\0.13420 LEIDSCH DAGBLAD, ZATERDAG 21 NOVEMBER. - TWEEDE BLAD.
PERSOVERZICHT.
FEUILLETON.
De Nieuwe Rolterdamsche Courant wijdt
aan liofc oi.twcrp-D rankwefc een artikel,
waarin er o.a. op wordt gewezen, dat aJ
bracht de Keg. ook niet de „local option" in
de wet, toch do „idee der „local option"
niet zondor invloed is geweest." En het
blad merkt op, dat de leidende gedachte der
Hinderwet ook op den moreelen en psychi-
schetn overlast van tapperbuurschap kun
nen worden overgebracht.
In verband met haar opmerkingen hier
omtrent komt dan de Nieuwe Rotterdam-
doms che Courant „tot de zeer sterk spre
kende nieuwigheid, neergelegd in art. 15o.,
d© instelling van commissies uit de ingeze
tenen, „belast met het tocaioht op de na
loving van deze wet," in alle gemeenten met
meer dan 10,000 inwoners. Yermit© de vor-
1 gunningsaanvragen in het bijzonder aan de
ze oom missies moeten worden medegedeeld,
zal de zoooven bedoelde invloed der ingeze
tenen voornamelijk van haar uitgaan en
zullen zij overigens een orgaan zijn van de
burgerij, dat een krachtdadig middel kan
weecn ter wering van wetsontduiking en
dat de overheid, gevraagd of ongevraagd,
kan dienen van advies.
„Wij herinneren ons hier een bekemd
woord van den minister Moddorman bij de
verdediging van do Drankwet: de wet zelve
i zal niet veel vermogen misschien, maar met
de wet vermag de bevolking veel. De wet
van 1881 echter werkte deze gedachte niet
uit en legde tusschen de overheid en do
drankbestrijdende burgers geen band Alleen
de vrije belangstelling kon werkzaam wezen
en vragen om gehoord te worden. Nu wordt
aan de bedoelde commission macht van
bete eken is niet gegeven; wat do Regeering
i blijkbaar niet aandurft, en wat ons volko
men verklaarbaar voorkomt. Maar offici-
eolcn invloed zullen zij toch bezitten. Wij
noemden reeds dc kennisneming van de
vergunningsaanvragen en het recht om
haar adviezen te brengen, waar men die al
thans zal hebben te ontvangen. Dat hun an-
fci-ferainismo den ministers parten speelde,
toen zij het artikel zoo redigeerden, dat
vrouwen van het lidmaatschap dezer com
mission zijn uitgesloten, is reeds van meer
'dan één kant opgemerkt.. Ook wij zien niet
in, waaraan de vrouwen, die in zoefveel
mindere mate drankgebruikers zijn dan de
mannon, ja die veelal van het misbruik
door de mannen alle ©llend nebben te dra
gon, en die in den strijd tegen alcoholmis
bruik reeds menigen slag hebben gewon
nen, deze achteruitzetting hebben verdiend.
De benoeming zal toch berusten bij Gedc-
pubeerde Staten. Den toegang tot dc ge-
zon dheidscom missiën met veel g rooter
macht bekleed heeft men aan dc vrou
wen tooh wel niet ontzegd. En al vorwach-
ten wij nu van de voorgestelde commissiën
geen ommokecring, aan den anderen kant
duchten wij ook niet van haar een klein-
I geestige bemoeizucht, indien maar Gedepu
teerde Staten goede keuzen doen. Daarom
i is het ook good, dat het aantal leden niet
Vast bepaald is. Beter toch geen benoomin
gon clan slechte."
Wat do quaestic der bestaande vergun
ningen betreft zegt het blad
„Wij hebben in onze vroegere artikelen
die vraag uitvoerig bezien en telkens met
dezelfde overtuiging, al kon het niet zonder
J herhaling steeds van dezelfde gronden, het
Stelsel van uitsterving verdedigd tegenover
dat van afmaking.
