LEIDSCH DAGBLAD. ZATERDAG 5 DECEMBER. - TWEEDE BLAD.
FEUILLETON.
No. 13432
Aimo 1903.
PERSOVERZICHT.
Be Nieuwe Courant zegt, dat dc minis
ter van financiën als met een effon gozioht
opnieuw voor den dag komt met een ver
warrend en onjuist spraakgebruik: Vóór
alles fiscaal zal mijn tarief zijn, want-
het zal zooveel meer opbrengen.
,,In één adem'', schrijft het blad, „wordt
daaraan intusschen toegevoegd, dat dit
„voor alles fiscale" tarief verder zal reiken
dan inr. Pierson's ontwerp! En nu weet
.men, hoe het met de fiscaliteit van den
heer Harte staat!
De minister van financiën, aldus spre
kend, blijft geheel in do lijn, door den mi
1 nister van binnenlandsche zaken vooraf, ge
trokken. In de vergadering der Tweede Ka
lmer van 4 December 1901 had deze laatste
immers reeds gezegd, dat heb Kabinet do in
voerrechten „fiscaal bedoelt",„want 2r
slaat uitdrukkelijk, dat, waar de toestand
van 's Rijks schatkist onvoldoende is of za1
blijken, in de eerste plaats tot verhooging
van lbct tarief van invoerrechten zal worden
overgegaan om dit tekort aan middelen te
dekken." Men ziet, dat dr. Kuyper hier
reeds den toon aangaf: fisoaal staat gelijk
met voordeelig voor den fiscus. Maar er
was, zei dr. Kuyper verder, tweeërlei fiscali
teit: men kon rechten heffen alleen op dat,
wat in 'b eigen land noch geproduceerd, noch
verwerkt werd, en reen kon rechten heffen
ook op wat hier word verwerkt en gepro
duceerd. En die laatsto soort van een „fis
oaal" tarief had dit Kabinet gekozen cn
zóó was te verstaan de bijvoeging in de
Troonrede, dat ,.dic verhooging van het
tarief tevens zal kunnen strekken tot bo-
vordering van den nabionalen arbeid".
„Er is dus" zei dr. Kuyper „in het
uitgangspunt van een verhooging van het
tarief in den zin van protectie geen spra
ke." Maar drie regels later heet het, dat het
stolsel der Regeering aldus gekozen is. dat
„het fiscaal tarief tevens do strekking
heeft om te protegeeren."
Uitgangspunt... strekking! Hior zit de
kneep. Het uitgangspunt zal zijn: fiscaal;
do strekking (en dus het gehoopte gevolg)
i zal zijn: protectie. En daarom zal dit ta
rief moeten heeten... hoe? wel, gij raadt het:
„vóór allee fiscaal
Het blad merkt verder op, dat de aange
haalde passage uit dr. Kuyperis rede ter
kenschetsing der strekking van heb tarief
au door mr. Harte in de Memorie van Ant
woord, klaarblijkelijk dus met* volle instem
ming, wordt herhaald.
„En ziedaar", zegt heb „waarom wij niet
de minste waarde hechten aan het „vóór al-
lcvs fiseaal" van den heer Harte. Dit „voor
alles fiscale" tarief zal de Regeering
hooft het gezegd en herhaald 3e strek
king hebben om te protegeeren.
