgen en de verantwoordelykheid omtrent Marland aan Gordon ovorlatend, snelde lk terug en greep naar myn hoed. Gordon legde echter zyu, hand op myn schouder, en aldus staande ge houden, wachtte lk om te hooren wat hy te' zeggen had. „Kyk oena, Darkmore," rlop hy uit. „Ik houd het er voor, dat zy weer naar Lorn: Abbey is gegaan." „Waarom zou zy van ons wogloopen, om daarheen te gaan vroeg ik. „Zaagt gy haar gelaat, toen wy baAr daar by de deur lieten staan? Dc wist, dat er een, storm ln haar binnenste woedde, ofschoon, het niet by my is opgekomen, dat zy van plan was weg te loopen. Zy geeft or niet' om wat er nu van haar wordt. Dat is de' verklaring van haar teruggaan naar Lorn Abbey. Zy verlangt afscheid te nemen van! Sir Wilfrid Amory, van wien zy byzonder veel schynt te houden." Ik opende myn mond om hem In de rede te vallen, maar bedwong myzelven. Ik wae' benieuwd te weten hoeveel hy van oom Wil frid's ziekte afwist. „Bovendien kunnen er wel papleren moetea; verbrand worden, en andere dingen, welke een' vrouw nooit by eenige gelegenheid zal ver-; waarJoozon. Als zy dat heoft verricht, zal zy' Lorn Abbey verlaten, ergeüa heengaan en zich zoo goed mogeiyk schuil houden, voor u en1 voor my, zoowel als voor het overige van d# wereld." „Hoe bet tok sty, laten wy haar volgen riep Ül (W-prtU vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1903 | | pagina 5