Nu zal het dan toch tot de lang verwachte
beslissing moeten komen. De Rogeering er
kent liet:
„Door de wet van 19ÖÏ is een voorloopigc
toestand geschapen, waarin voorzien moet
worden En zij ie positief in haar keuze:
„do eerste weg, die der afmaking, mag niet
worden ingeslagenuitsterving acht zij de
beste oplossing". Die oplossing ,,ligt vol-
tens dc opvatting van velen in de lijn van
e wet, krenkt niemands rechtsgevoel en
voorkomt impopulariteit van de wet, welke
i ton deze beteokenen zou onverschilligheid,
zoo niet- tegenwerking van de zijde van het i
publiek". Deze beschouwing was altijd ook
de onze. En juist nu men van oommissi&n
Set Huis der Vreeze.
62)
Het kwam ray voor, dat het vertrek van een
fynen geur was vervuld. En deze bracht een
sneller kloppen van mijn polsen teweeg, het
zelfde onstuimige bonzen van myn hart, hetwelk
ik altyd had gevoeld, wanneer de vrouw In het
gr\js de kamer binnenkwam, of wanneer Ik my
plotseling in haar tegenwoordigheid bevond.
Dezelfde vage, fyne odeur stroomde altyd uit
haar golvend gouden haar of haar smaakvolle
kleeding. Het was meer do ziel van oen gour,
dan de geur zelf, zoo flauw en toch zoo aanhou
dend liet het zich bemerken, door het bewust-
zyn oerder dan door het reukorgaan. Het had
meor van een vluchtige vermenging van fris-
sche tuinrozen en lavendel, dan van lots
anders, en toch was het ook niet geheel dat.
Alles, wat Consuelo Hope aanraakte, scheen
daarna, om zoo te zeggen, altyd den betoove-
rendon gour van haar persoonlykhold te be
houden. Nu, op het oogenblik, dat do deur
van dit gesloten vertrek achter my was ge
grendeld, acheon die zwakke, onbeschryüyke
en wolbekende geur om my heen te zyn, de
lucht te vervullen.
Er was oon reuk van mufflgheid on gebrek
aan frissche lucht, alsof ik een lage zolder
kamer was binnengetreden; maar deze kon
niet verbannon do liefeiyke zoetheid van rozen
en lavendel, welke over den ander triom
feerde, door de zware atmosfeer heendringend,
evenals water door ©en bed van zand filtreert.
Zee atark waa da j^aiaa&kg» fc»4rt& van haar
uit de ingezetenen, van overtuigde, maar
toch bezadigde drankbestrijders medewer
king verlangt, nu heeft die beschouwing te
grooter beteekenis. Sluiten wij ons daarom
bij deze gedachte gaarne aan, wij zullen
daarbij medegaan met do toevoeging, dat
aan de weduwen van vergunninghouders,
zoo zij niet op andere wijze in haar onder
houd kunnen voorzien, nog enkele jaren
respijt gegeven wordt na den dood van haar
man.
Wij hebben hert al meer gezegdwetten
wordon voor een lange toekomst gesohre
ven wie ze wil laten inleven, make den
overgang van oude naar nieuwe toestanden
geleidelijk."
Het Utrechtsch Dagblad merkt op, dat de
Regeering eerst de praealabelo vraag stelde
omtrent de bevoegdheid der ovorheid.
„Zal men ingrijpen in de sociale selectie,
uitgeoefend door het drankmisbruik?
Moet de overheid het tegengaan, dat
minderwaardigen zichzclvon te gronde rich
ten door chronisch gebruik van alcoholisch
vergift?
De Regeering, deze vragen stellende,
toont haar verantwoordelijkheid voor onze
nationale kracht te beseffen. Het ia een
staatsman, niet een administrateur, die
zich van deze vlagen rekenschap geeft.
Onze democraten hebben ze natuurlijk
gauw genoeg opgelost. Voor hen is de over
heid altijd gereed om te regelen en van bo
ven af te decreteeren elke beweging der
maatschappij. In hun staatsleer is de over
heid de kindermeid, die de burgers bij eiken
pas, dien ze doen, bij hun jas houdt om ze
voor de gevolgen van hun eigen domheid,
onnadenkendheid en 6chutterigheid te bo-
hoeden, dio ze heilzaam straft als ze hun
eigen nek willen breken door ontijdig de
deur van een spoorwegcoupé open te doen
en die dus ook de gelegenheid voor hen af
moet sluiten, waar ze zich zouden kunnen
bedrinken.