Er is hior een gegoochel met woorden,
dat ons nu juist een schitterende proe
ve van oprechtheid, van waarheid in het
staatsbeleid toelijkt. Meonen deze bewinds
lieden, dat onze nijverheid is een zinkend
schip; oordeelen zij, dat protectie kan baten,
welnu, laten zij dan, met open vizier strij
dend, zeggen: wij willen den nabionalen ar
beid bevorderen door bescherming Daar
over valt dan te praten. Er zijn er in den
lande, die inderdaad geloovon, dat onze
wol vaart onder het vrijhandolssteleel geleden
heeft en deswege een protectionistisch ta
rief prediken. Dab is ons wèl; wij zullen
er hen op wijzen, dat onze welvaart inte
gendeel na '62 zich sterk heeft ontwikkeld
en wij zullen er hen ook op wijzen, dat the
orie en praotijk do protectie als een a/ve-
Teohtsoh middel ter bevordering van volks
welvaart doen kennen... Doch wanneer het
,heet: ons uitgangspunt is fiscaal; in ons
uitgangspunt is van protectie geen sprake;
maar de verhooging zal wol strekken tot be
vordering van den nationalen arbeid en
ons fiscaal tarief zal wel do strekking heb
ben om te protegeeren... dan protesteeren
wij tegen dergel ijk© vleermuizorijdie uit-
roepttlk ben fiscaal, zie mijn uitgangspunt;
ik ben protectionistisch, zie mijn strekking.
Hier wordt geen klare wijn geschonken;
hier wordt verwarring stichtende taal ge
sproken".
Be Standaard zegt, dat de bladen van de
onderscheidene politieke richtingen breede
beschouwingen aan het wetsontwerp tot
herziening van de Drankwet hebben
gewijd, en dat in al die beschouwingen war
me ingenomenheid en hartelijke sympathie
spreekt met het doel, dat de Kegeering zich
met haar wetsontwerp voorstelt, alsmede
met de wijze, waarop de Regeering poogt
dat doel to bereiken.
„Dit pleii/', schrijft het blad, „eensdeels
voor de woord- cn penvoerders onder bet
Nederlandsche volk, omdat daaruit blijkt,
hoe ernstig gezind men ia om krachtig op
te treden tegen „dc volkszonde van het mis
bruik van sterken drank" en alzoo de Re
geering te steunen in haar pogingen. Maar
ht pleit niet minder voor de werkkracht van
't Ministerie-Kuyper, dat bij al zijn omvang
rijken arbe-J. nog tijd kon vinden om het
vraagstuk van de Drankbestrijding, geheel
afgezien nog van den bekenden fatalen ter
mijn, principieel aan de ordo te stellen.
Hierover is men het toch vrij algemeen eens,
dat wat nu wordt voorgesteld, ruimer en
broeder is opgevat dan hetgeen door de mi
nistère Borgesius en Pierson was ontwor
pen. lots wat van te grootor beteeken is is,
daar de heer Borgesius bekend stend als een
deskundige, als een specialiteit op het ge
bied van drankbestrijding.
Slechts één groep onder de Nederlandsche
purgers is met het ingediende wetsontwerp
allesbehalve ingenomen; de groep van cLo
tappers. Maar dit juist pleit, dunkt ons,
vóór het wetsontwerp."
De Zulphensche Courant brengt in een
paar artikelen over de Drankwet hulde
aan het goede, dat het ontwerp bevat, maar
vorheolt niet, dat het ontwerp aanleiding
geeft tot veel crïtiek. Do hulde betreft de
invoering van het Goühenburger stolsel,
•het eisohon van een (kosteloos) verlof voor
het houden van bierhuizen, de gedeeltelijke
verbetering ton opzichte van het recht van
overgang aan de weduwe, de flinkere be
strijding van den clandestionen drankver
koop, het verbod van uitbetalen van loon
in huizen met vergunning, en vorsohillende
andere verbeteringen van het bestaande stel
sel.
De critiek daarentegen betreft speciaal de
bepalingen ten opzichte van het koffiehuis
leven.
„Een koffiehuis met of zonder vergun
ning (de sociëteiten worden in dit opzioht
cn andere uitgezonderd) zaïl voortaan aan
den openbaren weg „volledig inzicht"
moeten geven, en wanneer het uit vorschil-
lendo aan elkander grenzende localiteiten
bestaat, zal ten minste één dier lokalen
„volledig inzicht" moeten geven, en tus-
schon de local iteiton zal zoodanige gemeen
schap moeten bestaan, „dat ook in de ande-
ro localiteiten het volledig inzicht van den
openbaren weg af onbelemmerd is."
Bij het opnemen van deze bepaling is do
Minister blijkbaar uitgegaan van het denk
beeld, dat men het verblijf in do koffiehui-
zon niet al te aangenaam moet maken, en
hij heeft dat trachten te bereiken door er
aan to ontnemen een der voornaamste ele
menten van gezellig samenzijn, ill. dat men
„enfcro nous" is cd riet door iedereen ge
zien wordt."
Nu streeft men hier liet oogmerk van do
wet, het overmatig gebruik van eterken
drank, ten eenenmale voorbij. Men behoeft
tooh geen verslaafd koffiehuisbezookor te
zijn, om te weten, dat men mot deze onmoge
lijke beperking van de koffiehuizen niets
anders bereiken zal dan don matigen ge
bruikers, of zelfs hun, die geen spiritualiën,
maar bier, of een onnoozelen kop koffie
of thee gebruiken, onaangenaam to zijn.
De schrijver wijst op te goeder naam en
faam bekend staande localiteiten, als
„Krasnapolsky" en dc „Poort van Clecf."
die or door getroffen zullen worden. En
zoo komt bij tot de conclusie, dat bij d-i
meeste koffiehuizen Ket inzicht niet volle
dig is en bii invoering van de wet, onveran-
dord, vrijwel 90 pCt. van do bestaande kof
fiehuizen als voor afbraak aangewezen
kunnen beschouwd worden.
„Feitelijk zal dc geheel© koffiehuis-archi
tectuur onder hot nieuwe regime con af
doende hervorming moeten ondergaan. Er
zal een nieuwe speciale koffiohuisstijl moe
ten geschapen worden.
Het meest met het moraliteitetype over
eenkomende zou wel zijn de volgende platte
grond:
Plattegrond van een koffiehuistypo volgens
de nieuwe Drankwet,
waarin de stippellijn het doorloopende
raam aan de straat voorstelt, zonder pe
nanten of andere gelegenheden voor den
koffiehuisbezoeker om zich verdekt op te
stellen. Het bovenstaande typo is reeds zeer
goed, maar de volgende zullen nog meer
aan bet ministerieel© ideaal voldoen.
Plattegrond van een zeer gewild ministerieel
type van koffiehuis volgens de nieuwe
Drankwet.
Plattegrond van een bijzonder voortreffelijk
type van koffiehuisbouw, onz.
Ook zullen geen voorschriften mogen ont
breken betreffend bet interieur. Tocht-
eohotten zullen natuurlijk als verboden
moeten worden aangemerkt. Hooge para-
pi uies land aards ook. Het buffet zal zooda
nig moeten geplaatst zijn, dat het „volledig
inziobt" er niet door belemmord wordt. Wie
weet, welke schandalen er anders achter
konden gebeuren I Zelfs i6 het de vraag, of
*t doel der geciteerde bepalingen wel behoor-
lijkt bereikt wordt, als men tafeltjes en stoe
len in do café's toelaat, tenzij dan geplaatet
bij den achterwand, zoodat zij het „volledig
inzicht" niet „belemmeren" en zóó, dat de
bezoekers met hun gelaat naar het groo
te raam zonder penanten gekeerd zitten,
een inrichting, welke schrijver dezes leven
dig herinnert aan dio van een plattelands-
catechisatiekamer, waarin hij menig uur
van zijn jonge jaren doorbracht.
Waarom dan maar niet liever ineens
voorgeschreven, dat ieder koffiehuis, onver
schillig of het vergunning heeft, dan wel
zich bepaalt tot het schenken van bior of
wijn, geheel van glas moet zijn gebouwd!"
Na op de zonderlinge consequenties van
deze oaié's met „volledig inzicht" te heb
ben gowezen, toont do schrijver aan, dat door
dezen dwazen maatregel voeleer het mis
bruik van sterkon drank in de hand zal wor
den goworkt, want verwijder, verdrijf de
duizenden uit hun gezellig cafó-hoekjo, waar
zij niemand kwaad doen ook zichzelf niet
en zij zullen kamers gaan huren en klei-
no sooiëbeibje8 gaan oprichten, waar de rem
mende en beteugelende werking ontbreekt
van do openbaarheid, die het koffiehuie
leven kenmerkt.