Zoo eenvoudig ligt nu voor vrijzinnig
denkenden de zaak niet.
Kwam de zelf-vorgiftiging door alcohol
alleen bij gedegenereerden en minderwaar
digen voor en werkte zij zoo snel, dat de
getroffenen werden geëlimineerd vóór zij
de gelegenheid hadden hun inférieure con
stitutie op een nakomelingschap over te
dragen, ja, dan moest mon desnoods gra
tis den alcohol verkrijgbaar stellen, als een
effectieve en in den vorm zeer aangename
wijze van opruiming van categorieën, dio
men in de maatschappij hoe eer hoe liever
missen zou.
Maar zoo staat de zaak niet.
Ook gezonde volks-clementcn worden
door het alcoholisme aangetast en de wer
king van het gif is een zoo slecpende, dat
zij zich geslachten lang voortsleept-."
De alcohol, zoo zet het blad dan verder
uiteen werkt ongunstig op heel een natio.
„Het staatsbelang, dat het eenige richt
snoer der ovorhoid is, vordert dus ingrij
pen."
„De drank is een gevaar voor heel het
volkhet Staatsorganisme te beschermen
tegen het zand, dat tusschen zijn raderen
geworpen wordt, het Staatsorganisme te be
schermen tegen de dronkaards en hun pro-
genituur van zwakkelingen en misdadigers,
dat ia de taak ecner overheid, die weet,
dat de zorg voor dc volkskracht bij haar be
rust.
De vraag is alleen wat hot boste is: het
gif door to laten werken, of het gif terug
tz houden
En dan schrijft in casu de ervaring der
practijk den tweeden weg voor: het gif te
rug te houden
De particuliere actio tegen den drank
wordt door het optreden der overheid-niet
gefnuikt; maar zij geeft aan die actie
steun, door den verkoop van sterken drank
beperkend te regelen."
De Residentie-Bode geeft een uiteenzet
ting vain nog eenige bezwaren, welke zij
heeft tegen het nieuwe Drankwet-ontwerp.
In de eerste plaats staat het blad stil bij
art. 3, volgens hetwelk de vergunning niet
zal wordon verleend, wanneer do verzoeker
niet is een natuurlijk persoon.
nabyheid, dat de stekende tranen my plotse-
Hog in de oogen kwamen.
Het was byna alsof haar goest plotseling
tot my was gekomen, gezonden door den
krachtigen dwang der liefde, om my op te
vroolykon en te troosten. Yoor een oogenblik
bestonden de dikke muren en onverbreekbare
afsluitingen, welke my (mogelyk voor altyd)
van leven, liefde en vryheld scheidden, niet
voor my, om zich het volgende oogenblik als
het ware nog meer om my heen te sluiten.
Ik bevond my in stikdonker. Ik stond met
wyd opengespalkte oogen ingespannen te
staren, in de hoop, dat, als zy waron gewend
geraakt aan het gordyn van zwartheid, dat
zich voor hen uitstrekte, zy in staat zouden
zyn dat te doordringen.
Ik zag echter spoedig ln, dat het vruchte
loos was om op het opklaren van dien dichten
nacht te hopen.
Als ik iets van myn omgeving wilde leeren
kennen vóórdat de dag aanbrak, dan moest
ik, evenals een blinde, alleen vertrouwen op
myn gevoel en myn weg op den tast vinden.
Met beide handen uitgestrekt, de palmen naar
buiten, begon ik my voorzichtig te bewegen,
terwyi myn voeten gleden over een zachte
oppervlakte, welke, naar het gevoel te oor-
deelen, een versleten vloerkleed moest zyn.
Ik stiet al dadeiyk tegen een zwaar voorwerp
aan en ontdekte, dat ik een ledikant betastte
met ouderwotsche styien en een hemel, waar
van, toen myn hand die aanraakte, een muf
fig ruikende hoeveelheid stof afviel.