En dan zegt de 6chrijvor ten slotte:
„Dit alles zal met onafwijsbare zekerheid
geschieden, indien deze dwaze en onmonsch-
kundigo bepalingen wet worden.
En dat kan niet andere, want zij zijn ge
baseerd op de groote ondeugd, die de eoha-
duw van de ware dougd en vroomheid is,
do meneohelijke eigengerechtigheid, dio op
do ware en vermeende zonden van anderen
het volle licht laat vallen, en vervolgeus
zichzelf en wie er mede van gediend is, het
vergrootglas reikt om dat kwaad onder een
„Heer, ik dank U, dat ik niot bon gelijk
één van dezen 1" in zijn vollen omvang te
doen aanschouwen. En het kind van dese
zonde is de huichelarij, die zich afzondert
en in het duister „kamertjeszonden" pleegt-
De Tweede Kamer zal waarschijnlijk open
zin, nuchterheid en menschenkennis genoeg
bezitten, om in te zien, da/t de door den
minister Kuyper voorgestelde braafheids
veldtocht tegen do koffiehuizen een dwaas
heid, een onrecht en een kwaad is. Zij tal
laten wij het vertrouwen hot vele goe
de, dat de nieuwe wet aanbiedt, weten te
waardeeron, maar haar zuiveren van al die
bij mengsel en, welke de met de Regeering
bevriende Maasbode als „Puritijnsoh" be
titelde, maar voor welke dat woord nog veel,
veel te goed ia."
Hoe meer de Nieuwe Arnhenische Cou
rant het Drankwetsontwerp toetst
aan de werkelijkheid, hoe sterker ook haar
overtuiging wordt, dat, ondanks enkoio juis
te bepalingen en de overigens onmiskenbaar
goede bedoeling, de aanneming van dit ont
werp, ïustede van gunstig, zeer ongunstig
zal werken op het zedelijk peil dor bevol
king. Dat komt er van, zegt zij, ale men
confectiewerk levert.
Het blad wijst op art. lb.
„Zooala men weet," zegt het, „wordt in dit
art. verboden, den verkoop Min ster keu
drank, in het klein, cLi. bij hoeveelheden
van minder dan 10 liter voor verbruik el
ders dan ter plaatse van verkoop, anders te
doen geschieden dan in gesloten, van meta
len doppen voorziene flossehen, kannen of
kruiken, inhoudende ten minste een hal ven
liter.
Voorts vindt men in art. 16, 60 onder de
Strafbepalingen vermeld, dat hij, die in
een localiteit, waarvoor een vergunning
voor den verkoop, bedoeld in art. 1, derde
lid, lett. b, ia verleend, sterke drank anders
dan in gesloten, van metalen doppen voor
ziene flesschen, kannen of kruiken, inhou
dende ten minste een hal ven liter, in voor
raad heeft of verstrekt, gestraft kan wor
den met hechtenis van ten hoogste drie we
ken of geldboete van ten hoogste hondcra
gulden.
Aanvankelijk zagen ook wij in de toepas
sing dezer artikelen slechts het middel om
zoowel het aantal slijterijen en proefloka
len te beperken, als, ten gevolge van do
Bcheiding tusschen do drankverkoopplaat
sen voor verbruik tor plaatse van verkoop
(a) en die voor verbruik elders dan tel
plaatee van verkoop (b), het drankdebiet te
verminderen.
Inderdaad is de kans op vermindering
van bet aantal alïjtere als gevolg van deze
artikelen groot, grootor wellicht dan de
ontwerper der bepalingen zich heeft ge
dacht. Of dit waarschijnlijk directe voor
deel evenwel opweegt tegen de indirecte na
doelen, welke er uit voortvloeien, wagen
wij te betwijfelen
Zooals bekend is, worden door do fabri
kanten do verschillende bittor-extracten:
oranje-, Catz-, gonziaanbitter, enz. afgele
verd in gelakte of geoapsulccrdo flacons,
inhoudende ongeveer een deciliter, en door
de slijters op deze wijze verkocht.
Tolgons het nieuwe ariikol 16, Öo zullen
de laateten voortaan strafbaar zijn, tenzij
ze deze bitter-cxtracten verkoopon bij hoe
veelheden van ten minste eon halve liter.
Een halve liter bitter-extract, waarvan
slechts enkele droppels per dag orden ge
bruikt, zal wol geen particulier echter op
slaan, zoodat de verkoop voortaan onmo
gelijk zal zijn. Althans dat verwachten de
voorstanders der wet. Wij voor one ver
wachten iets anders, nl. dat sommigen den
halven liter zullen koopen on allicht con
borrel meer zullen drinken, „omdat het an
ders te lang duurt." Do moesten evenwel
zuilen „ooöperatief" koopen on de hoeveel
heid onderling verdoelen.
Zoo zal deze bepaling veel laat veroor
zaken, geen nut doen en wellicht kwaad."
Ernstiger komen het blad evenwel an
dere gevolgen van het verbod van verkoop
van jenever boneden den hal ven liter voor.
„Indien we ons niot bedriegen", schrijft
de Nieuwt Arnhemsche Courant, „zal toch
door deze bepaling liet gebruik van sterken
drank in huis en het bezoeken van tappe
rijen ten sterkste worden bevorderd.
Wat tooh is bet geval: do verkoop bij de
kleine maat, d.i. beneden den hal ven liter,
bedraagt 1/3 tot 1/2 van het debiet. Wordt de
voorgestelde bepaling wet, dan zal het hier
mede uit zijn, en daarmee het bestaan van
tal van slijters onmogelijk gemaakt.
De voorstanders dor wet zullen hierover
juichen, omdat naar hun meoning daarmee
het dool der wet: beperking van hot drank-
verbruik, wordt bereikt.
Wij daarentegen, die hetzelfde willen,
rallen niet juichen, omdat naar wo vreo-
zon hot tegenovergestelde zal worden bevor
derd, nL de toeneming van 't drank verb ruik
in huis en van het bezoeken van tapperijen.
Do kleine man, die gewend is zijn bor
rel thuis te drinken, koopt niet meer tege-
lijk dan wat hij noodig heeft Is er geen
geld, dan wordt bet koopen uitgesteld of
het gebruik verminderd. Voortaan evenwel
zal hij steeds bij den halven liter te gelijk
moeten opslaan, hij zal dus steeds voo rtiad
in huis hebben en do verleiding om méér
te drinken dan voorheen wordt sterker.
Anderen, wien het aan grid ont' \t om
bij don kalven liter te koopen, dooli daar
om hun borrel niet willen missen, zullen
naar do kroeg gaan en blootgesteld worden
aam al de verleiding, welke daar wordt g >-
vonden. Instede van occasional of althans
matige gebruikers, worden zij, dio voorheen
geen kroeg bezochten, gaandeweg geregelde
bezoekers en vaste drinkers.
Het eenige voordeel uit deze bepaling te
trokken, zal komen ten bate van de tappers,
die hun kl iten zien vermeerde, u ten kos
te van do slijters, waaronder stellig velen
gedwongen zullen worden hun bedrijf te
laten varen.
Of hiermede werkelijk eonig nut wordt
bereikt, wogen wij ernstig to betwijfelen,
en hot mogelijke nut, door ons wellicht over
't hoofd gezien, weegt in geen geval op to
gen het groote nadeel, boven door ons ge
schetst.
Do Regcering heeft een wctsvoordracht
ingediend, waarbij gemocntelijko ex
ploitatie, 't z.g. „municipal socialism''
aan banden wordt gelogd. Wordt dit ont
werp wet, dan zoJ de gemeente alleen mo
gen exploiteeron bedrijven, waarbij door
middel van leidingen in of boven don grond
©onigo stof onder boroik dor verbruikers
wordt gebracht of hun diensten worden be-
wezen. Onder deze beperking vallen eohtor
niet instellingen, inrichtingen en onderne
mingen ten dienste van het verkeer, dea
landbouw, de nijverheid en den handel.