Langs hot ledikant heenstrykend, bereikte
ik gemakkeiyk den muur en schoof zoo ver
der voort, totdat myn vingers in contact
kwamen met een vensterkozyn. Dit vertrek
was, naar ik vermoedde, aan den voorkant
vaa kêi huis gelegen, rechte ia ten hoek. Ik
„Wij begrijpen," schrijft hot blad, „dat
de Regeoring met dr-ze bepaling is gekomen.
Zij kwaju voor in het oorspronkelijke ontr
werp der Drankwet van 1881 on zij moest
haar opportuun schijnen, waar kort vóór
do wet van 1901 tal van vergunningen van
natuurlijko personen rijn overgegaan op
vennootschappen, om rich aldus con langer
loven te verzekeren. Toegegeven wordt dan
ook dadelijk, dat hiertegen iets moet wor
den gedaan, doch hetgeen wordt voorge
steld, is wel wat radicaal.
De vergunnig wordt niet meor verleend aan
een vennootschap, noch aan een tusschen-
persoon van een vennootschap. Inrichtin
gen als bijv. Krasnapolsky, als Kurhaus,
Wandclhoofd, enz., die onmogelijk eigen
dom van een enkelen persoon wezen kunnen,
zullen dus geen vergunning meer kunnen
krijgen, of zoo zij deze al hebben, ze met i
Mei 1936 verliezen. Nu laten wij het Kur
haus, enz. daar, maar voor een zaak als
Krasnapolsky en tal van andere koffiehui
zen van dien omvang bobeekent dit een on
dergang te zekerder, waar aan hun lokaleai,
voor koffiehuis ingericht, moeilijk een an
dere bestemming is te geven.
De Regeering verdedigt deze bopaling mot
hot argument, dat de vergunningen anders
komon in handon van meer of minder groot
kapitaal. Ia dit bezwaar niot op te heffen
door dc bopaling, dat de vergunning niet
wordt gesteld op naam van do vennoot
schap, maar op dien van den tussohenper-
aoon
Do vergunning vervalt dan bij diens over
lijden of ontslag, waardoor dus ook het be
zwaar wordt ondervangen, dal aan vergun
ningen een blijvend bestaan wordt verze
kerd.
Do Rogeering heeft echter een dordo argu
ment, dat wij hier letterlijk laten volgen:
„In steeds ruimer wor'dendo kringon vat
de overtuiging post, dat het bedrijf van
tapper aan ernstige on zedelijke bezwaren
onderhorig is; de wetgever zelf geeft blijk
die bezwaren te gevoelen en hij zou het zelfs
moeten toejuichen, indien dio overtuiging
door allen gedeeld werd. Hij heeft daarom
recht, is zelfs verplicht te vorderendat w io
uit dit bedrijf tot zedelijke on stoffelijke scha
de vaneen overgroot deel der samen loring
winst trekt, daarvan zelf bestaat, openlijk
als zoodanig bekend zij en niet schuil ga
aohtor een naamlooze verschijning. Zeker
mag hij niot dulden, dat onbokoode aandeel
houders van vennootschappen en andere cor
poraties en haar talrijko vergunningen,
even zooveel vangarmen vormen, waarmede
zij op ruime schaal zuoht en zondige neiging
in do samenleving ten eigen bato exploitce-
ren."
Dit argument heeft ons wel wat geër
gerd. Wij ontkennen niet, dat het bodrijf
aan ernstige on zodelijko bezwaren onderhe
vig is» Misschien geldt dit voor elk bedrijf
doch clan zokor dubbel voor dat van den
tapper.
Maar daarom gaat hot nog niot aan in
wat volgt con smot te worpen op allo ver
gunninghouders aJsof zij paria's waren, die
mot don vinger dienen aangewezen te wor
den, alsof zij, ook waar zij drankmisbruik
niet bevorderen, een zondige neiging oxploi-
teeren.
Oon sequent doorgeredeneerd zou men
trouwens anders ook moeten vorderen, dat
dc vergunninghouder tewons eigenaar zij.
De eigenaar trekt tooh ook uit de huur
profijt van de exploitatie.