Be Kroniekdit wetsontwerp besprekend,
zegt am.:
„Ook met deze bepaling blijft nog meni
ge uitbreiding van gemeentelijke werkzaam
heid mogelijk; maar zeer belangrijko en
noodigo openbare voorzieningen worden er
door afgesneden.
Zoo bijv do brand assurantie voor
onroorende goederen door do gemeente, dio
niet in hot kador der gooorloofdo bedrijven
schijnt te passen. Vooral van dezen piiuis
ter van binnenlandsche zaken ia dit be
vreemdend. Hij hecht veel aan organischo
ontwikkeling op historisohon grondslag en
viel zijn landgenooten nogal cons lastig
met vertoogen over dit onderwerp tot be
vestiging dor concrete doeleinden van zijn
politiek. En daarin past do gemeentelijko
brandassurantie volkomen.
In een aantal Engclseho steden hoft men
van do aseu rantictnaatsohapp ijen een bijdrtv
go in de kosten van de brandweer. Meer af
doende echter zijn do openbare brandverze-
koringekassen, die men in gemeenten en
provincies heeft, in meerdere of minders
frequentie verepreid over Pruisen, Oosten
rijk, Zwitserland en de Scandinavisch»»
rijken. Daar verzekert de overheid on be
taalt uit do premies brandweer on schade.
In Berlijn betaalde men voor do laagste
risico-klasse in de trien jaren 18861895
aan premie nog geen half por mille gomidr
deld. De vorzekerden waren dus groote-
lijka gebaat en de belasting-betalende bur
gerij had dc brandweer vrij.
Is dat nu een moderne inrichting, te don
kern aan staatsgevaarlijke en misdadig woe
lende socialisten 1 O neen, do verordening
is van hot landsvadorlijk bestuur van 1794.
Zij komt eenvoudig uit voor do hand lig
gende, practischo overwegingen.
Dat zullen nu de gemeenten in Neder
land niet mogen doen. Men had vecleor
mogen verwachten, dat bij nieuwe wettelijke'
regeling zij do uitdrukkolijko machtiging
tot oen gedwongen verzekering zouden heb-;
ben ontvangen. Het denkbeeld van verzok»»-
ringsdwang bij openbare kassen is too.; ook'
aan deze regcering niet vreemd.
Een tweede bezwaar tegen do bep»*rking
la, <iat do gemeenten g^n bedrijven zullen i
mogen inrichten, die geëischt worden door
do volksgezondheid en door de zo-'
de 1 ij k h o id.
Eet Huis der Yreese.
82)
„Wy hebben den vent, dunkt me, bier om
hem den mond to stoppen", antwoordde hy, tor-
wyi z(Jn gelaat door een loelyke uitdrukking
werd ontsierd. „En wy moeten hem binden, zoo
dat hy niet met armen en beenen kan slaan en
lawaai maken. Doze muren zyn wol dik, maar
niet zoo dik, dat er geen gelold doordringt.
En wy moeten óok aan de ramen denken.
We zullen alles afsluiten en dan leggen wy
hem in de andere kamer, waarheen miss Hope
gevlucht Is, toen gy op het tooneel verscheent.
Die bevindt zich tusschen twee andere ver
trekken van my, en bezit het voordeel van
geen buitendeur te hebben. Dus blyfteenvan
ene belden hier, terwyi de ander haar weg
brengt. Draagt dit idee uw goedkeuring weg
„Het kan op geen andere wyze geschieden,"
gaf ik kortaf ten antwoord. „Hebt gy lets by
de hand, dat wy kunnen gebruiken om hem
te binden?"
Gordon dacht een oogenblik na.
„Ja; een touw, dat om een oude pakkist
In de andere kamer is gewikkeld. Ik zal bet
halen."
De kaken van den detective bewogen zich
onder den stevigen druk van myn hand, en
Ik wist, dat hy een wanhopige poging deed
om te spreken. Hy kon echter geen geluid
voortbrengen, want ik had myn duim onder
*ön kin geschoven en deze hield zyn tanden
opeengeklemd. Zyn oogen keken my beschul
digend aan en lk meende te weten, wat hy
wilde zeggen, als hy kon. Ik vond myzelven
een ollondige kerel en toch liet Ik zyn mond
geen oogenblik los om hem wat verademing
te geven. Als ik dat had gedaan, zou hy in
minder dan een seconde by de deur zyn ge
weest en om hulp hebben geroepen. En zelfs
één kreet om bulp had noodlottig voor ons
plan kunnen worden.
Een paar oogenblikken later keerde Gordon
terug met voldoend touw, om zelfe twee man
van Marland's grootte te kunnen binden.
„Biyf zoo staan, wilt ge?" zelde hy tot
my. „Ik zal hem binden. Ik weet een stevigen
knoop te leggen. Dan moeten wy hem een
prop ln den mond etoppoD, maar daarin ben
ik niet zeer bedreven."
„Dat kan ik doen," antwoordde ik, terwyi ik
myn eucees in dat opzioht met Jonas Heckle-
berry herinnerde.
„Goed. Dan kunnen wy aan 't werk gaan."
Gordon wierp een lus van het touw om Mar
land's armen, welke ik op zyn rug byeenhleld,
vol genade en ontferming ln myn hart, maar
niet in myn handen.
„Nog eens smeek ik u dit niet te doen 1" riep
de vrouw in het grys. „Mr. Gordon, gy ten
minste zult toch wel naar my luisteren. Gy
weet, dat gy my kunt redden als gy wilt, zon
der deze gewelddadigheid. Gy zelf hebt me
dat in zoovele woorden gezegd, juist op het
oogenblik, dat Ter...., dat mr. Darkmore tegen
de deur klopte. Wees zoo edel, ala het in uw
aard ligt te zyn en doe voor my wat ge kunt,
maar niet op deze manier."
„Ik moet eerst myn voorwaarden stellen,"
zelde Gordon, terwyi hy voortging met het
vastbinden van armen en beenen van den
detective. Het plotseling verschUnen van dezen
baas kwam zeer ongelegen. Ik heb nog geen
tyd gehad om een contract te maken. Vandaar,
dat deze gewelddadigheid nu noodzakeiyk is.
Maar voor het oogenblik is ons laatste plan
goed. Daar, Darkmore, ik geloof, dat ik het
werkje heb verricht als een man van het
vak. Hy ie gebonden als een vogel, die gebra
den moet worden. Nu do prop."
Ik legde hem uit, volgens myn laatste onder-
vinding, hoe die gemaakt moest worden, en zy
werd tusschen de tanden van den armen Mar-
land gestooten, vóórdat hy tyd had gehad om
een geluld te geven.
„Nu zullen wy hem naar de andere kamer
brengen en hem daar neerleggen," stelde Gordon
voor. „Daar is oen groote canapé. Als by ver
standig is, zal hy niet beproeven er af te rollen,
maar berustend blyven liggen en het zich zoo
gemakkeiyk mogeiyk maken, totdat wy hem
komen bevryden."
Wy namen de gebonden gedaante, welke nu
volkomen hulpeloos was, tusschen ons ln en
terwyl wy ons langzaam naar de deur van
de aangrenzende kamer begaven, ik met den
rug er naar toe, Marland's hoofd en schouders
vasthoudend, vestigden myn oogen zich bezorgd
op de vrouw in het grys.
Zy stond als een standbeeld met haar rug
tegen de buitendeur, waartegen zy onbewust
een steun scheen gezocht te hebben. ZU scheen
biykbaar aan het diepste zieleiyden ten prooi
en daar ik medeiyden met haar gevoelde en
haar liefhad, voelde ik in dit oogenblik, dat
zy boette, zooals nooit te voren, voor de zonde,
welke ik meende, dat als een zwarte vlek op
haar gemoed lag.