En wat nu vooral deze zinsnede zoo ont
zaglijk stootend maakt, is, dat het niot-
6tolIon van donzelfden eisoh aan aociöteibeu
wordt verdedigd op grond, dat dit ware een
noodelooze belemmering in hot maatschap
pelijk of gezellig vorkeer. Het schonken van
etci'kcn drank heeft do sooiêtoit dus noodig
„voor maatschappelijk of gezellig verkeer",
waar hot schonken van sterken drank door
een vergunninghouder is eon exploiteercn
vaji zondige neiging. Eén maat, één go
wacht s.v.pl., zeggen wij weer.
Wij vragen daarom, dat, zoo men art. 3,
sub 12, niot wil schrappen, men althans uit
art. 3 sul) 22 Het art. 12 weglate, opdat ten
minsto tusschenperEonen van vennootschap
pen vergunning kunnen krijgen."
Vorder vraagt het blad, of do bepaling,
dat geen vergunning kan worden verleend
herinnerde my, dat al de ramen van den voor
gevel waron gesloten geweest, en dat, ongo-
ïyk aan het meerendeel dor huizen, do houten
luiken zich aan den buitenkant bevonden.
Hot zou, dacht ik, byna te mooi zyn om
waar te wezen, dat de sluiting zóó zou zyn,
dat ik or van binnen uit Iets aan kon ver
zetten. Indien dit het goval ware, dan zou de
dokter niet de moeite hebben behoeven te
nemen om de blauwe deur te grendelen, over
tuigd als hy moest zyn, dat ik er niet de man
naar was, om niet een sproDg uit een raam
van eon eerste of tweede verdieping voor myn
diorbaar leven te wagen.
Ik was daarom niet verwonderd, toen mUn
handen ontdekten, dat aan den binnenkant
yzeren staven dicht by elkaar waren aange
bracht, nadat hot raam reeds van buiten van
luiken voorzien was geweeBt, on dat het dus
onmogeiyk was, die thans van binnen te
openen.
Om do eon of andere reden waren staven
noodzakeiyk geweest. Zoo die van buiten zicht
baar waren, had dat by toevallige bezoekers
argwaan kunnen opwekken. Bygevolg waren do
zware luiken dichtgetrokken, om het gevan-
genachtige effect van de ko.oi binnen te ver
bergen. Zoo legde ik ten minste voor myzelven
deze uitvinding uit.
Een stoel betastend, een toilettafel met een
kleinen spiegel en een breede lyst, welke
hoog aan den muur hing (klaarblykeiyk een
schilderstuk op doek omgaf), kwam ik op myn
omzwervingen tot de overtuiging, dat er nog
twee ramen waren, beide gesloten, en met
staven afgesloten, en een lage deur, welke
toegang tot een kast gaf. Ik opende die en
een reuk van cederhout kwam my te gemoet.
Ik voelde tastend in de kast rond, bal/
verwachtend, dat ik een deur zou vinden, die
yoor een looaliteit in een huis, toehehooren
de aan het Rijk, de provincie, de gemee-nte
of een waterschap, niet te algemeen is.
Wanneer straks het erfpachcontract is afge-
loopen, wordt, om maaf weer met eon voor
beeld te komen, het Kurhaus, het Oranjeho
tel, het Hotel Garni, de Kurliau^galerij, dc
Oranjegalerij, het Wandolhoofd, de Kur-
hausbar eigendom der gemeente, en kan dan
geen vergunning meor krijgen. Wij krijgen
dan nu Scheveningen een badplaats zondor
vergunning. Hetzelfdo zal al dadelijk het ge
val zijn met bijv. den foyer in don Schouw
burg, die in Den Haag eigendom is der go
meonto, en met den foyor in de Stads
gehoorzaal te Leidon, die in hetzelf
de goval verkeort."
Dat de verkoop van allo dranken tor
plaatje, waar zij gebruikt worden, ook alco
holvrije, aan con verlof zal zijn gebondon,
Heeft evenmin de instemming van De Re
sidentie-Bode.