Wy bereikten do deur, welke lk met myn
schouders openduwde, daar die na Consuelo'»
binnentreden niet weer was gesloten.
Het volgende oogenblik traden wy het andere
vertrek binnen. Er was tot dusver nog geen
schikking getroffen, wie van ons belden
ConsueloA geleider en beschermer zou zyn,
en ik voelde my ellendig by de gedachte, dat,
om Bommlge redenen, dit als Gordon's rocht
mocht beschouwd worden. Ik wonschte vurig,
dat my dit voorrecht zou te beurt vollen. Zoo
zy en lk ieder onzen eigen weg moesten gaan,
zou het een aangename herinnering voor my
zyn, dat ik haar myn geleide verstrekt en
haar ln veiligheid gebracht had.
„Nu is hy voor het oogenblik uit den weg
geruimd," zeide Gordon, „on zal hier blyven
totdat wy volkomen zeker zyn, dat er geen
gevaar voor haar meer bestaat. Laat ons nu,
vóórdat wy naar haar terugkeeren, deze óéne
vraag vaststellen: Wie van ons zal gaan,
wie blyven?"
„Het schynt my het verstandigst, dat gy In
uw eigen vertrekken blyft. Gy kunt voor een
paar dagen ziekte voorwendon," was lk be
gonnen. Maar hy viel my kortaf met een
bitteren glimlach in do rede.
„Zeer aannemeiyk, mr. DarkmoreI" riep hy
uit. Hot wat niot moeilyk op te merken, dat
ons kort verbond reeds weer was verbroken.
Een voorwendsel is altyd gemakkeiyk te vin
den, ale men zyn vernuft laat werken.
„Laat haar kiezen," stolde ik voor.
Hy aarzelde eon oogenblik en wiorp daarop
zyn rulgen kop met een karakteristiek gebaar
achterover.
„Zeer goed" antwoordde hy. „HetzyzooP
Hy stond ter zyde om my over den drem
pel te laten voorgaan. Ik deod dit, hy volgde
en daarop stond ik zoo plotseling stil, dat
ik hem tegen het kozfjn der deur deed aan
vallen.
De andere kamer was leeg, de vrouw in
het grys was verdwenen I
Ik vloog do gang in en keek langs de trap
naar beneden. Maar er was geen spoor van
haar te xlen. Besloten haar te volgen en de
verantwoordelykheid omtrent Marland aan
Gordon ovorlatend, snelde lk terug en greep
naar myn hoed. Gordon legde echter zyu,
hand op myn schouder, en aldus staande ge
houden, wachtte lk om te hooren wat hy te'
zeggen had.
„Kyk oena, Darkmore," rlop hy uit. „Ik
houd het er voor, dat zy weer naar Lorn:
Abbey is gegaan."
„Waarom zou zy van ons wogloopen, om
daarheen te gaan vroeg ik.
„Zaagt gy haar gelaat, toen wy baAr daar
by de deur lieten staan? Dc wist, dat er een,
storm ln haar binnenste woedde, ofschoon,
het niet by my is opgekomen, dat zy van
plan was weg te loopen. Zy geeft or niet'
om wat er nu van haar wordt. Dat is de'
verklaring van haar teruggaan naar Lorn
Abbey. Zy verlangt afscheid te nemen van!
Sir Wilfrid Amory, van wien zy byzonder
veel schynt te houden."
Ik opende myn mond om hem In de rede
te vallen, maar bedwong myzelven. Ik wae'
benieuwd te weten hoeveel hy van oom Wil
frid's ziekte afwist.
„Bovendien kunnen er wel papleren moetea;
verbrand worden, en andere dingen, welke een'
vrouw nooit by eenige gelegenheid zal ver-;
waarJoozon. Als zy dat heoft verricht, zal zy'
Lorn Abbey verlaten, ergeüa heengaan en zich
zoo goed mogeiyk schuil houden, voor u en1
voor my, zoowel als voor het overige van d#
wereld."
„Hoe bet tok sty, laten wy haar volgen
riep Ül
(W-prtU vervolgd.)