„Het verlof wordt, behoudens zeer bijzon
dere redenen, altijd verleend, koet niets en
m dus maar een formaliteit. Maar formali
teiten moeten toch ook zin hebben. Niets
ondermijnt meer don eerbied voor de wet,
dan het opleggen van formaliteiten on ver
plichtingen, waarvan do betrokkene de bo-
teekenis niet begrijpt» En hoe zal men nu
kunnen begrijpen, dat men een strafbaar
feit pleegt, wanneer men onvcrvalsohto molk
verkoopt zonder voorafgaand verlof van
heb stadhuis, en niot wanneer men met ver
lof een glas melk verkoopt, dat voor do
helft water is?"
De oommiasiën, wolke de Regeering wil
instellen uit burgers, om toezicht uit te
oefenen op do naleving der Drankwet,
noemt het blad „ooilegos van officieelo ver
klikkers of stille dienders."
„Men krijgt daarvoor natuurlijk geen an
dere mensohen dan heethoofden, dio aan do
goheelc drankbestrijding weer heel spoedig
de impopulariteit zullen teruggeven, welke
zij zoo mooi aan het to boven komen ie» Wij
zouden dan ook de Regeoring dringend wil
len vragen, het minstens evenzeer als dat
van den tapper „aan ernstige en zedelijke
bezwaren" onderhevig bodrijf van stille
verklikker buiten de wet to houden.
Waar do Rogeering in den tapper oen ex
ploitant van zondige neigingen ziet, be
grijpt De Residentie-Bode niet, hoe mon dit
werk wil opdragen aan vcrcenigingen, die
do winst uit don vorkoop van drank tot
nuttige dooleindon gebruiken (Gothonbur-
ger stelsel). „Do zondige noiging in do sa
menTeving", zegt zij, „moet men niot alleon
niet exploiteercn ten eigen bate, maar
ook niet ten bate van ecu goed doel; het
doel heiligt immers de middelen niot"
Het blad juicht toe do maatregelen, die
ten doel hebben het gebruik van drank te
keeren, daar, waar hot geschiedt niet om
dat do betrokkene lust heeft in don drank,
maar omdat hij in de verleiding of bijna
in de noodzakelijkheid wordt gebracht
drank te gebruiken, ook al wil hij Diet.
Daarvan verwacht het meer heil dan van de
beperking van hot getal vergunningen.
Het Handelsblad betoogt, dat de t o e-
o t a n d voor Indiö ongunstig is.
Zooals wij, schrijft het, herhaaldelijk aan
toonden; voor het oogonblik, wanneer men
alleen op de cijfers lot, kan dat niet worden
gezegd: Indiö heeft moer bezittingen dan
schulden. Maar dc toestand is ongunstig in
dien zin, dat to weinig gedaan is om de wel
vaart der belastingschuldigen te verhoogen;
dat dus do betaling der thans geheven belas
tingen reeds zwaar valt on in het eerst aan
noemenswaardige stijging dezer inkomsten
niet te denkon ia; dat dus ook, voor do
naaste toekomst althans, de „gewone midde
len" slechts ~voldoen.de zullen zijn voor do
„gewone uitgaven"... en al weder weinig be
schikbaar zal zijn voor do vorhooging van
de productieve krachten des lands.
Op een budget van 167 milliocn 's jaars
zal hot in het vooruitzicht gesteld, door Ne
derland te verstrekken renteloos voorschot
van 30 millioon in hot geheel voor 1904
van omstreeks 2 milliocn geen belangrij
ke verbetering kunnen brongen. Men moge
dat voorschot als bewijs van goede gezind
heid waardeoren, Indiö zal daarmedo
naar een andere kamer leidde, en ik aldus,
ondanks den grendol, welken ik voor de
kamerdeur had geschoven, door den vyand
zou kunnen ovorrompeld worden. Maar voor
zoover ik In de duisternis kon ontdekken, was
er niets van dien aard. Aan don achterwand
bevonden zich haken on aan twee daarvan
hingen kleeren, die zacht aanvoelden.
Ik kende nu myn omgeving zoo goed als
dat ging vóórdat de morgen een paar licht
stralen door de reten van de houten luiken
zou zenden, en een troosteloos, diep neer
slachtig gevoel overviel my, toen ik dacht
aan den tyd, welke daartusschen nog moest
vorloopen.
Eenige oogenblikken later echter scheen
niets my van oenig gewicht, watmynwelzyn
betrof. Een gevool van dofheid en onboschryf-
ïyke matheid was over my gekomen. Ik moest
slapen, dat voelde ik, of do krachten zouden
my begeven. Na my nog eons ovortuigd te
hebben, dat de grendol goed gesloten was,
vond ik myD weg naar het ledikant en wierp
er my in. Toen ik mUn oogen weer opende,
had de duisternis voor eon grauwe schemering
plaats gemaakt. Eenige spleten in de luiken
van de drie groote ramen lieten wel zooveel
licht door, dat ik myn omgeving in oogen-
schouw kon nemen.
Van waar ik iag zag ik op het scbildery,
van welks bestaan ik door myn tastende
vingers afwist, en kon ternauwernood de
trekken van een vrouw in een plooikraag ondor-
scheiden. Slechts do oogen waren sprekend,
levendig en donker. In het doffe, verbleekte
oude schilderstuk was het contrast van hun
levendigheid met het grovo, bleoke gelaat
byna schrikwekkend. Zy staarden recht voor
zich uit en daar Ik er juist tegenover lag,
scheen hun blik op my gevestigd te zyn.
Anno 1903
niet tot bloei worden gebracht. Daarvoor is
veel meer noodig l
Hot blad heoft vroeger, tKWTn hot zijn stand
punt ten aanzien de Eencschuld uit
eenzette, aldus geredeneerdHet minste wat
Nederland behoort te doen, is, dat het don
rentopost va^! 38 ton, waarmede do Indi-
eclio financiën naar zijn inzien ten onrech
te belast zijn, voor zijn rekening noemt.
Rcgcering on Volksvertegenwoordiging,
zegt het, hebben tot zoodanige daad niet
kunnen besluiten; zelfs niet wat voorloo-
pig eon bruikbare t-URschenweg zou zijn ge
weest om de betaling van bedoelden ron-,
tepoet tijdelijk te eohorsen totdat het duido-
lijk was, dat Indië hem zondor bezwaar zou
kunnen opbrengen. Men had, nu men aan
dc vroegere wetten niet wonschto to rak on,
dit kunnon doen door de bijdrage van Ne
derland (niot als voorsohofc, maar als bijdra-
go, zooals Nedorland die in vroegere jaron
uit Indië gonoot) te bepalen op hot bedrag
van don jaarlijkschen ron tepoet» Maar ook
daartoo kwam hot niot, de door het moe
derland te verstrekken hulp is nog van veel
mindor be teekenis, en do vraag rijst: Wat
nu?
Wij hobbon in do laatste kwart-eouw vcol
te veol buitengewone uitgaven bostredon uit
de gowone middelen en daardoor hot land
vorarmd. Er zit, dunkt ons, niots andere
op dan thans hot omgekeerde to doonook
buitengewone middelen gebruiken om gowo-
no uitgaven to bestrijden. Natuurlijk met
do noodigo voorzichtigheidgroote zuinig
heid bij allo takken van bestuur, on zorg,
dat mon den finanoeelon toestand niet voor
do toekomt bederft. Zelfs rijko landen, zoo
als do Australische landen en Niouw-Zco-
land, kunnen blijkens do ervaring misbruik
mak cm van hun crediet.
Maar met dat al Indiö lijdt thans door
liet govolgd financieel beheer aan bloedar
moede; hot heeft versterkende middelen
noodig om wodor op krachten te komen, 's
Lands inkomsten zoudon weder rijzen, wan-j
neer dio middolon in voldoende mate wor-
don aangowend allicht voldoondo om do
ron to on aflossing daarvan to botalon.
Indiö moet dus voorloopig, naarmate do
behoofto blijkt, goldleeningen aangaan, on
dan om andore in het moederland te ver
wachten bezwaren to ontgaan voor oigon
rekening, overeenkomstig de wot (art. 14 dor
comptabiliteitswet.)
Zou dat roekeioozo finaneicelo politiok
zijn? Neem, wamt men had hot, op gezondo
gronden van financieel beloid, reeds veel cor
der kunnon doen. Om een voorixold te nop
mendo Staatsspoorwegen hebbon tot heden
ca. 170 millioen gekost; de havenwerken van'
Batavia 24 millioon.,. ©n er zijn natuurlijk
allerlei andero buitengewone uitgaven go-
daan, waarvoor men had kunnen lccncoL
Stellon wij liet totaal op niet meer dan 200
miliioen, cm merken wij daartegenover op,
dat Indiö, zij hot dan nog in strijd met do
billijkheid, in het geheel nog geen 100 mil
lioon schuld heeft, dan is het toch duidelijk,
dat do balans op dit oogunblik, zelfs als
men allo oorlogskosten buiten rekoning
laat, mot con crediotcijfor van minstens 100
milliocn sluit. Waarom zou men dit bedrag,
als hot noodig blijkt, niet nóg leenen, en
zolfs, als dat voor do ontwikkoling des lands
voroischt wordt, nog vordor gaan
Zooals do toestand nu geworden is, zegt
hot Handelsblad, vorder, mag men zich niet
blind staren op sluitende bogrootimgen.
Men schaffo allen onbetaaldon arbeid af,
geve den inlander dus do vrijo boschikking
over zijn tijd en zijn arbeid; mon loggo hem
geen te zware lasten op, bovordorc zijn
landbouw door bevloeiingswerken, moedige
op allo wijzen de nijverheid aan... Sluit do
begrooting dan met oon tekort, het is
een gevolg van vroegere fiscaliteit, maar
mettertijd zal dan zwaardere belasting por
lioofd niot meor drukkend zijn, omdat do
wol vaart ixfmam.
En intusschon ziet het blad ln het ver
schiet een klein lichtpunt: dc ontginning,
van Staatswege, van do goudmijnen op
Atjoh's Westkust (in do Bovon landen van
Wojla en Tcnom), of van andere mijnen
oldors zal, misschien, mettertijd bolangrijko
niouwo bron non van inkomsten gevon cn
verdore lccningon overbodig maken.
Het duurde lang vóórdat ik mUn blik er van
kon afwenden, maar ten laatste dwong ik
myzelven myn aandacht op iets anders te
vestigen. Ik stapte uit het lodikant on begon
hot te bezichtigen. Do groote ark behoorde
blykbaar tot con periode van meubileoring,
welke my niet bekend was, ondanks do bolang-
Bteliing, welke ik met oom Wilfrid had godeeld
in allerlei soort oudheden.
Er was geen strook om de pooten en de ruimte
beneden te verborgen, maar hot ledikant zelf
was gemaakt in don vorm van een groote doos.
Het hoofd- en hot vootoneind waron groote stuk
ken zwart gebeeldhouwd oikenhout. Vier slanke
styien droegon een gebeoldhouwden hemel
van oikenhout, en goedkoope, verschoten, gor-
dynen van oen donker-groen wolion stof bin*
gen daarvan naar boneden. De deur van de
cederhouten kast stond op een kier, zooals ik
dio 'ft nachts had verlaten, en oen bundel van Iets
wits was van een haak op don vloer gevallen.
Half werktulgiyk sprong ik op, ton eindo dien
op te rapon on te onderzoeken, doch torwUl
ik dit doed, dwaalden mUn oogen weer naar
de vrouw op de schildery.
Ik staarde haar ongeloovjg aan. Al don
glans, do wilde betoovering van do oogen
was verdwonon. Niot langer boantwoorddon
zy myn blik met een boosaardigen glans ulfc
lovondlg zwart en wit. Zy waron even dof,
oven levenloos, even slecht geschilderd als
het overige van do schildery. Deze hing hoog
aan den muur, het boveneind stiet tegon de
stoffige krooniyst, welke om den zoldor heen
Hop, en zelfs, ofschoon ik op een stool klom,
ten einde het meesmuilend gelaat meer van
naby te bekyken, waren de oogen nog altyd
drie voet bovon myn gozichtslUn.
(Wordt vervolgd.)